Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Nr. WJZ/166214 (1754)
(Hoofd) Afdeling
DIRECTIE WETGEVING
EN JURIDISCHE ZAKEN
Nader rapport inzake het voorstel van wet Den Haag, 11 december 2009
tot wijziging van de Wet studiefinanciering
2000 en de Wet tegemoetkoming
onderwijsbijdrage en schoolkosten in
verband met niet-indexering normbedragen
voor 2011 en 2012 en aanpassing
aanvullende beurs
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 16 oktober 2009, nr.
09.002888, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het
bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 21 oktober 2009, nr. W05.09.0403/I, bied ik U hierbij aan.
Het voorstel geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke
opmerkingen.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele technische wijzigingen in het wetsvoorstel
door te voeren. De normbedragen van de artikelen van de Wet studiefinanciering 2000 die
vermeld zijn in artikel I, onderdelen A tot en met C, onderdeel D, onder 2, en onderdeel F van
het wetsvoorstel zijn voor de komende twee jaren nog niet bekend. Datzelfde geldt voor de
normbedragen van de artikelen van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en
schoolkosten die vermeld zijn in artikel II, onderdelen A tot en met F, van het wetsvoorstel.
Deze normbedragen worden jaarlijks vastgesteld. Daarom is het nog niet mogelijk om in
verband daarmee de maatstaven, genoemd in deze artikelonderdelen van het wetsvoorstel,
nu al aan te passen. Dat is reden geweest om deze artikelonderdelen in het wetsvoorstel die
aanpassing van deze maatstaven betroffen, thans uit het wetsvoorstel te halen. Dit betreft
een puur redactionele wijziging van het wetsvoorstel zonder inhoudelijke gevolgen. De
overige artikelonderdelen zijn in dat verband hernummerd. Het artikelgewijze deel van de
memorie van toelichting is dienovereenkomstig aangepast.
8
93 AAN DE KONINGIN
OCW 10
Verder wordt nog een verduidelijking in de WSF 2000 aangebracht die verband houdt met de
invoering van de meeneembare studiefinanciering in 2007. Daartoe is een voorziening
gecreëerd die het mogelijk maakt met Nederlandse studiefinanciering een (volledige) hoger
onderwijsopleiding in het buitenland te volgen. Daarbij is de zogenaamde 3 uit 6-maatregel
opgenomen om te voorkomen dat studenten uit andere EU-landen zonder enige band met
Nederland gebruik kunnen maken van Nederlandse studiefinanciering om in hun eigen land
(of een ander land) te studeren. Die maatregel houdt in dat een student ten minste 3 jaren
van de 6 jaren voorafgaand aan de aanvraag om studiefinanciering voor een buitenlandse
hoger onderwijsopleiding in Nederland moet hebben gewoond om voor die opleiding
studiefinanciering te verkrijgen.
De 3 uit 6-maatregel verhindert momenteel het kunnen aanvragen van studiefinanciering
voor een wetenschappelijke masteropleiding in het buitenland, nadat de student al een
bacheloropleiding in het buitenland heeft gevolgd. Aan de Tweede Kamer is daarom
toegezegd de WSF 2000 dusdanig aan te passen dat daaruit onmiskenbaar blijkt dat de 3 uit
6-maatregel geen belemmering vormt voor het krijgen van studiefinanciering voor een
wetenschappelijke masteropleiding in het buitenland, nadat de student al een
bacheloropleiding in het buitenland heeft gevolgd (TK 2008/09, Kamervragen nr. 3561). In dit
wetsvoorstel wordt deze aanpassing thans meegenomen. Aan het algemeen deel van de
memorie van toelichting is in verband hiermee een nieuwe paragraaf 1.2 toegevoegd.
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde
memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
W1754.K-2 2