Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Datum 10 december 2009

reactie op brief van J.A. N.

Geachte voorzitter,
Bij brief van 12 november 2009, kenmerk 2009Z19457/2009D55459, heeft de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport verzocht om mijn reactie op de brief van 12 oktober 2009 van de heer J.A. N. te Z. Graag reageer ik er als volgt op.

Het dossier van de heer N. is sinds 2004 op mijn ministerie bekend. De kern van de kwestie: de heer en mevrouw N. hebben een aanvraag ingediend om in aan- merking te komen voor `Het Gebaar', een tegemoetkoming van de Nederlandse regering aan de Indische gemeenschap voor het beleid van voorgaande regerin- gen dat kil, bureaucratisch en formalistisch is geweest. Om voor een individuele uitkering in het kader van `Het Gebaar' in aanmerking te komen moest een offici- eel aanvraagformulier worden ingediend. De datum waarvoor dit door Stichting Het Gebaar moest zijn ontvangen lag op 31 december 2002. De aanvraag van de heer en mevrouw N. is door Stichting Het Gebaar echter niet ontvangen. Een later
- in 2004 - alsnog ingediende aanvraag van de heer en mevrouw N. werd door Stichting Het Gebaar niet in behandeling genomen in verband met het overschrij- den van de indieningstermijn.

Sinds 2004 is er over de kwestie een uitgebreide correspondentie tussen mijn ministerie en de heer en mevrouw N. gevoerd. Daarin is uitgelegd dat - hoe spijtig de situatie voor betrokkenen ook is - ik niet gerechtigd ben om mij te mengen in de behandeling van het dossier.

Het toezicht van mijn ministerie is uitsluitend gericht op het algemene beleid dat door Stichting Het Gebaar wordt uitgevoerd. De daadwerkelijke beoordeling van individuele aanvragen (op grond van de in het uitkeringsreglement geformuleerde criteria) was - als zelfstandig bestuursorgaan - voorbehouden aan Stichting Het Gebaar en valt niet onder het toezicht van mijn ministerie. Dit standpunt heb ik onder andere in mijn brief van 18 december 2008, kenmerk OHW/BB-U 2903182, aan de heer en mevrouw N. kenbaar gemaakt. Een afschrift van deze antwoord- brief treft u hierbij aan.

In mijn brief van 22 januari 2009, kenmerk OHW/BB-U 2907249, heb ik de heer en mevrouw N. te kennen gegeven verder niet van dienst te kunnen zijn en voort- zetting van de correspondentie over de kwestie niet zinvol te achten. Gezien het inhoudelijk repeterend karakter van de brieven van de heer N. heb ik daarom laten weten toekomstige correspondentie over mij reeds bekende onder- werpen niet meer te zullen beantwoorden en slechts voor kennisgeving aan te nemen. Een afschrift van deze antwoordbrief treft u hierbij aan.

De brief van 24 augustus 2009 van de heer N. is te zien als toelichting op de door hem tot nu toe gevoerde correspondentie en noodzaakt niet tot een aanvullende inhoudelijke reactie. Dat is de reden dat ik de brief van de heer N. niet in behan- deling heb genomen. Ik wil hier dan ook volstaan met u te verwijzen naar mijn reactie in bovengenoemde brieven van 18 december 2008 en 22 januari 2009.

Ik ga ervan uit u met het bovenstaande voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

mw. dr. J. Bussemaker