Ministerie van Buitenlandse Zaken

beantwoording vragen van het lid Ferrier over voedselproductie in ontwikkelingslanden

Kamerbrief inzake beantwoording vragen van het lid Ferrier over voedselproductie in ontwikkelingslanden

Kamerbrief | 8 december 2009

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Ferrier over voedselproductie in ontwikkelingslanden. Deze vragen werden ingezonden op 26 november 2009 met kenmerk 2009Z22661.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Drs. A.G. Koenders

Antwoorden van de heer Koenders, minister voor
Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van het lid Ferrier (CDA) over voedselproductie in ontwikkelingslanden.

Vraag 1

Kent u het bericht "De voedselcrisis kan zich zo weer herhalen"?

Antwoord

Ja.

Vraag 2
Deelt u de mening dat de huidige voedselcrisis en met name voedseltekorten in ontwikkelingslanden dusdanig urgent is dat woorden en beleidsvoornemens omgezet moeten worden in daden, door ontwikkelingslanden zelf en door de donerende landen?

Antwoord

Ja.

Vraag 3

Zo ja, met welke concrete acties bent u bezig bij te dragen aan verhoging van de voedselproductie in ontwikkelingslanden? Richt u zich hierbij ook in het bijzonder op het bereiken van vrouw, aangezien kleine boeren voornamelijk vrouwen zijn?

Antwoord

Nederland draagt op diverse manieren en via verschillende kanalen bij aan de verhoging van de voedselproductie in ontwikkelingslanden. Samen met collega minister Gerda Verburg wordt uitvoering gegeven aan de notitie `Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid' met als belangrijkste streven de landbouwproductie in Afrika te intensiveren. Via het multilaterale kanaal gebeurt dit ondermeer door de Food Facility van de Europese Commissie. Het gaat hierbij om een fonds van EUR 1 miljard die tegen het eind van dit jaar meer dan driekwart in concrete verplichtingen zal zijn omgezet. Hierbij gaat het om een intensievere inzet op het terrein van kunstmest en zaden maar ook verbetering van markttoegang, infrastructuur en vermarkting van de landbouwproducten via lokale, regionale en internationale markten.

Vrijwel alle programma's richten zich op kleine boeren en boerinnen en het MKB. Daarbij is veel aandacht voor de rollen van vrouwen; zo is 41% van de 1,9 miljoen individuen die we tot nog toe via het Programma Ondersteuning Productenorganisaties bereikten, vrouw en is een aantal bilaterale programma's specifiek toegesneden op deze doelgroep, zoals het landrechtenprogramma in Bolivia.

Vraag 4
Kunnen we de voortgangsrapportage van de beleidsbrief "Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid" van 8 mei 2008 over uitvoering van uw gezamenlijke beleid op korte termijn tegemoet zien? Zo nee, waarom niet.

Antwoord

De voortgangsrapportage zal de Kamer naar verwachting op korte termijn toegaan.

Vraag 5

Wat is uw oordeel over het IAASTD-rapport "Agriculture at a Crossroads" waarin wordt gesteld dat kleine boeren een grote rol in de voedselvoorziening hebben en waarin overheden opgeroepen worden deze boeren te ondersteunen door te investeren in infrastructuur of verspreiding van kennis? Is het waar dat Nederland hierin geen interesse zou hebben?

Antwoord

Het IAASTD-rapport, dat vorig jaar verscheen, is een degelijk rapport waarin vertegenwoordigers van overheid, maatschappelijk middenveld, private sector en de wetenschappelijke wereld de stand van zaken schetsen van wetenschap en technologie op het terrein van landbouw met het oog op een effectievere bestrijding van honger en armoede. Het is daarmee een waardevol document waar vrijwel alle aspecten van landbouwontwikkeling goed worden beschreven. Tezamen met het spraakmakende World Development Report 2008 van de Wereldbank heeft het IAASTD-rapport een rol gespeeld in het hoog op de politieke agenda plaatsen van landbouw en voedselzekerheid.

Het is onjuist te stellen dat Nederland geen interesse zou hebben in de rol van kleine boeren en boerinnen. Nederland onderschrijft het belang van de rol van kleinschalige landbouw in de voedselvoorziening, en onderkent de noodzaak om te investeren in infrastructuur en verspreiding van kennis. Nederland investeert daar ook in, met name in kennisontwikkeling en innovatie, een speerpunt in de eerder genoemde beleidsbrief "Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid".

Vraag 6

Bent u voornemens deel te nemen aan de vervolgbijeenkomst eind 2009 van "Partnering for Food Security", dat werd georganiseerd door Secretary of State Clinton en de Secretaris-generaal van de VN in september 2009? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De bijeenkomst `Partnering for Food Security' in september 2009 stond vooral in het teken van het L'Aquila Food Security Initiative en had als doelstellingen meer landen hierbij te betrekken en een actieplan op te stellen.

Naar mijn weten vinden er voor eind 2009 nog twee belangrijke vergaderingen plaats in vervolg op de `Partnering for Food Security'-bijeenkomst van september 2009. Op 3 en 4 december wordt in het kader van de L'Aquila Food Security Initiative een werkgroepbijeenkomst in Rome gehouden, georganiseerd door het Italiaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. De nadruk in deze vergadering zal liggen op het inzichtelijk maken van de L'Aquila pledges en het bespreken van een voorstel voor monitoring. Nederland is hierbij op ambtelijk niveau aanwezig. Daarnaast vindt op 7 en 8 december een high level-bijeenkomst plaats in het kader van de uitvoering van het Comprehensive Africa Agriculture Development Programme (CAADP) in Rwanda. Door deelname aan deze bijeenkomst wil de internationale gemeenschap, inclusief Nederland, erkenning geven aan het feit dat Rwanda als eerste een CAADP-compact heeft ondertekend en vergevorderd is met het maken van investeringsplannen voor de landbouwsector. CAADP staat centraal in de L'Aquila Food Security Initiative voor wat betreft de steun aan Afrikaanse landen om de landbouwproductiviteit te verhogen en de voedselzekerheid te vergroten. Aangezien deze conferentie een landenspecifiek programma betreft, zal de ambassade in Kigali hieraan deelnemen.