Academisch Medisch Centrum Universiteit van Amsterdam


Amsterdam, 17 december 2009


Levensverwachting daklozen ruim kwart eeuw lager


Een meerderheid van de Amsterdamse daklozen wordt niet ouder dan 50 jaar; daarmee ligt hun levensverwachting ruim een kwart eeuw lager dan die van de gemiddelde Nederlander. Bij langdurig daklozen is vaak sprake van trimorbiditeit: een combinatie van verslaving, psychische en lichamelijke problemen. Dit blijkt uit het onderzoek van daklozendokter en GGD-arts Igor van Laere waarop hij op 12 januari 2010 promoveert bij prof.dr. Niek Klazinga, hoogleraar Sociale Geneeskunde in het AMC. Als eerste arts in Nederland verzamelde hij tijdens zijn werk in de straten en armenhuizen van Amsterdam gegevens over daklozen en hun kwalen. Om sociaal-medisch verval te voorkomen moeten kwetsbare burgers eerder worden opgespoord en beter begeleid dan nu gebeurt, vindt Van Laere. Hij pleit voor een sociaal-medische benadering, dat wil zeggen: intensieve samenwerking tussen woningcorporaties, schuldhulpverlening, maatschappelijk werk, reclassering en medische zorg, want 'zonder sociale diagnose geen medische therapie'. De huisarts ziet Van Laere daarbij graag in de rol van regisseur, oftewel 'baas in de zorg'. 'De ouderwetse plattelandsdokter moet terug in de grote stad'.


Vooral laagopgeleide, alleenstaande Nederlandse, Surinaamse en Antilliaanse mannen tussen de 25 en 50 jaar oud lopen een relatief groot risico om dakloos te worden. De kans op sociaal-medisch verval - zeg maar: afglijden richting goot met vroegtijdig overlijden als resultaat - neemt toe naarmate iemand kampt met meer sociale en medische problemen zoals huurschuld, huiselijk geweld, gedragsstoornissen, lichamelijke en psychische problemen en verslaving. Dakloos worden vormt een cruciaal omslagpunt in dit proces. Eenmaal op straat stapelen de gezondheidsproblemen zich op. Het sterfterisico van dakloze mannen is dan ook zeven maal zo hoog als dat van de doorsnee Amsterdammer.


Om sociaal-medisch verval te voorkomen moeten de diverse hulpverleners beter, en al in een eerder stadium, met elkaar samenwerken. De huisarts dient daarbij een centrale en coördinerende rol te vervullen, aldus Van Laere. 'Zodra er problematische huurschulden zijn: óók de huisarts inlichten. Geeft iemand overlast in de buurt: stuur de huisarts langs. Zijn er signalen die wijzen op huiselijk geweld, kindermishandeling of alcoholmisbruik: betrek de huisarts'. Die huisarts moet dan wel weer, is de stellige overtuiging van de onderzoeker, vaker op huisbezoek en kwetsbare burgers actief volgen. 'Weer huisdokter worden, en niet, zoals nu, vooral in de eigen praktijk blijven'.


Om de kennis over sociaal-medisch verval te vergroten, pleit Van Laere voor een Sociaal-Medische Monitor, waarin men systematisch gegevens verzamelt over kwetsbare burgers, ongeacht hun verblijfplaats. Daarnaast zou het goed zijn als er ook binnen de geneeskundestudie meer aandacht komt voor 'de lessen van de straat'.


Noot voor de redactie (