Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Competent erkend?

over het erkennen van verworven competenties
in het hoger onderwijs








Voorwoord

Evc, het erkennen van verworven competenties, is een relatief nieuw fenomeen in het hoger onderwijs. Het gaat om de erkenning van competenties die niet via formele scholing of opleiding zijn verworven. In de eerste helft van 2009 onderzocht de Inspectie van het Onderwijs de kwaliteit van de evc-voorzieningen in het hoger onderwijs. Onze conclusie luidt dat de kwaliteit van evc kan en moet verbeteren. Dat geldt voor evc-procedures, voor de ervaringscertificaten die er het tastbare

resultaat van zijn en voor het werk van de externe beoordelaars die het geregi- streerde evc-aanbod periodiek beoordelen. In het hoger onderwijs doorliepen in 2008 enkele duizenden kandidaten een evc-procedure (dit betrof met name het hbo). Het streven van de overheid is dit aantal fors te laten toenemen, hetgeen de noodzaak van kwaliteitsverbetering onderstreept.
In het najaar van 2008 deden wij onderzoek naar de kwaliteit van evc-procedures in het middelbaar beroepsonderwijs, als beoordelende organisatie in de zin van het convenant Een kwaliteitscode voor evc. Ook in het mbo moet de kwaliteit verbeteren. In het najaar van 2009 zijn deze procedures opnieuw beoordeeld. Per
1 januari 2010 wordt in het mbo de periodieke beoordeling van het evc-aanbod overgedragen aan de externe beoordelaars die door de partners van het convenant zijn aangewezen. Wel zullen wij de kwaliteit van de evc-procedures in het mbo in ons toezicht blijven betrekken voorzover dit leidt tot instroom in het door de Minister erkende onderwijs.
De uitkomsten zijn voor ons aanleiding om in 2011 opnieuw onderzoek te doen en wel in het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs gezamenlijk. Dan zullen we opnieuw vaststellen wat de kwaliteit van de evc-voorzieningen is vanuit het perspectief van instroom in het erkende onderwijs, in de verwachting dat de aanbieders van evc-voorzieningen, de rijksoverheid, de convenantpartners en het Kenniscentrum EVC er gezamenlijk in geslaagd zijn de kwaliteit van evc te verbeteren.
Goede evc-procedures zijn belangrijk voor evc-kandidaten en examencommissies, maar ook voor de Nederlandse kenniseconomie. Evc is het instrument bij uitstek om mensen te stimuleren te blijven investeren in hun loopbaan en desgewenst verder te leren op een manier die naadloos aansluit op de kennis en ervaring die zij al hebben verworven.
De hoofdinspecteur hoger onderwijs,
Drs. H.G.J. Steur








Inhoudsopgave


1. Samenvatting en conclusie 7
2. Inleiding 13
2.1 Het evc-stelsel 13 2.2 Vraagstelling 15 2.3 Werkwijze 16
3. Bevindingen 19 3.1 Vraag en aanbod 19 3.2 Examencommissies 21 3.3 Evc-aanbieders 22 3.4 Ervaringscertifi caten 26 3.5 Externe beoordeling van het evc-aanbod 28 3.6 Landelijke regie 32 3.7 Internationaal perspectief 34
4. Analyse en aanbevelingen 39 Bijlage I Bronnen 43 Bijlage II Recente ontwikkelingen 47




6




COMPETENT ERKEND?


1. Samenvatting en conclusie
De meervoudige functie van evc
Evc staat voor erkennen van verworven competenties. Het gaat om kennis en vaardigheden die niet in een formele opleiding zijn verworven. Met behulp van evc kunnen deze worden benut voor het valideren van het cv voor sollicitaties en voor het voorbereiden van nieuwe loopbaan- en scholingsbeslissingen. Daarnaast kan evc als opstap dienen voor herintredende werknemers en werkzoekenden en is het een instrument binnen het personeelsbeleid van werkgevers. Tegelijkertijd is het een instrument voor de overheid om een leven lang leren een stap dichterbij te brengen en de verdere ontwikkeling van de kennissamenleving te stimuleren. Voor examencommissies van opleidingen in het hoger onderwijs vormt de evc- rapportage - het ervaringscertificaat - de basis om beslissingen te nemen over

vrijstellingen als kandidaten na een evc-procedure besluiten een opleiding te gaan volgen.
De toenmalige staatssecretaris van OCW (mede namens de staatssecretaris van SZW), HBO-raad, MBO Raad, Colo, PAEPON, Stichting van de Arbeid, AOC Raad, Open Universiteit en CWI sloten in 2006 het convenant Een kwaliteitscode voor evc dat definieert wat evc precies is, een norm stelt voor een goede uitvoeringspraktijk

­ de evc-code ­ en uitgangspunten vastlegt voor de beoordeling van de kwaliteit. Onderzoeksvraag
De toekomst van evc staat of valt met het vertrouwen in de kwaliteit ervan. De inspectie startte begin 2009 een onderzoek naar aanleiding van signalen dat de kwaliteit niet boven alle twijfel verheven was en er risico's zijn omdat examencom- missies mogelijk met een veelheid aan procedures, werkwijzen en uitkomsten van evc worden geconfronteerd.1 Onderzocht is hoe het is gesteld met de kwaliteit van evc in het hoger onderwijs en de realisatie van de landelijke afspraken die daarover zijn gemaakt. De belangrijkste vraag was of examencommissies in staat zijn ver- antwoorde beslissingen te nemen over vrijstellingsverzoeken van kandidaten die na evc willen instromen in een opleiding.
Werkwijze
Er zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van zeven evc-aanbieders en dertien examencommissies van zeven onderwijsinstellingen. Deze examencom- missies zijn samen verantwoordelijk voor 49 opleidingen. Daarnaast zijn ervarings- certificaten, beoordelingsrapporten en websites geanalyseerd. De landelijke kwali-

teitsnormen die voortvloeien uit het convenant zijn daarbij steeds als uitgangspunt gehanteerd.
De bevindingen zijn hieronder samengevat. Vooraf wordt opgemerkt dat een over- grote meerderheid van de evc-activiteiten zich in het hoger beroepsonderwijs af- speelt; in het wetenschappelijk onderwijs is van evc nog nauwelijks sprake.
1. De kwaliteit van evc moet verbeteren
De kwaliteit van evc laat te wensen over en het systeem van kwaliteitsbeoordeling door externe beoordelaars (Certiked, Hobéon en NQA) is nog onvoldoende effec-
1 De Projectdirectie Leren & Werken merkt dit op in een brief aan de Tweede Kamer van 3 juli 2007 en voegt er aan toe dat de afspraken in het convenant dit moeten ondervangen. 7




INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS

tief. Beide zullen moeten verbeteren voordat examencommissies op verantwoorde wijze beslissingen kunnen nemen over vrijstellingen en diplomering wanneer aan- komende studenten zich melden met een ervaringscertificaat. Twee belangrijke

doelstellingen van het convenant, namelijk dat evc onafhankelijk moet zijn van de opleiding en dat ervaringscertificaten overdraagbaar zijn, zijn nog niet gerea-

liseerd. Ervaringscertificaten kunnen op dit moment alleen worden verzilverd bij

de instelling of opleiding die het betreffende curriculum aanbiedt.2 Evc-aanbieders die hun aanbod willen laten registreren committeren zich vrijwillig aan de normen die voortvloeien uit het convenant Een kwaliteitscode voor evc. Deze leggen de lat hoog en zijn van relatief recente datum (eind 2006). Gebleken is dat instellingen zich op veel punten van de noodzaak tot verbetering bewust zijn en werken aan kwaliteitsverbetering.

2. Examencommissies zijn vaak onvoldoende op de hoogte en soms op ongewenste wijze betrokken
Examencommissies blijken niet altijd even goed op de hoogte van wat evc precies inhoudt en zijn weinig proactief. Dat is op zich ongewenst. Wel maakt de wat conservatieve houding ten opzichte van evc dat men beducht is voor onterechte vrijstellingen, en zeker voor directe diplomering op basis van evc. In de praktijk is het geen uitzondering dat de examencommissie formeel betrokken is bij de uitvoering van evc: eenderde van de ervaringscertificaten in de steekproef

werd door of namens de examencommissie verstrekt. Dit is in strijd met het uit- gangspunt dat evc geen onderwijsactiviteit is en voor de poort van het onderwijs plaats moet vinden.
Kijken we naar de informatie die onderwijsinstellingen verstrekken, dan valt op dat 60 procent van de instellingen noch de onderwijs- en examenregeling noch het studentenstatuut op het publiek toegankelijke deel van de website plaatst. Daar waar dit wel gebeurt, ontbreekt vaak informatie over evc of is de informatie onvolledig of onjuist.

3. Er zijn duidelijke landelijke kaders
Dankzij de gezamenlijke inspanningen van de overheid, convenantpartners, Ken- niscentrum EVC en evc-aanbieders is in recente jaren een omvangrijk aanbod van evc3 ontstaan met ­ op papier ­ duidelijke kaders en voorzieningen voor kwali- teitsbeoordeling. Voordat het convenant Een kwaliteitscode voor evc van kracht werd, waren er al geruime tijd initiatieven op het gebied van evc maar bestonden diverse varianten en zienswijzen naast elkaar, elk met hun eigen begrippenkader. Door scherp te definiëren wat evc is en duidelijke kwaliteiteisen te formuleren,

heeft het convenant een positieve bijdrage geleverd aan het ontstaan van meer duidelijkheid. De rijksoverheid heeft daarnaast met gerichte subsidietrajecten en via fiscale voorzieningen een belangrijke stimulans gegeven aan het totstandkomen

van een breed aanbod van evc.

2 Tenzij instellingen daarover onderlinge afspraken gemaakt hebben. Dat laatste komt voor, maar zou niet nodig moe- ten zijn gelet op de uitgangspunten van het convenant.
3 Met `aanbod van evc' wordt bedoeld het totaal aan mogelijkheden om als kandidaat een beoordelingsprocedure te doorlopen.
8




COMPETENT ERKEND?


4. De kloof tussen aanbod en vraag is een risico voor de kwaliteit Bijna de helft van het aanbod van geregistreerde evc-standaarden4 werd in 2008 niet benut omdat er geen kandidaat was.5 Nog eens een eenderde heeft maximaal drie kandidaten gehad in 2008. De gesprekspartners verwachten dat de vraag ko- mende jaren niet sterk zal toenemen. Voor het overgrote deel van het aanbod geldt dus dat door assessoren en begeleiders weinig ervaring wordt opgedaan met de uitvoering van de procedures. Dit kan de kwaliteitsverbetering belemmeren.
5. Het interne beleid van de evc-aanbieders is nog niet sterk ontwikkeld Afgemeten aan de eisen die zijn vastgelegd in het evc-convenant dat sinds 2006 als landelijke norm dienst doet, moet aan de uitvoering van evc nog veel worden verbeterd. Verantwoordelijkheden zijn vaak niet scherp vastgelegd, werkwijzen en procedures zijn onvoldoende uitgewerkt of werken in de praktijk niet zoals ze op papier staan en het beoordelingsinstrumentarium van assessoren is beperkt. Bij de grotere evc-aanbieders vindt de uitvoering vaak decentraal plaats en wor- den activiteiten beperkt aangestuurd. Daardoor kan binnen één evc-aanbieder de kwaliteit sterk variëren.

6. De helft van de ervaringscertificaten voldoet aan minder dan de helft van

de gestelde eisen
De inspectie heeft aan evc-aanbieders voorbeelden van goede ervaringscertifi caten gevraagd en deze beoordeeld aan de hand van de afspraken die in het convenant zijn vastgelegd. In een kwart van de gevallen bleek geen sprake van een volwaar- dige evc-procedure maar van een gewone vrijstellings- of instroomprocedure die desondanks als evc werd aangemerkt.
Slechts 15 procent van de ervaringscertificaten is een zelfstandig leesbaar docu-

ment, en 20 procent is dat ten dele. Geen enkel ervaringscertificaat voldoet aan

alle criteria die landelijk zijn afgesproken. De gebreken zijn van uiteenlopende aard en betreffen zowel de inhoud (oordelen die niet zijn onderbouwd met feiten) als de formele vereisten (zoals het ontbreken van de officiële naam van de Croho-

standaard).

7. De externe beoordelaars van het evc-aanbod zijn niet kritisch genoeg De externe beoordelaars van de evc-aanbieders hanteren in beperkte mate een gemeenschappelijke werkwijze en hun rapportages kunnen op meerdere punten worden verbeterd. Zelden is men kritisch over de matige kwaliteit van ervarings- certificaten, over het beperkte beoordelingsinstrumentarium, over het gebruik van

opleidingsspecifieke in plaats van landelijke standaarden, of over het gebrek aan

onderscheid tussen evc enerzijds en intake-assessments en onderwijs anderzijds. De beoordelingen zijn deels gebaseerd op nog te realiseren verbeteringen. Alle evc-aanbieders werden op alle onderdelen van de evc-code goedgekeurd.
8. Er was afgelopen jaren onvoldoende landelijke regie Afgelopen jaren hebben de rijksoverheid, de convenantpartners en het Kenniscen- trum EVC niet voldoende regie gevoerd. De convenantpartners hebben de invoering van de evc-code en de landelijke kwaliteitsbewaking belegd bij het Kenniscentrum
4 Een evc-standaard is een landelijk erkend competentie- of beroepsprofiel dat de evc-aanbieder bij de beoordeling

van de kandidaat als maatstaf gebruikt. Het kan gaan om een Crebo-standaard (Centraal Register Beroepsopleidin- gen), een Croho-profiel (Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs), een profiel voor een wetenschappelijke

opleiding of om een brancheprofiel met civiel effect.


5 Het gaat om het aanbod van de vijftien (grotere) aanbieders die door de overheid worden gesubsidieerd via een stimuleringsregeling; het beeld voor de overige aanbieders wijkt hier niet van af.
9




INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS

EVC. Gesprekspartners geven aan dat de landelijke aansturing afgelopen jaren onvoldoende is geweest. Er zijn klachten over het ontbreken van duidelijke werk- afspraken, over de opeenstapeling van nieuwe richtlijnen en over de ontoereikende informatie vanuit het Kenniscentrum EVC. Het register van goedgekeurde evc- aanbieders bevat kinderziektes in de vorm van hiaten en onvolkomenheden. Recent introduceerde de overheid het `ervaringsprofi el'. Dit houdt in dat slechts een deel van de evc-procedure wordt doorlopen. Het resultaat is een portfolio; de beoorde- ling van de kandidaat blijft achterwege. Het formaliseren van deze tussenvorm komt de discussie over de essentie van evc niet ten goede. Hoe verder?
Nu de uitgangspunten van evc zijn vastgelegd en een breed aanbod tot stand is gekomen, is het tijd vooral de kwaliteit van de uitvoering te verbeteren. In de toe- komst moet duidelijker zijn wie op welke gebieden het voortouw neemt: de minister van OCW (al dan niet als medeondertekenaar van het convenant), de gezamenlijke convenantpartners of het Kenniscentrum EVC als uitvoerder van het beleid. Het is wenselijk dat de rijksoverheid de komende jaren een stimulerende rol blijft vervullen bij de verbetering van de kwaliteit van evc. In hoofdstuk 4 worden vanuit dit perspectief aanbevelingen gedaan.
De inspectie zal in de tweede helft van 2011 nagaan in hoeverre de kwaliteit van evc in het hoger onderwijs is verbeterd ten opzichte van deze eerste meting.


10




COMPETENT ERKEND?


11





12




COMPETENT ERKEND?

2. Inleiding
2.1 Het evc-stelsel
Evc, een leven lang leren en de kenniseconomie
Een belangrijk doel in de strategische agenda voor het hoger onderwijs Het Hoog- ste Goed (2007) is het vergroten van het aantal hoger opgeleiden in de Nederlandse samenleving:
`... meer mensen moeten hoger opgeleid worden. Deze toename zal naast een reductie van de uitval vooral gerealiseerd moeten worden door meer doorstroom van mbo'ers en het upgraden van de beroepsbevolking. Het zijn met name de ho- gescholen die hier een substantiële bijdrage kunnen leveren. Zij staan (nog meer dan universiteiten) voor de uitdaging meer studenten aan te trekken en naar een diploma te begeleiden, zonder dat concessies worden gedaan aan het niveau en de kwaliteit van het onderwijs.' 6
Dit sluit aan bij de eerder gemaakte afspraken in Lissabon (2000) dat er in 2010 een concurrerende en sociaal hechte Europese kennissamenleving moet zijn. Voor bepaalde sectoren, zoals de techniek, wordt ook hier het vergroten van het aantal hoger opgeleiden als doelstelling geformuleerd. Daarnaast hanteert Nederland als doelstelling dat in 2010 in totaal 20 procent van de 25- tot 64-jarigen deelneemt aan onderwijs- en trainingsactiviteiten. Kortom, er wordt van ons Nederlanders verwacht dat wij een leven lang blijven leren. Het belang van life long learning werd eerder dit jaar in Leuven door de ministers van onderwijs uit de Bologna-landen7

onderstreept, en evc werd eens te meer als belangrijk instrument gepresenteerd om dit te stimuleren.
Instrument voor werknemers, werkgevers en overheid Evc maakt mogelijk dat eerder verworven kennis en ervaring optimaal worden benut in nieuwe loopbaan- en scholingsstappen. Evc kan dienen ter validatie van het cv voor sollicitaties en een opstap zijn voor herintredende werknemers en werkzoekenden. Het is niet alleen een voorziening voor werknemers maar even- goed een instrument binnen het personeelsbeleid van werkgevers. Tegelijkertijd is evc een instrument voor de overheid om een leven lang leren te realiseren en de ontwikkeling van de kennissamenleving te stimuleren. Basis voor inspectietoezicht
Voor examencommissies van opleidingen in het hoger onderwijs vormt de evc- rapportage, het ervaringscertificaat, de basis om beslissingen te nemen over vrij-

stellingen als kandidaten na een evc-procedure besluiten een opleiding te gaan volgen. Hier ligt de basis voor de aandacht die de Inspectie van het Onderwijs als toezichthouder aan evc geeft.
Kwaliteitscode
In 2006 sloten de toenmalige staatssecretaris van Onderwijs (mede namens de staatssecretaris van SZW), HBO-raad, MBO Raad, Colo, PAEPON, Stichting van
6 Het Hoogste Goed, Ministerie van OCW, 2007, p. 9.
7 In 1999 tekenden 29 Europese ministers van onderwijs in Bologna een verklaring waarin afspraken worden ge- maakt over een meer open systeem van hoger onderwijs in Europa, uitgaande van het bachelor-master systeem. Inmiddels zijn de hervormingen en de onderlinge afstemming bekend geraakt als het Bolognaproces en doen 46 landen mee.

13




INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS

de Arbeid, AOC Raad, Open Universiteit en CWI het convenant Een kwaliteitscode voor evc dat definieert wat evc is, een norm stelt voor een goede uitvoeringspraktijk

(de evc-code) en uitgangspunten vastlegt voor de beoordeling van de kwaliteit. Het convenant defi nieert evc als volgt:
a. erkennen: op grond van een onafhankelijke beoordeling verlenen van civiel effect aan competenties;
b. verworven: alle competenties die een individu zich eigen heeft gemaakt, on- geacht de leervorm;
c. competenties: de ontwikkelbare vermogens van mensen om in voorkomende situaties op adequate, doelbewuste en gemotiveerde wijze proces- en resul- taatgericht te handelen.
Het convenant bepaalt dat:
a. evc moet beantwoorden aan de behoefte van het individu; b. rechten van kandidaten en afspraken duidelijk moeten zijn verwoord en worden geborgd;
c. procedures en instrumenten betrouwbaar zijn en gebaseerd op goede, lande- lijke, standaarden;
d. assessoren en begeleiders competent, onpartijdig en onafhankelijk zijn; e. de kwaliteit van evc-procedures geborgd moet zijn en continu wordt verbeterd, onder andere via regelmatige evaluaties.
Voor de poort
Uitgangspunt in het convenant is dat evc onafhankelijk is van het onderwijs. Evc vindt `voor de poort' plaats. Dat wil zeggen dat er geen directe koppeling is met een (vervolg)opleiding: de keuze om na evc een opleiding te volgen is volledig aan de kandidaat. In de praktijk blijkt overigens dat een meerderheid van de evc-kandidaten opteert voor een opleiding.
Rol van de overheid
Na een lange aanloopperiode vanaf de jaren '90 begon de overheid in 2005 het aanbod van evc doelbewust te sturen en te faciliteren. De Projectdirectie Leren & Werken werd opgericht door de ministeries SZW en OCW.8 Er kwamen fi nanciële injecties in de vorm van stimuleringsregelingen en fiscale voorzieningen voor werk-

gevers en werknemers. De toenmalige staatssecretaris van OCW is ondertekenaar van het evc-convenant, mede namens de staatssecretaris van SZW. Aanbieders van evc
Het stimuleringsbeleid van de overheid leidde tot een forse groei van het evc- aanbod. Inmiddels zijn er meer dan honderd geregistreerde evc-aanbieders van evc-trajecten, waarvan dertig in het hoger onderwijs. Van deze dertig geregistreer- de aanbieders zijn er negenentwintig actief in het hbo en is er één actief in het wetenschappelijk onderwijs.
Beoordeling van het evc-aanbod
Om erkend te worden, moet een aanbieder zijn evc-standaarden en bijbehorende procedures extern laten beoordelen. De beoordeling vindt plaats aan de hand van normen die voortvloeien uit het convenant. Voor de beoordeling van het aanbod
8 Voor de periode 2008-2011 is de ambitie om voor 90.000 extra volwassenen een zogenaamd `leerwerktraject' te realiseren (op mbo- en hbo-niveau). Dat kan zijn in de vorm van een duaal traject (leren en werken tegelijkertijd op de werkvloer) of een evc-traject.

14




COMPETENT ERKEND?

dat betrekking heeft op het hoger onderwijs zijn Certiked, NQA en Hobéon aange- wezen. Deze organisaties zijn tevens validerende en beoordelende instantie (vbi) ten behoeve van de reguliere opleidingsaccreditatie. Register
Om voor (voorlopige) registratie in aanmerking te komen moet het evc-aanbod op alle vijf de hoofdonderdelen van de landelijke evc-norm (zie bovengenoemde pun- ten a tot en met e) positief zijn beoordeeld door één van de drie bovengenoemde organisaties. Het register wordt beheerd door het Kenniscentrum EVC, namens de partners van het convenant.9 Voor instellingen is registratie een vereiste om in aanmerking te komen voor subsidie in het kader van de stimuleringsregelingen. Kandidaten en werkgevers kunnen alleen gebruik maken van fi scale voordelen wanneer de aanbieder geregistreerd is.
Kenniscentrum EVC
Het convenant Een kwaliteitscode voor evc deelt diverse coördinerende taken toe aan het Kenniscentrum EVC. Hoofdtaak van het Kenniscentrum is het stimuleren dat de afspraken die in het convenant zijn gemaakt worden gerealiseerd. 2.2 Vraagstelling
Risico's
De toekomst van evc staat of valt met het vertrouwen in de kwaliteit van het evc-aanbod en de ervaringscertificaten die er het concrete resultaat van zijn. Naar

aanleiding van signalen dat de kwaliteit van evc niet boven alle twijfel verheven zou zijn nam de inspectie in het Jaarwerkplan 2009 een onderzoek op naar de stand van zaken in het hoger onderwijs. Belangrijkste signalen waren:
1. onderzoek van de inspectie in het mbo dat kritisch is over de kwaliteit van evc;

2. tekenen dat in het hoger onderwijs de beoordeling van de kwaliteit gebreken vertoont;

3. aanwijzingen dat de convenantpartners en het Kenniscentrum EVC onvol- doende sturing geven aan de kwaliteitsverbetering van evc. Daarnaast constateert de Projectdirectie Leren & Werken van de samenwerkende ministeries van OCW en SZW in een brief van 3 juli 2007 aan de Tweede Kamer risico's, omdat de examencommissies mogelijk met een veelheid aan procedures, werkwijzen en uitkomsten van evc worden geconfronteerd. De evc-code die de convenantpartners in 2006 hebben vastgelegd zou dat moeten verhelpen. Onderzoeksvraag
Hierop aansluitend wordt in dit onderzoek nagegaan hoe het gesteld is met de kwaliteit van evc in het hoger onderwijs en de realisatie van de landelijke afspraken die daarover zijn gemaakt. Belangrijkste vraag is of examencommissies in staat zijn verantwoorde beslissingen te nemen over vrijstellingsverzoeken van kandidaten die na evc willen instromen in een opleiding (op maat).
9 Zie: http://register.logic8.nl/evcr/public/zoekprocedure.jsp
15




INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS

2.3 Werkwijze
Gesprekspartners: examencommissies en evc-aanbieders Het onderzoek vond in het voorjaar van 2009 plaats. Vertrekpunt was de examen- commissie: het merendeel van de evc-trajecten leidt namelijk tot instroom in het onderwijs, en examencommissies moeten op basis van ervaringscertifi caten beslis- singen nemen over - vaak forse - vrijstellingen van zestig, negentig of meer ects.10

Gedurende het onderzoek zijn vertegenwoordigers van dertien examencommissies geïnterviewd van zeven onderwijsinstellingen. Gezamenlijk zijn deze examencom- missies verantwoordelijk voor 49 opleidingen. Ook zijn vertegenwoordigers van zeven evc-aanbieders geïnterviewd. Het gaat om een kwart van de evc-aanbieders die ten tijde van het onderzoek actief waren in het hoger onderwijs. In de selectie zijn vooral grotere evc-aanbieders vertegenwoordigd, dat wil zeggen, aanbieders met een relatief groot aantal evc-kandidaten in 2008. Selectiecriteria
Er werd zoveel mogelijk met functionarissen gesproken die verantwoordelijk zijn voor het evc-aanbod waarvan ook de examencommissies als gesprekspartners werden gekozen. Daarnaast was de spreiding van het opleidingsaanbod (zowel geografisch als naar aard van de opleiding) een selectiecriterium. Het belangrijkste

selectiecriterium was echter dat in de periode voorafgaand aan het onderzoek voldoende ervaring was opgedaan met evc: er werden alleen standaarden c.q. op- leidingen geselecteerd met een aanzienlijke instroom van kandidaten en studenten in 2008. Omdat driekwart van het aanbod aan evc-procedures in 2008 minder dan vier kandidaten had, was de keus beperkt. Gevolg is wel dat de geselecteerde gesprekspartners samen een aanzienlijk deel van alle evc-trajecten in 2008 verte- genwoordigden.
Gegevens over vraag en aanbod
Voor de selectie van gesprekspartners werden zoveel mogelijk de monitorgege- vens van de Projectdirectie Leren & Werken gebruikt (peildatum 31 december 2008). De monitor bevat informatie over evc-aanbieders die gelieerd zijn aan be- kostigde onderwijsinstellingen.11 De selectie van aanbieders die gelieerd zijn aan niet-bekostigde instellingen vond daarnaast plaats op basis van een telefonische inventarisatie van gerealiseerde evc-trajecten.
Ervaringscertifi caten
Er zijn 36 ervaringscertificaten beoordeeld van in totaal achttien evc-aanbieders.

Dat betekent dat van 60 procent van alle geregistreerde evc-aanbieders ervarings- certificaten zijn geanalyseerd. Voor de beoordeling werden de normen gehanteerd

die voortvloeien uit het convenant Een kwaliteitscode voor evc. Externe beoordelingsrapporten
Er werden tien rapporten geanalyseerd waarin het aanbod van evc-aanbieders door een van de drie externe beoordelaars wordt beoordeeld. Het betrof 40 procent van de beoordelingsrapporten die ten tijde van het onderzoek beschikbaar waren. Ook hier dienden de normen die in het convenant zijn vastgelegd als uitgangspunt.
10 Ects is afgeleid van European Credit Transfer and Accumulation System: het systeem voor de toekenning van stu- diepunten in het hoger onderwijs, waarbij één studiepunt overeenkomt met 28 studiebelastinguren en één voltijd- studiejaar 60 ects omvat.

11 Resultaten van de kwantitatieve monitor EVC en maatwerk in het HBO, peiling 31 december 2008 (ECBO, in op- dracht van de Projectdirectie Leren & Werken).

16




COMPETENT ERKEND?

Websites onderwijsinstellingen
De websites van 44 erkende onderwijsinstellingen zijn onderzocht met de vraag of, en zo ja welke informatie over evc in formele documenten als de onderwijs- en exa- menregeling of het studentenstatuut via de website toegankelijk wordt gemaakt. Het betreft een aselecte steekproef van in totaal 44 instellingen. Dat is eenderde deel van alle bekostigde en aangewezen instellingen voor hoger onderwijs. Meer informatie over de gesprekspartners en de geanalyseerde documenten is opgenomen in bijlage I.


17





18




COMPETENT ERKEND?

3. Bevindingen
In dit onderzoek staat de relatie tussen evc en de examencommissie centraal. Om een goed beeld daarvan te verkrijgen, is nagegaan waar de examencommissie zich bevindt in het totale spectrum van actoren en (kwaliteitszorg)processen op het snijvlak van evc en onderwijs en hoe het stelsel van evc-voorzieningen zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld. In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan bod:

1. de vraag naar en het aanbod van evc, en de ontwikkelingen daarin (3.1);
2. de formele rol van de examencommissies en hun rol in de praktijk (3.2);
3. de aanbieders van evc en het beleid dat zij voeren (3,3);
4. de kwaliteit van het eindproduct: de ervaringscertifi caten (3.4);
5. de externe beoordeling van de kwaliteit van evc-procedures (3.5);
6. de landelijke regie (3.6);

7. internationale ontwikkelingen en kenmerken van evc in enkele andere landen (3.7).
3.1 Vraag en aanbod
Landelijk aanbod
Evc bestaat in het hoger onderwijs al langer. Tot de overheid in 2006 een stimule- ringsbeleid startte waar subsidieregelingen deel van uitmaakten, waren de activitei- ten echter zeer beperkt. Sindsdien is in betrekkelijk korte tijd een omvangrijk aanbod ontstaan. Landelijk waren er eind 2008 ruim honderd geregistreerde aanbieders van evc in het bekostigd en onbekostigd mbo en hbo en voor brancheopleidingen. In het hoger onderwijs waren dat er dertig. Twintig daarvan zijn verbonden aan een bekostigde instelling, negen aan niet-bekostigde onderwijsinstellingen die wel erkend onderwijs aanbieden (`aangewezen' zijn) en één aan een instelling die zelf geen onderwijs aanbiedt.
Vooral hbo
Vooral hogescholen zijn actief op het gebied van evc. In het wetenschappelijk onderwijs zijn de evc-activiteiten nog zeer beperkt.12 Van de dertig geregistreerde aanbieders zijn er negenentwintig actief in het hbo en is er één actief in het weten- schappelijk onderwijs. Daarnaast is er een bekostigde universiteit actief die (nog) niet geregistreerd is. De Open Universiteit heeft ­ als medeondertekenaar van het convenant ­ de taak op zich genomen het aanbod van evc in het wetenschappelijk onderwijs te stimuleren.
Gesubsidieerde projecten
Volgens de monitorgegevens van de Projectdirectie Leren & Werken zijn in 2008 in totaal 2240 evc-procedures gestart bij de vijftien evc-aanbieders ­ in alle geval- len bekostigde hogescholen ­ die subsidie aanvroegen. Naar nu blijkt, werden in een aantal gevallen ook vrijstellingsprocedures en intake-assessments meegeteld als evc-procedures, zodat het werkelijke aantal volwaardige evc-procedures zeker 200 lager ligt. De inspectie is nagegaan hoe de kandidaten verdeeld waren over het aanbod. Zie tabel 1.

12 In 2008 presenteerde de European University Association (EUA) haar Charter on Life long Learning waarin het be- lang van evc voor het wetenschappelijk onderwijs wordt benadrukt. Het charter is te vinden op de site van de EUA: www.eua.be.

19




INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS

Tabel 1. Vraag en aanbod evc in 2008; gesubsidieerde projecten Aantal Percentage Totaal aanbod aan standaarden: 372 100 waarvan zonder kandidaten in 2008 172 46 waarvan met 1, 2 of 3 kandidaten 115 31 waarvan met 10 of meer kandidaten 40 11 waarvan met 20 of meer kandidaten 20 6 Uit de tabel blijkt dat de vijftien evc-aanbieders in 2008 gezamenlijk een aanbod van 372 standaarden verzorgden. We zien dat bijna de helft (46 procent) van de evc-procedures die in 2008 door de bekostigde instellingen werden aangeboden, geen enkele kandidaat had. Nog eens bijna eenderde had maximaal drie kandida- ten. Verreweg het grootste deel van het evc-aanbod (77 procent) had dus in 2008 minder dan vier kandidaten.
Niet-gesubsidieerde evc-aanbieders
De monitor van de Projectdirectie Leren & Werken bevat alleen informatie van de in- stellingen die opteerden voor projectsubsidie. Het betreft in alle gevallen bekostigde instellingen voor hoger onderwijs. Van de overige evc-aanbieders worden geen aantallen geregistreerd. De inspectie heeft de aantallen van deze evc-aanbieders telefonisch geïnventariseerd. Het blijkt dat het beeld bij de overige instellingen niet afwijkt: ook bij deze evc-aanbieders is het aantal kandidaten per standaard gering. Zowel in het aantal standaarden als in het aantal kandidaten gemeten, zijn de evc- aanbieders die gelieerd zijn aan bekostigde onderwijsinstellingen het grootst. Een uitzondering is een commerciële aanbieder die ruim 200 standaarden aanbiedt, met ongeveer 300 kandidaten in 2008.
Verwachte ontwikkeling van de vraag
Voor bedrijven vergt evc ondanks fiscale aftrekmogelijkheden een forse investering

in het evc-proces zelf, de scholing die daarop mogelijk volgt en bijvoorbeeld de daaropvolgende salarisverhogingen van het personeel. Nu het slecht gaat met de economie is daar minder ruimte voor. Het stimuleringsbeleid van de overheid in het kader van de economische crisis is gericht op kandidaten die nog niet op het niveau van een startkwalificatie zitten: voor evc ten behoeve van omscholing van

mbo- naar hbo-niveau zijn geen extra subsidies of fiscale voorzieningen gepland

bovenop de reeds bestaande. Al met al verwachten de gesprekspartners dat de vraag naar evc in het hoger onderwijs de komende jaren niet fors zal toenemen. Dat betekent dat veel assessoren ook komende jaren weinig ervaring op kunnen doen, en dat opleidingen minder geneigd zullen zijn docenten vrij te roosteren om als assessor te fungeren. Evc-centra zullen veel tijd moeten (blijven) besteden aan het onderhandelen met het opleidingsmanagement over de inzet van docent- assessoren op de gewenste momenten. Vooral bij geringe aantallen kandidaten ligt het niet voor de hand dat docent-assessoren worden vrijgeroosterd voor het afnemen van assessments die misschien nooit zullen plaatsvinden. Ontwikkeling landelijk evc-aanbod
Veel instellingen bieden evc aan zonder goed te hebben nagedacht over de kosten ervan, zo lijkt het. Vaak is er slechts globaal zicht op de werkelijke integrale kosten van evc en worden voorzieningen met de projectsubsidies ontwikkeld en onder-
20




COMPETENT ERKEND?

houden. Wanneer deze op termijn wegvallen zullen de colleges van bestuur eisen dat evc kostendekkend is. Dat wordt overigens ook afgedwongen door de minister, die er in de Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel Versterking Besturing nadrukkelijk van uitgaat dat evc een contractactiviteit is waaraan instellingen geen rijksbekostiging mogen besteden.13 Om deze reden zou het geregistreerde aanbod komende jaren kunnen afnemen. Dit kan de kwaliteit op langere termijn ten goede komen: op die plekken waar het aanbod overleeft kan immers voldoende kritische massa ontstaan om de kwaliteit van de uitvoering te garanderen en te verbeteren. De effecten voor de korte termijn kunnen echter averechts zijn. Er bestaat een risico dat de concurrentie eerder op prijs dan op kwaliteit zal plaatsvinden. En of uiteindelijk ook een in geografisch opzicht evenwichtig aanbod resteert, laat zich

moeilijk voorspellen.
3.2 Examencommissies
Formele rol examencommissie
De examencommissie hoort geen rol te hebben in de uitvoering van evc-procedures of de beoordeling van kadidaten. Evc vindt immers voor de poort van het onderwijs plaats. Conform de wet op het hoger onderwijs (whw, art. 7.13, lid r) moet wel het beleid ten aanzien van evc in de onderwijs- en examenregeling beschreven zijn.14 Op het moment dat een evc-kandidaat ervoor kiest een opleiding te volgen of zijn ervaringscertificaat wil laten `verzilveren', zal de examencommissie zich op

onafhankelijke en objectieve wijze een oordeel moeten kunnen vormen over het ervaringscertificaat om een beslissing te nemen over het verlenen van vrijstellingen

of ­ in het uiterste geval ­ het verstrekken van een diploma. Soms gaat het om forse vrijstellingen; vrijstellingen van 90 ects of meer zijn geen uitzondering. Rol examencommissie in de praktijk
In de praktijk komt het regelmatig voor dat de examencommissie een taak heeft binnen de evc-procedure. In eenderde van de 36 ervaringscertificaten die de in-

spectie beoordeelde, werd het certificaat door of namens de examencommissie

ondertekend. Dit is in strijd met het uitgangspunt dat evc geen onderwijsactiviteit is en voor de poort van het onderwijs plaatsvindt, en onwenselijk bezien vanuit de wettelijke taak van de examencommissie.
Houding examencommissies
Zeker de helft van de vertegenwoordigers van de examencommissies waarmee de inspectie sprak, heeft weinig zicht op de interne procedures en de taakverdeling rond evc en op het onderscheid tussen evc enerzijds en instroomassessments en intake anderzijds. Dat neemt niet weg dat examencommissies kritisch zijn als het gaat om het verlenen van vrijstellingen op basis van ervaringscertifi caten. Directe diplomering na evc (volledige vrijstelling van het curriculum) komt maar sporadisch voor. Bijna altijd bepaalt het instellings- of opleidingsbeleid dat de kandidaat zich voor de opleiding inschrijft en dan op zijn minst de afstudeeropdracht moet uitvoe- ren. Dit voorkomt te eenvoudige diplomering. Tegelijkertijd past het niet goed in het gedachtengoed van evc om directe diplomering bij voorbaat uit te sluiten.
13 9 december 2008, dossier 32821.

14 Letterlijk bepaalt dit artikel dat in de onderwijs- en examenregeling moeten worden opgenomen `de gronden waarop de examencommissie voor eerder met goed gevolg afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs, dan wel voor buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of vaardigheden, vrijstelling kan verlenen van het afl eggen van een of meer tentamens '.

21




INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS

Civiel effect
Examencommissies geven aan niet snel over te gaan tot erkenning van ervarings- certificaten van andere evc-aanbieders. Een oorzaak is het feit dat evc-aanbieders

nagenoeg altijd een op het eigen curriculum gerichte vertaling van de landelijke Croho-standaard als beoordelingsmaatstaf hanteren. Een andere oorzaak is dat men nog onvoldoende op de kwaliteit van elkaars evc-procedures vertrouwt. Wat dat laatste betreft heeft het systeem van externe beoordeling en registratie blijkbaar nog onvoldoende werking in de praktijk. Overigens is het nog niet vaak voorge- komen dat een kandidaat met een ervaringscertificaat van de ene aanbieder een

opleiding wil volgen en vrijstellingen vraagt bij een andere aanbieder. Hier is wel de vraag wat oorzaak is en wat gevolg.
Betrokkenheid examencommissies
Examencommissies laten de ontwikkelingen grotendeels op zich afkomen. Dit past in het beeld van recent inspectieonderzoek naar de wijze waarop examencommis- sies hun taken vervullen.15 Om te voorkomen dat de kandidaat onnodig teleurgesteld wordt bij zijn verzoek tot verzilvering van het ervaringscertificaat ­ of onnodig lang

op een beslissing moet wachten ­ is het wenselijk dat examencommissies zich be- ter (laten) informeren over evc. Ook is het wenselijk dat examencommissies in een vroeg stadium betrokken worden bij de ontwikkeling van nieuwe evc-procedures en beoordelings- en kwaliteitsinstrumenten. Dat maakt dat zij zelf in een later stadium meer kunnen vertrouwen op de kwaliteit van evc en ervaringscertificaten beter op

waarde kunnen schatten bij het verlenen van vrijstellingen. `Programma van eisen'
Het wetsvoorstel Versterking Besturing probeert een meer actieve houding te sti- muleren door de examencommissie nadrukkelijk te belasten met de algemene taak om vast te stellen of aan alle voorwaarden voor het toekennen van de graad is voldaan.16 In dat beleid past ook dat de examencommissie duidelijke eisen stelt aan evc-procedures en instrumenten. Examencommissies zouden meer dan nu het geval is zelf randvoorwaarden en kwaliteitseisen kunnen formuleren, zodat de functionarissen die betrokken zijn bij het afnemen van evc-procedures weten waaraan zij zich moeten houden. Dat kan zowel binnen de eigen instelling als ook in gezamenlijkheid met andere evc-aanbieders op landelijk niveau of binnen de sector of opleiding.
3.3 Evc-aanbieders
Regie
Mede als gevolg van de subsidieregelingen ten behoeve van evc is het aanbod de laatste jaren snel gegroeid. De vraag is of elke aanbieder voldoende heeft na- gedacht over de vormgeving en uitvoering van evc binnen de instelling. Bij veel evc-aanbieders is sprake van een model waarbij de centrale aansturing vrij zwak is en de uitvoering van evc decentraal plaatsvindt. Gevolg is onder meer dat binnen eenzelfde aanbieder de kwaliteit van evc-procedures en ervaringscertifi caten sterk verschilt. Een sterkere centrale regie zou de kwaliteit ten goede komen. Dit geldt met name voor centraal beleid met betrekking tot:

15 Boekhouder of wakend oog?, Inspectie van het Onderwijs, Utrecht, april 2009. Zie: www.onderwijsinspectie.nl.
16 Het nieuwe artikel 12 van de whw luidt: `De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad' (19 december 2008 ingediend bij de Tweede Kamer, dossier 32821).

22




COMPETENT ERKEND?


1. de scheiding van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden,
2. het verbeteren van het civiel effect van ervaringscertifi caten,
3. de algemene informatievoorziening aan kandidaten,
4. de informatie in en beschikbaarheid van wettelijke documenten,
5. flexibel inspelen op de vraag van kandidaten/studenten en bedrijven,


6. de evaluatie van de studievoortgang van studenten,
7. klachtenprocedures.
Dit wordt hieronder toegelicht.
Ad 1 Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden Evc wordt vaak nog onvoldoende gescheiden van vrijstellingen, instroomassess- ments, 21+-toetsen en andere vormen van beoordeling ten behoeve van instroom in een opleiding. Ook de bijbehorende verantwoordelijkheden en procedures zijn nog onvoldoende scherp gescheiden. Gevolg is onder meer dat de landelijke mo- nitor van de Projectdirectie Leren & Werken soms aanzienlijk hogere aantallen evc-trajecten presenteert dan in de praktijk zijn gerealiseerd. Ook zijn er binnen de instellingen soms onnodige verschillen in uitvoering en in kwaliteit die voorkomen kunnen worden met meer regie. Dat hoeft niet in te houden dat de uitvoering ook (volledig) centraal plaatsvindt. Van belang is vooral de scheiding van verantwoor- delijkheden. In het gekozen landelijke model past het niet dat de opleiding verant- woordelijk is voor ontwikkeling van de evc-procedures, de uitvoering van evc en de kwaliteitsbewaking of dat de examencommissie betrokken is bij het afgeven van het ervaringscertificaat. Een betere scheiding van taken tussen opleidings- en

evc-verantwoordelijkheid schept een afstand die de `voor de poort-gedachte' ten goede komt.
Ad 2 Overdraagbaarheid ervaringscertifi caten Idealiter is de beoordelingsmaatstaf in het evc-traject in alle gevallen een landelijk erkende standaard en worden ervaringscertificaten van de ene evc-aanbieder door

de andere geaccepteerd. Deze idealen van opleidingsonafhankelijkheid en over- draagbaarheid zijn in het hoger onderwijs nog niet gerealiseerd. Voor het eerste is de oorzaak dat de landelijk vastgestelde beroepsprofielen te algemeen zijn om

als maatstaf te kunnen dienen voor een goede evc-beoordeling. Daarom wordt als meetlat veelal de instellingsspecifieke concretisering van het profi el gebruikt, die

over het algemeen sterk curriculumgericht is. Gevolg is dat ervaringscertifi caten zeer beperkt overdraagbaar zijn en alleen kunnen worden verzilverd bij de instelling die het betreffende curriculum aanbiedt, tenzij er tussen instellingen apart afspraken over worden gemaakt. Dat laatste gebeurt wel, maar zou niet nodig moeten zijn gelet op de uitgangspunten van het convenant. De opleidingen in de educatieve sector hebben voor wat betreft de zij-instroom in het beroep gezamenlijk het be- roepsprofiel uitgewerkt, zodat in alle gevallen dezelfde maatstaf wordt gebruikt.

Andere opleidingen zouden dat voorbeeld kunnen overnemen. Ad 3 Algemene informatievoorziening
De informatie die evc-aanbieders verstrekken is niet altijd adequaat. Soms stellen teksten in brochures en op websites nadrukkelijk forse vrijstellingen in het voor- uitzicht, waardoor kandidaten mogelijk te hoge verwachtingen krijgen. Ook in het voorlichtingsmateriaal is soms onvoldoende duidelijk waar het onderscheid ligt tussen vrijstellingsprocedure, intake-assessment en (volwaardige) evc-procedure.
23




INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS

En soms wordt evc nadrukkelijk in relatie tot een opleiding gepresenteerd. Er zijn echter ook goede ontwikkelingen. Zo worden op websites in toenemende mate klantvriendelijke instrumenten aangeboden zoals quick scans waarmee ie- mand binnen enkele minuten kan nagaan of een evc-procedure zinvol is. Ad 4 De wettelijke documenten
Instellingen hebben de wettelijke plicht hun beleid met betrekking tot evc in de onderwijs- en examenregeling (oer) vast te leggen: de wet op het hoger onderwijs schrijft in artikel 7.13, lid 2 ad r voor dat de examencommissie vrijstellingen kan verlenen voor het afleggen van één of meer tentamens voor buiten het hoger on-

derwijs opgedane kennis of vaardigheden. Sommige instellingen nemen hun oer integraal op als onderdeel van het studentenstatuut. De inspectie is bij een selectie van instellingen nagegaan of deze documenten op de website te vinden zijn en wat zij vermelden over evc en vrijstellingen. Uit het centraal register opleidingen hoger onderwijs (Croho) is een steekproef getrokken van 44 instellingen (33 procent van het totaal) verspreid over het bekostigd en het onbekostigd onderwijs en over het hbo en het wo. Van deze instellingen zijn de websites bezocht en is nagegaan of:
1. de oer of het studentenstatuut op de site te vinden is;
2. deze documenten informatie bevatten over evc;
3. deze informatie volledig en adequaat is.
Er is niet alleen gekeken naar onderwijsinstellingen die tevens evc-aanbieder zijn, maar ook naar onderwijsinstellingen die geen evc aanbieden. Immers, ook instellin- gen die geen evc-aanbod verzorgen, kunnen met vrijstellingsverzoeken op basis van ervaringscertificaten worden geconfronteerd en hebben de wettelijke verplichting

hun beleid in de onderwijs- en examenregeling vast te leggen. Wettelijke documenten op websites
Tabel 2 geeft weer hoeveel instellingen de onderwijs- en examenregeling en/of het studentenstatuut op hun site presenteren. In totaal hebben 12 van de 44 instel- lingen de onderwijs- en examenregeling op de voor iedereen toegankelijke website geplaatst en 15 van de 44 het studentenstatuut. Zestig procent van de instellingen plaatst geen van beide op de website.
Tabel 2. Aantal instellingen met oer en/of studentenstatuut op internet Aantal instellingen dat:
alleen de OER op de site heeft geplaatst 2 alleen het studentenstatuut op de site heeft geplaatst 5 beide op de site heeft geplaatst 10 geen van beide op de site heeft geplaatst 27 Totaal 44 Hoewel naar verwachting een fors aantal instellingen deze documenten op de ­ voor studenten en personeel toegankelijke ­ intranetsite zal hebben geplaatst, is het voor evc-kandidaten wenselijk dat zij ook voorafgaand aan inschrijving informatie kunnen vinden over hun rechten en plichten na evc als zij willen instromen in een opleiding. Dit geldt ook voor reguliere studenten en andere geïnteresseerden die zich op de mogelijkheden en procedures willen oriënteren. Het valt op dat weinig
24




COMPETENT ERKEND?

instellingen deze wettelijke documenten voor iedereen toegankelijk op de website hebben geplaatst.
Kwaliteit informatie
Daar waar de onderwijs- en examenregeling en het studentenstatuut wel op de site staan of op andere wijze informatie beschikbaar is over evc in relatie tot instroom en vrijstellingen, blijkt deze vaak summier en soms onjuist. Enkele voorbeelden:
1. het verschil tussen vrijstellingen en evc is niet helder: er wordt een verkeerde voorstelling gegeven van evc, soms ook in de oer, of het beleid ten aanzien van vrijstellingen wordt wel beschreven in de oer, maar evc komt niet aan de orde;

2. de oer bevat onjuiste of verwarrende teksten, zoals `de examencommissie kent evc toe' of de mededeling dat `eventuele vrijstellingen de studieduur niet verkorten, maar alleen de studielast verlichten';
3. vrijstellingen tot wel 60 procent van de opleiding worden in het vooruitzicht gesteld op basis van (werk)ervaring, maar wat een kandidaat hiervoor moet doen en moet kunnen blijft onduidelijk;

4. één instelling vermeldt 35 standaarden waarvoor evc wordt aangeboden, ter- wijl er slechts 18 in het evc-register staan vermeld. Ad 5 Flexibel inspelen op de vraag van bedrijven Instellingen kunnen de evc-vraag van bedrijven gerichter aanboren en mogen zich daarbij flexibeler opstellen, blijkt zowel uit de gesprekken die de inspectie voerde als

uit informatie van de Projectdirectie Leren & Werken.17 Veel evc-aanbieders acquire- ren niet actief maar wachten tot bedrijven en kandidaten zich tot hen wenden. Een klacht van bedrijven is dat instellingen niet flexibel op hun vraag inspelen. Men

mag verwachten dat instellingen die zich op de evc-markt begeven zich deze kritiek aantrekken, gelet op hun rol als kennisinstituut met een belangrijke schakelfunctie tussen onderwijs en arbeidsmarkt.
Ad 6 Volgen studieloopbaan
Nu zowel het aanbod van evc als de instroom op basis van evc toeneemt, rijst de vraag hoe het studenten vergaat die na een evc-traject instromen in het onderwijs. Presteren zij naar verwachting, en doen zij het minstens even goed als reguliere studenten? Afgelopen jaren was het op veel plekken nog te vroeg om deze vragen te beantwoorden. Geen van de gesprekspartners van de inspectie beschikte in het voorjaar van 2009 over dergelijke informatie. Langzamerhand wordt het echter mogelijk en zinvol met de registratie en analyse een begin te maken. Ad 7 Klachtenprocedures
Vaak ontbreken separate klachtenprocedures voor evc. Meestal wordt verwezen naar de procedures, reglementen en gremia van het (reguliere) onderwijs. In een enkel geval is er geheel niets geregeld of is de examencommissie aanspreekpunt voor klachten over evc. Ook op dit punt moet het uitgangspunt van de evc-code dat evc voor de poort van het onderwijs plaatsvindt nog werkelijkheid worden.
17 Dit blijkt uit evaluaties van de Projectdirectie Leren & Werken en ECBO (voorheen CINOP) en het boek EVC op Weg. Ambities, ontwikkelingen en issues (2007, p. 35).
25




INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS

3.4 Ervaringscertifi caten
Het ervaringscertificaat als beslisdocument voor de examencommissie

Het ervaringscertificaat is het tastbare resultaat van een evc-traject. Het kan als

bijlage bij een cv worden gevoegd, een nieuwe fase in een loopbaan inluiden en als document worden gebruikt om vrijstellingen te verkrijgen. In het laatste geval moet de examencommissie er haar besluit omtrent vrijstellingen op kunnen baseren. Het is dus van belang dat het een zelfstandig leesbaar document is. Over de vorm en de inhoud van de ervaringscertificaten zijn afspraken gemaakt door de convenant-

partners. Deze worden onderstaand als uitgangspunt gehanteerd. Werkwijze inspectie
De inspectie heeft 36 ervaringscertificaten van achttien verschillende evc-aanbie-

ders beoordeeld. Steeds is gevraagd om voorbeelden van goede ervaringscerti- ficaten. De beoordeling vond plaats aan de hand van twintig beoordelingscriteria

(zie ook tabel 3):


1. zestien criteria die vanaf 2007 deel uitmaken van het format voor ervarings- certificaten van het Kenniscentrum EVC;


2. drie criteria die vanaf medio 2009 gelden na aanscherping van het format. Het betreft de drie criteria gemerkt met een `*' in tabel 3;
3. één criterium dat de inspectie heeft toegevoegd, namelijk of het ervarings- certificaat door of namens de examencommissies is ondertekend, in de tabel

gemerkt met `**'.
Voor elk van de criteria werd 0, ½ of 1 punt gegeven, zodat elk ervaringscertifi caat maximaal 20 punten kon krijgen. Of het ervaringscertificaat leesbaar en begrijpelijk

is als zelfstandig document, is afgemeten aan de criteria van het Kenniscentrum EVC. Het gaat om eisen ten aanzien van taalgebruik, inhoud en onderbouwing van oordelen.18
Kwaliteit rapportages
Geen enkele rapportage voldoet aan alle criteria, zoals blijkt uit tabel 3. De totale gemiddelde score is net geen 50 procent. Dat betekent dat de ervaringscertifi caten gemiddeld aan iets meer dan 10 van de 20 criteria niet voldoen. Daarnaast blijkt uit tabel 4 dat vijf van de 36 ervaringscertificaten een score hebben van 75 procent

of meer van het maximaal aantal te behalen punten. Dat wil zeggen dat maar 15 procent van de ervaringscertificaten aan driekwart of meer van de voorgeschreven

criteria voldoet. In een kwart van de gevallen was overigens geen sprake van een volwaardige evc-procedure in de zin van het convenant, maar van een vrijstellings- of instroomprocedure of van een gedeeltelijke evc-procedure waarbij niet de gehele standaard als maatstaf diende.
Rol examencommissies
In verband met de wettelijke taak van de examencommissie en het uitgangspunt dat evc voor de poort plaatsvindt, is het niet wenselijk dat examencommissies ervaringscertificaten afgeven. Daarom is 1 punt gegeven als duidelijk is dat de

examencommissie niet formeel in de procedure betrokken is en 0 als dat wel het
18 Zie: http://evc.lerenenwerken.nl/toelichting-bij-format-ervaringscertificaat voor de uitwerking.


26




COMPETENT ERKEND?

geval is (zie criterium 5 in tabel 3). In 68 procent van de gevallen is de examencom- missie inderdaad niet betrokken bij het uitreiken van van het ervaringscertifi caat; in 32 procent van de gevallen werd het certificaat echter door of namens de exa-

mencommissie ondertekend.
Leesbaarheid
Uit tabel 3 lijkt te kunnen worden opgemaakt dat 13 van de 36 ervaringcertifi caten (36 procent) een zelfstandig leesbaar document is (criterium 14). Er zijn echter zeven certificaten die volledig zelfstandig leesbaar zijn en twaalf certifi caten waarvoor

dat enigermate geldt. Deze laatste hebben de score ½ gekregen, zodat het totaal op 13 punten komt.
Tabel 3. Score ervaringscertificaten op criteria, weergave van hoog naar laag

Criterium Punten % (max 36)
1 Is de betreffende standaard volledig toegepast? 28,0 77,8%
2 Betreft het een volwaardige evc-procedure? 27,0 75,0%
3 Is de rapportage voorzien van een uniek volgnummer? 26,0 72,2%
4 Is een niveau-indicatie in termen van ho-ba/ma of wo-ba/ma gegeven? 25,0 69,4%
5 Is de rapportage anders dan door of namens examencommissie ondertekend?** 24,5 68,1%
6 Zijn de gebruikte instrumenten benoemd? 24,0 66,7%
7 Wordt de officiële naam van de standaard vermeld, incl. Croho-nummer? 23,0 63,9%
8 Is het doel van de kandidaat duidelijk omschreven? 22,5 62,5%
9 Wordt aangegeven op welk niveau de kandidaat de competenties beheerst? 21,5 59,7%
10 Zijn de stappen in de evc-procedure gespecifi ceerd? 21,0 58,3%
11 Is er een overzicht bijgevoegd van de competenties die worden erkend? 20,0 55,6%
12 Is een overzicht bijgevoegd van de competenties van de landelijke standaard? 16,5 45,8%
13 Wordt vermeld waar de standaard te vinden is? 15,5 43,1%
14 Is de rapportage leesbaar en begrijpelijk als zelfstandig document?* 13,0 36,1%
15 Is het oordeel gestoeld op feiten en onderbouwd met concrete activiteiten? 12,0 33,3%
16 Zijn de aanbevelingen breder dan alleen een opleidingsadvies? 9,5 26,4%
17 Is duidelijk op basis van welke bewijsstukken erkenning plaatsvindt?* 9,5 26,4%
18 Is duidelijk waarom de assessor vindt dat erkenning gerechtvaardigd is?* 8,5 23,6%
19 Is de conclusie in termen van het (loopbaan)doel verwoord? 7,5 20,8%
20 Wordt de inhoud van het portfolio van de kandidaat gespecifi ceerd? 2,0 5,6% Totaal 356,5 49,5% Vormvereisten versus inhoudelijke vereisten
Opvallend is dat de formele of vormvereisten (vooral te vinden bovenin tabel 3, criteria 3-13) relatief beter scoren dan de inhoudelijke eisen (criteria 14-20). Een minderheid van de ervaringscertificaten voldoet aan belangrijke inhoudelijke cri-

teria als de onderbouwing van het oordeel met feiten, duidelijkheid over de be- wijsstukken, aanbevelingen die breder zijn dan het opleidingsdoel, duidelijkheid waarom erkenning gerechtvaardigd is en verwoording van de conclusie in termen van het loopbaandoel. Aan elk van deze criteria voldoet minder dan eenderde van de certificaten. Laagst scorend criterium is de specificatie van het portfolio van

de kandidaat: slechts in twee van de 36 ervaringscertificaten (6 procent) bevat


27




INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS

het certificaat andere informatie dan een standaardtekst die voor alle kandidaten

gebruikt wordt.
Verschillen per aanbieder
Vergelijken we de ervaringscertificaten van verschillende evc-aanbieders dan zien

we dat deze onderling sterk verschillen. Dit blijkt uit tabel 4: het aantal punten vari- eert van 19 tot en met 1,5. Ook ervaringscertificaten van dezelfde evc-aanbieders

verschillen onderling sterk in kwaliteit. Zo zijn bijvoorbeeld ervaringscertifi caat
1 en 13 (met respectievelijk 19 en 11,5 punten) van dezelfde aanbieder, evenals certificaat 10 en 35 (met 12,5 en 4 punten).

Tabel 4. Aantal punten per ervaringscertifi caat
Ervarings- Punten % Ervarings- Punten % certifi caat (max 20) certifi caat (max 20)
1 19,0 95% 19 10,0 50%
2 17,5 88% 20 9,0 45%
3 15,5 78% 21 9,0 45%
4 15,5 78% 22 9,0 45%
5 15,0 75% 23 8,0 40%
6 14,0 70% 24 8,0 40%
7 14,0 70% 25 7,5 38%
8 13,5 68% 26 7,5 38%
9 13,5 68% 27 7,0 35%
10 12,5 63% 28 6,5 33%
11 12,5 63% 29 6,0 30%
12 12,0 60% 30 6,0 30%
13 11,5 58% 31 5,0 25%
14 11,5 58% 32 4,5 23%
15 10,5 53% 33 4,5 23%
16 10,5 53% 34 4,5 23%
17 10,5 53% 35 4,0 20%
18 10,0 50% 36 1,5 8%

3.5 Externe beoordeling van het evc-aanbod

Beoordeling als voorwaarde voor registratie
Op dit moment kan iedereen die dat wil evc aanbieden. Om in het offi ciële re- gister van evc-aanbieders te worden opgenomen, moet een aanbieder zijn evc- standaarden en bijbehorende procedures laten beoordelen.19 Het register wordt beheerd door het Kenniscentrum EVC, namens de partners van het convenant Een kwaliteitscode voor evc. In het hoger onderwijs wordt de kwaliteit beoordeeld door drie beoordelende instanties: NQA, Hobéon en Certiked. Na positieve beoordeling door een van deze drie instanties neemt het Kenniscentrum EVC de aanbieder op in het register. De kosten van evc zijn alleen fiscaal aftrekbaar als de evc-procedure


19 Zie: http://register.logic8.nl/evcr/public/zoekprocedure.jsp
28




COMPETENT ERKEND?

is doorlopen bij een geregistreerde aanbieder. Om voor registratie in aanmerking te komen moet het evc-aanbod op onderstaande vijf punten positief zijn beoordeeld; elk van deze punten bevat een aantal onderliggende indicatoren:
1. het doel van evc is het zichtbaar maken, waarderen en erkennen van individuele competenties;

2. evc beantwoordt aan de behoefte van het individu. Rechten en afspraken zijn duidelijk verwoord;

3. procedures en instrumenten zijn betrouwbaar en gebaseerd op goede stan- daarden;

4. assessoren en begeleiders zijn competent, onafhankelijk en onpartijdig;
5. de kwaliteit van evc-procedures is geborgd en wordt continu verbeterd. Werkwijze inspectie
De inspectie heeft tien beoordelingsrapportages geanalyseerd. Dat is 40 procent van het aantal rapporten dat tijdens het onderzoek beschikbaar was. In de steek- proef zijn alle drie de beoordelende instanties vertegenwoordigd. De rapporten zijn op de onderstaande punten bekeken:

1. kwaliteit van de onderbouwing van de oordelen en `kritische houding',
2. informatie over het gebruik van landelijke standaarden,
3. informatie over de beoordelingsinstrumenten die de aanbieder gebruikt,
4. omvang van de steekproef van standaarden en ervaringscertifi caten. Ad 1 Onderbouwing oordelen
Geen kritische houding
Feit is dat alle evc-aanbieders tot nu toe op alle onderdelen van de evc-code werden goedgekeurd. Geen van de beoordelaars is echter kritisch, terwijl daar wel aanlei- ding toe is. Er wordt bijvoorbeeld geen kanttekening geplaatst als duidelijk is dat evc en onderwijs/intake onvoldoende van elkaar gescheiden zijn. Hetzelfde geldt voor het gebruik van opleidingsspecifieke vertalingen van de landelijke standaarden

(zie ad 2). Met enige regelmaat ontbreken adequate onderbouwingen van de oor- delen. In een enkel geval komt het ervaringscertificaat ter sprake, maar geen van

de beoordelingsrapporten maakt melding van de matige kwaliteit ervan. Proces versus gerealiseerde kwaliteit
Een oorzaak is wellicht dat de beoordeling nogal sterk gericht is op de (papieren) procedures en minder op de kwaliteit van de uitvoering, de beoordelingsinstrumen- ten en de concrete resultaten zoals de uitkomsten van evaluaties onder kandidaten of de kwaliteit van de ervaringscertificaten. Tekortkomingen worden vaak in een

advies- of voortraject weggewerkt waarna de positieve beoordeling (deels) wordt gebaseerd op nog te realiseren verbeteringen.
Uiteenlopende werkwijzen
Beoordelaars hanteren maar in beperkte mate een gemeenschappelijke werkwijze. Eén beoordelaar hanteert niet de landelijke evc-code maar een eigen normenkader. Dit wijkt niet zozeer in inhoud maar wel in vorm en taal af van het landelijke kader, wat de vaak toch al complexe communicatie over evc niet ten goede komt. Daar- naast zijn er bijvoorbeeld verschillen in de omvang van de steekproeftrekking en het meewegen van nog te realiseren verbeterbeleid in het oordeel.
29




INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS

Ad 2 Herkenbaarheid landelijke standaarden
Opvallend is dat in de beoordelingsrapportages zelden wordt ingegaan op het feit dat niet de landelijk erkende Croho-standaard, maar een instellings- c.q. op- leidingsspecifieke vertaling daarvan als maatstaf voor evc is gehanteerd. In geen

enkel geval werd daar een kritische kanttekening bij geplaatst. Ten opzichte van de situatie dat anders een te abstract competentieprofiel als maatlat voor evc zou

worden gehanteerd, is dat te begrijpen; ten opzichte van de afspraak dat omwille van het civiel effect van de ervaringscertificaten een landelijk vastgestelde beoor-

delingsmaatstaf moet worden gehanteerd, is het echter onwenselijk. Ook in die gevallen waarin duidelijk is dat de door de evc-aanbieder gehanteerde maatstaf een bedrijfsspecifi ek functieprofiel is, wordt door de beoordelaar niet opgemerkt

dat dit niet de bedoeling is.
Ad 3 Beoordelingsinstrumenten
Beperkte range
Standaardinstrumenten in een evc-beoordeling zijn het portfolio dat de kandidaat vult met bewijsstukken van zijn verworven competenties en het criteriumgerichte interview, waarbij een of meer assessoren mede op basis van dit portfolio nagaan of en in welke mate de kandidaat de competenties van de betreffende landelijke standaard beheerst. Maar er zijn andere, soms meer geschikte instrumenten voor het beoordelen of iemand werkelijk bepaalde praktische vaardigheden beheerst. Denk aan een bezoek aan de werkplek van de kandidaat, het afnemen van een praktijktoets al dan niet op locatie, de kandidaat laten deelnemen aan simulaties en rollenspellen, et cetera. Deze beoordelingsinstrumenten worden momenteel nauwelijks toegepast.
Weinig informatie
Tabel 5 bevat de informatie over dit onderwerp in de tien beoordelingsrapporten die de inspectie analyseerde. In zeven van de tien gevallen werden alleen het portfolio en het criteriumgerichte interview door de evc-aanbieders als beoordelingsinstru- menten gehanteerd. In twee gevallen is in het geheel niet duidelijk welke instru- menten worden toegepast. In één geval wordt expliciet gemeld dat ook andere instrumenten worden gebruikt, namelijk simulaties en video-opnamen, maar hier is niet duidelijk hoe vaak dat het geval is.
Tabel 5. Gebruik van beoordelingsinstrumenten door evc-aanbieders Beoordelingsrapport Worden andere instrumenten genoemd dan het portfolio en het criteriumgerichte interview?

1 `Generieke en specifi eke instrumenten'
2 Nee

3 Nee

4 Nee

5 `Ook simulaties / video-opnamen'
6 Nee

7 Nee

8 Nee

9 Geen informatie over het instrumentarium
10 Nee

30




COMPETENT ERKEND?

Houvast voor assessoren
Uit de gesprekken die de inspectie voerde met de vertegenwoordigers van de evc- aanbieders ontstaat hetzelfde beeld: het overgrote deel van de assessoren baseert zijn oordeel volledig op het portfolio en een criteriumgericht interview. Zelden of nooit is sprake van een praktijktoets of assessment. Juist omdat evc vooral in het beroepsonderwijs plaatsvindt, waar toepassing van kennis in concrete praktijk- situaties belangrijk is, rijst de vraag hoe waarschijnlijk het is dat het portfolio en het criteriumgerichte interview de assessoren in alle gevallen voldoende houvast geven om vast te stellen in hoeverre de kandidaat de betreffende competenties daadwerkelijk bezit. Het valt op dat de beoordelende instanties ook op dit punt weinig kritisch zijn. Over het beperkte beoordelingsinstrumentarium werd in geen van de tien beoordelingsrapporten een opmerking gemaakt. Ad 4 Steekproeven
Tabel 6 toont de omvang van de steekproeven van evc-standaarden en ervarings- certificaten die de beoordelaars hanteren in hun rapportage.


Tabel 6. Steekproefomvang beoordeling evc-aanbod
Rapport Aantal standaarden Aantal volgens Ervaringscertifi caten Aantal volgens in steekproef nieuwe norm in steekproef nieuwe norm20
1 2 5 Onbekend aantal 20
2 4 6 Onbekend aantal 24
3 4 9 Onbekend aantal 36
4 12 10 Onbekend aantal 40
5 7 6 1 24
6 2 6 Onbekend aantal 24
7 6 7 Geen? 28
8 6 10 1 40
9 5 7 Geen? 28
10 1 1 Onbekend aantal 4 Totaal 49 67 Onbekend 268
Informatie over steekproefomvang
Uit tabel 6 blijkt dat er tussen beoordelende instanties verschillen zijn in steekproef- omvang voor wat betreft het aantal standaarden dat zij in hun beoordeling betrek- ken. De inspectie heeft de werkelijke aantallen afgezet tegen de norm die medio 2009 is vastgesteld. Het blijkt dat de steekproefomvang in een aantal gevallen fors zal moeten toenemen (gemiddeld 37 procent).
Uit tabel 6 blijkt ook dat de beoordelaars zelden adequate informatie verstrekken over het aantal ervaringscertificaten dat zij in hun oordeel betrekken. Daar waar

die informatie er wel is, of bekend is uit andere bron, is duidelijk dat het om zeer beperkte aantallen gaat. Gelet op het belang van het ervaringscertificaat als het

concrete eindresultaat van het evc-proces is dat onwenselijk, zeker omdat de kwa- liteit van de ervaringscertificaten te wensen overlaat.


20 De formule is: `vier maal het aantal standaarden in de steekproef'.
31




INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS

Verbeterafspraken
Begin 2009 is het initiatief genomen om de kwaliteit van de beoordelingen te bevorderen en meer eenheid te krijgen in de werkwijzen. Deze afspraken zijn in juli vastgesteld door de convenantspartners en gepubliceerd op de website van het Kenniscentrum EVC. Een door de Projectdirectie Leren en Werken opgesteld overzicht van deze en andere maatregelen is opgenomen als bijlage II. Of de af- spraken in de praktijk tot de gewenste verbeteringen leiden, is komende jaren een punt van aandacht. Enkele zaken zijn nog niet geregeld: a. hoe een evc-aanbieder bezwaar kan aantekenen of in beroep kan gaan tegen een negatieve beslissing op het verzoek tot opname in het register of tegen een beslissing tot beëindiging van de registratie; b. hoe na de invoering van het herziene accreditatiestelsel wordt bepaald welke instellingen als beoordelaar mogen optreden,21 en wie formeel verantwoorde- lijk is voor het aanwijzen van (nieuwe) beoordelende instanties: de convenant- partners, de departementen van OCW of SZW, of het Kenniscentrum EVC; c. mogelijk kan evc (zowel de naam als het product) beter worden beschermd: op dit moment mag iedereen in Nederland evc aanbieden zonder dat men als erkend aanbieder geregistreerd is, en dus ook zonder dat de kwaliteit periodiek beoordeeld wordt.
3.6 Landelijke regie
Stimuli
Dankzij de gezamenlijke inspanningen van de overheid, de convenantpartners en de evc-aanbieders is in recente jaren een omvangrijk aanbod van evc ontstaan, ingebed in een uitgebreide infrastructuur die zowel informatievoorziening als kwaliteitsbe- oordeling omvat. Door helder te definiëren wat evc is en expliciet kwaliteiteisen te

formuleren heeft het convenant Een kwaliteitscode voor evc daar een bijdrage aan geleverd. Voordat het convenant van kracht werd waren er al geruime tijd initiatie- ven op het gebied van evc, maar bestonden veel varianten en zienswijzen naast elkaar, elk met hun eigen begrippenkader. De rijksoverheid heeft door gerichte subsidietrajecten en fiscale voorzieningen een belangrijke stimulans gegeven aan

het aanbod van evc-voorzieningen.
Een complex fenomeen
Dit neemt niet weg dat evc voor velen een complex en moeilijk te grijpen fenomeen is, zo blijkt uit veel van de gesprekken die de inspectie voerde. Zowel wat de be- gripsafbakening als wat de scheiding van taken en verantwoordelijkheden betreft (evc-verantwoordelijkheid versus verantwoordelijkheid voor instroom, onderwijs, examinering en diplomering) is er nog een weg te gaan. Hetzelfde geldt voor het duidelijk positioneren van het `produkt evc' als contractactiviteit van bekostigde onderwijsinstellingen tegenover het onderwijs als kerntaak van bekostigde instel- lingen. Zo riep in de landelijke overheidscampagne Weet waar je staat, vraag een ervaringscertifi caat de naam ervaringscertifi caat bij (potentiële) evc-kandidaten en evc-aanbieders in eerste instantie verwarring op, omdat niet voor iedereen duide- lijk werd dat dit een nieuwe naam was voor het al ingeburgerde evc-rapportage.
21 Tot nog toe zijn de vbi's die in het hoger onderwijs de beoordeling ten behoeve van de opleidingsaccreditatie uit- voeren, ook de beoordelaars van evc-voorzieningen. Vraag is of straks van een hiaat sprake is als de reguliere opleidingsaccreditatie geen vbi's meer kent en daarmee ook een deel van de kwaliteitsborging op het niveau van de beoordelaars vervalt.

32




COMPETENT ERKEND?

Daarnaast kregen evc-aanbieders nogal eens te maken met kandidaten die dachten dat het verkrijgen van zo'n certificaat slechts een formaliteit is (`kunt u mij er een

toesturen?`).
Ervaringsprofi el
Voorgaande geeft aan hoe nauw de communicatie luistert. Om die reden hebben wij vragen bij de recente introductie van het ervaringsprofi el. In de Stimulerings- maatregel evc die in juni 2009 werd vastgesteld, worden ook middelen beschikbaar gesteld voor de uitvoering van trajecten die leiden tot een ervaringsprofi el.22 Dit wordt gepresenteerd als eerste fase binnen een evc-procedure, leidend tot een portfolio van de kandidaat, zonder beoordeling of erkenning van competenties. Binnen de geldende afspraken is deze eerste fase niet welomschreven. Zo wordt een produkt geïntroduceerd waarover geen landelijke afspraken bestaan. Rollen landelijke actoren
Naast de aanbieders van evc maken de volgende partijen op enigerlei wijze deel uit van het evc-stelsel: de beleidsdirecties bve en ho van het ministerie van OCW, de Projectdirectie Leren & Werken, de convenantpartners, het Kenniscentrum EVC en de beoordelaars van de kwaliteit van het evc-aanbod. In 2007 hebben de convenantpartners de invoering van de evc-code en de landelijke kwaliteitsbewaking belegd bij het Kenniscentrum EVC. Gesprekspartners geven aan dat de landelijke aansturing afgelopen jaren echter onvoldoende is geweest. Er zijn klachten over het ontbreken van duidelijke afspraken en normen, over de status en de ingangsdatum van wijzigingen en over de opeenstapeling van nieuwe richtlijnen. De informatie van het Kenniscentrum EVC vertoonde dus tekortkomingen. Zowel de aanbieders van evc als de beoordelende instanties zeggen daar last van te heb- ben gehad. Het is dan ook goed dat de eisen die aan de kwaliteit van evc worden gesteld, verder zijn geëxpliciteerd en over de samenwerking tussen Kenniscentrum EVC, evc- aanbieders en beoordelende instanties nadere afspraken zijn gemaakt. Zie in dit verband ook bijlage II.
Verantwoordelijkheden
Het is wenselijk dat ook in meer algemene zin duidelijker wordt wie op welke gebieden het voortouw neemt: de minister van OCW als medeondertekenaar van het convenant, de gezamenlijke convenantpartners of het Kenniscentrum EVC als uitvoerder van het beleid. Belangrijke vraag daarbij is wie uiteindelijk verant- woordelijk is voor de kwaliteit van evc: de ministers van OCW dan wel SZW in het verlengde van het door hen gevoerde stimuleringsbeleid, de zojuist genoemde partijen van het maatschappelijk middenveld verenigd in het convenant, of de evc- aanbieders zelf. Een voorbeeld is de evaluatie van het convenant. Een afspraak in het convenant is dat in augustus 2007 de uitvoering en werking van het convenant op onafhankelijke wijze wordt geëvalueerd. Deze evaluatie heeft tot op heden niet plaatsgevonden.23
Evc-register
Het landelijke register van evc-aanbieders bevat onvolkomenheden. Zo staan in de zorgsector vier van de zestien evc-aanbieders die samenwerken in een ge- subsidieerd project niet in het register, is in het wetenschappelijk onderwijs een
22 Zie: http://evc-aanbieders.lerenenwerken.nl/ervaringsprofi el.
23 Er heeft wel een evaluatie van de kwaliteitscode plaatsgevonden maar geen evaluatie van de werking van het con- venant als geheel zoals artikel 19 van het convenant dat bepaalt.
33




INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS

(bekostigde instelling) actief die niet geregistreerd is als aanbieder maar wel evc uitvoert voor andere bekostigde instellingen, en besteedt in het economische do- mein een aanbieder de uitvoering van evc voor één standaard volledig uit aan een niet-erkende onderaannemer. Tijdens het onderzoek van de inspectie is gebleken dat in een aantal gevallen onjuiste contactpersonen of telefoonnummers in het register staan vermeld. Daarnaast is onvoldoende gewaarborgd dat evc-aanbod dat niet langer actief is tijdig uit het register wordt verwijderd en dat informatie in het register feitelijk juist is. Meer principieel is de vraag of standaarden waarvoor zich geruime tijd geen kandidaat heeft gemeld, niet uit het register zouden moeten worden verwijderd.
3.7 Internationaal perspectief
Evc op de internationale agenda
In diverse landen binnen en buiten Europa is er volop aandacht voor apl (accre- ditation of prior learning, ook wel rpl: recognition of prior learning).24 Al in 2002 formuleerde de Europese Raad een aantal gemeenschappelijke Europese begin- selen voor de validering van niet-formeel leren. Centraal daarin staan vertrouwen en betrouwbaarheid: procedures en criteria moeten billijk en transparant zijn, en de kwaliteit moet zijn geborgd.25 In internationaal verband wordt evc steeds vaker genoemd als belangrijke voorziening binnen de Europese hoger onderwijsruimte, en gerelateerd aan zowel life long learning, het vraagstuk van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs als aan het bevorderen van de mobiliteit. Ook in het Communiqué van Leuven dat de gezamenlijke Europese ministers van onderwijs in april 2009 ondertekenden is life long learning een prioriteit en wordt opnieuw nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de rol van evc. EQF
Het European Qualifications Framework for Life Long Learning (EQF) is een belang-

rijk middel om van evc in Europees verband een succes te maken. Het biedt een gemeenschappelijk referentiekader voor de acht verschillende niveaus waarop ken- nis, vaardigheden en competenties kunnen worden beheerst. In haar opbouw sluit het EQF niet uit dat competenties tot op niveau 8 (de promotie) worden beheerst zonder dat daar formeel onderwijs aan ten grondslag ligt. Uiteenlopende benaderingen, vergelijkbare problemen De OECD heeft in 2006-2008 onderzoek gedaan naar evc en daarover gerap- porteerd in zogenaamde landenrapporten.26 De evc-stelsels in de diverse landen blijken op belangrijke punten te verschillen. De verschillen betreffen onder meer de instanties die de erkenningen verlenen, de beoordelingsprocedures uitvoeren en de officiële graden verlenen. Ook zijn er verschillen in de waardering van evc

en het vertrouwen in de bijbehorende procedures en resultaten. Om te komen tot goede procedures kiezen veel landen er voor de internationale richtlijnen op nationaal niveau verder uit te werken. Vaak laten de nationale richtlijnen de nodige
24 Blijkbaar is ook in het buitenland de terminologie een aandachtspunt. Zo worden de volgende termen gebruikt: Accreditation of Prior Learning (APL); Accreditation of Prior Experiential Learning (APEL); Accreditation of Prior Certificated Learning (APCL); Recognition of Prior Learning (RPL); Accreditation of Prior Learning and Achievement

(APL&A); Recognition of Current Competencies (RCC); Learning Outside Formal Teaching (LOFT) en Validation of Non-formal and Informal Learning (NFIL).

25 Zie: http://ec.europa.eu/education/policies/2010/doc/validation2004_nl.pdf.
26 Recognising non-formal and informal learning: Country Background Reports (2006-2007).
34




COMPETENT ERKEND?

vrijheid aan instellingen, waardoor in de uitvoering net als in Nederland nogal wat verschillen bestaan.
Ook andere knelpunten herkennen we in Nederland: hoe vertrouwen te creëren in evc en de onderliggende procedures, evc betaalbaar te houden en de juiste maat- staven (standaarden, uitwerkingen van beroepsprofielen) te hanteren. Opvallend

is dat in veel landen evc relatief sterk opleidingsgericht is en minder nadrukkelijk als instrument wordt gezien om los van een eventuele vervolgopleiding de compe- tenties van een kandidaat te erkennen. Met deze brede, sterk op de arbeidsmarkt geörienteerde benadering van evc, valt ons land in positieve zin op. Hierna kijken we preciezer naar de situatie in Frankrijk, Vlaanderen, Ierland en En- geland. Kenmerken van de stelsels in deze landen, zoals de wettelijke verankering van het recht op evc of het gedeeltelijk centraliseren van het recht om ervaringscer- tificaten uit te mogen reiken, kunnen relevant zijn voor het Nederlandse beleid.

Frankrijk
In de meeste landen heeft evc pas sinds kort een formele status. Een uitzonde- ring is Frankrijk, waar het al in 1934 mogelijk was om een ingenieursdiploma op basis van werkervaring te verkrijgen. Sinds 2002 is wettelijk vastgelegd dat alle diploma's ­ met uitzondering overigens van de medische sector ­ op basis van evc (validation des acquis de l'expérience, ofwel vae) kunnen worden verkregen. Via vae kunnen titels en diploma's op uiteenlopende niveau's en voor uiteenlopende beroepen worden verkregen, tot aan de doctorsgraad toe. Het Franse hoger onderwijs valt onder het Ministère de l'enseignement supérieur et de la recherche. Het aantal diploma's dat door dit ministerie wordt uitgereikt op basis van vae stijgt. In 2003 ging het om 830 diploma's, in 2007 al om 2.150. Dit ministerie publiceert zogenaamde référentiels. Deze beroepsprofi elen bevatten voorschriften voor de opleidingsprofielen, en vormen een belangrijke leidraad voor

de jury die de beroepservaring van een kandidaat beoordeelt. Kandidaten richten hun verzoek direct aan de instelling, doorgaans een universiteit of een `école in- genieur'. Alleen verzoeken van kandidaten met meer dan drie jaar werkervaring worden in behandeling genomen. De kandidaat wordt vooraf geïnformeerd over de kans op succes. Hij stelt vervolgens een dossier samen dat beoordeeld wordt door een jury. De jury spreekt met de kandidaat en eventueel wordt een praktijk- toets afgenomen. De jury wordt samengesteld door de directeur van de instelling en heeft in ieder geval één lid dat afkomstig is uit het werkveld. De wet stelt dat de beslissing van de jury defi nitief is.
Vlaanderen
In Vlaanderen is in 2004 per decreet vastgelegd dat burgers het recht hebben om hun beroepservaring te laten valideren en zo een `titel van beroepsbekwaamheid' te verkrijgen. Dit decreet vormt het wetgevend kader voor evc. In Vlaanderen zijn de instellingen voor hoger onderwijs verantwoordelijk voor de ontwikkeling van referentiekaders per beroepsgroep. Deze beschrijvingen van domeinspecifi eke leerresultaten moeten aansluiten bij het EQF.
Kandidaten melden zich bij een validerende instelling die deel uitmaakt van een associatie: een samenwerkingsverband tussen een hogeschool en een universiteit.
35




INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS

Elke instelling stelt een reglement (inclusief methodes en procedures) voor evc vast dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de overheid. De validerende instel- ling beslist over het al dan niet verstrekken van een bewijs van bekwaamheid. Dat bewijs is geldig binnen de instellingen die onderdeel zijn van de associatie en bij instellingen waarmee die associatie een overeenkomst heeft. De kosten worden in het decreet gemaximeerd en zijn afhankelijk van het doel van de evc-procedure. Als het bekwaamheidonderzoek plaatsvindt ten behoeve van instroom in een masteropleiding mogen geen kosten in rekening worden gebracht. Voor een algemene niveaubepaling op bachelor- en masterniveau mag maximaal 500,= respectievelijk 770,= worden gerekend. Deze bedragen lijken in de prak- tijk aan de lage kant. Instellingen ontvangen geen bijdrage van de overheid.27 Een instelling kan besluiten om direct een diploma te verstrekken op basis van evc zonder dat inschrijving in het onderwijs nodig is. Bijzonder is dat de instelling, als zij niet tot diplomering overgaat, aan moet tonen dat er een substantieel verschil is tussen de aangetoonde competenties en de eindcompetenties van de opleiding. Ierland
In Ierland zijn in 2005 principles and guidelines voor evc gepubliceerd door de National Qualifications Authority of Ireland. In het Ierse hoger onderwijs wordt het

belang van evc wel onderkend, maar de omvang van de activiteiten is tot nog toe beperkt. Instellingen zijn vrij om invulling te geven aan hun eigen evc-beleid, en vooral instellingen met voldoende reguliere instroom zijn nog nauwelijks actief. Er zijn wel richtlijnen maar geen voorschriften voor evc-procedures of ervarings- certificaten. Een ervaringscertificaat wordt dan ook niet zonder meer door andere

instellingen erkend. Als de in het certificaat omschreven competenties overeen-

komen met het national qualifi cation framework, dan zal het doorgaans echter wel worden geaccepteerd door andere instellingen.
Kandidaten kunnen zich rechtstreeks richten tot een onderwijsinstelling of tot de Higher Education and Training Awards Council (Hetac). Deze instantie verstrekt getuigschriften in het hoger onderwijs en controleert onderwijsinstellingen die zelf getuigschriften mogen verstrekken. Als kandidaten denken direct in aanmerking te komen voor een diploma kunnen zij zich rechtstreeks melden bij de Hetac met hun cv en portfolio. De Hetac beslist ­ eventueel na consultatie van een onderwijsinstel- ling ­ of de aanvraag gehonoreerd kan worden.
Ook de doctorsgraad kan rechtsreeks op basis van evc worden verkregen. In de praktijk komt dit echter weinig voor. In de periode 2005-2007 werd in totaal drie- maal direct een graad verstrekt; in één geval ging het om een doctorsgraad. Engeland
Tot slot enkele opmerkingen over de situatie in Engeland. Ook in Engeland past evc prima binnen de algemene beleidsvoornemens om life long learning te stimuleren; toch is er geen nationaal beleid dat procedures voorschrijft of civiel effect waar- borgt. Een belangrijke rol spelen de richtlijnen die de Quality Assurance Agency for
27 In Nederland zijn tarieven van 800,= à 1.200,= gangbaar.
36




COMPETENT ERKEND?

Higher Education (QAA) in 2004 opstelde. Deze zijn enigszins vergelijkbaar met de Nederlandse convenantafspraken. Het gaat eerder om algemene kwaliteitsnormen dan om voorschriften voor instellingen: het is aan de individuele instelling om beslis- sen of een ervaringscertificaat van een andere instelling wordt geaccepteerd.

De QAA heeft subject benchmark statements geformuleerd die aangeven op welk niveau competenties moeten worden beheerst voor een honours degree of mas- ters degree. De assessoren maken doorgaans deel uit van de instelling waar de kandidaat een diploma wil verkrijgen. Zij volgen deze richtlijnen en combineren die met de eigen programma-eisen van de instelling.


37





38




COMPETENT ERKEND?

4. Analyse en aanbevelingen
Antwoord op de onderzoeksvraag
De belangrijkste vraag was of examencommissies in staat zijn verantwoorde be- slissingen te nemen over vrijstellingsverzoeken van kandidaten die na evc willen instromen in een opleiding. Het antwoord luidt dat de kwaliteit van evc te wensen over laat en dat het systeem van kwaliteitsbeoordeling door externe beoordelaars nog onvoldoende effectief is. Beide zullen moeten verbeteren voordat examencom- missies op verantwoorde wijze beslissingen kunnen nemen over vrijstellingen en diplomering wanneer aankomende studenten zich melden met een ervaringscer- tifi caat.
Beoogd resultaat
Op nationaal niveau is het doel van evc het stimuleren van de kenniseconomie en het bevorderen van een leven lang leren door middel van een hoogwaardig, landelijk dekkend aanbod van voorzieningen dat de kwaliteit van evc garandeert en de rechten van kandidaten voldoende beschermt (vrijwilligheid van deelname, bescherming van privacy). Kiest de kandidaat vervolgens voor een opleiding dan moet dat een passend traject zijn, bij voorkeur op maat gemaakt. Deze situatie is nog niet gerealiseerd.
Verbeterpunten
De oorzaken liggen zowel op het niveau van de landelijke aansturing van het stelsel als op het niveau van de afzonderlijke evc-aanbieders. Kort samengevat gaat het om het volgende.
Landelijke aansturing

1. Het is onvoldoende duidelijk wie op landelijk niveau verantwoordelijk is voor de kwaliteit van het evc-aanbod.

2. Afgelopen jaren heeft het overheidsbeleid een forse toename van het aanbod veroorzaakt zonder dat voldoende gestuurd is op kwaliteit.
3. Er is te weinig regie gevoerd op de beoordeling van de kwaliteit.
4. Taken en verantwoordelijkheden van landelijk opererende actoren zijn onvol- doende uitgewerkt en op elkaar afgestemd.
Beleid evc-aanbieders

5. Veel evc-aanbieders hebben de evc-markt betreden zonder voldoende te door- denken wat evc precies is en welke eisen er aan worden gesteld.
6. Vaak heeft men zich onvoldoende rekenschap gegeven van de consequenties, met als gevolg dat te weinig is geïnvesteerd in het kennisniveau van uitvoer- ders en examencommissies, in het beoordelingsinstrumentarium en in het onderscheid tussen evc en intake.

7. Veel evc-aanbieders voeren geen krachtig intern beleid. Vooral taken, bevoegd- heden en verantwoordelijkheden zijn onvoldoende uitgewerkt. Vervallen van subsidies
Aandachtspunt is dat de projectsubsidies van de overheid komende jaren wegvallen en evc voor de evc-aanbieders kostendekkend zal moeten zijn. Dit kan de kwaliteit op langere termijn ten goede komen: op die plekken waar het aanbod overleeft kan dan voldoende kritische massa ontstaan om de kwaliteit van de uitvoering te
39




INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS

garanderen en te verbeteren. De effecten voor de korte termijn kunnen echter averechts zijn.
Hoe verder
Het is duidelijk dat het evc-stelsel tijd nodig heeft om zich verder te ontwikkelen. Op onderdelen zal het moeten worden aangescherpt. Veel instellingen werken momenteel hard aan verbetering, en ook de overheid lijkt zich er van bewust dat op dit moment vooral het stimuleren van kwaliteit prioriteit heeft. Tegen deze achtergrond komt de inspectie tot de volgende aanbevelingen. Aanbevelingen

1. Examencommissies dienen hun onafhankelijkheid strikt te bewaken, maar kunnen vanuit hun wettelijke taak wel een bijdrage leveren aan het verbeteren van de kwaliteit van evc door zelf randvoorwaarden te formuleren en bijvoor- beeld duidelijke eisen te stellen aan het beoordelingsinstrumentarium en de kwaliteit van de assessor.

2.
Onderwijsinstellingen kunnen de informatie aan evc-kandidaten, studenten en andere geïnteresseerden verbeteren, zowel via de algemene voorlichting op de websites als via de wettelijke documenten (onderwijs- en examenregeling en studentenstatuut). Deze worden bij voorkeur op de voor iedereen toegan- kelijke website geplaatst.

3. Evc-aanbieders die gelieerd zijn aan een onderwijsinstelling dienen een betere scheiding aan te brengen tussen taken, bevoegdheden en verantwoordelijk- heden rond evc enerzijds en intake-assessments en onderwijs anderzijds.
4.
Evc-aanbieders kunnen het civiel effect van ervaringscertifi caten bevorderen door de relatie tussen de beoordelingsmaatstaf en het landelijke beroepspro- fi el te expliciteren, bij voorkeur door met andere evc-aanbieders afspraken te maken over de vertaling van het landelijke profiel naar concrete beoordelings-

criteria. Kwalificatiedossiers zoals die in het mbo bestaan zijn in het hoger

onderwijs niet voorhanden; de systematiek ervan kan voor het hoger onderwijs wel als voorbeeld dienen.

5. e rijksoverheid en de convenantpartners kunnen via het Kenniscentrum D
EVC stimuleren dat per opleiding of beroepsdomein afspraken worden ge- maakt over de concretisering van de evc-standaard als het landelijke beroeps- profiel te algemeen is om als uitgangspunt te dienen voor de beoordeling van

de kandidaat.

6. De rijksoverheid en de convenantpartners kunnen in overleg met het Ken- niscentrum EVC hun rollen beter afstemmen en duidelijker afspreken wie op welke gebieden het voortouw neemt.

7. De rijksoverheid en de convenantpartners dienen na te gaan of het huidige systeem van externe beoordeling van het evc-aanbod moet worden aange- scherpt of moet worden vervangen. Een alternatief is een landelijke registra-
40




COMPETENT ERKEND?

tie van ervaringscertificaten met het voorschrift dat ervaringscertifi caten pas

worden afgegeven nadat is gecontroleerd of aan de landelijke kwaliteitseisen is voldaan.28

8. De rijksoverheid, de convenantpartners en het Kenniscentrum EVC kun- nen nagaan of ervaringen in andere landen aanknopingspunten bieden voor de verdere ontwikkeling van het Nederlandse evc-stelsel zoals het wettelijk verankeren van het recht van burgers om hun bekwaamheden laten te erken- nen, zoals in Frankrijk en Vlaanderen.29

9. De rijksoverheid moet zich ervan verzekeren dat de convenantpartners zich blijven inspannen voor de verbetering van de kwaliteit van evc zodat de diverse functies van evc (validatie van het cv voor sollicitaties, hulpmiddel bij loopbaan- en scholingsbeslissingen en basis voor vrijstellingen) op een geloofwaardige manier inhoud krijgen.
Vervolg
Een deel van de te treffen maatregelen kan van tijdelijke aard zijn. Er is immers sprake van een groeimodel. Als de kwaliteit van evc komende jaren toeneemt kan de bemoeienis van de overheid navenant verminderen en meer aan de betrokken partijen in het veld worden overgelaten.
In de tweede helft van 2011 gaat de inspectie na in hoeverre de tekortkomingen zijn verholpen. Dan wordt opnieuw vastgesteld wat de kwaliteit van de evc-voor- zieningen is, vanuit het perspectief van de instroom van kandidaten met een erva- ringscertificaat in het door de Minister erkende hoger onderwijs. De kwaliteitseisen

die voortvloeien uit het convenant Een kwaliteitscode voor evc vormen ook dan het uitgangspunt voor de beoordeling, in het bijzonder de gewenste scheiding tussen evc en initieel onderwijs, bijvoorbeeld wat de rol van de examencommis- sie betreft.


28 Als voordelen kunnen worden genoemd: het voorkomen van onnodige variatie van vorm en inhoud, verbetering van het civiel effect van ervaringscertifi caten, en permanent zicht op het aantal uitgereikte ervaringscertifi caten per aanbieder, standaard en sector. De huidige, weinig effectieve, kwaliteitscontrole door externe beoordelaars kan dan gedeeltelijk of eventueel geheel vervallen.

29 Vergelijk het rapport Tijd voor Ontwikkeling, Advies van de Denktank Leren en Werken over het stimuleren van een leven lang leren in Nederland (OCW/szw, juli 2009) waarin wordt geadviseerd scholingsafspraken in de arbeidsover- eenkomst vast te leggen en de verplichting daartoe wettelijk te verankeren.
41





42




COMPETENT ERKEND?

Bijlage I Bronnen
Gedurende het onderzoek zijn:

1. vertegenwoordigers van dertien examencommissies van zeven instellingen, voor in totaal 49 opleidingen geïnterviewd;

2. vertegenwoordigers van zeven evc-aanbieders geïnterviewd;
3. 36 ervaringscertificaten geanalyseerd van 18 evc-aanbieders;


4. tien beoordelingsrapporten van evc-beoordelaars geanalyseerd;
5. websites van 44 erkende onderwijsinstellingen bezocht.
1. Examencommissies
Gesproken is met vertegenwoordigers van examencommissies van de volgende opleidingen en instellingen.
Opleidingen Instelling Examencommissie voor aantal opleidingen30
1. Sociaal Pedagogische Hulpverlening

2. Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Haagse Hogeschool 3
3. Oefentherapeut Mensendieck

4. Management Economie en Recht Hogeschool van Amsterdam 12
5. Management in Zorg en Dienstverlening

6. Financial Service Management Hogeschool van Arnhem en Nijmegen 6
7. Bedrijfskunde

8. Personeelsmanagment ISBW 2
9. 31 Open Universiteit 19
10. Small Business & Retail management

11. Personeel en Arbeid

12. Sociaal Pedagogische Hulpverlening Saxion Hogeschool 7
13. Hbo-V (penvoerder samenwerkings- Hogeschool Leiden n.v.t. verband 16 hbo-V's)
Totaal 7 49
2. Evc-aanbieders
Er is gesproken met de volgende evc-aanbieders:

1. Avans

2. Hogeschool van Amsterdam

3. Hogeschool INHOLLAND

4. HAN / Interstudie NDO

5. People in Transfer

6. Universiteit Twente (ELAN)

7. Open Universiteit

30 De vertegenwoordigers van examencommissies waarmee de inspectie sprak, maakten deel uit van examencom- missies die gezamenlijk het in deze kolom vermelde aantal opleidingen behartigden.
31 Omdat de Open Universiteit niet voor alle 19 opleidingen evc aanbiedt, en niet op alle afzonderlijke opleidingen in het gesprek werd ingegaan, zijn de opleidingen hier gezamenlijk als één geteld.
43




INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS


3. Ervaringscertifi caten
In totaal zijn 36 ervaringscertificaten geanalyseerd van 18 evc-aanbieders:32


1. Avans

2. Hogeschool van Amsterdam

3. Hogeschool INHOLLAND

4. HAN / Interstudie NDO

5. People in Transfer

6. Open Universiteit

7. Hogeschool Windesheim

8. Hanzehogeschool

9. Hogeschool Zuyd

10. HAS

11. Fontys

12. Noordelijke Hogeschool

13. Stenden

14. Schoevers

15. Hogeschool Utrecht

16. Haagse Hogeschool

17. ISBW

18. Saxion

4. Beoordelingsrapportages
Van de volgende evc-aanbieders zijn beoordelingsrapportages geanalyseerd:
1. (voormalige) Hogeschool Drenthe

2. Hogeschool Driestar Educatief

3. Avans Hogeschool

4. Saxion Evc-centrum

5. Hogeschool Utrecht ­ Faculteit Maatschappij en Recht
6. Hogeschool van Amsterdam Evc-centrum

7. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

8. De Haagse Hogeschool

9. Hogeschool Zuyd

10. Stenden Hogeschool
Het betreft beoordelingsrapporten van alle drie de beoordelende instanties die in het hoger onderwijs actief zijn: Certiked, Hobéon en NQA.
5. Websites
Tot slot zijn ook de websites onderzocht van 44 instellingen die erkend hoger on- derwijs aanbieden op het voorkomen van informatie over evc in de onderwijs- en examenregelingen en/of het studentenstatuut. Deze zijn aselect gekozen uit alle aanbieders van erkend onderwijs. Het betrof de volgende instellingen:
1. Universiteit Maastricht

2. Universiteit van Amsterdam

3. Hogeschool Leiden

32 De nummering die onderstaand wordt gebruikt, komt niet overeen met de nummering die in paragraaf 3.3 wordt gebruikt. De instellingen is toegezegd dat niet op naam zou worden gerapporteerd.
44




COMPETENT ERKEND?


4. Saxion

5. NEA Transport Hogeschool

6. Hotelschool Den Haag

7. Hogeschool Rotterdam

8. Hogeschool Edith Stein

9. Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

10. ArtEZ

11. Stichting NTI Hogeschool

12. Stichting LOI Hoger Onderwijs

13. Noordelijke Hogeschool Leeuwarden

14. Agrarische Hogeschool Larenstein

15. Hogeschool Utrecht

16. Hogeschool INHOLLAND

17. Fontys Hogescholen

18. Christelijke Hogeschool Ede

19. Hogeschool van Amsterdam

20. Gerrit Rietveld Academie

21. Hogeschool Zeeland

22. Webster University

23. TiasNimbas Business School

24. Stenden

25. PBNA-HBO

26. Hogeschool Zuyd

27. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

28. HMDI

29. HAS Den Bosch

30. De Vrije Muziek-Akademie/Helicon

31. Wageningen Universiteit

32. Christelijke Hogeschool Windesheim

33. Erasmus Universiteit Rotterdam

34. Stichting Hoger Onderwijs NOVI

35. Pedagogische Hogeschool De Kempel

36. Hogeschool Wittenborg

37. Hogeschool Praehep / Marcus Verbeek

38. Hogeschool Dirksen B.V.

39. Avans

40. Vrije Universiteit Amsterdam

41. Van Hall Instituut

42. Universiteit voor Humanistiek

43. Universiteit van Tilburg

44. Universiteit Utrecht

45





46




COMPETENT ERKEND?

Bijlage II Recente ontwikkelingen
De projectdirectie Leren en Werken heeft een overzicht opgesteld van recente maatregelen en ontwikkelingen op het gebied van evc in het hoger onderwijs, dat hieronder is opgenomen.

Maatregelen ter bevordering van kwaliteit

· November 2006: totstandkoming convenant Een kwaliteitscode voor evc.
· Januari 2007: toekenning voorlopige erkenning aan evc-aanbieders die tevens erkend Crebo- of Croho-opleider zijn.

· Voorjaar 2007: erkenning van beoordelende organisaties, start ontwikkeling werkafspraken met beoordelende organisaties.

· Zomer 2007: uitvoering evaluatieonderzoek kwaliteitscode evc.
· Najaar 2007: wens convenantpartners dat overheid verantwoordelijkheid neemt voor kwaliteit van evc. Vervolg: uitwerking voorstel nieuwe verdeling taken en verantwoordelijkheden.

· Voorjaar 2008: vaststelling werkafspraken beoordelende organisaties.
· 2008: uitvoering beoordelingen van voorlopig erkende EVC-aanbieders.
· Najaar 2008: constatering dat er (te) grote verschillen in werkwijzen zijn tus- sen beoordelende organisaties, vaststellen wenselijkheid van aanscherping normteksten en werkafspraken.

· Begin 2009: aanscherping en explicitering van normteksten en werkafspra- ken.

· Voorjaar 2009: besluit uitvoering tweede ronde beoordelingen evc-aanbieders in het Crebo-domein door inspectie, in samenwerking met andere beoorde- lende organisaties; uitvoering in tweede helft 2009, met als doel uniformering van werkwijzen en hantering beoordelingscriteria tussen beoordelende orga- nisaties.

· Voorjaar/zomer 2009: vaststelling nieuwe versies werkafspraken en normtek- sten door convenantpartners.
Stimuleringsregelingen

· Zomer 2006: publicatie eerste stimuleringsregeling evc in het hbo door Pro- jectdirectie.

· Eind 2006/heel 2007: ontwikkeling evc-procedures in het hbo, uitvoering van ongeveer 4200 evc-trajecten.

· Eind 2007/heel 2008: uitvoering projecten stimuleringsregeling; (door)ontwik- keling evc-procedures; deskundigheidsbevordering assessoren, begeleiders en examencommissies; realisatie van een kleine 2.300 EVC-trajecten.
· Zomer 2008: tweede stimuleringsregeling evc (en maatwerk werkend leren) in het hbo.

· Eind 2008/heel 2009: uitvoering projecten tweede stimuleringsregeling.
· Eind 2009: publicatie derde stimuleringsregeling hbo, gericht op ontwikkeling van een beperkt aantal hogescholen tot instituten die over de volle breedte en op vraag- en klantgerichte wijze diensten op het gebied van LLL aanbieden.
47




INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS


48




Colofon

Auteursrecht voorbehouden
Gehele of gedeeltelijke overneming of reproductie
van de inhoud van deze uitgave op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteursrechthebbende is verboden, behoudens de beper- kingen bij de wet gesteld. Het verbod betreft ook gehele of gedeeltelijke bewerking.
Productie
Afdeling Communicatie, Inspectie van het Onderwijs Vormgeving
Blik grafisch ontwerp, Utrecht

Drukwerk
Roto Smeets Grafi Services, Utrecht
Uitgave
Inspectierapport 2009-33
november 2009
Verkoopprijs 8,00
Exemplaren van deze publicatie zijn telefonisch
te bestellen bij de Postbus 51 Infolijn.
Postbus 51-nummer 22BR2009B033
ISBN: 978-90-8503-168-0
Telefoonnummer 0800 - 8051 (gratis),
elke werkdag van 8.00-20.00 uur
of via internet op www.postbus51.nl
Deze publicatie staat ook op internet:
www.onderwijsinspectie.nl