Datum 14 december 2009
Gelijkwaardigheid van platforms voor GGZ en VG
Geachte voorzitter,
In het algemeen overleg van 3 december jl. met de vaste commissie voor
Volksgezondheid, Welzijn en Sport is afgesproken dat ik de vaste commissie
informeer over de gelijkwaardigheid van het Landelijk platform GGZ en het
Platvorm VG aan de drie koepels (de CG-Raad, het CSO en de NPCF) mede in
relatie tot wat ik daarover in het algemeen overleg van 19 juni 2008 heb
toegezegd.
In het algemeen overleg van 19 juni 2008 is de positie van de beide platforms op
twee manieren aan de orde geweest.
Ten eerste is meer in het algemeen gesproken over een versterking van de
topstructuur van het PGO-veld waaronder ook begrepen de vg- en de ggz-sector.
Daarover heb ik gezegd dat het kabinet uit gaat van drie koepels omdat de CG-
Raad, het CSO en de NPCF beogen om gezamenlijk het hele PGO-veld te
ondersteunen zonder onderscheid naar organisaties en sectoren.
In het AO is wat de rol van de drie koepels betreft expliciet aangegeven "dat zij
bijzondere aandacht moeten hebben voor de vg- en de ggz-sector".
Over de beide platforms heb ik gezegd: "De specifieke belangenbehartiging voor
de vg- en de ggz-sector dient de komende tijd verder te worden versterkt".
Over die versterking heb ik toegezegd "dat het Landelijk platform GGZ en het
Platform VG het huidige subsidiebedrag kunnen houden en daarnaast aanspraak
kunnen maken op het bedrag van 30. 000,- en aanvullende middelen. Beide
organisaties zullen door de koepels moeten worden ingeschakeld voor het bieden
van ondersteuning aan de PGO-organisaties en de samenwerking moet op basis
van gelijkwaardigheid plaatsvinden. Beide platforms worden door VWS
uitgenodigd voor een klankbordgroep in het kader van het PGO-traject".
Ik ben alle toezeggingen van mijn kant nagekomen. NPCF, CG-Raad en CSO
geven nu op mijn uitdrukkelijk verzoek in hun ondersteuningstaak bijzondere
aandacht aan de vg- en ggz-sector. Zij betrekken het Platform VG en het Landelijk
Platform GGz ook actief bij PGOsupport, de gezamenlijke ondersteunings-
organisatie van deze koepels. Het Platform VG en het Landelijk Platform GGz
nemen sinds de zomer van 2008 gelijkwaardig deel aan het overleg in de
Klankbordgroep PGO zodat zij ook op die wijze namens hun lid-organisaties bij
mijn departement actief de belangen van de achterban behartigen.
Ten behoeve van een verdere versterking van de specifieke belangenbehartiging
voor de ggz- en vg-sector ontvangen de twee platforms sinds 2009 specifieke
instellingssubsidies. Het Platform VG ontvangt jaarlijks 516.372,- en het
Landelijk Platform GGz 337.182,- .
Ik ben van oordeel dat de beide Platforms zich thans goed ontwikkelen. In beide
kringen groeit de samenwerking met de eigen achterbannen. Dat resulteert onder
meer in een aantal gehonoreerde projectvoorstellen. Beiden hebben
subsidiemiddelen toegewezen gekregen uit de eerste tranche voor projecten voor
de periode 2009-2012. Voor het Platform VG gaat het om twee projecten: "No-
non-sense" en "Ontwikkeling van een toekomstvisie voor en door mensen met een
verstandelijke beperking en hun familie" (tezamen 308.624,-).
Voor het Landelijk Platform GGz gaat het zelfs om 3 projecten (tezamen
1.768.107,-): "De vrijblijvendheid voorbij": naar een gericht familiebeleid in de
GGz, "eiGGenwijzer": zorginkoop in de GGz vanuit cliëntenperspectief en "(O)GGz
spiegel vergelijking kwaliteit lokaal beleid".
Ten opzichte van het vorig AO constateer ik derhalve een positieve ontwikkeling
van de platforms. Graag wil ik in dit verband het belang van de projecten ter
versterking van de positie van de beide platforms benadrukken; met het lid van
Miltenburg van de VVD-fractie ben ik het zeer eens dat die projecten niet in de
weg staan aan deelname van deze platforms aan PGOsupport. Ik zal dat snel
onder de aandacht van de drie koepels brengen.
Behalve over een versterking van de topstructuur van het PGO-veld in het
algemeen is in het overleg ook uitvoerig gesproken over een brief die de drie
koepels mij voor het overleg in 2008 hadden doen toekomen. De drie koepels
hadden in die brief meegedeeld dat zij het gesprek met het Landelijk platform
GGZ en het Platvorm VG wilden aangaan voor het realiseren van een nieuwe
topstructuur. Daarbij gaven de koepels aan dat deze nieuwe organisatie
gebaseerd moest zijn op nevengeschiktheid van de daaronder vallende
organisaties en dat er tegen het einde van het jaar een intentieverklaring zou
liggen over de oprichting van de nieuwe topstructuur.
In reactie op de opstelling destijds van de 3 koepels heb ik toegezegd bereid te
zijn de vorming van een dergelijke topstructuur te faciliteren, bijvoorbeeld door
een onafhankelijke procesbegeleider ter beschikking te stellen.
Ik heb daarbij aangegeven dat "binnen een dergelijk nieuwe organisatievorm een
interne toedeling van budgetten aan de kamers zal moeten plaatsvinden die niet
automatisch gebaseerd is op de onderlinge verhouding van de huidige budgetten.
Ook in financieel opzicht moet sprake zijn van gelijkwaardigheid." Ik heb daarbij
benadrukt dat "het initiatief voor één topstructuur genomen is door het veld zelf".
Ten behoeve van de totstandkoming van een nieuwe topstructuur zoals
voorgesteld door het veld heb ik in 2008 - zoals toegezegd - een onafhankelijke
`verkenner' (in de persoon van prof. dr. ir. G. de Vries) financieel mogelijk
gemaakt. Hij heeft het overleg van de drie koepels en de beide platforms over een
institutionalisering van de nieuwe topstructuur begeleid. Helaas heeft dit niet
geleid tot overeenstemming tussen betrokken partijen. Ik betreur dit. Ook een
aantal meer directe bemiddelingspogingen vanuit mijn departement hebben het
afgelopen jaar partijen niet geleid tot de vorming van een nieuwe topstructuur in
het PGO-veld. Het verschil van inzicht tussen CG-raad en NPCF over de wijze van
samenwerken (vanuit de inhoud of vanuit een gezamenlijke structuur) was
onoverbrugbaar.
Deze ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat ik nu zelf het voortouw neem en
zoveel mogelijk in samenspraak met het PGO-veld een visie ga ontwikkelen hoe
de derde partijrol te versterken. Daarbij zal ik ook ingaan op een passende
vormgeving van de topstructuur van het PGO-veld en een daarop aansluitende en
evenwichtige wijze van bekostiging van de koepels en platforms. Binnen het door
mij te stellen kader zal het PGO-veld dan zijn verantwoordelijkheid moeten
nemen. De motie van mw Koser Kaya zie ik hierbij als een ondersteuning van mijn
inzet.
Sectoren als geestelijke gezondheidszorg en de gehandicaptenzorg, maar ook de
chronisch zieken en andere doelgroepen zullen daarin op basis van
gelijkwaardigheid hun plaats krijgen. Ik heb u die visie voor mei 2010 toegezegd
opdat wij nog voor de zomer het debat hierover kunnen voeren.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport