Rijksvoorlichtingsdienst

Landelijke dekkend netwerk veiligheidshuizen

Nederland heeft een landelijk dekkend netwerk van 45 veiligheidshuizen. Uit de eerste resultaten blijkt dat de veiligheidshuizen op lokaal niveau goede resultaten boeken in het terugbrengen van het aantal veelplegers, de aanpak van overlastgevers en huiselijk geweld. Minister Hirsch Ballin en staatssecretaris Albayrak van Justitie zullen dat maandag bekend maken tijdens een conferentie over het landelijke netwerk van veiligheidshuizen in Den Haag.

In een Veiligheidshuis werken gemeente, openbaar ministerie, politie, reclassering, jeugdzorg en de raad voor de kinderbescherming op één locatie samen aan opsporing, vervolging, berechting en hulpverlening. Omdat de medewerkers van verschillende organisaties in het veiligheidshuis met elkaar aan tafel zitten, kunnen zij in overleg met elkaar direct ingrijpen bij jeugdige delinquenten, veelplegers en bijvoorbeeld daders van huiselijk geweld. Voorheen duurde het vaak weken voordat een dossier van een jeugdige crimineel per post langs alle instanties was gestuurd en een besluit kon worden genomen. In het veiligheidshuis slaan justitie, politie en hulpverleners spijkers met koppen door tijdig in te grijpen en gezamenlijk de problemen aan te pakken.

Het doel van de samenwerking is het terugdringen van criminaliteit en overlast. De ketenpartners signaleren problemen, bedenken oplossingen en voeren die samen uit. Werkprocessen worden op elkaar afgestemd, zodat strafrecht en zorg elkaar aanvullen. Ingezet wordt op gedragsverandering, recidivevermindering en verbetering van de kwaliteit van leven van de delinquent. Men gaat dadergericht, gebiedsgericht en probleemgericht te werk. Een Veiligheidshuis richt zich op de volgende dadergroepen: veelplegers, jeugd, daders van huiselijk geweld, ex-gedetineerden (nazorg) en overlastgevende personen. In totaal telt Nederland nu 45 veiligheidshuizen, waarmee er een landelijk dekkend netwerk is ontstaan.

Enkele veiligheidshuizen die al langer functioneren, laten goede resultaten zien. Deze zijn samengebracht in het boekwerk 'samen effectief'dat vandaag is verschenen. Enkele passages uit het boek maken inzichtelijk welke resultaten er geboekt zijn.
* Tilburg: Van de jongeren tot 18 jaar bij wie het Veiligheidshuis in de periode 2000-2008 een gezamenlijk Plan van Aanpak heeft gemaakt, is het aantal dat opnieuw de fout in ging met 51 procent gedaald. Sinds 2006 daalt het aantal Tilburgse jeugdverdachten en het aantal jeugdige first offenders.
* Venlo: in 85 procent van de gezinnen die na huiselijk geweld de meersporenaanpak (dader, slachtoffer, kinderen/getuigen) kregen aangeboden, is de situatie sindsdien niet meer geëscaleerd tot het niveau van de aanvankelijke melding; in de 22 zaken waarin (eerste helft 2009) een tijdelijk huisverbod werd opgelegd, ging het slechts één keer opnieuw fout.
* Enschede: het aantal geregistreerde feiten op naam van een groep van 130 zeer actieve veelplegers nam in drie jaar tijd met de helft af (van bijna 600 tot 300); dat is vooral terug te zien in de sterk afgenomen cijfers voor winkeldiefstal, fietsdiefstal, woninginbraak en inbraken bij bedrijven.
* Utrecht: de situatie in de wijk Zuilen is weer beheersbaar. 'Er zijn nog wel delicten, maar niet meer de enorme druk van een paar maanden geleden', aldus ketenmanager Esther Jongeneel.
* Maastricht: van de 72 geprioriteerde personen ('zeer actieve veelplegers'; sommigen waren wel goed voor 10 feiten per week) die sinds 2008 in een speciaal traject zitten, kwam ruim de helft (56 procent) niet meer met politie of justitie in aanraking.
* Rotterdam: overlast op straat in het centrum zichtbaar afgenomen onder invloed van de Rotterdamse veelplegeraanpak bij de kantonrechter. 'Het straatbeeld is wezenlijk veranderd', aldus officier van justitie Cora de Jong.
* Maas & Leijgraaf: dankzij goede nazorg, gecoördineerd vanuit het Veiligheidshuis zijn van de 198 ex-gedetineerden die tussen 1 januari 2008 en medio september 2009 het nazorgtraject doorliepen slechts 16 opnieuw gedetineerd (8 procent). Dat is aanzienlijk minder dan het landelijke gemiddelde (30 procent).

Noot voor redacties (