UMC Utrecht


Reactie UMC UTRECHT op PROPATRIA-rapport

UTRECHT, 17 december 2009. Vandaag hebben de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) en de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) hun eindrapport gepresenteerd over achtergronden van het PROPATRIA-onderzoek, een voedingsmiddelonderzoek dat van 2003-2007 werd uitgevoerd door de Acute Pancreatitis Werkgroep Nederland en gecoördineerd door onderzoekers van het Universitair Medisch Centrum (UMC) Utrecht.

De drie instanties hebben bij nauwkeurige bestudering van de studie-uitvoering een aantal tekortkomingen geconstateerd. Het UMC Utrecht betreurt die, maar stelt vast dat het vooral gaat om procedurele aspecten en niet om zorg voor patiënten. Voor zover dat in de afgelopen twee jaar niet al is gebeurd, zal het UMC Utrecht de `lessen voor de toekomst' bestuderen en waar mogelijk toepassen in de praktijk.

Hieronder geeft het ziekenhuis een korte reactie op hoofdlijnen. Het bieden van goede en steeds betere gezondheidszorg staat voor het UMC Utrecht voorop. Vanuit die betrokkenheid doen artsen en onderzoekers in het ziekenhuis veel wetenschappelijk onderzoek. Vooruitgang in zorg is niet mogelijk zonder dit onderzoek.


1. Het UMC Utrecht constateert dat ook IGZ, CCMO en VWA geen factoren hebben aangetroffen die kunnen verklaren dat in de groep patiënten die een probiotisch voedingssupplement kreeg meer sterfgevallen optraden dan in de groep patiënten die het studieproduct niet heeft gekregen (placebogroep).


2. De kanttekeningen van IGZ, VWA en CCMO concentreren zich vooral op procedurele aspecten, zoals datamanagement en
proefpersonenverzekering.


3. Het UMC Utrecht zal alle lessen zorgvuldig bestuderen en, voor zover dat niet al is gebeurd, toepassen in toekomstig onderzoek.


4. Het UMC Utrecht hoopt dat met de publicatie van dit eindrapport een periode van onzekerheid voor deelnemers aan het PROPATRIA-onderzoek en hun familieleden kan worden afgesloten.

Het PROPATRIA-onderzoek onderzocht van 2003 tot en met 2007 of een probiotisch voedingssupplement de kans op infecties bij patiënten met `voorspelde ernstige acute alvleesklierontsteking (pancreatitis)' kon verlagen. Het onderzoek is in 2002 opgezet en werd uitgevoerd door medisch specialisten uit vijftien Nederlandse ziekenhuizen.

Eerder buitenlands onderzoek bij patiënten met acute pancreatitis had in 2002 een gunstig effect getoond. Het PROPATRIA-onderzoek wilde deze positieve resultaten bij Nederlandse patiënten bevestigen. Het onderzoek werd, zoals gebruikelijk bij wetenschappelijk onderzoek bij mensen, `dubbelblind en placebo-gecontroleerd' uitgevoerd. Aan het eind van het onderzoek werd tot verbazing van de onderzoekers duidelijk dat onder patiënten die het voedingssupplement hadden gekregen, de sterfte hoger was (16%) dan in de placebogroep (6%). Door de lage sterfte in de placebogroep was de totale sterfte in de studie (11%) niet hoger dan verwacht bij deze ziekte (11-18%).

Hoewel een verband tussen het voedingssupplement en de lagere overlevingskans niet is bewezen, waarschuwden de onderzoekers hun collega's direct voor het toedienen van probiotische voedingssupplementen via een darmsonde aan patiënten die wegens orgaanfalen op de intensive care zijn opgenomen. Die waarschuwing blijft ook na het rapport van IGZ, CCMO en VWA van kracht. donderdag 17 december 2009