Woonbond


14-12-2009

Bedrijfslasten corporaties blijven fors stijgen

De netto bedrijfslasten van woningcorporaties (personeelslasten en overige bedrijfslasten) zijn in 2008 met 9,1 procent gestegen (in 2007 nog 7,3%). Oorzaken hiervan zijn onder meer de CAO Woondiensten 2007-2008, een uitbreiding van het personeelsbestand met 2,4 procent, toenemende activiteiten en mogelijke inefficiënties. Vanaf 2004 zijn de bedrijfslasten met 32,8 procent omhoog gegaan, terwijl de inflatie over deze periode slechts 8,4 procent bedroeg. Ook de onderhoudslasten namen in 2008 toe, met 8,4 procent. Van iedere euro huur gaat nu 60 procent naar bedrijfslasten en onderhoud. In 2004 was dat nog ruim 50 procent. Dit blijkt uit het Sectorbeeld realisaties woningcorporaties van het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV), waarvan minister Van der Laan vorige week een samenvatting naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.

De productie van koopwoningen door corporaties ging omhoog van 6.300 in 2005 naar 8.500 in 2008. De winst die hierop werd gemaakt bedroeg in 2008 70 miljoen. Het beslag op middelen vanwege projectontwikkeling bedraagt 2,6 miljard. Volgens het Centraal Fonds zijn hier in de huidige markt aanzienlijke risicos mee gemoeid. Het aantal woningen dat corporaties aan hun huurders verkochten daalde in 2008 met ongeveer 3.000 tot 13.400.

Het aantal zogeheten verbindingen (waarbij corporaties samen met andere partijen projecten opzetten) steeg vorig jaar naar 1.886, waarvan in ruim de helft (950) de corporaties 100 procent van de kapitaalinbreng leveren. In totaal was er bijna 1,3 miljard mee gemoeid. Het resultaat op deze deelnemingen is volgens het CFV in 2008 aanzienlijk verslechterd. In het algemeen zijn verbindingen niet erg renderend, aldus de toezichthouder.

Tien corporaties hebben van het Centraal Fonds dit jaar een B-oordeel gekregen (in 2008 nog vier). Dat oordeel houdt in dat de voorgenomen activiteiten van deze corporaties op korte termijn de financiële continuïteit in gevaar kunnen brengen.

Op basis van het Sectorbeeld concludeert minister Van der Laan dat de financiële positie, en dan met name de kasstroompositie en de investeringsmogelijkheden van de sector onder druk staan de komende jaren. Op termijn zal een meer structurele balans moeten worden gevonden tussen de exploitatiebaten en exploitatielasten van corporaties. Beheersing van de bedrijfslasten vormt daarvan een onderdeel, maar ook een zekere beheersing van de onrendabele toppen van nieuwbouwinvesteringen maakt daar deel van uit.