Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Belgie
in 150 tabellen
De Belgische arbeidsmarkt in 150 tabellen
Te lage werkzaamheidsgraad blijft België parten spelen
Ook zonder de economische crisis zou België de Lissabondoelstellingen
wellicht niet hebben gehaald. Met een werkzaamheidsgraad van 62,4%
in 2008 (+0,4 procentpunten tegenover 2007) is de vooropgestelde 70%
immers niet binnen bereik. Daarmee doet ons land het minder goed dan
het Europese gemiddeld, dat 65,9% bedroeg. Die vaststelling blijft
ook overeind wanneer de werkzaamheidsgraad in voltijdsequivalenten
wordt berekend : dan scoort ons land 57,5% tegenover 60,6% in de EU27.
Dat blijkt uit de reeks tabellen met arbeidsmarktindicatoren, die als
bijlage bij het Nationaal Hervormingsprogramma wordt gevoegd. Deze
wordt jaarlijks uitgewerkt door de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en
Sociaal Overleg en aan de Europese Commissie bezorgd. Voor de
bijlage werkt de FOD samen met de ADSEI van de FOD Economie en met de
gewesten en gemeenschappen.
De tabellen geven een breed overzicht van de arbeidsmarkt in België,
waarbij in de meeste gevallen ook cijfers volgens gewest worden
gepubliceerd, en waarbij een vergelijking het EU-gemiddelde wordt
gemaakt. Dat laatste is mogelijk omdat veel van de gegevens
gebaseerd zijn op geharmoniseerde statistieken, zodat de vergelijking
niet wordt vervalst door het gebruik van verschillende administratieve
concepten.
Zo kan ondermeer worden vastgesteld dat de arbeidsmarkt in België
zeer heterogeen blijft. De werkzaamheidsgraad âhet aandeel van de
beroepsbevolking dat aan de slag isâ bedraagt 55,6% in Brussel, 57,2%
in Wallonië, 66,5% in Vlaanderen en 68,4% in de Duitstalige
Gemeenschap. Overal werken meer vrouwen dan mannen : voor het gehele
land bedraagt de werkzaamheidsgraad van mannen 68,6%, die van vrouwen
56,2%. Hooggeschoolden (83,0%) werken meer dan middengeschoolden
(67,0%) en laaggeschoolden (39,7%).Â
Ook tussen de leeftijdsgroepen zijn er opvallende verschillen : 34,5%
van de 55- tot 64-jarigen zijn aan de slag (het EU-gemiddelde bedraagt
45,6%) terwijl de werkzaamheidsgraad bij de 25- tot 54-jarigen met
80,5% iets boven het Europese gemiddelde van 79,6% ligt. Het
grootste verschil tekenen we op tussen de EU-onderdanen en de
niet-EU-burgers in ons land : van de eerste groep werkt 62,4%, terwijl
bij de laatste groep slechts 39,9% werkt. In EU-perspectief is dit
verschil in ons land zeer groot.
Kwaliteit van de arbeid : gunstige contracten, beperkte mobiliteit
De reeks bevat ook heel wat indicatoren omtrent de kwaliteit van de
arbeid. Zo stellen we vast dat 24,7% van de werknemers in België
een deeltijdse baan heeft. Van de deeltijdwerkers verklaart 14,4%
onvrijwillig deeltijds te werken. In de gehele EU werkt 18,0% van de
werknemers deeltijds, waarvan 25,5% onvrijwillig. 8,3% van de
werknemers in ons land werkt met een contract van bepaalde duur,
tegenover 14,0% in de EU-27.
Een gemiddelde voltijdse werknemer werkt in ons land effectief 39,3
uur per week, iets minder dan de gemiddelde werknemer in de gehele
Europese Unie (39,8 uur). Deeltijders werken gemiddeld 23,1 uur (EU
: 20,1 uur).Â
In juni 2009 heeft het Comité voor de Werkgelegenheid indicatoren op
gebied van flexicurity vastgelegd op Europees niveau. De
inputindicatoren die een kwantitatieve omschrijving van de regelgeving
geven, geven aan dat in België de uitgaven voor
werkloosheidsuitkeringen en voor het arbeidsmarktbeleid duidelijk
hoger liggen dan het Europese gemiddelde. Toch stellen we tussen 2006
en 2007 een verlaging van de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen
vast per persoon die wenst te werken (7.166⬠in 2007 tegenover
9.251⬠in 2006) en een stijging van de uitgaven voor het
arbeidsmarktbeleid per persoon die wenst te werken (6.197⬠in 2007
tegenover 5.211⬠in 2006). De procesindicatoren die een indicatie
geven van het gebruik van de regelgeving, tonen aan dat in België het
aantal rechthebbenden op een werkloosheidsuitkering en van de
deelnemers aan een activeringsmaatregel gemiddeld hoger ligt dan in de
andere landen van de EU en dat dit aantal tussen 2006 en 2007 is
gestegen. De outputindicatoren tenslotte, die de resultaten weergeven,
geven aan dat in België in 2007 90,2% van de personen tussen 15 en 64
jaar hun werkzekerheid hebben behouden of verhoogd ten opzichte van
het voorgaande jaar en dat 84,2% een beter of eenzelfde
tewerkstellingsstatuut en loonniveau heeft dan in 2006. We stellen
tevens vast dat 78,5% van de personen die een opleidingsmaatregel
hebben genoten zes maand later aan het werk zijn en dat het
armoederisico voor de werklozen 34,2% bedraagt.
In ons land blijkt overigens het aandeel van personen tussen 18 en 59
die in een gezin wonen waar niemand een baan heeft bijzonder hoog :
met 12,1% in 2008 ligt dit aandeel een stuk hoger dan in het
gemiddelde EU-land (9,3% in 2007).
Hoge lonen, weinig opleiding
De gegevens over opleiding en vorming geven aan dat ons land een
behoorlijke achterstand heeft tegenover het EU-gemiddelde. Zo
stellen we vast dat in ons land 6,8% van de bevolking in een
gemiddelde maand aan vorming deelneemt, tegenover een Europees
gemiddelde van 9,6%. Ook de doelstelling van de sociale partners om
1,9 van de loonmassa aan opleiding te besteden wordt niet gehaald : in
2007 werd 1,13% hieraan besteed.
Resultaten van opleiding zijn vaak moeilijk te meten. In het
voorbije jaar werden wel nieuwe indicatoren ontwikkeld over computer-
en internetvaardigheden. In ons land beschikt 29,6% van de bevolking
niet over basiscomputervaardigheden (EU-gemiddelde 33,0%), en 23%
beschikt niet over internetvaardigheden (EU-gemiddelde 32%). Van de
werkenden heeft 24% geen basiskennis over het werken met computers,
van de werklozen is dit 45%.Â
De lonen op de Belgische arbeidsmarkt liggen relatief hoog. In 2007
verdiende een voltijdse werknemer in ons land bruto gemiddeld 2.837
EUR. Daarmee doet ons land het beter dan het EU-gemiddelde dat (in
2006) 2.176 EUR bedroeg. De loonkloof tussen vrouwen en mannen
blijft wel overeind : de gemiddelde vrouw verdiende 2.577 EUR, de
gemiddelde man 2.918. Maar de werknemers in België moeten met dat
loon ook heel wat belastingen betalen : de impliciet belastingdruk
(totaal van fiscale en sociale lasten) bedroeg in ons land in 2007
42,3%, tegenover een EU-gemiddelde van 36,5%.
Naar een actiever arbeidsmarktbeleidâ¦
De actieve uitgaven voor de arbeidsmarkt bedragen 1,13% van het BBP
daar waar de totale uitgaven voor het arbeidsmarktbeleid in 2008 5,14%
van het BBP bedragen. Tussen 2006 en 2008 stellen we een stijging vast
van de actieve uitgaven (1,02% in 2006 t.o.v. 1,13% in 2008 en een
vermindering van de passieve ondersteuning van de arbeidsmarkt (2,18%
in 2006 tegenover 1,98% in 2008). 54;4% van de werkzoekenden en 40,9%
van de langdurig werklozen genieten een activeringsmaatregel.
Alle indicatoren kunnen worden teruggevonden in de module
âStatistiekenâ > Structurele indicatoren werkgelegenheid en
arbeidsmarkt > Indicatoren van de Europese
Werkgelegenheidsstrategie.
Â
Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg -