Datum 16 december 2009
Reactie op een VSO n.a.v. brief d.d. 19 augustus 2009 inzake de monitor zorgverzekeringsmarkt
Geachte voorzitter,
Met grote belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van het
schriftelijk overleg over mijn brief van 19 augustus 2009 inzake de monitor
Zorgverzekeringsmarkt 2009 (29 689, nr. 271). De CDA-, PvdA- en SP-fractie
hebben verschillende vragen en opmerkingen bij de monitor. Graag wil ik in deze
brief een reactie geven op het verslag. Hierbij houd ik een indeling naar thema
aan.
1. Eigen risico en preferente aanbieders
De CDA-fractie heeft gevraagd waarom verzekeraars wel of niet gebruik maken
van de mogelijkheid het eigen risico niet in rekening te brengen als de verzekerde
gebruik maakt van de preferente zorgaanbieder.
De NZa heeft het afgelopen jaar reeds onderzoek gedaan naar de vraag of
verzekeraars van het gedifferentieerde eigen risico gebruik maken (monitor Eigen
Risico1). Hieruit is gebleken dat voor 2009 vijftien zorgverzekeraars
ziekenhuiszorg hebben aangewezen die niet ten laste van het verplichte eigen
risico komt. In totaal heeft dit betrekking op 58% van alle verzekerden. De
overige zorgverzekeraars differentiëren het verplicht eigen risico in 2009 niet. Zij
hebben dit wel overwogen maar hiervan afgezien wegens verschillende redenen.
Een eerste reden die genoemd wordt is dat de tijd tussen het bekend worden van
de ministeriële regeling en de invoering hiervan relatief kort was, waardoor
verzekeraars het niet meer in het inkoopbeleid 2009 mee konden nemen.
Daarnaast geven verzekeraars aan vaak nog weinig inzicht te hebben in het
inkoopvoordeel om een goede afweging te maken tussen het verlies op de
verzekerde (ter grootte van het verplicht eigen risico ad 155) en de inkoopprijs
van zorg. Ook geven verzekeraars aan twijfels te hebben over de manier waarop
verzekerden de regeling ervaren. Verzekerden denken mogelijk dat het verplichte
eigen risico voor de rest van het jaar vervalt indien zij van preferente zorg gebruik
maken. Als de verzekerde echter andere zorg gebruikt die wel onder het eigen
risico valt, dan is daar het verplichte eigen risico wel op van toepassing. Dit
1 NZa, Monitor Eigen risico, 2009
zouden verzekerden als negatief kunnen ervaren. Inmiddels heeft één Ons kenmerk
verzekeraar, die wel een gedifferentieerd eigen risico toepaste, laten weten het DZ-CB-U-2959453
instrument in 2010 voorlopig niet meer toe te passen. De verzekeraar geeft
hiervoor twee redenen aan. De eerste reden is dat negatieve reacties van klanten
over dit instrument werden ontvangen. Daarnaast blijken de kwaliteitsgegevens
nog niet betrouwbaar genoeg, zodat het lastig is excellente behandelingen aan te
wijzen.
Zoals ik in mijn brief van 23 mei 20082 heb aangegeven zal de wijze waarop de
zorgverzekeraars in 2009 en 2010 invulling geven aan deze
sturingsmogelijkheid geëvalueerd worden. Dit betekent dat ik u naar verwachting
De PvdA-fractie vraagt hoe ik er voor ga zorgen dat er meer prikkels voor een
doelmatige inkoop en prikkels voor inkoop van kwaliteit worden ingevoerd.
Voor het verder professionaliseren van de zorginkoop zijn in de eerste plaats de
zorgverzekeraars zelf verantwoordelijk. Dit laat onverlet dat ons stelsel voldoende
randvoorwaarden en prikkels moet bevatten. Hierbij moet worden gedacht aan
vrije prijsvorming, het afbouwen van de ex-post compensatie in de
risicoverevening en het beschikbaar zijn van voldoende kwaliteitsinformatie. Deze
drie zaken zijn van meet af aan prominente punten van mijn beleidsagenda
geweest, maar voor alle drie de onderwerpen geldt dat ze niet van de ene op de
andere dag te realiseren zijn.
Heeft het accent tot nu toe vooral gelegen op het bevorderen van de inkoop van
ziekenhuiszorg, sinds een jaar zijn onze inspanningen ook gericht op het
bevorderen van de inkoop van integrale zorg voor chronisch zieken door het
invoeren van keten-dbc's. Daarmee zal ook de eerstelijnszorg nadrukkelijker
onderwerp van zorginkoop worden. Recent heb ik daarover met uw Kamer nog
van gedachte gewisseld in het Algemeen Overleg van 30 september j.l.
De PvdA-fractie heeft gevraagd of in de monitor Zorginkoop van de NZa specifiek
aandacht kan worden besteed aan het inkopen op basis van kwaliteitsverschillen.
In deze monitor zal aandacht worden besteed aan verschillende prikkels voor een
goede zorginkoop, waaronder ook de transparantie van de kwaliteit van het
zorgaanbod.
In antwoord op de vraag van de CDA-fractie welke concrete stappen worden gezet
om betere en duidelijke informatie over ingekochte zorg te krijgen, wil ik
aangeven dat zorgverzekeraars zelf verantwoordelijk zijn voor de zorginkoop en
de transparantie daarover. Zorgverzekeraars zoeken naar kwaliteitsindicatoren om
hun verzekerden met objectieve indicatoren te kunnen overtuigen van een betere
kwaliteit, zoals ook de NZa constateert in de monitor zorgverzekeringswet 2009.
Ik ondersteun de ontwikkeling van het zorginkoopproces via projecten als `Kies
beter' en `Zichtbare zorg'. In deze projecten wordt gewerkt aan het ontsluiten van
kwaliteitsinformatie voor de zorg.
2 (Kamerstukken II 2007/08, 29 689, nr. 194) Pagina 2 van 11
De NZa houdt toezicht op het verstrekken van transparante informatie aan Ons kenmerk
consumenten. Daartoe brengt de NZa jaarlijks het richtsnoer DZ-CB-U-2959453
informatieverstrekking uit. Door richtlijnen op te stellen is het duidelijk waaraan
informatieverstrekking moet voldoen. Indien nodig kan de NZa handhavend
optreden. Zie voor meer informatie ook de toelichting onder punt 4 in deze brief.
Overigens hebben de Consumentenbond, de ANBO (bond voor 50-plussers) en de
Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie (NPCF) in 2007 en 2008
onderzoek gedaan naar het zorginkoopbeleid, de transparantie daarvan en de
betrokkenheid van patiënten en consumenten daarbij. Uit dit onderzoek
`zorginkoop onder de loep'3 blijkt in 2008 een aantal zorgverzekeraars al vrij goed
te scoren op zorginkoop en dat bij anderen dit beleid nog wat meer in
ontwikkeling is. In het onderzoek is een norm ontwikkeld voor transparantie en
voor de inrichting van het inkoopproces door verzekeraars. Een score van 100
procent geldt daarbij als norm. De totaalscores van verzekeraars variëren van
79% tot 26%, maar het merendeel van de verzekeraars zat in 2008 boven de
50%.
Naar aanleiding van de vraag van de CDA-fractie door welke motieven
verzekeraars zich laten leiden bij zorginkoop, kan ik aangeven dat
zorgverzekeraars die verschillende motieven voor het inkoopbeleid hebben.
Verzekeraars kijken naar de prijs en de kwaliteit van de geleverde zorg, het
patiëntenoordeel en de doelmatigheid van de aanbieder. Daarnaast spelen ook de
afstand voor de verzekerde en de wachttijden een belangrijke rol. Ook zijn er
verzekeraars die meer de nadruk leggen op keuzevrijheid met een daarop
afgestemd zorginkoopbeleid.
De CDA-fractie heeft gevraagd of patiëntenorganisaties worden betrokken bij de
zorginkoop en op welke wijze. Uit het onderzoek `zorginkoop onder de loep' van
2008 bleek dat alle verzekeraars op de een of andere manier in gesprek met
patiënten- en consumentenorganisaties zijn, maar de fase van het proces waarin
ze verkeren verschilt duidelijk. Soms wordt de NPCF betrokken, maar bij andere
zorginkoopprocessen worden alleen regionale patiëntenorganisaties geraadpleegd
of wordt gebruik gemaakt van patiëntenervaringen. Een aantal verzekeraars
raadpleegt de verzekerdenraad in meer of mindere mate. Het onderzoek uit 2008
geeft aan dat ook de mate waarin deze organisaties worden betrokken, verschilt.
De organisaties worden soms bij het hele proces betrokken, maar soms ook alleen
bij de opzet of de evaluatie van een zorginkooppproces.
Naar aanleiding van de vraag van de PvdA-fractie waarom de website Kiesbeter.nl
dit jaar minder is bezocht dan voorgaande jaren, kan ik aangeven dat de website
kiesbeter.nl juist elk jaar beter wordt bezocht. In vergelijking met 2008 heeft de
website in 2009 tot op heden te maken met maandelijks ca. 100.000 extra
bezoekers (400.000 bezoekers in oktober 2009). Het onderdeel zorgverzekeringen
wordt echter inderdaad minder bezocht. Voor de overstapperiode 2008-2009 is
het bezoekersaantal uiteindelijk nog opgelopen naar 154.000 (in plaats van de in
het rapport genoemde 140.000). Voor de overstapperiode 2007-2008 was dat
169.000, voor 2006-2007 was dat 178.000. Volgens het Nivel was Kiesbeter.nl in
beide voorgaande seizoenen wel de meest geraadpleegde vergelijkingssite voor
zorgverzekeringen. Daarom is het lastig conclusies te trekken over de oorzaak van
3 Consumentenbond, NPCF en ANBO, Zorginkoop onder de Loep, november 2008 Pagina 3 van 11
het afnemende bezoek. Een verklaring kan zijn dat mensen meer op de websites Ons kenmerk
van verzekeraars zelf kijken, aangezien ook daar steeds meer informatie over de DZ-CB-U-2959453
kwaliteit beschikbaar is.
3. Aanvullende verzekering
De CDA-fractie vraagt wat de resultaten zijn van de analyse van de vraag in
hoeverre zorgverzekeraars voor verzekerden de keuzevrijheid bedreigen via de
koppeling van de basis en aanvullende verzekering. Deze analyse wordt
momenteel door de NZa uitgevoerd. Ik verwacht de uitkomsten van deze analyse
in december 2009 en zal u direct na ontvangst hierover informeren.
Ook verwijst de CDA-fractie naar de constatering van de NZa dat de aanvullende
verzekering een steeds grotere invloed heeft op het functioneren van de
zorgverzekeringsmarkt. De fractie vraagt waaruit deze grotere invloed blijkt en
welke onwenselijke gevolgen dit heeft. De NZa geeft in haar rapport diverse
beïnvloedingsmogelijkheden vanuit de aanvullende verzekeringen op de
basisverzekering aan. Zo kunnen in de voorwaarden voor de aanvullende
verzekering bepalingen zijn opgenomen (bijv. contractduur, opzegtermijn) die de
mobiliteit voor de basisverzekering belemmeren. Ook wijst de NZa op de
mogelijkheden van kruissubsidiëring vanuit de aanvullende verzekering naar de
basisverzekering. De premie van de basisverzekering wordt dan laag gehouden en
meegefinancierd door de winsten op de aanvullende verzekering waarvoor hogere
premies gelden. Tot op heden heeft de NZa echter geen aanleiding gezien
onderzoek naar kruissubsidie te doen. De NZa heeft aangegeven in 2010 de
invloed van de aanvullende verzekering op de basisverzekering nader te
monitoren.
De PvdA vraagt wat de oorzaken zijn van het afnemen van het aantal verzekerden
met een aanvullende verzekering en of ik deze afname problematisch vind. Het
aantal verzekerden met een aanvullende verzekering is in 2009 iets gedaald (van
92% naar 91%). Naar de oorzaken heeft de NZa geen specifiek onderzoek
gedaan. De NZa geeft wel aan dat zij signalen van zorgverzekeraars ontvangen
die aanleiding geven om te veronderstellen dat consumenten kritischer worden.
Vooral individueel verzekerden (overstappers en instromers) kiezen minder snel
voor een aanvullende verzekering. Uit onderzoek onder 131 verzekerden in
opdracht van de NPCF4 blijkt dat de grote meerderheid (ruim 60%) van de
verzekerden die niet voor een aanvullende verzekering kiest, een aanvullende
verzekering niet nodig vindt. Andere redenen zijn dat de premie te hoog is (bijna
30%) of dat de dekking onvoldoende wordt geacht (bijna 20%).
Ik vind het positief dat verzekerden de noodzaak van het afsluiten van een
aanvullende verzekering kritisch bekijken. Verzekerden dienen goed af te wegen
of de kosten van een aanvullende verzekering opwegen tegen de zorgkosten die
zij maken.
Verder vraagt de PvdA-fractie wat mijn mening is over risicoselectie voor de
aanvullende verzekering op basis van medische conditie.
4 A.F. Roos en F.T. Schut, Evaluatie aanvullende en collectieve ziektekostenverzekeringen,
onderzoek in opdracht van de NPCF, juni 2009. De percentages tellen niet op tot 100% Pagina 4 van 11
omdat men maximaal drie redenen mocht aangeven.
Ons kenmerk
Ook vraagt de PvdA-fractie hoe het kan dat de NZa aangeeft dat er door het DZ-CB-U-2959453
ontwikkelende doelgroepenbeleid van zorgverzekeraars risicoselectie, namelijk
zelfselectie, gaat optreden, terwijl onderzoekers Roos en Schut aangeven dat er
sprake is van afname van risicoselectie. Daarbij vraagt de PvdA-fractie mijn
mening over zelfselectie.
Of verzekeraars medische selectie toepassen in de aanvullende verzekering is aan
verzekeraars zelf. Het acceptatiebeleid van een aanvullende verzekering behoort
namelijk tot de eigen bevoegdheden van de verzekeraar. Vanwege de Europese
richtlijnen schadeverzekering is het niet mogelijk om medische selectie voor de
aanvullende verzekering te verbieden.
Het blijkt dat zorgverzekeraars op dit moment in beperkte mate selecteren op
basis van medische conditie. Medische selectie geldt in 2009 voor enkele
aanvullende verzekeringen. Het zijn vooral de duurste pakketten waarvoor
potentiële verzekerden gezondheidsverklaringen moeten invullen. Ook wordt door
een aantal verzekeraars een gezondheidsverklaring geëist wanneer de
aanvullende verzekering niet in combinatie met een basisverzekering wordt
gesloten. In dit geval geldt soms ook een wachttijd voordat men tot vergoeding in
aanmerking komt. Uit onderzoek van Roos en Schut5 blijkt dat het gebruik van
gezondheidsverklaringen in 2009 ten opzichte van 2008 is gedaald. Tevens zijn er
bij minder respondenten beperkende voorwaarden gesteld, zoals uitsluiting en/of
wachttijd voor vergoeding van bepaalde behandelingen. Ook vragen minder
verzekeraars naar het verzekeringsverleden of het zorggebruik van de kanditaat-
verzekerden. In die zin is risicoselectie in 2009 dan ook afgenomen ten opzichte
van 2008.
Verzekeraars kunnen zich van elkaar onderscheiden door met specifieke
aanvullende verzekeringen, collectiviteiten en actief marketingbeleid bepaalde
groepen verzekerden aan zich te binden. Het staat verzekeraars vrij met de
genoemde instrumenten zich te richten op specifieke doelgroepen, mits de Zvw
wordt nageleefd (acceptatieplicht, bepalingen over premiedifferentiatie). Door dit
doelgroepenbeleid kan zelfselectie optreden. In 2009 is het aantal verzekeraars
dat zich met een specifiek pakket richtte op een doelgroep gestegen.
De PvdA-fractie heeft gevraagd op welke wijze de NZa verder onderzoek zal
uitvoeren ten aanzien van de risicoselectie en de basisverzekering. De NZa
beoordeelt in het kader van onderzoek naar de uitvoering van de Zvw of
zorgverzekeraars zich houden aan het verbod op premiedifferentiatie en de
acceptatieplicht voor de basisverzekering. De NZa rapporteert de uitkomsten van
dit onderzoek jaarlijks via het Samenvattend rapport uitvoering Zvw. Het rapport
over 2008 is begin november gepubliceerd. Ik stuur dit rapport voorzien van mijn
reactie zo spoedig mogelijk aan de Eerste en Tweede Kamer. Daarnaast monitort
de NZa jaarlijks de mobiliteit van verzekerden en de ontwikkeling van
risicoselectie en rapporteert daarover in de monitor Zorgverzekeringsmarkt.
5 A.F. Roos en F.T. Schut, Evaluatie aanvullende en collectieve ziektekostenverzekeringen,
onderzoek in opdracht van de NPCF, juni 2009. Pagina 5 van 11
4. Richtsnoer informatieverstrekking Ons kenmerk
DZ-CB-U-2959453
De PvdA-fractie vraagt hoe het richtsnoer verzekeraars momenteel functioneert en
vraagt of deze verder moet worden ontwikkeld. Daarnaast vraagt zij hoe het
toekomstige richtsnoer informatieverstrekking voor aanbieders vormgegeven
wordt.
Het doel van het richtsnoer "Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars en
volmachten" is om tot betere informatieverstrekking door
ziektekostenverzekeraars te komen. Transparantie over (keuze-)informatie
is immers een belangrijke voorwaarde om de consument keuzes te laten maken
die het best aan zijn wensen voldoen. Het richtsnoer voor verzekeraars
functioneert momenteel naar tevredenheid. Ook voor 2009 heeft de NZa wederom
een richtsnoer uitgebracht. De NZa blijft toezicht houden op de naleving van het
richtsnoer, maar wat meer op afstand dan voorgaande jaren. De NZa heeft
daartoe gelijktijdig met de richtsnoer een self assessment uitgebracht. Met dit self
assessment kunnen ziektekostenverzekeraars nagaan of ze voldoen aan het
richtsnoer. De NZa gebruikt de ingevulde self assessments bij haar toezicht.
In haar "Visie op transparantie"6 heeft de NZa aangegeven dat zij in 2009 naast
het richtsnoer voor de zorgverzekeraars een richtsnoer voor zorgaanbieders
ontwikkelt waarin zij aangeeft welke informatie aanbieders minimaal moeten
verstrekken. Met het richtsnoer geeft de NZa nadere uitleg en invulling aan de
open normen van artikel 38 en 39 van de Wmg. Zij begint met de ontwikkeling
van dit richtsnoer aan de hand van de ontvangen signalen. Het richtsnoer moet
fungeren als een hulpmiddel voor zorgaanbieders. Het richtsnoer voor
zorgaanbieders verkeert nu nog in een conceptfase.
5. Rol NZa
De SP-fractie geeft aan zich zorgen te maken over de dubbelrol van de NZa.
Enerzijds is de NZa marktmaker in de zorg, anderzijds is de NZa toezichthouder.
Wat de leden van de SP-fractie betreft wringt deze dubbelrol. De SP-fractie vraagt
of de NZa niet te veel bezig is met het bevorderen van marktwerking zonder oog
te hebben voor de eventuele negatieve kanten daarvan.
De regulering van de zorg en het toezicht op de zorg zijn met de introductie van
de WMG (per 1 oktober 2006) in één hand, bij de NZa, gelegd. De NZa kan al
naar gelang de situatie de gewenste instrumenten inzetten en tegelijkertijd de
samenhang bewaken. In theorie zouden er spanningen kunnen optreden tussen
de regulerende en toezichthoudende taken van de NZa. Ik heb echter tot op
heden geen problemen geconstateerd. Daarnaast heeft de NZa onlangs een aparte
directie Toezicht & Handhaving opgericht, waardoor er inmiddels een scheiding is
gecreëerd in de regulerings- en toezichtstaken.
Pagina 6 van 11
6 NZa-rapport, Visie op transparantie, maart 2009
6. Resultaten Zekur Ons kenmerk
DZ-CB-U-2959453
Naar aanleiding van de vraag van de SP-fractie wanneer de onderzoeken naar de
Zekur-polis zijn afgerond, kan ik u aangeven dat ik u op 1 oktober jongstleden de
resultaten heb toegezonden7.
7. Innovaties
Naar aanleiding van de constatering van de NZa dat er voor zorgverzekeraars
zonder winst geen ruimte voor investeringen in productontwikkeling en innovaties
is, vraagt de SP-fractie aan welke vorm van innovaties ik denk en op welke wijze
er op wordt toegezien dat premiegeld niet te veel blijft hangen.
Innoveren is van belang om de groeiende zorgvraag en daarmee verbonden
kostenstijgingen in te bedden en om het toekomstige tekort aan personeel in de
zorg het hoofd te bieden. Daarnaast zal ook de aard van de zorgvraag in de
toekomst gaan veranderen, waardoor innovaties in de zorg noodzakelijk zijn.
Wanneer ik aan innovaties denk, denk ik niet alleen aan techniek en apparaten,
maar aan innovaties in de breedste zin van het woord. Zo kunnen innovaties
gericht zijn op de organisatie van zorg, bijvoorbeeld om de eerste en
tweedelijnszorg beter op elkaar aan te laten sluiten en ketenzorg te
bewerkstelligen. Ook denk ik aan innovaties op het terrein van preventie of
innovaties die er aan bijdragen om mensen langer zelfstandig te laten wonen. De
NZa heeft aangegeven dat innoveren lastig is wanneer zorgverzekeraars geen
winst maken. Ik ben van mening dat alle zorgverzekeraars de mogelijkheid
hebben om te innoveren, los van het feit of een verzekeraar winst maakt of een
winstoogmerk heeft. Innovatie gaat immers niet altijd om het investeren van geld,
maar heeft ook te maken met het anders organiseren van de zorg.
Met betrekking tot de vraag op welke wijze wordt toegezien op premiegeld, kan ik
aangeven dat zorgverzekeraars zelf verantwoordelijk zijn voor de wijze waarop zij
hun premiegelden besteden. Het toezicht concentreert zich op
de uitvoering van de Zorgverzekeringswet, maar betreft niet het toezicht op de
doelmatigheid van zorgverzekeraars. De NZa houdt wel toezicht op de juistheid
van de vereveningsopgave van de zorgverzekeraars.
8. Reclame-uitingen
De SP-fractie heeft gevraagd hoe groot het budget van de zorgverzekeraars voor
reclame-uitingen in 2009 was. Ik beschik niet over de informatie die nodig is om
deze vraag te kunnen beantwoorden. Dit is overigens ook geen onderwerp van
toezicht door de overheid.
Wel heeft BS Health Consultancy8 onderzoek gedaan naar de uitgaven van
zorgverzekeraars aan reclame. Hieruit blijkt dat de totale uitgaven van de
zorgverzekeraars aan reclame voor het commerciële seizoen 2008/2009 met 38
miljoen ongeveer gelijk is gebleven ten opzichte van het seizoen 2007/2008. In
dat seizoen werd ongeveer 36 miljoen uitgegeven aan reclame. Ten opzichte
7 Kamerstukken II, 2009-2010, 29689, nr. 275 Pagina 7 van 11
8 BS Health Consultancy, "Volop concurrentie, weinig mobiliteit", maart 2009
van het seizoen 2005/2006 (toen per 1-1-2006 de Zvw werd ingevoerd) is de Ons kenmerk
reclamebestedingen van de zorgverzekeraars inmiddels meer dan gehalveerd. DZ-CB-U-2959453
9. Bezoldiging bestuurders
De SP-fractie heeft gevraagd welke maatregelen ik ga nemen tegen de hoge
bezoldiging van bestuurders, aangezien deze (deels) gefinancierd worden uit
publieke middelen.
In september 2007 heeft de commissie-Dijkstal het advies `Normeren en
Waarderen' uitgebracht over de normering van de inkomens van de leden van de
Raden van Toezicht en van de Raden van Bestuur in de semi-publieke sectoren. In
reactie op dit advies9 heeft het kabinet verwoord dat het de zorgverzekeraars niet
tot de semi-publieke sector in de zin van de komende Normeringswet wil rekenen.
Dit betekent dat het kabinet geen normen op zal dragen voor de hoogte van de
inkomens van zorgverzekeraars. Wel wil het kabinet transparantie regelen voor de
individuele inkomens van de leden van de Raden van Toezicht en de Raden van
Bestuur van zorgverzekeraars. Tijdens een Algemeen Overleg in de Kamer op 26
november 2008 is met dit kabinetsvoornemen voor de zorgverzekeraars
ingestemd.
Inmiddels heb ik meer handen en voeten gegeven aan het transparant maken van
de inkomensgegevens van zorgverzekeraars. Dit mede naar aanleiding van de
bevindingen van de NZa dat zorgverzekeraars niet altijd eenduidige gegevens
omtrent honorering aanleveren via het uitvoeringsverslag10. Ik heb de NZa
gevraagd de informatie-uitvraag op dit punt uit te breiden en vanaf 2009 een
format te hanteren, zoals deze nu ook door zorginstellingen wordt gehanteerd. In
het rapport uitvoering Zorgverzekeringswet 2009, dat gepubliceerd wordt door de
NZa uiterlijk op 1 november 2010, zal de NZa rapporteren over de naleving van
de gegevensaanlevering conform het format. In de reactie op dit rapport zal ik u
informeren over de stand van zaken.
10. Risicovereveningssysteem
Naar aanleiding van de vraag van de CDA-fractie naar de stand van zaken rond de
evaluatie van het risicovereveningssysteem door internationale experts kan ik u
mededelen dat de aanbesteding van deze evaluatie bijna is afgerond en dat het
evaluatie onderzoek binnenkort van start gaat.
De PvdA- en SP-fractie vragen naar de gevolgen en risico's van de afbouw van de
ex post compensatiemechanismen binnen het risicovereveningssysteem. Met het
risicovereveningssysteem wordt beoogd om een gelijk speelveld te creëren voor
verzekeraars door zorgverzekeraars te compenseren voor voorspelbare verliezen
en winsten die voortvloeien uit gezondheidsverschillen in verzekerdenportefeuilles.
Met het creëren van een gelijk speelveld worden prikkels tot gunstige risicoselectie
weggenomen. Daarnaast worden verzekeraars door de inzet van het
risicovereveningssysteem gestimuleerd om doelmatig te werken. Doelmatig
9 Kamerstukken II, 2008-2009, 28 479, nr. 38
10 In de regeling zorgverzekering, art. 3.18 is geregeld dat zorgverzekeraars "algemene
gegevens over de honorering van bestuurders en directie van zorgverzekeraars" op moeten
nemen in het uitvoeringsverslag. Dit uitvoeringsverslag wordt jaarlijks door de Pagina 8 van 11
zorgverzekeraars per werkmaatschappij opgesteld.
werkende verzekeraars kunnen voordeel behalen en dit tot uitdrukking brengen in Ons kenmerk
een lagere nominale premie en/of zich onderscheiden door betere kwaliteit. DZ-CB-U-2959453
Risicoselectie moet niet lonend zijn, doelmatig werken wel.
Het risicovereveningssysteem is primair een ex ante vereveningssysteem. Ex ante
betekent dat de vereveningsbijdrage voorafgaande aan het kalenderjaar waarop
de vereveningsbijdrage betrekking heeft wordt vastgesteld. Ieder jaar stel ik mij
de vraag of het ex ante vereveningsmodel zelfstandig in staat is om een
voldoende gelijk speelveld te creëren of dat inzet van ex post compensaties voor
dit doel nog noodzakelijk is. Tot op heden acht ik het nodig om ex post
compensatiemechanismen in te zetten. De inzet van ex post
compensatiemechanismen vermindert de ongewenste prikkel tot risicoselectie,
maar ook de gewenste doelmatigheidsprikkels.
In het kader van mijn houdbaarheidsagenda onderzoek ik ook de mogelijkheden,
de gevolgen en de risico's van de afbouw van ex post compensatiemechanismen.
Ik kom hier nader op terug in mijn brief aan de Tweede Kamer over de
houdbaarheid in de curatieve zorg.
11. Vertragingen in contractering B-segment
De leden van de PvdA-fractie vragen naar de oorzaken van de vertragingen die
ontstaan zijn bij de contractering in het B-segment. Ook vragen deze leden zich af
of er voor zorgaanbieders en zorgverzekeraars voldoende prikkels zijn om deze
contractering tijdig af te ronden.
Zowel in 2008 en 2009 zijn de onderhandelingen tussen zorgverzekeraars en
zorgaanbieders laat op gang gekomen. De vertraging van de onderhandelingen in
2009 had twee oorzaken: het onderhandelen over lokale schoningsprijzen maakt
het onderhandelen over het B-segment moeilijker. Daarnaast was er nog
onduidelijkheid over de toepassing van de beleidsregel inzake de
overgangsmaatregel kapitaallasten. Als gevolg hiervan was in het voorjaar van
2009 pas voor een klein gedeelte van de zorg een contract gesloten tussen
zorgaanbieder en zorgverzekeraar. Uit de prijsupdate die de NZa recent heeft
uitgebracht11 blijkt dat op 1 oktober voor circa 72% van de zorg contracten zijn
afgesloten. Dit is vergelijkbaar met 2008.
Volgend jaar zal het B-segment niet worden uitgebreid, waardoor er geen
schoning van het budget plaatsvindt. Daarnaast staan er geen beleidswijzigingen
gepland die tot een vertraging in de onderhandelingen zou kunnen leiden. De
verwachting is dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders de onderhandelingen in
2010 eerder zullen afronden. Voor zorgaanbieders is dit van belang omdat zij
namelijk aangeven dat zij tot de onderhandelingen zijn afgerond DBC's nog niet
declareren bij de zorgverzekeraars. Hoewel zorgverzekeraars de meeste
ziekenhuizen bevoorschotten loopt het aantal nog niet gedeclareerde DBC's op
zolang er nog geen contract is afgesloten. Ook zorgverzekeraars hebben voordeel
bij het tijdig afsluiten van de contracten. Zorgverzekeraars kunnen dan aangeven
of een zorgaanbieder wel of niet voor het nieuwe polisjaar gecontracteerd is.
Daarnaast geeft het tijdig afsluiten van contracten inzicht in de verwachte
Pagina 9 van 11
11 Kamerstukken II 2009-2010, 29248, nr. 105
schadelast. In de monitor ziekenhuiszorg 200912 van de NZa die in juni aan de Ons kenmerk
Tweede Kamer is gestuurd wordt uitgebreid ingegaan op de oorzaken van de DZ-CB-U-2959453
vertraagde onderhandelingen en de prikkels voor het tijdig afsluiten van een
contract.
12. Verschuivingen van B- naar A-segment
De leden van de SP-fractie hebben vragen over de effecten van de vrijheden die
partijen hebben om de hoogte van de budgetschoning vast te stellen. Deze leden
zijn benieuwd naar de rol van de NZa en de verantwoordelijkheid van het
ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Doordat het B-segment in 2009
verder is uitgebreid zijn de ziekenhuisbudgetten hiervoor verlaagd. De NZa heeft
voor de schoning ten behoeve van de uitbreiding van het B-segment in 2009 de
partijen meer vrijheden gegeven om de hoogte vast te stellen van de
budgetschoning. Door het creëren van deze mogelijkheid krijgen ziekenhuizen en
zorgverzekeraars de kans om onder andere ongewenste effecten zoals negatieve
budgetten te voorkomen. Daardoor kan meer tegemoet worden gekomen aan
specifieke lokale situaties. De NZa heeft voor de individuele instellingen de hoogte
van de budgetschoning berekend. Hiervan kon afgeweken worden wanneer er
overeenstemming was tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar. In ongeveer de
helft van de gevallen was er geen overeenstemming tussen zorgverzekeraar en
zorgaanbieder. Het is zowel voor de verzekeraar als aanbieder van groot belang
om goede prijzen af te spreken in het B-segment (en dus voldoende te schonen)
omdat de ziekenhuisbudgetten op termijn worden afgeschaft en de prijzen in het
B-segment leidend zijn. Daarnaast zal een verzekeraar geen prikkels ondervinden
om minder te schonen in het A-segment, omdat hij dan deze zorg dubbel gaat
betalen (via het FB-budget en DBC's in het B-segment).
De toegepaste methodiek van budgetschonen die de NZa tot nu toe heeft gebruikt
zorgt ervoor dat de bestaande budgetten top-down verlaagd worden met het
evenredige deel dat het vrije B-segment in een ziekenhuis toeneemt. Omdat de
DBC-systematiek niet helemaal aansluit bij de FB-systematiek is deze aansluiting
niet exact te maken, waardoor de representativiteit van de budgetten kan
afnemen. Om deze reden adviseert de NZa om het B-segment niet verder uit te
breiden onder het FB-systeem, maar de stap te maken naar invoering van
prestatiebekostiging.
13. Solvabiliteit verzekeraars
De SP-fractie heeft gevraagd hoe het momenteel staat met de solvabiliteit van
zorgverzekeraars. Op basis van de door zorgverzekeraars ingediende
Verzekeringsstaten over 2008 kan worden geconcludeerd dat de solvabiliteit van
zorgverzekeraars voldoende is. De gemiddelde solvabiliteit van zorgverzekeraars
ligt ultimo 2008 volgens DNB op ongeveer het dubbele van het wettelijk vereiste.
Er is sprake van een lichte verbetering ten opzichte van de situatie ultimo 2007.
Dit kan onder andere worden verklaard uit het feit dat zorgverzekeraars voor het
jaar 2008 voor de basisverzekering in het algemeen een prudente premiestelling
hebben gehanteerd.
Pagina 10 van 11
12 Kamerstukken II, 2008-2009, 29247, nr. 82
14. Toezicht op aanvullende verzekeringen door DNB Ons kenmerk
DZ-CB-U-2959453
In antwoord op de vraag van de SP-fractie of De Nederlandsche Bank (DNB) ook
toezicht houdt op de aanvullende verzekeringen, kan ik aangeven dat DNB ook
prudentieel toezicht houdt op verzekeraars die aanvullende zorgverzekeringen
uitvoeren. Binnen dit toezicht worden de diverse relevante risico's voortdurend
gemonitord en beoordeeld.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport