Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Maritieme en aeronautische noodhulp

op de Noordzee

2010-2015

December 2009
Ministerie van Verkeer en Waterstaat




Introductie

Het Nederlandse deel van de Noordzee omvat de territoriale zee en de Nederlandse Exclusieve Economische Zone (NEEZ). Dit zeegebied behoort met meer dan 26O.000 scheepsbewegingen per jaar tot de drukst bevaren gebieden ter wereld, biedt ruimte aan vele economische activiteiten en herbergt belangrijke ecologische waarden. Het luchtruim boven dit zeegebied valt deels samen met het Vluchtinformatiegebied Amsterdam. Jaarlijks vinden 50.000 helikoptervluchten plaats boven de zee voor vervoer van mensen en middelen tussen het vaste land en de mijnbouwplatforms en de loodsen van en naar schepen. Ook de overige luchtvaart vliegt intensief boven dit gebied.
Het is de taak van de overheid zorgte dragen voor een doeltreffende uitvoering van maatregelen die voortvloeien uit internationale verdragen betreffende de redding van mensenlevens op zee en de beperking van schade voor het mariene milieu en de kust. Bovendien dient de overheid de economische waarde in die gebieden, de zeewerende functie van de kust en de waterstaatswerken te beschermen. Voor overheidsoptreden op deze vlakken worden de volgende termen gebruikt: Nood-, spoed- en veiligheidscommunicatie (NSV), Search and Rescue (SAR) en Rampen- en IncidentenBestrijding (Rl B) en hulpverlening.
De ambitie van de overheid is een permanente verbetering van de veiligheid van zowel de scheepvaart als luchtvaart. Desondanks kunnen er toch ongevallen plaatsvinden. Als dat het geval is dan staat de Nederlandse overheid met de Kustwacht als centrale spin in het web elke dag weer klaar om te helpen. Er zijn echter grenzen aan tot hoe ver die hulp reikt. In deze nota stelt de overheid zorgnormen voor hulp aan opvarenden op en luchtvarenden boven de Noordzee.
Onder maritieme noodhulp vallen naast het opsporen en redden van mensen in nood, ook de voorzieningen voor (sleep)hulp, de berging van schepen, lading en containers op de Noordzee, het bieden van een toevluchtsoord (place of refuge) aan schepen in nood en het verlenen van radio medische adviezen aan zeevarenden. Het hoofdstuk opsporen en redden van mensen in nood zal worden toegevoegd zodra het overleg met Defensie over de zorgnorm voor de nieuwe defensiehelikopter is afgerond.
Een taak die tot op heden nog niet door de overheid is uitgevoerd, is het verlenen van assistentie bij brand aan boord van passagierschepen ter voorkoming van grootschalige evacuaties. Deze nota schetst de verantwoordelijkheid op dit terrein die de overheid oppakt.
De Kustwacht heeft de regie over alle acties op de Noordzee inclusief de benodigde middelen en bepaalt volgens een vastgestelde prioriteitstelling wanneer en waar de middelen worden ingezet. De vliegende middelen kan hij tevens inzetten voor zijn SAR-taak op de Waddenzee, het lJsselmeer inclusief de Randmeren en de Zuid- Hollandse en Zeeuwse stromen.
Pagina 2 van 44




Leeswijzer

De nota "Maritieme en aeronautische noodhulp op de Noordzee" beschrijft hef optreden bij incidenten en calamiteiten van de overheid op zee. Als eerste volgt een inleidend hoofdstuk over de aanleiding van de nota, algemene beleidsuitgangspunten voor het optreden, de opzet van de Kustwacht en de verankering van dit optreden in nationale en internationale wet- en regelgeving. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de samenhang met andere documenten en van belang zijnde ontwikkelingen.
De kern van de nota wordt gevormd door de hoofdstukken 2 tlm 8 met de beschrijving van de taken die behoren tot het optreden bij incidenten en calamiteiten. Deze taken zijn de inzet bij brand aan boord van passagierschepen ter voorkoming van grootschalige evacuaties (hoofdstuk 2), het bestrijden van rampen en incidenten (hoofdstuk 3), het bieden van noodsleephulp (hoofdstuk 4), het regelen van het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer (hoofdstuk 5), het aanwijzen van Places of Refuge (hoofdstuk 6), het verlenen van radio medische adviezen aan zeevarenden (hoofdstuk 7) en het beschikbaar hebben van bergingscapaciteit (hoofdstuk 8). Al deze hoofdstukken hebben overwegend dezelfde opbouw. Na een korte samenvatting wordt ingegaan op de formele basis van de taak gevolgd door het beleid en de daaruit voortkomende zorgnorm; waar mogelijk worden preventieve maatregelen benoemd. leder hoofdstuk sluit af met de conclusie of aan de gestelde zorgnormen wordt voldaan.
Afgesloten wordt met het financiële hoofdstuk (9) waarin wordt beschreven op welke wijze de kosten van de maatregelen in de Rijksbegroting zijn opgenomen De termen incident, calamiteit, ongeval en ramp worden in deze nota als synoniem gebruikt.
Overeenkomstig het vaststellen van zorgnormen door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het concept Algemene maatregel van Bestuur "Besluit veiligheidsregio's" wordt ook in deze nota afhankelijk van de taak de term zorgnorm gebruikt. De zorgnorm beschrijft de gewenste inzet door de overheid bij een hulpvraag met een specificatie van de opkomsttijd (is de tijd tussen ontvangst van de melding en aankomst op de plek van het incident), van de basiscapaciteit en een specificatie van de opschalingscapaciteit in tijd en omvang.
Als eenheid van afstand wordt in deze nota de zeemijl of nautical Mile (nM) gehanteerd, zijnde 1,852 km en als eenheid van snelheid de knoop (Knts): het aantal zeemijlen per uur.
De figuren en tabellen zijn per hoofdstuk genummerd. Tenzij anders vermeld, zijn alle figuren en tabellen samengesteld uit gegevens uit de Kustwacht Jaaroverzichten periode 2OO2 tlm 2OO7.
Pagina 3 van 44




l lnleiding
'1.1 Aanleiding van de nota
Algemene Rekenkamer
In het rapport over het functioneren van de Kustwacht Nederland beveelt de Algemene Rekenkamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2OO4-2OO5, 30 060, nr. 2) onder andere aan om meer koppeling aan te brengen tussen de Kustwachttaken en het beleid. De prestaties van de Kustwacht kunnen duidelijker vastgelegd worden in meetbare termen en met een tijdshorizon. In een reactie aan de Tweede Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 060, nr. 5) op vragen van de commissie voor de Rijksuitgaven en de vaste commissies voor Defensie, voor Financiën, voor Justitie en voor Verkeer en Waterstaat gaf de minister van Verkeer en Waterstaat aan initiatieven te hebben genomen om te komen tot een onderbouwing van de capaciteit voor het opsporen en redden van mensen in nood, en de hulpverlening ter voorkoming van ongevallen op zee.
'1.2 Nederlands overheidsoptreden bij calamiteiten en incidenten op de Noordzee
In de loop der jaren is voor de scheepvaart een instrumentarium ontwikkeld van beleidsmatige, juridische en technische middelen om de navigatie, de ordening van het scheepvaartverkeer en het toelaten van schepen op de vaarwegen in goede banen te leiden. Het Nederlandse beleid is onlangs opnieuw geformuleerd in de Beleidsbrief Teevaart "Verantwoord varen en een vitale vloot" (Tweede kamer, vergaderjaar
2OO7-2008, 314O9, nr. 1). Het Nederlandse en internationale beleid is gericht op een permanente verbetering van de veiligheid en milieuprestaties van de (wereld)zeevaart. Over de periode 1986 - 2008 is sinds 1999 een forse daling van het aantal significantel scheepsongevallen per jaar geregistreerd (zie f iguur 1 .1). De conclusie is daarmee gerechtvaardigd dat het Nederlandse deel van de Noordzee een relatief veilige transportader is. Punt van aandacht blijft, vanwege de relatief grote betrokkenheid van visserij bij ongevallen op de Noordzee, de veiligheid en toezicht op deze sector.
De referentiewaarde van het maximaal aantal significante scheepvaartongevallen per jaar van de beroepsvaart is bijgesteld van 25 naar 20 (referte de Beleidsbrief Zeevaart). ongevallen Noordzee 1986-2008
10

35

30

25 Iaantal
20 *streefwaarde í5
í0 -trend
5
0
figuur 1.1: verloop aantal significante ongevallen in de NEEZ van '1986 t/m 2008 ' significant ongeval is een ongewilde gebeurtenis dat een schip overkomt, met als gevolg (1) schade aan het schip, de vaarweg, het milieu, oÍ aan personen niet behorende tot de bemanning, dan wel (2) schade aan personen op het schip, wanneer de oorzaak t.o.v. schip en bemanning buiten het schip liggen. Ongevallen tussen recreatievaartuigen onderling worden niet meegerekend. Pagina 4 van 44




De Nederlandse regelgeving voor de zeescheepvaart, offshore mijnbouw en luchtvaart bestrijkt vier deelgebieden: het object (schip, installatie dan wel vliegmachine), lading, bemanning en verkeer. In de regelgeving is in beginsel opgenomen dat wanneer zich een voorval voordoet waarbij de gezondheid of veiligheid in het geding komt, dit met de aan boord aanwezige middelen en kennis bestreden moet kunnen worden. Wanneer dit niet mocht lukken dan dienen de bemanning en passagiers over voldoende middelen, kennis en tijd te beschikken om het schip, het luchtvaartuigen enlof mijnbouwinstallatie te kunnen verlaten en te overleven. De omringende scheepvaart is verplicht bij een oproep door de bemanning of de Kustwacht hulp te bieden. Deze uitgangspunten gelden internationaal en zijn in verdragen vastgelegd. De overheid verleent derhalve aanvullende hulp. De aangeboden diensten zijn additioneel ten opzichte van de eigen verantwoordelijkheden van de scheepvaart, luchtvaart en mijnbouw. Dit betekent echter niet dat hulp wordt verleend "in het uiterste geval", want bij iedere melding wordt door de Kustwacht een risico inschatting gemaakt en desnoods preventief hulp aangeboden. Ondanks de bereidheid tot uiterste inspanningen, kan de overheid nimmer garanderen in alle gevallen succesvol te hulp te kunnen schieten.
Werkgebied
o Het geografisch werkgebied voor de afhandeling van maritieme ongevallen omvat: . de Nederlandse territoriale zee en het luchtgebied daarboven, en . de Nederlandse EEZ en het luchtgebied daarboven; Indien nodig kan, in overeenstemming met betrokken diensten en bestaande internationale afspraken, het werkgebied zich uitstrekken buiten de hiervoor genoemde gebieden.
o Het geografisch werkgebied voor de afhandeling van luchtvaartongevallen is het vluchtinlichtingengebied (Flight Information Region) Amsterdam.
1.3 Uitvoering overheidstaken door Kustwacht Nederland Aansturing
Met het Besluit Instelling Kustwacht, dat op 1 januari 2OO7 in werking is getreden, is gestart met de omvorming van het samenwerkingsverband Kustwacht tot een eigenstandige organisatie. Uitgangspunt bij dit besluit is dat de Kustwacht in de nieuwe vorm resultaatgericht en efficiënt kan optreden. leder bij de Kustwacht betrokken ministerie bereidt het eigen beleid voor de Noordzee voor en stelt menskracht en middelen beschikbaar voor de uitvoering daarvan door de Kustwacht. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat coórdineert de besluitvorming namens de betrokken ministeries. De Raad voor de Kustwacht, gevormd door directeuren-generaal van de betrokken ministeriële onderdelen, adviseert de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat ten aanzien van haar coórdinerende taak. Jaarlijks komen de beleidsprioriteiten voor het komende uitvoeringsjaar tot stand en worden voorgelegd aan de Ministerraad. De Ministerraad stelt jaarlijks de opdracht aan de Kustwacht vast. In opdracht van de Raad van de Kustwacht bewaakt het zogenaamde Kustwachtdriemanschap de voorbereiding, uitvoering en verantwoording van de opgedragen kustwachttaken. Dit driemanschap wordt gevormd door de Hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat dienst Noordzee (RWS-NZ), de Officier van Justitie Noordzeezaken als voorzitter van de Permanente Kontaktgroep Handhaving Noordzee (PKHN), en de Directeur Kustwacht (DKW). Organisatie van de Kustwacht
Voor de planning, coórdinatie, aansturing en uitvoering van de Kustwachttaken, beschikt de Kustwacht over mensen en middelen. Het Kustwachtcentrum (KWC) in Den Helder is het hoofdkwartier van de Kustwacht. Het Communicatie en Coórdinatie Centrum (CCC) van het KWC is permanent bemenst. De bezetting bestaat te allen Pagina 5 van 44




tijde uit een Duty Officer, 3 multifunctionele Watch Officers en sinds enige tijd uit een Handhavingsmedewerker aan de zogenoemde Handhavingsdesk. Vanuit de afdeling Operaties is er altijd een OperationeelTeam (Of) ep piketbasis beschikbaar voor de aanpak van grotere incidenten enlof calamiteiten. De organisatie kan worden uitgebreid met het Regionaal Beheersteam Noordzee (RBN), Interdepartementaal BeleidsTeam (lBT) en Ministerieel Beleidsteam. De formatie van het KWC komt ten laste van het ministerie van Defensie en bestaat uit
48 formatieplaatsen. De betrokken departementen leveren ieder een liaisonmedewerker.
lnzet van mensen en middelen
Voor de uitvoering van de taken op zee maakt de Kustwacht, vastgelegd in operationele overeenkomsten, gebruik van personeel en varend en vliegend materieel (inclusief bemanningen) dat door de overheid en maatschappelijke organisaties, zoals met name de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij ter beschikking wordt gesteld. 8ij spoedeisende activiteiten kan de directeur Kustwacht direct over deze middelen beschikken. Inzet van eenheden vanuit het buitenland geschiedt op basis van gesloten verdragen. Waar nodig wordt de inzet van marktpartijen per geval geregeld. '1.4 Internationaleverdragen
De overheid draagtzorgvoor een doeltreffende uitvoering van maatregelen die voortvloeien uit internationale verdragen betreffende de redding van mensenlevens op zee en de beperking van schade voor het mariene milieu en de kust. Bovendien beschermt de overheid de economische waarde in die gebieden, de zeewerende functie van de kust en de waterstaatswerken. De bevoegdheden om te kunnen ingrijpen is gebaseerd op internationale verdragen. De van toepassing zijnde internationale verdragen worden beschreven in de relevante hoofdstukken.

1.5 Nationale wet- en regelgeving en ministeriële besluiten Het overheidsoptreden behorend tot de dienstverleningtaken van de Kustwacht is verankerd in Nederlandse wet- en regelgeving.ln Biilage 7 is het wettelijk kader aangegeven. Daartoe behoren onder meer De Wet Bestrijding Ongevallen Noordzee (wet BON), De Scheepvaartverkeerswet, Het Scheepvaartreglement territoriale zee, De Wrakkenwet, De Wet Voorkoming Verontreiniging door Schepen, De Mijnbouwwetgeving en De Wet grenzen Nederlandse territoriale zee. Regelgeving betreft onder meer de Regeling inzake de SAR-dienst 1994. Opzet en taken van de Kustwacht zijn vastgelegd in het reeds genoemd Besluit instelling Kustwacht.

1.6 Samenhang met andere documenten
Samenhang tussen deze nota, het Activiteitenplan en Begroting en Dienstverleningsplan
Het Activiteitenplan en Begroting (APB) vormt jaarlijks de opdracht van de Ministerraad aan de Directeur Kustwacht en is gebaseerd op het Dienstverleningsplan en het Handhavingsplan.
De nota "maritieme en aeronautische noodhulp op de Noordzee" is een beschrijving van het resultaatgebied optreden bii incidenten en calamiteiten (onderdeel van het Dienstverleningsplan) in relatie tot de beleidsuitgangspunten en het risicobeeld op en boven het Nederlands deel van de Noordzee.
f ndien aanpassingen noodzakelijk zijn, worden deze in het Dienstverleningsplan geconcretiseerd en geëffectueerd middels de financiële meerjarenplanning van het APB. f n het Dienstverleningsplan zijn de overheidsdoelstellingen zoals verwoord in de zorgnormen van deze nota, vertaald naar Prestatie Indicatoren (PlN's) op basis waarvan de voortgang van de uitvoering beoordeeld kan worden. Pagina 6van 44




lntegraal Beheerplan Noordzee 2O15 (Tweede Kamer, vergaderiaar 2005-2006,
30'195, nr 1)
Het Integraal Beheerplan Noordzee (lBN) beschrijft het beleid en het daaraan gekoppelde beheer vanuit een drietal integrale thema's: gezonde zee, veilige zee en rendabele zee. De voornaamste beheertaken die per thema beschreven worden zijn: uitvoering, handhaving, kennis en informatiebeheer, en signalering en evaluatie. De handhavings- en dienstverlenings-taken die in kustwachtverband worden uitgevoerd vormen hier een onderdeel van.
Rapport Verkeersveiligheid op de Noordzee
Sinds 1985 voert het ministerie van Verkeer en Waterstaat iedere vier jaar een onderzoek uit naar de ontwikkeling van de verkeersveiligheid op het Nederlandse deel van de Noordzee. De laatste onderzochte periode betreft 2000-2003. Een volgend onderzoek wordt voorbereid. Belangrijkste conclusies waren dat het totaal aantal aanvaringen en zinken van schepen is afgenomen, het aantal strandingen en "contact" is toegenomen en het aantal branden is gelijk gebleven. Dit uiteraard in vergelijking tot de voorgaande perioden.
Nota "Om kwetsbare zee- en deltagebieden te beschermen" (Tweede Kamer, vergaderiaar 2005-2006, 3O'195, nr 14)
De nota "Om kwetsbarezee- en deltagebieden te beschermen" beschrijftde incidenten met milieubedreigende stoffen op de Noordzee, Waddenzee en Zeeuwse Delta waarop Verkeer en Waterstaat zich voorbereidt, rekening houdend met ecologisch en economisch kwetsbare gebieden. De nota vormt de grondslag voor de zo(gnorm voor de bestrijding van milieuverontreinigingen uit de onderhavige nota. Rampenplan voor de Noordzee
Het Rampenplan voor de Noordzee beschrijft de gecoórdineerde aanpak van de bestrijding van de schadelijke gevolgen van rampen- en incidentenbestrijding op het Nederlandse deel van de Noordzee. Het bevat procedures voor de samenwerking tussen het Kustwachtcentrum en de mogelijke betrokken instanties en diensten, waaronder de autoriteiten aan de landzijde. Periodiek vindt actualisatie van dit plan plaats. Waar nodig wordt in deze nota naar het Rampenplan verwezen. '1.7 Andere ontwikkelingen
Monitorrichtliin
Het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie hebben op 27 juni 2OO2 Richtlijn 2OO2/59 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart het licht doen zien. Lidstaten dienen aangesloten te zijn op het EU-brede informatiesysteem (SafeSeaNet), beheerd door het Europese Agentschap voor Maritieme Veiligheid (EMSA) dat onder meer inzicht moet bieden in de bewegingen van schepen met gevaarlijke lading in Europese wateren. Nederland heeft deze Richtlijn geïmplementeerd door o.a. een wijziging van de Scheepvaartverkeerswet (29 december 2OO4, Stb. 2004, 698). In operationele zin leidt deze richtlijn sinds 1 januari 2OO7 tot verplichtingen voor de Kustwacht van het monitoren van de "Díepwaterroute" en de uitwisseling van gegevens tussen lidstaten enlof de Europese Commissie. Invoering van het netwerk aan walontvangers van het Automatisch ldentificatie Systeem (Al5) aan boord van schepen, groter dan 3OO BRT, is daarbij een belangrijk hulpmiddel.
Het derde EU Maritieme Veiligheidspakket
De Europese Commissie is in 2005 met zeven nieuwe voorstellen gekomen in het kader van het Maritieme Veiligheidspakket ter verdere verbetering van de veiligheid op zee. Doelstelling van een van die voorstellen, voortvloeiend uit het ongeluk met de olietanker " Prestige" voor de Spaanse kust in 2OO2, is het ontwikkelen van een helder Pagina 7 van 44




juridisch kader voor de zogenaamde toevluchtsoorden voor schepen in nood (places of refuge) en voor het verplicht stellen van AIS aan boord van visserschepen.

Windturbineparken
Windmolens zijn een relatief nieuwe activiteit op zee. Bij de vergunningverlening vindt een zorgvuldige afweging plaats van de effecten van een windpark op natuur, milieu, veiligheid en andere gebruiksfunctie. Deze wordt in kaart gebracht door verplichte MER studies.
Proiect Waterrand
Naar aanleiding van onderzoek door de Hogeschool Zeeland en diverse ervaringen bij scheepsincidenten in de kuststrook, Waddenzee, Zeeuwse delta en overige grote binnenwateren hebben de ministeries van Verkeer en Waterstaat en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in 2006 het project Waterrand gestart. Doel van het project is de aanpak van incidenten op de gemeentelijk ingedeelde wateren te uniformeren. In 2008 is het Handboek incidentenbestrijding op het water verschenen. Voor deze nota is het project van belang bij incidenten in de kuststrook met uitstraling naar het land, maar ook bij aanlanding van geredde mensen. Nationaal W aterpl an (NW P)
Onlangs heeft de Ministerraad het Nationaal Waterplan vastgesteld en deze wordt binnenkort aan de Tweede Kamer aangeboden. Het plan beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Het NWP beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het NWP voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijk onderdeel is onder andere het nieuwe beleid voor de Noordzee. De paragraaf uit het NWP vervangt het beleid van de nota Ruimte voor de Noordzee. Met dit nieuwe beleid worden (zoek)gebieden voor windturbineparken aangewezen om daarmee ruimte te scheppen voor de realisatie van 6000 MW windenergie op zee in 2020. Ook is er een reserveringsgebied voor zandwinning aangewezen om de toenemende behoefte aan zand voor onder andere de bescherming van de kust tegen overstromingen te waarborgen.

Pagina 8 van 44





2 Inzet bij brand aan boord van passagiersschepen

lntroductie
Het blussen van branden aan boord van schepen is een taak voor de bemanning van het betreffende schip. Dit ligt vast in het SOLAS verdrag van de IMO waarbii Nederland partii is. Echter, de overheid kenteen zorgplichtten aanzien van de veiligheid van mensen. Na onderzoek van de mogeliikheden en gezien de toename van het aantal bewegingen van passagiersschepen op de Noordzee en van/naar Nederlandse havens, is in deze nota de ambitie van de overheid neergelegd om de kapitein van een passagiersschip zonodig te assisteren indien brand uitbreekt aan boord van zijn schip. Uitgangspunt van de inzet is het beperken of wegnemen van de risico's voor de passagiers. Daartoe worden in een recent gestart project specialistische brandweerteams opgeleid en uitgerust, afkomstig van een professioneel brandweerkorps. Het primaire doel van de inzet is het voorkomen van grootschalige evacuaties en wordt daarom als pre-SAR actie aangeduid.
2.1 Formele basis brandbestrijding
Er zijn geen (inter)nationale regelingen die de overheid verplicht in noodgevallen te voorzien in assistentie bij brand aan boord van passagiers- of andere schepen. De bemanning dient conform de SOLAS-verplichtingen elementaire kennis te hebben van het bestrijden van branden aan boord. Bovendien moet ieder schip materiaal aan boord hebben om branden te kunnen bestrijden. Zodra een brand echter groter wordt schieten vaak de kennis en vaardigheden van de bemanning te kort, en ontbreekt het aan voldoende materiaal. Hulp dient dan te worden ingeroepen van bergingsbedrijven.
2.2 Beleid brandbestrijding

2.2.1 Doelstelling
De beleidsdoelstelling van de overheid bij brand aan boord van passagiersschepen is het voorkomen van risicovolle evacuaties van passagiers door het beschikbaar stellen van een gespecialiseerd brandweerteam welke de bemanning kan adviseren en assisteren bij het bestrijden van de brand. Deze inzet dient de periode tot aan het arriveren van brandbestrijders van een bergingsbedrijf te overbruggen. De Kustwacht coórdineert de inzet van brandweerteams. Bergingsbedrijven in Nederland hebben aangegeven het economisch niet rendabel te vinden permanent een brandweerteam (gezamenlijk) beschikbaar te houden. Om voor de overheid de kosten van de inzet van een gespecialiseerd brandweerteam op de Noordzee zo laag mogelijk te houden is samenwerking gezocht met bestaande brandweerkorpsen in Nederland. Omdat aan het in te zetten personeel hoge eisen worden gesteld, komen hiervoor met name beroepskorpsen in aanmerking. Derhalve doet de overheid een beroep op bestaande brandweerkorpsen die de inzet op passagiersschepen op de Noordzee in de loop van 2O1O kunnen leveren. Afhankelijk van de situatie kan het team aangevuld worden met externe specialisten. Aangezien gespecialiseerde brandweerinzet ook speelt voor de binnenwateren is deze taak binnen het project Waterrand met verantwoordelijke partijen op het land besproken. De ontwikkeling van specialistische teams in algemene zin bij incidenten op het water, wordt gebundeld onder de noemer Maritieme Incidenten Respons Croep (MIRC). De overheid werkt samen met bestaande brandweerkorpsen en de veiligheidsregio's aan de vorming van gespecialiseerde brandweerteams die zowel kunnen worden ingezet op zee (bestrijden van brand aan boord van passagierschepen) als op de binnenwateren (tevens bestrijden van branden aan boord van zeeschepen met gevaarlijke stoffen).
Pagina 9 van 44




Toelichting
Uitgangspunt van het beleid is dat als zich een voorval voordoet aan boord van schepen waarbij de veiligheid in het geding komt dit met de aan boord aanwezige middelen en kennis bestreden moet kunnen worden. Als dit niet of onvoldoende lukt dan dient de eigenaar en verzekeraar de hulp in te roepen van een gespecialiseerde berger. Wanneer dit niet mocht lukken dan dienen de bemanning en passagiers over voldoende middelen, kennis en tijd te beschikken om het schip te kunnen verlaten en te overleven. Als dat ook niet lukt, komt in zo'n geval de overheid te hulp. Echter indien een ferry oÍ cruiseschip moet worden ontruimd, geeft dat grote logistieke problemen. In het geval van een brand kan de ontruiming worden voorkomen of tenminste worden uitgesteld door de inzet van een gespecialiseerd brandweerteam. De inzet van overheidsmiddelen werd tot voor kort als te kostbaar gezien ten opzichte van de kleine kans op die gebeurtenis waarbij deze vorm van noodhulp moet worden ingezet. Echter de toenemende aandacht voor veiligheid en de herhaalde malen vastgestelde zorgplicht van de overheid voor mensen in nood hebben tot aanpassing van de overheidsvisie voor de Noordzee geleid. De noodzaak wordt onderschreven door de uitbreiding van het aantal bewegingen van passagierschepen van en naar Nederlandse havens en over de Noordzee alsmede recente incidenten met brand aan boord van passagiersschepen in het buitenland.

2.2.2 Zorgnorm
Bij brand aan boord van passagiersschepen (ferry's en cruiseschepen) kan de inzetvan een gespecialiseerd brandweerteam mensenlevens redden indien het tijdig aan boord kan arriveren om de bemanning te adviseren over en te assisteren bij de brandbestrijding.
Basiscapaciteit
Het gespecialiseerde brandweerteam is binnen 1 uur na de melding op de plaats van vertrek aanwezig om via een helikopter met een hijsinstallatie of een snel varend schip (zoals van de KNRM) naar het passagiersschip vervoerd te kunnen worden. Opschaling
Het brandweerteam assisteert de kapitein totdat extra capaciteit door bergers arriveert en de berger de hulpverlening overneemt. Op het moment dat het eerste brandweerteam naar zee gaat, is een tweede gespecialiseerd brandweerteam beschikbaar om in noodgeval het eerste team te kunnen ondersteunen. Kwaliteit
Brand aan boord van passagiersschepen vereist specialistische opleiding en training van professionele brandweerteams met een specifiek voor dit doel samengestelde persoonlijke en team-uitrusting. Het brandweerteam (8 personen) bestaat uit officieren die de leiding hebben over het team en die specialistische adviezen aan de kapitein over nautische zaken kunnen geven, en een aanvalsteam voor de assistentie van de bemanning bij het bestrijden van de brand.
Beschikbaarheid
Het specialistische brandweerteam is permanent beschikbaar.
2.2.3 Restrisico's
Bij brand aan boord van passagiersschepen lopen de passagiers en bemanningsleden al snel gevaar. Het brandweerteam zal de bemanning hoofdzakelijk kunnen assisteren om het vuur tot staan te brengen of ingesloten passagiers trachten te bevrijden. De verantwoordelijkheid van de kapitein kan er toe leiden dat toch een (beperkte) evacuatie van passagiers en bemanningsleden nodig is, zelfs nog voordat het brandweerteam arriveert. De Kustwacht is hierop voorbereid. Door de inzet van het Pagina 10 van 44




brandweerteam kan de beschikbare evacuatietijd worden verlengd wat de risico's die gepaard gaan met de evacuatie kan verkleinen.


2.2.4 Preventieve maatregelen
De IMO heeft veel aandacht voor brand aan boord van passagiersschepen. Analyses van branden hebben geleid tot diverse aanpassingen van de bouwvoorschriften en opleidingseisen. Ook zijn guidelines voor kapitein en bemanning uitgebracht. Gewerkt wordt aan het creëren van Places of Safety aan boord van passagiersschepen.
2.3 Risico onderzoek brandbestrijding
Het aantal bewegingen van passagiersschepen (cruise en ferry) op de Noordzee en van/naar Nederlandse havens nam de afgelopen jaren toe. Ook nam de omvang van het aantal bemanningsleden en passagiers op cruiseschepen de laatste jaren toe; de grootste cruiseschepen die Nederlandse havens aandoen hebben een capaciteit van
3.000 passagiers. De ferryschepen hebben in het laagseizoen ongeveer 400-600 personen aan boord en in het hoogseizoen oplopend tot 1.200 personen. Er is geen statistisch onderzoek uitgevoerd op het uitbreken van brand aan boord van een passagiersschip op de Nederlandse wateren. Dit omdat zo'n incident op de Nederlandse wateren zich tot op heden niet heeft voorgedaan. Internationaal hebben zich sinds 1990, en met name sinds 2005, een aantal ernstige incidenten met brand aan boord van passagiersschepen voorgedaan. Te noemen zijn: . de Scandinavian Star op de Oostzee in 1990, 159 doden . de Achillo Lauro in 1994,4 doden (bijna 1000 mensen aan boord) . de Salam Boccacio voor de kust van Egypte in 2005 (bijna 1O0O mensen omgekomen)
. de StarPrincess in 2006 in hetCaribisch gebied (150 hutten in vlammen op) . de Calypso in 2006 voor de Engelse kust (geen doden, aan boord waren 450 Nederlandse passagiers).
Volgens opgave van de IMO zijn in deze periode nog minstens een 13-tal branden op cruiseschepen uitgebroken met doden en gewonden tot gevolg. De Kustwacht heeft in de period e 2OO2-2OO7 geen verzoeken om assistentie bij brand aan boord van passagiersschepen ontvangen. Wel heeft de Kustwacht de afgelopen drie jaar assistentie verleend bij drie grotere branden op de Noordzee. De KNRM is in de periode 2000 tot medio 2007 betrokken geweest bij 27 meldingen van brand aan boord van plezier- en vissersschepen. Het MARIN heeft uit diverse gegevensbestanden in totaal 12 ernstige branden op schepen van de beroepsvaart (niet zijnde passagiersschepen) geregistreerd in de periode 2000 - 2003.

2.4 Eisen aan de uitvoering brandbestrijding

2.4.1 Eisen
Het bestrijden van een brand aan boord van een schip vereist kennis en ervaring. Voor brand aan boord van passagierschepen tellen specifieke omstandigheden, zoals de opbouw van het schip en de aanwezigheid van een groot aantal passagiers. Het in te zetten specialistische brandweerteam dient op deze omstandigheden goed voorbereid te zijn vanuit een juiste kennis over mogelijkheden en beperkingen. De advisering aan de kapitein en de assistentie van de bemanning die belast is met de brandbestrijding, dient er op gericht te zijn de brand zoveel als mogelijk tot staan te brengen om massale evacuatie te voorkomen. Indien dit niet meer mogelijk is kan brandbestrijding bijdragen aan het verkrijgen van meer tijd voor de evacuatie. Voor de brandbestrijding maakt het aanvalsteam gebruik van de middelen aan boord van het schip. Pagina '11 van 44





2.4.2 Benchmark
Het Verenigd Koninkrijk (VK) en Duitsland hebben teams ontwikkeld om snel gespecialiseerde hulp aan boord van brandende schepen te kunnen brengen. Sinds april2OO5 zijn in hetVK 15 en in Duitsland 10 brandweerteams actief. In hetVK worden de teams vervoerd met helikopters en in Duitsland met schepen. De situatie in Frankrijk is dat op verzoek assistentie wordt verleend door gespecialiseerd personeel van de Franse manne.
Zweden heeft een aantal brandweerteams opgeleid die bij scheepsbranden assistentie kunnen verlenen.
België heeft geen initiatieven op dit gebied.
Denemarken oriënteert zich op deze taak.

2.5 Beschikbare middelen brandbestrijding
Omdat een snelle inzet uitgangspunt is, zal het brandweerteam alleen persoonlijke beschermingsmiddelen en een groepsuitrusting tot zijn beschikking krijgen, zodat vervoer per helikopter mogelijk is. Dat betekent dat voor de bestrijding gebruik moet worden gemaakt van de blusmiddelen aan boord van het passagiersschip. In de buurt van de standplaats van het brandweerteam kan de KNRM voor snel transport zorgen. Voor het vervoer daarbuiten wordt gebruik gemaakt van een helikopter. Inzet van buitenlandse heli's voor het transport, met name vanuit België, is ook een mogelijkheid binnen de internationale SAR afspraken.
2.6 Conclusies brandbestrijding
De overheid bereidt zich voor op de inzet vanaf medio 2O1O van specialistische brandweerteams bij brand aan boord van passagiersschepen op zee. Gekozen is voor een snelle maar beperkte inzet om de tijd te overbruggen totdat een berger met meer materieel ter plaatse kan zijn. Indien de situatie dat vereist wordt een bergingsexpert toegevoegd aan het team.
Deze vorm van brandbestrijding op zee wordt als pré-SAR aangemerkt. Naast het vervoer van het team per snelle boot van de KNRM is vervoer van het team per helikopter mogelijk.

Pagina 12 van 44





3 Het bestrijden van rampen en incidenten

Introductie
Het is de taak van de overheid zorg te dragen voor een doeltreffende uitvoering van maatregelen die voortvloeien uit internationale verdragen betreffende de beperking van schade voor het mariene milieu en de kust. Overheidsoptreden op ditterrein wordt aangeduid als Rampen- en incidentenbestrijding (RlB). De Kustwachtvoldoet met de uitvoering van deze taak aan de geformuleerde zorgnormen. Via operationele overeenkomsten beschikt de Kustwacht over de benodigde middelen.
3.'l Formele basis RIB
De Kustwacht voert de rampen- en incidentenbestrijding (RlB) op de Noordzee uit op basis van de Wet bestrijding ongevallen Noordzee (Wet BON). Deze wet geeft regels tot het voorkomen, beperken of ongedaan maken van schadelijke gevolgen van ongevallen op de Noordzee. Ingrijpen om erger te voorkomen is mogelijk indien een wettelijk aangegeven niveau wordt overstegen. De term ongeval sluit aan bij de terminologie van het Interventieverdrag (Brussel, 1969). Voor het optreden in volle zee ('interventie') ten aanzien van schepen betrokken bij ongevallen in de zin van de Wet BON en het Interventieverdrag gelden strikt genomen geen geografische grenzen. Indien door het ongeval vitale Nederlandse belangen op het spel staan, kan, ongeacht de plaats van het ongeval, de overheid ingrijpen. Om toch tot een zekere operationeel werkbare gebiedsafbakening te komen, is voor de toepassing van de Wet BON een bepaald deel van de zuidelijke Noordzee gekozen. Dit zeegebied, dat de NEEZ en grote delen van de aangrenzende wateren omvat, bevindt zich tussen de 56'breedtegraad en het Engels Kanaal. De wijze waarop op zee wordt opgetreden is uitgewerkt in het Rampenplan voor de Noordzee.
De Wet BON is de pendant van de Wet Rampen en Zware Ongevallen2 die geldt voor de gemeentelijk ingedeelde gebieden. Indien een incident op de Noordzee zich buiten gemeentelijk ingedeelde gebieden bevindt, ligt het primaat van de aanpak bij het Regionaal Beheersteam Noordzeerampen (RBN). Binnen gemeentegrenzen ligt het primaat bij de Burgemeester van het getroffen gebied. Echter, uit doelmatigheidsoverwegingen is er in de Wet BON voor gekozen de bestrijding van de schadelijke gevolgen van rampen en incidenten in deze zgn. 1 kilometerzone te laten plaatsvinden onder de werking van de Wet BON. In de aanloopgebieden zoals omschreven in het Scheepvaartreglement territoriale zee is RIB primair een verantwoordelijkheid van de plaatselijke autoriteit. Indien daartoe aanleiding is wordt deze bevoegdheid per incident overgedragen aan de Kustwacht. Toepassing van de Wet BON volgt het principe van de drietrapsraket. Uitgangspunt is dat de kapitein of eigenaar van een incidentschip zelÍ aangeeÍt dat hij een bergingsovereenkomst wil sluiten (1'trap). Indien de overheid van mening is dat de werkwijze van de kapitein of eigenaar onvoldoende is gezien de (mogelijke) gevolgen van het incident voor de Nederlandse belangen, treedt de overheid op. In eerste instantie kan dat via een aanwijzing (2' trap) en in tweede instantie door het opleggen oÍ zelf nemen van een maatregel (3" trap). Mocht de kapitein of eigenaar hieraan medewerking weigeren, dan is het onder bepaalde omstandigheden mogelijk dat de overheid het gezag over het schip overneemt, zo nodig met behulp van de sterke arm. Voor het beperken van de schade aan het mariene milieu en de kust door incidenten op zee waarbij milieubedreigende stoffen vrijkomen is sinds 1973 het Marine Pollution ' Naar verwachting wordt de WRZO vervangen door de "Wet VeiligheidsÍetio's" Pagina 13 van 44




(MARPOL) verdrag van kracht. In 1990 is het Oil Preparedness and Respons Corporation (OPRC) verdrag tot stand gekomen over de bestrijding van en samenwerking bij olieverontreinigingen. Dit verdrag is later uitgebreid met een protocol voor calamiteiten met Hazardous and Noxius Substances (HNS). Einnen Europa is een aantal regionale verdragen van kracht, die specifiek gericht zijn op maritieme incidenten en de samenwerking bíj de aanpak. De Europese Commissie (EC) is in al die regionale verbanden partner. Door de Europese Commissie is in 2002 het European Maritime Safety Agency (EMSA) ingesteld. EMSA ondersteunt de activiteiten van de lidstaten bij o.a. het opstellen van bestrijdingsplannen en op orde brengen van bestrijdingsmiddelen . ln 2OO7 is de centrale organisatie Management Committee on Marine Pollution (MCMP) overgegaan van DC-Environment naar EMSA en heet sindsdien de Consultive Technical Group on Marine Pollution (CTCMP). In Brussel is er ten behoeve van de EC-lidstaten een Monitoring en Informatiecentrum (MlC) opgericht. Dit centrum is permanent bemand. Indien een land een omvangrijke calamiteit overkomt, waarbij internationale hulp nodig is, kan dit via het centrum geregeld worden. Dit centrum zet communicatie op tussen zogenaamde National Focal Points. In Nederland voert de Kustwacht deze functie uit voor de maritieme taken. Nederland is partij bij het BONN AGREEMENT uit 1983 (verdrag van Bonn) waarin de samenwerking is geregeld van de kuststaten van de Noordzee bij de opsporing, melding en bestrijding van verontreinigingen van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen. Onder het verdrag hangt een aantal bi- of multilaterale operationele plannen waarbij buurlanden meer expliciete afspraken hebben gemaakt inzake onderlinge assistentie.
Nederland is partner in het operationeel plan met Denemarken en Duitsland (DENCERNETH-plan) inzake de samenwerking in het Waddenzeegebied. In de zuidelijke Noordzee werkt Nederland samen met Frankrijk, Engeland en België onder het verdrag van Bonn.
Namens Nederland is de Kustwacht bij de IMO (lMO resolutie 950) aangewezen als National Competent Authority voor Maritime Assistance Services (MAS). Dit houdt onder meer in dat de internationale scheepvaart in het Nederlandse verantwoordelijkheidsgebied voor alle vormen van assistentie rechtstreeks contact op kan nemen met de Kustwacht.
Voor het verkrijgen van informatie over de lading van schepen betrokken bij een ramp of incident is voor Nederland de Kustwacht aangewezen als Nationaal Bevoegde Autoriteit. De Kustwacht kan daardoor via het Europese meld- en informatiesysteem SafeSeaNet snel informatie opvragen bij de bevoegde plaatselijke autoriteiten over schepen en hun ladingen.

3.2 Beleid RIB

3.2.1 Doelstelling
De beleidsdoelstelling van de overheid is het voorkomen, beperken oÍ ongedaan maken van de schadelijke gevolgen van ongevallen op de Noordzee die uitstralen naar de Nederlandse kust, territoriale zee en Exclusieve Economische Zone. Het betreft incidenten waarvan de schadelijke gevolgen in termen van ernstig, dreigend en belemmerend, een bepaald, in de wet BON aangegeven, niveau overstijgen. De Kustwacht coórdineert deze taak.

3.2.2 Zorgnorm
Voorkomende incidenten zijn onder meer milieuverontreinigingen, gezonken vaartuigen, driftende vaartuigen, schadevaringen, berging voorwerpen, berging stoffelijke overschotten, verloren lading (zoals containers) en meldingen explosieven. Pagina 14 van 44




De meest kritische processen zijn in deze nota uitgewerkt. Dit zijn de milieuverontreinigingen (wordt hierna behandeld), driftende schepen (zie hoofdstuk 4) en gezonken vaartuigen (zie hoofdstuk 8).
Zorgnorm voor I uchton dersteu n i n g
Voor verificatie van meldingen die kunnen leiden tot een RIB-actie dient permanent vliegcapaciteit aanwezig te zijn. Voor deze verifiëring van verontreinigingen die niet tijdens de reguliere vlieguren (tbv handhaving) zijn gesignaleerd, is het vliegtuig vanaf
2010 binnen 90 minuten inzetbaar.
Zorgnormen voor m i I ieuverontrei n i gi n gen
ln 2006 is de nota "Om kwetsbarezee- en deltagebieden te beschermen" verschenen. Hierin is voor verschillende zeegebieden de omvang van de milieuverontreiniging gedefinieerd die binnen de gestelde tijd van het wateroppervlak verwijderd dient te worden. De bestrijdingscapaciteit dient die omvang binnen de aangegeven periode aan te kunnen, uitgaande van een windkracht tot 7 Bft enlof golfhoogte tot max.2,5 m. (zie tabel3.1).
kustzone zeeoebied Zeeland Holland Wadden max. volume olie 5.000m3 7.500m3 2.500m3 15.000m3 binnen 2 daqer 2 daqen 2 daqen 3 daqen qemiddelde kans 1:225 rr 1:52 it 1:650 ir 1:70 v tabel 3.'l: olie-incidenten per gebied waarvoor voldoende bestriidingsmaterieel aanwezig dient te zijn

3.2.3 Restrisico's
Restrisico's bij de aanpak van milieuverontreinigingen worden hier kort beschreven; een meer volledige opsomming staat in de voornoemde nota uit 2006. Drijvende en zinkende milieuverontreinigingen zijn goed te bestrijden , maar oplossende en in het water zwevende vloeistoffen niet en deze vormen daarmee een restrisico waarvan de ernst afhankelijk is van de soort verontreiniging. Bij een windkracht vanT Bft of meer of een golfhoogte 2,5 m. of hoger, zijn de mechanische bestrijdingsmiddelen voor drijvende vloeistoffen niet meer inzetbaar. Zo loopt een schip, uitgerust met een veegarm gevaar voor huidschade. Cevolg kan zijn dat de verontreiniging door stroming enlof wind aanspoelt op de kust of een kwetsbaar gebied indrijft.
Ook indien het incident dicht onder de kust plaats vindt zal de drijvende stof door stroming enlof wind op de kusten kunnen aanspoelen. Bij incidenten waarbij meer drijvende verontreiniging in het geding is dan de in Nederland beschikbare eenheden ter dekking van de zorgnorm, kan in het kader van het verdrag van Bonn inzet van eenheden uit de ons omringende landen gevraagd worden.
3.2.4 Preventieve maatregelen
M i I i euve rontre i n i gi n gen
De risico's liggen vooral in de vaargeulen naar de Westerschelde, Rotterdam en Amsterdam en worden veroorzaakt door aanvaringen. De Kustwacht houdt derhalve streng toezicht op een juist vaargedrag in zowel de diepwaterroutes als de havenaanlooproutes.
Pagina 15 van 44




Explosieven
Vissers hebben op basis van de Biidrageregeling opgeviste explosieven '1992 recht op een premie bij het melden van een gevonden explosief. In 2005 na het ongeluk met het visserschip de OD -1 zijn de afspraken met deze beroepsgroep opnieuw vastgesteld. Doel van de afspraken is gevonden explosieven onschadelijk te maken. Ve r I o ren sch ee psu itru sti n g Rijkswaterstaat maakt, ter verhoging van de veiligheid voor ankerende schepen, periodiek ankergebieden schoon van verloren scheepsuitrusting, zoals scheepsankers. Bergi n g ve rl ore n I ad i n g
Het verliezen van containers door schepen tijdens storm neemt toe. Nederland zet dit internationaal op de agenda. Het controleren van de sjorplannen bij vertrek en aankomst in havens door autoriteiten onderschrijft de aandacht die deze zaak bij VenW heeft. Ook vindt nationaal en internationaal onderzoek naar de werking van de in het SOLAS-verdrag vastgestelde normen voor het sjorren (lMO, 1998) plaats, zoals in het project lashing@sea.
Oefeningen
Het personeel van het Kustwachtcentrum is door training en ervaring goed voorbereid op incidenten. Ook de diverse teams op strategisch, tactisch en operationeel niveau houden regelmatig oefeningen. Op afroep beschikbare eenheden zijn verplicht jaarlijks te oefenen. Gezien het beperkt aantal acties en het regelmatig wijzigen van de bezetting van de teams is training een essentieel onderdeel van de RIB-organisatie.
3.3 Risico onderzoek RIB
De risicoanalyse voor milieuverontreinigingen is besproken in de nota "Om kwetsbare zee- en deltagebieden te beschermen". Kortheidshalve wordt naar die nota verwezen. Figuur 3.2 toont de berekende risico's in termen van kans en volume in de NEEZ. Voor het type incidenten driftende vaartuigen en berging van gezonken vaartuigen staat in de hoofdstukken 4 resp. 8 de benodigde capaciteit op basis van risico onderzoek. Voor de overige soorten RIB-incidenten is geen risico onderzoek uitgevoerd voor het bepalen van de benodigde capaciteit omdat dit soort incidenten met de eigen of op de markt beschikbare, reguliere middelen kan worden afgehandeld. ln de periode2OO2-20O7 is het niet één keer nodig geweest in te grijpen met dwingende maatregelen zoals bedoeld in de Wet BON. Dat betekent dat in alle gevallen dreigende situaties in samenspraak met de veroorzaker àt' konden worden opgelost. a In totaal bedroeg het aantal meldingen in deze periode gemiddeld 500 per jaar, waarvan het aantal significante ongevallen de Figuur 3.2: Statistisch bepaalde ongevalskans met olietankers en daarbii vriikomend volume aan olie (onderzoek MARIN).
Pagina 16van 44




laatste jaren rond de 15-20 per jaar schommelt.

De ondernomen RIB-acties behoren grotendeels tot 9 soorten incidenten (figuur 3.3). incidenten naar type RIB

asEg

-c
í Ë =
Ë EË
C E
c (u
à T Eá
o'-

5
eËÈE e -E FcggËaËËi :
.d!È
E
Inzêt êenhedên naaÍ Rl&geaelateeÍde taken
100

90

80 Er trad een (grote)
70 rilieu afname op van het
60 veÍkeeísbegeleiding
50 aantal m ilieuverontreini- oergrng
40 gingen, driftende obseruern vaartuigen,
20

10 schadevaringen en 0 verloren lading. Cezonken vaartuigen Figuur 3.4 inzet van de eenheden per RIB-taak blijft op een laag niveau stabiel, berging van inzet Kustwacht eenheden voor RIB voorwerpen en (delen van) lichamelijke Klvlvaartuigen
overschotten neemt licht toe, terwijl het melden van gevonden explosieven door de visserij in 2005 sterk is toegenomen (tot 330). lnzet van kustwachteen heden over KW-vliegtuigen deze periode staan
26% vermeld in figuren 3.4 en
3.5. Figuur 3.5: inzet soorten Kustwacht eenheden bii RIB Pagina 17 van 44





3.4 Eisen aan de uitvoering RIB


3.4.1 RIB-acties
De Kustwacht is permanent paraat om RIB-acties te kunnen starten en beschikt over het voor RIB noodzakelijk geacht materieel, deels direct inzetbaar, deels door middel van opschaling. Waar nodig is dat materieel in eigen beheer beschikbaar en/oÍ via afroepovereenkomsten en inhuur van marktpartijen. Uitgangspunt is een doelmatige en doeltreffende inzet van de benodigde menskracht en middelen. Uitvoering van acties geschiedt op basis van calamiteiten- en calamiteitenbestrijdings- plannen. Deelnemende partijen onderhouden de op elkaar afgestemde plannen regelmatig en de werking wordt geoefend.

3.4.2 Benchmark milieubestriiding met de omringende landen Alle landen rond de Noordzee beschikken over materieel voor bestrijding van drijvende milieubedreigende stoffen. Bij olie gaat het dan om het sproeien van detergenten vanuit vliegtuigen en het mechanisch verwijderen uit het water door schepen met een verwijderingssysteem, zoals veegarmen en skimmers, en opslagcapaciteit van de geruimde olie. In opdracht van de EC contracteert EMSA extra capaciteit waar de landen rond de Noordzee tegen betaling gebruik van kunnen maken.
3.5 Beschikbare middelen RIB
Vliegend materieel
Voor het uitvoeren van verificatievluchten na ontvangen meldingen en het geven van aanwijzingen bij de aanpak van milieu-incidenten heeft de Kustwacht sinds 2007 de beschikking over twee Kustwachtvliegtuigen.
Varend materieel
Voor het bestrijden van milieugevaarlijke stoffen op de Noordzee beschikt de Kustwacht over het bestrijdingsvaartuig ms "ARCA" dat een oproeptijd van 1 uur kent. Verder zijn beschikbaar diverse soorten hulpschepen en op afroep beschikbare sleephopperzuigers. ln 2OO7 is de benodigde capaciteit op orde gebracht. Voor onder andere het opsporen van verloren lading, zoals containers, beschikt Rijkswaterstaat over schepen met meet- en opsporingsapparatuur en voor onderwaterinspecties over de multifunctionele onderwaterrobot. Door zelf over deze middelen te beschikken is snelle inzet bij incidenten gewaarborgd.
3.6 Conclusies RIB
De uitvoering van de Rampen- en incidentenbestrijding op zee door de Kustwacht voldoet aan de geformuleerde normen. Voor de uitvoering beschikt de Kustwacht over de juiste middelen om meldingen te verifiëren en uitgezette acties te begeleiden. Het op basis van het capaciteitsplan voor bestrijding van milieubedreigende stoffen benodigde materieel is in 2007 op orde gekomen.
Voor opsporing en inspectie van onder meer verloren containers is apparatuur van Rijkswaterstaat op schepen van de Rijksrederij inzetbaar. Het Rampenplan voor de Noordzee beschrijft de gecoórdineerde aanpak van de bestrijding van de schadelijke gevolgen van rampen- en incidentenbestrijding. Besluitvorming vindt plaats in een organisatiestructuur waarin de verantwoordelijke beheerdiensten van de betrokken ministeries zitting nemen. Afhankelijk van de ernst van de situatie wordtde RIB-organisatie opgeschaald en zonodig is er horizontaal overleg met vergelijkbare teams op het land.
Pagina 18 van 44




Het oefenen van de besluitvorming in de diverse teams en de samenwerking van de ingezette eenheden ter plaatse blijft noodzakelijk, alleen al vanwege de steeds wisselende personele bezetting bij de betrokken overheidsdiensten.

Pagina '19 van 44





4 Het bieden van noodsleephulp

Introductie
Noodsleephulp richt zich op het assisteren van driftende schepen indien zii gevaar opleveren voor hun omgeving of voor de opvarenden zelf. Om effectief te ziin is noodsleephulp permanent beschikbaar. Tiidens slecht weer neemt een bergingsvaartuig/sleepboot een strategische positie in om sneller ter plaatse te kunnen zijn. De door de overheid gecontracteerde ETV (emergency towing vessel) voldoet aan de geformuleerde normen waardoor met storm effectief hulp kan worden verleend.
4.1 Formele basis noodsleephulp
De ramp met de olietanker "Braer" bij de Shetland eilanden in 1993, waarbij
85.000m3 olie vrijkwam, was voor alle landen rond de Noordzee aanleiding (opnieuw) onderzoek te doen naar nut en noodzaak van noodsleepcapaciteit. ln 1994 verscheen van de onderzoekscommissie onder leiding van Lord Donaldson het rapport "Safer ships, Cleaner seas". Het rapport bevatte een groot aantal aanbevolen maatregelen ter bescherming van het mariene milieu, waaronder het op strategische posities stationeren van bergingsvaartuigen.
Analyses voor de Nederlandse situatie toonden aan dat ook op het Nederlandse deel van de Noordzee ernstige incidenten zich kunnen voordoen waarbij door snelle interventie met een bergingsvaartuig veiligheids- en milieurampen voorkomen kunnen worden. Cebleken is dat de bergingsindustrie de aanwezigheid van voldoende sleepboot-capaciteit in preperatieve zin in Nederland niet kan garanderen. Daarop heeft medio 1995 het ministerie van Verkeer en Waterstaat besloten een overeenkomst te sluiten met de bergingsindustrie voor het ter beschikking stellen van een bergingsvaartuig.
Einnen het verdrag van Bonn is gesteld dat noodsleephulp een nationale zaak is, maar ministeriële verklaringen tijdens trilaterale regeringsconferenties over bescherming van de Noordzee en Waddenzee wijzen op het belang van noodsleepcapaciteit en de noodzaak op samenwerking op dit gebied.
Met Duitsland is in 2O0O een Memorandum van overeenstemming betreffende wederzijdse ondersteuning bij noodsleepcapaciteit op de Noordzee ondertekend, als uitwerking van de aanbeveling van het verdrag van Bonn uit 1995.
4.2 Beleidnoodsleephulp

4.2.1 Doelstelling
De beleidsdoelstelling van de overheid is het verkleinen van de kans op incidenten met schepen in nood waarbij de veiligheid van bemanning en mogelijke passagiers ernstig in gevaar kan komen en waarbij mogelijk ernstige schade kan worden toegebracht aan objecten zoals platforms met personeel en windturbines, zeeweringen, waterstaatswerken, en ecologisch en economisch kwetsbare gebieden. De Kustwacht voert deze taak uit.

4.2.2 Zorgnorm
Noodsleephulp stopt of vertraagt de snelheid van het driftende schip om een aandrijving of stranding te voorkomen. De benodigde trekkracht om succesvol te opereren hangt samen met het scheepstype van het in nood verkerende schip en de heersende windsnelheid. De benodigde vaarsnelheid is afhankelijk van de afstand van de sleepboot tot het driftend schip in relatie tot het te beschermen object of gebied. Pagina 20 van 44




Op basis van het risico onderzoek en de ervaring met de aanwezige capaciteit in de afgelopen jarenzijn de volgende normen geformuleerd.

Basiscapaciteit
Noodsleephulp met een minimum statisch trekvermogen van 120 ton is gelegen nabij Den Helder en dient binnen 4 uur vast te kunnen maken aan een schip tot CT-klasse
100.000 dat bijwindkracht tot 8 Bft op max. 5O nM afstand van de noodsleephulp om assistentie vraagt.
Bij windkracht 5 Bft of meer neemt de noodsleephulp een strategisch gekozen positie bij het scheepvaartverkeersstelsel bij Den Helder in ter afdekking van het zeegebied tussen ljmuiden en de Waddenkust.
Kwaliteit
De basiscapaciteit dient goed op zijn taken berekend te zijn en het personeel dient geoefend te zijn.
Beschikbaarheid
Op jaarbasis dient in 987" van de tijd (2% is 175 uur per jaar) de basiscapaciteit aanwezig te zijn.

4.2.3 Restrisico's
Inzet ten zuiden van lJmuiden vergt meer tijd vanaf Den Helder. Er wordt van uit gegaan dat regionaal aanwezige sleepboten uit het Europoort gebied of de Westerschelde tijdig in hun gebied assistentie kunnen verlenen. Inzet in het oostelijk deel van de Waddenkust vergt veel vaartijd. Ondersteuning door de aanwezige noodsleephulp vanuit Duitse wateren kan worden overwogen. Mijnbouwinstallaties en windturbineparken hebben een veiligheidszone van 500 m. Een driftend schip kan deze afstand in 10 minuten afleggen. Het is niet mogelijk al deze objecten via noodsleephulp voor zo'n situatie te beschermen. Indien een tweede schip tegelijkertijd hulp nodig heeft, kan vanuit overheidswege niet geassisteerd worden. Wel worden door de directeur Kustwacht de risico's afgewogen en geprioriteerd. Uiteraard wordt door de directeur Kustwacht zonodig een sleepdienst ingeroepen enlof de ons omringende landen om assistentie verzocht.
4.2.4 Preventieve maatregelen
Als belangrijke oorzaak voor het driften van schepen blijkt het overgaan van zee- naar havenbedrijf (en v.v.) van de machinekamer te zijn; hiervoor wordt extra aandacht gevraagd bij het naderen van havens door loods of verkeerscentrale. Uit analyse naar drifters in de period e 2002-2006 blijkt dat slechts in 18% van de gevallen men het anker heeft gebruikt. In noodsituaties, wanneer men een object nadert, zou men vaker het anker kunnen gebruiken. Dit is echter mede afhankelijk van de ligging van onderwaterkabels en -leidingen.
Uit een analyse van de via het AIS beschikbare gegevens en de meldingen aan de Kustwacht blijkt, dat slechts een klein deel van de driftende schepen (één op zes) zich ook daadwerkelijk meldt. Om deze hulp effectief in te kunnen zetten is een zo vroeg mogelijke melding aan de Kustwacht noodzakelijk. Ook kan de Kustwacht door toepassing van de wet BON hulp opdragen.
Pagina 21 van 44




kans oD afnam e kans in % aanvaflng aanvaÍrng stranding aanvanng aanvanng stranding n la Ífn rm Min.lm n l. lf^ rm vinílm nlêÍ ^lan zonder 1 21 taaÍ 56 ee 0.7 taal scenailo 48 aaf 'l i11.2 aal 1 :U,9 taar co.9 50.3 30_4 scenário 2 1 50 aal 1 | 12.6 aal 1 'tu aaÍ c ó.9 5 5.9 3 E.E scenario 3 1 : 32 iaar í RR aal 't nqi 35.0 36.8 26.5 Tabel4.'l: effectvan de inzetvan sleepboten in 3 scenario's bii 3 type incidenten
4.3 Risicoonderzoeknoodsleephulp Voor het inschatten van de risico's van driftende schepen voor hun omgeving (bestaande platforms, windmolens en waterkeringen) is een risico onderzoek uitgevoerd. Over de periode 2002-2006 zijn in totaal247 incidenten met driftende schepen gesignaleerd. De gemiddelde driftduur bedroeg 2,5 uur en de gemiddelde driftsnelheid bedroeg 1,5 Knts. Gemiddeld aantal sêrieuze driÍtnd6 schopon (routegebonden en niet-routegebondn) por laar por gddcel Met het SAMSON-model is onderzocht of het bieden van noodsleephulp ernstige incidenten kan voorkomen. Eerst is onderzocht waar serieuze drifters (schepen die niet doelbewust hun motoren hebben gestopt) van de beroepsvaart gemiddeld per jaar het meest kunnen optreden (figuur 4.2). Vervolgens is gekeken naar de potentie van de inzet van noodsleephulp waarbij diverse positie-opties en aantallen sleepboten, inclusief wisselend statisch trekvermogen, zijn onderzocht ln tabel 4.1 zijn diverse varianten met elkaar vergeleken. . "zonder" geeft de kans op aanvaring of stranding indien geen sleephulp beschikbaar is. . bij "scenario 1 " ligt een sleepboot van max. 120 ton bij Den Helder. o "scenario 2" is een uitbreiding van scenario 1 met ook sleepboten bij Rotterdam, Eemshaven en lJmuiden, van resp. 100, 60 en 8O ton. o "scenario 3" is sprake van een sleepboot bij Rotterdam van max. 120 ton. Ceconcludeerd wordt dat t.00 2.50 3.00 3.50 4.00 4.50 5.m 5.50 6.00 6.50 7.00 scenario 2 nauwelijks beter is dan scenario 1 en dat scenario 3 het slechtste alternatief is. Figuur 4.2 Gemiddeld aantal serieuze drifters (schepen die niet doelbewust hun motoren hebben gestopt) per iaar Pagina 22 van 44




Berekend is vervolgens de benodigde tuekkracht per scheepoklasse trekkracht die nodig is voor verschillende klassen van schepen
350 bij verschillende windkracht e 300 (figuur 4.3). Bij een windkracht o
Ë 250 tot 8 Bft kunnen nog wel schepen r30,000 - 3 r@,000 - * roo tr >100,000 werken, maar wanneer de wind Ë50 toeneemt is dat te gevaarlijk. 0 Tevens is berekend wanneer een sleepboot met een statisch trekvermogen van 120 ton te weinig trekkracht heeft voor een drifter. Dat bleek eens in de 1718 Figuur 4.3: benodigde trekkrachtvan een sleepboot jaar te zijn. inzet W akeÍ bij windkÍacht SBft en hogoÍ ln de periode 2OO2-2OO7 is de sleper gemid deld 27OO uren per jaar buitengaats geweest bij windkracht vanaÍ 5 Bft (figuur
4.4). In dezelfde periode is de sleper gemiddeld 8 keer per jaar voor SAR en RIB-incidenten, waaronder het assisteren bij driftende schepen, ingezet. Zo werd in 2005 met succes vastgemaakt aan het ms Figuur 4.4: inzet WAKER bii windkracht vanaf 5 Bft "KESTUTIS" die met motorstoring en haar kribbende anker telefoonkabels op de bodem naderde. Maar ook in 2008 heeft "WAKER" (de toenmalige ETV van de overheid) met succes vastgemaakt aan het Panemese koelschip "lCE FLOWERS" die een productieplatform en een nabij gelegen accom modatieplatform bed reigde.

4.4 Eisen aan de uitvoering noodsleephulp
4.4.1 lnternationale eisen
Er bestaan geen internationale eisen aan noodsleephulp. In het kader van het verdrag van Bonn vindt overleg plaats om te komen tot gezamenlijke eisen. Op grond van internationale verdragen3 is de scheepvaart verplicht, ter terugdringing van de risico's van driftende schepen, zich als incident schip te melden.
4.4.2 Functioneleeisen
Het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft vanaÍ 1995 een bergingsvaartuig met nagenoega voldoende operationele mogelijkheden permanent beschikbaar. Bepaald is dat de meest strategische positie zich bevindt nabij de belangrijkste scheepvaartroutes boven de Waddenzee. Dit dient ter voorkoming van verontreiniging van de
3 verankerd in de Wet Bon en de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (WWS) o Eind 2OO9 is het gecontracteerde vaartuig "WAKER" verloren gegaan en vervangen door een ETV met
107 ton trekkracht waarmee voldaan wordt aan de oude contractuele eis van minimaal 100 ton. Verwacht wordt dat dit tijdelijke vaartuig in de loop van 2010 wordt vervangen door een ETV die ook aan de nieuwe norm van minimaal 12O ton trekkracht voldoet. Pagina 23 van 44




Waddenzee door strandingen, en ter bescherming van de offshore platforms en windmolenparken voor aanvaringen van schepen vanuit de scheepvaartroutes.


4.4.3 Benchmark
Duitsland heeft voor de Noordzee 1 sleepboot (120 ton trekkracht) en 2 multifunctionele schepen met sleepmogelijkheden (ieder 110 ton trekkracht) als noodsleephulp ter beschikking. Duitsland heeft besloten 1 van de schepen te vervangen door een schip met een trekkracht van 200 ton. Croot Brittannië heeft sinds augustus 2001 in haar wateren op vier strategische locaties een sleepboot gestationeerd (alle met een trekkracht tussen 150 en 200 ton). België heeft geen noodsleepcapaciteit beschikbaar, maar is in onderhandeling met marktpartijen die betrokken zijn bij de aanleg van windturbineparken in het Belgische deel van de Noordzee.

4.5 Beschikbare middelen noodsleephulp
De Kustwacht beschikt permanent over een emergency towing vessel, die in Den Helder is gestationeerd.
Voor bescherming van het zeereservaat van de Voordelta wordt gesteld dat de scheepvaartroute van en naar de Westerschelde en naar Rotterdam voldoende wordt afgedekt door de commerciële sleepbootdiensten ter plaatse. Indien nodig kan internationale noodsleephulp worden ingeroepen.
4.6 Conclusies noodsleephulp
De overheid acht het bieden van hulp aan driftende schepen ter bescherming van een mijnbouwinstallatie of windturbine, maar ook indien het driftende schip in kwetsbare gebieden komt of waterkeringen verzwakt, van groot belang. Met een door de overheid gecontracteerde emergency towing vessel heeft de Kustwacht de beschikking over een sleepboot die nagenoeg voldoet aan de geformuleerde normen.

Pagina 24 van 44





5 Het regelen van het nood-, spoed- en
veiligheidsverkeer
Introductie
De Kustwacht voert deze internationaal verplichte taak uit voor de gebieden die aan Nederland zijn toegewezen. Het afhandelen van noodoproepen is het meest kritische proces, waarvoor dan ook een zorgnorm is vastgesteld. Op het KWC vervult het Communicatie en CoórdinatieCentrum CCC de rol van Joint Rescue Coordination Centre 0RCC) voor zowel oproepen van de scheepvaart als van de luchtvaart. Er wordtvoldaan aan de geformuleerde normen.

5.1 Formele basis Nood-, Spoed- en Veiligheidsverkeer NSV Nederland heeft op grond van internationale verdragen de verplichting tot het bewaken van de radiofrequenties, bestemd voor het Nood-, Spoed- en Veiligheidsverkeer (NSV) van en naar de gebieden waarvoor zij verantwoordelijk is. Voor de scheepvaart is de International Maritime Organisation (lMO) de initiator van deze voorzieningen, waarbij de uitvoering in handen is van de sub-committee on Radiocommunications and search and rescue (COMSAR). COMSAR is verantwoordelijk voor het opstellen van de richtlijnen waaraan nationale overheden dienen te voldoen.
Voor de luchtvaart betreft het de uitwerking van het verdrag van Chicago (1944). Het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer omvat het ontvangen en afhandelen op oproepen van schepen en luchtvaartuigen in nood, en spoedoproepen om medische adviezen (zie tevens hoofdstuk 7) en assistentie op zee.
5.2 Beleid NSV

5.2.1 Doelstelling
De beleidsdoelstelling van de overheid is te voldoen aan de internationale eisen aangaande de ontvangst en afhandeling van berichten die behoren tot het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer voor de aan Nederland toegewezen gebieden. Tot deze gebieden behoren de NEEZ, FIR-Amsterdam en de ruime binnenwateren5. Ook Nederlandse schepen elders op de wereld en niet-Nederlandse schepen welke via satellietcommunicatie met het grondstation (Land Earth Station -LES-) in Burum in Friesland hun initiële noodbericht verzenden behoren tot de doelgroep van het NSV. De Kustwacht voert deze taak uit.

5.2.2 Zorgnorm
Het ontvangen en afhandelen van het NSV kent vele aspecten. Het meest kritieke proces is de juiste afhandeling van noodoproepen. Het bevestigen van de ontvangst van de noodoproep naar de verzender is van essentieel belang. Voor de tijd waarbinnen deze bevestiging dient te worden verzonden gelden internationale normen. De zorgnorm voor de NSV-taak wordt afgemeten aan de tijd waarbinnen een noodoproep volgens internationale normen beantwoord dient te worden. Basiscapaciteit
Na ontvangst van de noodoproep wordt uiterlijk binnen 5 minuten een bevestiging naar de aÍzender gestuurd.

5 Waddenzee, ljsselmeer en Zuid-Hollandse - en Zeeuwse stromen Pagina 25 van 44




Kwaliteit
Het coórdineren van de actie (waar mogelijk na verificatie) of het overdragen van die actie aan een andere organisatie na een ontvangen noodoproep van scheep- en luchtvaart dient voortvarend en adequaat te verlopen zodat een snelle behandeling gegarandeerd wordt.
Beschikbaarheid
Het verzorgen van nood- en spoedberichten aan de scheepvaart en luchtvaart als gevolg van ontvangen alarmeringen en meldingen alsmede het verzorgen van de veiligheidsberichten aan de scheepvaart is permanent gegarandeerd.
5.2.3 Restrisico's
Mocht een gekozen verbinding naar het Kustwachtcentrum zijn uitgevallen, dan beschikt de beroepsscheepvaart over alternatieve zend- en ontvangstmiddelen. Na de bevestiging dient de feitelijke hulpverlening op gang te komen. Per geval worden de mogelijkheden op het Kustwachtcentrum onderzocht. De tijd waarin de hulpverlening arriveert, is sterk afhankelijk van de aard van het probleem, de plaats van het incident en de faciliteiten die in de buurt van het incident beschikbaar zijn. ConÍorm internationale afspraken is de Kustwacht verplicht de SAR-acties die volgen op een via de satelliet ontvangen (INMARSAT) en buiten de NEEZ enlof FIR- Amsterdam verzonden bericht, zelf aÍ te handelen totdat de verantwoordelijkheid kan worden overgedragen aan een gunstiger gelegen Rescue Coordination Centre.
5.2.4 Preventieve maatregelen
ledere melding die door het Kustwachtcentrum ontvangen wordt, dient in eerste instantie als "echt" te worden behandeld. Sommige onderdelen van het Clobal Maritime Distress and Safety System (CMDSS) zijn bijzonder gevoelig voor onjuiste meldingen, vaak veroorzaakt door falende zendapparatuur of onaangekondigde testen. Dit soort meldingen leveren veel extra werk op en terugdringing van onjuiste meldingen wordt dan ook internationaal aangepakt. Het aantal oproepen via mobiele telefonie neemt toe. Dit kan de vervolgacties bemoeilijken indien de hulpvrager door de Kustwacht niet meer bereikt kan worden (b.v. door buiten het zend- en verdellng ontvangen berlchten naaÍ sectoÍ ontvangstgebied te raken). Voorlichting op dit punt door het ministerie van Verkeer en dqrgp
gh Waterstaat samen met de Kustwacht is noodzakelijk. Ceconstateerd wordt dat het overige scheepvaartverkeer vaak rdo(ml4líO$ niet meeluistert waardoor zij de
21% alarmering niet hoort en de afhandeling onnodig wordt vertraagd. Door het doen van Figuur 5.1: Ontvangen berichten testoproepen en voorlichting scherpt de Kustwacht deze verplichting aan.
5.3 Risico onderzoek NSV
Naar de taak NSV is geen risico-onderzoek uitgevoerd. Over de periode 2OO2-2OO7 ontving de Kustwacht gemiddeld 3.000 berichten per jaar, waarvan 47% per teleÍoon en 27Y" via het CMDSS (figuur 5.'l). Pagina 26 van 44




ontvangen alarmeringen GMÍlSS naar medium


450

400
I
350 I- r I
300

250

200

150

100 I I I I Figuur 5.2: Uitsplitsing GMDSS-berichten naar medium Van de berichten behorend tot het CMDSS bestonden de ontvangen berichten via noodradiobakens (inclusief de aeronautische ELT meldingen) en via DSC bij controle voor meer dan95% uit onterechte alarmeringen (figuur 5.2).Yanuit IMO wordt gewerkt aan terugdringing van dit aantal. De Kustwacht stelde gemiddeld 35 nood- en spoedberichten per jaar op en herhaalde de verzending van zo'n bericht gemiddeld 1,5 keer. 2OO7 was een uitzonderlijk rustig jaar (figuur 5.3).
Ceconstateerd wordt dat de áantal nood- ên tpo.dbê.lcht.n pleziervaart steeds meer gebruik maakt van de mobiele ló
telefoon voor de communicatie tx met het KWC waarmee ook het aantal noodoproepen toeneemt. De afhandeling van rc
0 alarmeringen en meldingen die behoren tot de SAR- en RIB- taken en de radiomedische Figuur 5.3: Aantal opgestelde nood- en spoedberichten adviezen worden in aparte hoofdstukken behandeld. ..nl.l uilO.O.v.n v.iligh.id.b.rlchr.n Het veiligheidsverkeer betreft de berichtgeving over stormwaarschuwingen, navigatie, ijs en (Digitale) Clobal Position System ((D)GPS)-berichten voor het Nederlandse gebied. Over de periode 2OO2-2OO7 gaf de Figuur 5.4: Aantal opgestelde veiligheidsberichten Kustwacht gemiddeld 2.500 berichten per jaar uit(figuur
5.4), incf usief voor het Duitse gebied. Vanaf 1 januari 2OO7 is de berichtgeving voor het Duits gebied vervallen; een teruggang met gemiddeld 2OY" berichten per jaar.
5.4 Eisen aan de uitvoering
De NSV-taak wordt uitgevoerd binnen het kader van een groot aantal nationale en internationale verplichtingen, afspraken en reglementen. Deze hebben onder meer betrekking op de apparatuur, de te volgen procedures, het gebruik van radio frequenties, vakkennis en getraindheid van het personeel etc.. Pagina 27 van 44





5.5 Beschikbare middelen NSV
Communicatiemiddelen
De taak wordt verzorgd door het Communicatie en coórdinatiecentrum (CCC) in de functie van Joint Rescue Co-ordination Centre (JRCC) voor de lucht- en scheepvaart in de aan Nederland toegewezen Search and Rescue Region (NL-SRR). Het Kustwachtcentrum is voor Nederland aangewezen als SAR Point of Contact (SPOC) waarvandaan op verzoek van een andere SRR direct identificatie informatie moet worden verstrekt over Nederlandse schepen en vliegtuigen en de daarop geplaatste zend- en ontvangstapparatuur.
Voor de afwikkeling van oproepen en het opstellen van veiligheidsberichten worden ook andere organisaties , zoals het KNMI, door de Kustwacht ingeschakeld. Noodradiobakens, behorend tot het GMDSS, vormen een "laatste redmiddel" indien andere noodsignaalsystemen hebben gefaald. De signalen worden door satellieten van het COSPAS-SARSAT systeem opgevangen en venverkt in Toulouse. Indien een signaal uit het NL-SRR gebied afkomstig is, wordt het JRCC geïnformeerd, en indien het een in Nederland geregistreerd schip is dat zich buiten het Nederlandse SRR bevindt, wordt de Kustwacht om informatie gevraagd in de functie van SPOC. De afgelopen jaren is op het Kustwachtcentrum een ontwikkeling merkbaar dat, met name door de pleziervaart, steeds frequenter gebruik wordt gemaakt van de mobiele telefoon voor communicatie met het KWC. Ook noodoproepen komen hierdoor steeds vaker per CSM bij het KWC binnen. GSM-verkeer is, in tegenstelling tot VHF- communicatie, niet zonder meer uit te peilen waardoor locatiebepaling in geval van een noodoproep bemoeilijkt wordt. De voorzieningen op het KWC zullen worden uitgebreid om positiebepaling van een CSM-oproep mogelijk te maken.
5.6 Conclusies NSV
Met het ontvangen en afhandelen van gemiddeld 3.000 berichten per jaar vormt het Nood-, Spoed- en Veiligheidsverkeer een belangrijke peiler in het dagelijkse werk van de Kustwacht.
Met de huidige middelen kan de taak conform de geformuleerde normen worden uitgevoerd.
Preventieve acties, zoals het terugdringen van onbedoelde noodoproepen, worden internationaal erkend en aangepakt.

Pagina 28 van 44





6 Het aanwijzen van Places of Refuge

lntroductie
"Places of refuge" ziin beschutte plaatsen waar incidentschepen kunnen verblijven in afwachting van verdere ontwikkelingen. Alle Nederlandse zeehavens ziin aangemerkt als vluchthaven. Per geval wordt beoordeeld welke haven het meest geschikt is. Het verlenen van een beschutte plaats kan in uiterste situatie afgedwongen worden op grond van de Wet BON.

6.1 Formele basis Places of Refuge
Mede naar aanleiding van de rampen met de "ERIKA" in 1999 en de "PRESTIGE" in
2002 hebben zowel de IMO als de EU maatregelen getroffen om de gevolgen van zo'n ramp te beperken. Zo heeft de IMO de "guidelines on places of refuge" opgesteld (resolutie 949) en heeft de EU de zogenaamde monitorrichtlijn (richtlijn
2OO2/59/EG) gepubliceerd waarin de aanwijzing van Place of Refuge (PoR) door kuststaten is aangescherpt. Ook in het Maritime Safety Package stelt de EU een aanscherping voor van de richtlijnen voor PoR.
In de guidelines zijn richtlijnen opgenomen om een afweging van economische en ecologische belangen te maken om een schip wel of niet naar een veilige haven te dirigeren en in de EU-richtlijn is bepaald dat lidstaten plannen dienen te hebben voor de opvang van schepen in nood.
Gezien de rechte en merendeels ondiepe kustlijn, de Waddenzee als Particular Sensitive Sea Area (PSSA), de overheersende windrichtingen, zware deinin g enlof hoge golfslag gedurende zwaar weer condities, enz., biedt de Nederlandse kust praktisch geen natuurlijk gevormde, beschutte Place of Refuge. Alle Nederlandse havens zijn daarom aangemerkt als potentiële vluchthaven.

6.2 Beleid PoR

6.2.1 Doelstelling
De beleidsdoelstelling is het aan een schip in nood kunnen aanwijzen van een PoR ter voorkoming van ernstige schade aan de Nederlandse kust en ter bescherming van het (mariene) milieu. In principe zijn alle Nederlandse zeehavens aangemerkt als PoR. De kapitein van een incidentschip zal in eerste instantie zelf aan havenautoriteiten verzoeken toegang tot de haven te krijgen. Indien dat niet lukt, kan de kapitein de Kustwacht om assistentie vragen. Indien de Kustwacht een PoR noodzakelijk acht, zal zij het verzoek ondersteunen. Indien dat onvoldoende is en de noodzaak tot het bieden van een beschutte plaats is aangetoond, kan (de voorzitter van) het RBN een PoR aanwijzen6. Het toepassen van de Wet BON is hierbij een mogelijkheid. In de besluitvorming moet het advies van de betrokken (haven-) autoriteit (lokaal bevoegd gezag) worden meegenomen. Bij de afweging een incidentschip naar een PoR te dirigeren worden, naast de belangen, ook de benodigde en beschikbare havenfaciliteiten, de omstandigheden en de risico's betrokken. Het verdrag van Bonn geeft de mogelijkheid met de ons omringende landen te overleggen over het beschikbaar stellen van een PoR. De noodzakelijke capaciteit wordt per geval bekeken in samenhang met de actuele situaties in de Nederlandse havens.

5 beperkt tot de in art 3, lid 1, onderdeel a van de de Wet BON genoemde gevallen Pagina 29 van 44





6.2.2 Zorgnorm
Verschillende type incidenten op verschillende soorten schepen kunnen aanleiding zijn voor het zoeken naar een beschutte plaats om de noodsituatie te stabiliseren. Internationale richtlijnen geven aan wanneer het uit veiligheids-, ecologische enlof economische overwegingen raadzamer is een schip naar een PoR te dirigeren. Ook worden afwegingen voor de risico's voor de omgeving gemaakt wanneer het schip naar de PoR vaart of wordt gesleept en de directe omgeving in de vluchthaven zelf. Basiscapaciteit
Voor ieder schip in nood in de NEEZ waarbij volgens internationaal afgesproken richtlijnen het vinden van een beschutte plaats noodzakelijk is, wordt afhankelijk van de aard van het incident een PoR beschikbaar gesteld. Kwaliteit
Een PoR dient een wezenlijke verbetering te bieden voor het afhandelen van de noodsituatie waarin het incidentschip zich bevindt. Beschikbaarheid
Indien een PoR is aangewezen zal per geval met de locale autoriteiten een tijdsduur en voonaraarden worden bepaald. Daarna kan het incidentschip worden ontvangen.
6.2.3 Restrisico's
Indien na alle afwegingen qua gevaar voor het schip en zijn omgeving blijkt dat een incidentschip niet in een Nederlandse PoR kan worden ontvangen, dient bemiddeld te worden met omliggende landen, indien daar de gelegenheid voor is. Indien het incidentschip niet binnen redelijke termijn in een PoR ontvangen kan worden, zal uitgeweken moeten worden naar een plaats op zee waar de risico's voor de bemanning en de omgeving acceptabel zijn. Alles wordt in het werk gesteld om de effecten van het incident tot een minimum te beperken.
6.2.4 Preventieve maatregelen
Elke zeehaven is geschikt om een bepaald incidentschip te ontvangen. Het opstellen van een inventarisatielijst met de voorzieningen per haven draagt bij aan de snelheid van een juiste toewijzing. Het regelmatig inspecteren van deze voorzieningen verhoogt de inzetbaarheid en het regelmatig oefenen van de toelatingsprocedures verhoogt de paraatheid.

6.3 Risico onderzoek PoR
Voor dit ondenrrerp is geen risico analyse uitgevoerd. In Nederland hebben zich verschillende situaties voorgedaan waarbij een schip in nood zelÍ, of de bergers van het schip, de Kustwacht verzochten om een "Place of Refuge". Voorbeelden zijn de "SLOMAN TRAVELLER" (2OO1), de "VINCA GORTHON" (1987) en de "STANISLAV DUBOIS" (1981).
Meer recent is de ramp met het onder Nederlandse vlag varende RoRo schip "SCHIEBORG" waar op 8 januari 2005 brand aan boord uitbrak. Oorzaak van de brand was het bijzonder slechte weer waarin het schip op 50 nm ten westen van Esbjerg, Denemarken, terecht was gekomen. Golven van zo'n 14 m hoog, aankomend vanuit diverse richtingen lieten het schip, geladen met o.a. papier en karbiet, ook nog slagzij maken. Nadat de bemanning het blussen van de brand moest opgeven heeft men het schip via een valreddingboot moeten verlaten. Het schip verwaaide naar de Deense kust, waar een sleepboot op tijd kon vastmaken. De extreme weersomstandigheden (storm uit het Westen) maakte het onmogelijk om het incidentschip te ontvangen in een Deense haven en is de Kustwacht om bemiddeling gevraagd. In overleg met de havenautoriteiten van de Eemshaven is besloten het schip Pagina 30 van 44




naar de Eemshaven te slepen. Besloten werd het haventerrein tijdens aankomst en verblijf geheel af te sluiten totdat het sein "brand meester" kon worden gegeven.


6.4 Eisen aan de uitvoering PoR
Om op verzoek van de kapitein van het schip dan wel op aanwijzing van de overheid een schip naar een PoR te dirigeren, dient het KWC alle relevante informatie over aard van het incident, omstandigheden op zee en te varen route, terdege te onderzoeken. Aan de hand van een beslisboom, opgenomen in het Rampenplan voor de Noordzee dient de juiste afweging uitgevoerd te worden. Indien het nodig is maatregelen uit de Wet BON toe te passen, wordt voldaan aan de in die wet gestelde voonaraarden.
6.5 Beschikbare middelen PoR
In principe zijn alle Nederlandse zeehavens geschikt om als PoR te dienen. Echter, omdat niet iedere haven dezelfde voorzieningen heeft, bepaalt de aard van het incident en het soort schip in hoge mate de geschiktheid van een haven. In de gevallen dat het verzoek gebruik te mogen maken van een PoR door de kapitein wordt gesteld is deze in principe ook aansprakelijk voor eventuele gevolgschade. Met name de havens bij monde van de Nationale Havenraad hebben veelvuldig aandacht gevraagd voor de met het toewijzen van PoR samenhangende financiële compensatiemogelijkheden. In dit kader is het van belang dat voor Nederland op dit gebied een aantal relevante internationale regelingen geldt of in de nabije toekomst zal gaan gelden. Deze internationale verdragen voorzien in een prompte en adequate voorziening van schade, ook als gevolg van het nemen van preventieve maatregelen door de overheid in geval van scheepvaartincidenten met vervoerde oliën, andere gevaarlijke stoffen en scheepsbunkers. Daarnaast is de implementatie van een specifiek verdrag inzake wrakopruiming relevant.

6.6 Conclusies PoR
Diverse internationale incidenten met olietankers hebben aangetoond dat grote milieurampen zouden zijn beperkt, zo niet voorkomen, indien het incidentschip naar een beschutte plaats zou zijn gebracht. Internationale richtlijnen verplichten de Kustwacht en Nederlandse havenautoriteiten verzoeken van kapiteins van incidentschepen te honoreren bij het aanwijzen van een Place of Refuge. Echter, niet iedere haven is voor elk type incident geschikt. Het vereist van betrokkenen veel kennis en inzicht om zo verantwoord mogelijk een incidentschip te faciliteren in een haven. Het opstellen en bijhouden van een inventarislijst per haven is daarbij een geschikt instrument. De Kustwacht stelt zo'n lijst op. Het jaarlijks oefenen van de afhandeling van dit type incident met alle betrokken partijen draagt bij aan het beperken van de vele risicofactoren die bij een groot incident een rol spelen.
Pagina 31 van 44





7 Het verlenen van radio medische adviezen

Introductie
Het voorzien van adviezen over gezondheidsvragen van opvarenden van schepen door artsen aan de wal is geregeld middels de Radio Medische Dienst (RMD). De RMD is belegd bii de KNRM en wordt uitgevoerd door 5 artsen waardoor de advisering permanent beschikbaar is. Het doorzenden van de verzoeken aan de RMD en het organiseren van evacuaties op verzoek van de RMD, is een taak van de Kustwacht. Binnen de NEEZ wordt vervoer van een arts naar de patiënt en/of evacuatie van de patiënt naar de wal door de Kustwacht geregeld. Er wordt voldaan aan de gestelde normen.

7.1 Formele basis RMA
ln 193'l begon het Haagse Rode Kruis ziekenhuis, onderdeel van het Nederlandse Rode Kruis, meteen Radio Medische Dienst. In 1958 kwam een VN resolutietotstand waarin de overheid verplicht werd te zorgen voor radio medische hulp aan zeevarenden. In Europees verband geldt de richtlijn 92/99 welke van kracht werd op
31 maart1992.OpgrondhiervanisdeNederlandsestaatverplicht'methetoogopde medische hulpverlening aan boord van schepen, een voor zeevarenden kostenloze radio medische adviesverlening te garanderen gedurende 24 uur per dag'. De KNRM (Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij) doet sinds 1 januari 1999 de organisatie, coórdinatie en zorg voor de praktische uitvoering van de RMD. Sinds 1989 dienen alle verzoeken om medische adviezen aan de RMD via de Kustwacht te lopen.

7.2 Beleid RMA

7.2.1 Doelstelling
De beleidsdoelstelling is het garanderen dat er permanent medische adviezen kunnen worden gegeven aan Nederlandse zeevarenden over de gehele wereld, aan buitenlandse zeevarenden in de Nederlandse SSR en aan de beroeps- en pleziervaart op de binnenwateren van Nederland die hierom vragen. Ook kunnen medische adviezen worden gegeven bij het evacueren van zieken en gewonden van schepen en mijnbouwinstallaties naar de wal.
De Radio Medische Dienst levert deze adviezen en is ondergebracht bij de KNRM.
7.2.2 Zorgnorm
De zorgnorm heeft betrekking op de functie van intermediair van het Kustwachtcentrum tussen aanvrager en RMD. Voor de aanvragen welke de Kustwacht niet geautomatiseerd afhandelt, geldt dat het leggen van contact met de dienstdoende arts van de RMD binnen 1O minuten dient te gebeuren.
7.2.3 Restrisico's
Het geen contact kunnen leggen of niet beschikbaar zijn van een arts kan verstrekkende gevolgen hebben voor de gezondheid van de patiënt en dient dan ook vermeden te worden. Beperking van de mogelijkheden dan wel het moeten improviseren bij het advies kan worden opgelegd door specifieke omstandigheden. Dit kunnen de locatie van het schip, de mogelijkheden aan boord, taalbarrière, enz., zijn.
7.2.4 Preventieve maatregelen
Volgens het Kustwachtjaarverslag 2007 komt het aantal evacuaties zonder tussenkomst van de RMD regelmatig voor. Voor kwaliteitsborging en ter voorkoming van onnodige acties door de Kustwacht wordt de RMD vooraf aan een evacuatie om Pagina 32 van 44




advies gevraagd. Deze verplichting wordt door de Kustwacht beter onder de aandacht gebracht van betrokken partijen, m.n. aan de landzijde.
7.3 Risico onderzoek RMA
Naar dit onderwerp is geen risicoonderzoek uitgevoerd. Het aantal malen dat in de aÍd Írden Ho ttKdr Ad,les periode 2OO2 -2OO7 r adio medisch advies is aangevraagd, m ligt gemiddeld op 510 per jaar
709 (figuur 7.'l). m
o
o Het aantal malen dat besloten o wordt tot evacuatie ligt rond de Á) 60 keer perjaar. Bestond in2OO2 0 857" van de inzet uit varende 0 eenheden, in 2007 is dat teruggelopen naar 447", ten faveure van de inzet van heli's FiguurT.'l: aantalvenoeken om radio medisch advies (figuur 7.2). Adviezen voor NEEZ blijven redelijk stabielop ongeveer 1OO per jaaren adviezen voor de binnenwateren nemen licht af tot ongeveer 15 per jaar. Het grootste deel van de adviezen komt uit de overige gebieden (figuur 7.3)
7.4 Eisen aan de uitvoerint RMA Voor het geven van een radio medisch advies kan permanent een arts geconsulteerd worden. Indien een arts moet worden overgebracht naar de patiënt dan wel besloten wordt tot evacuatie van de atal ovaíies mot ddbii ingezett enheden patiënt organiseert het
1n Kustwachtcentrum vanuit haar SAR-taak het transport.
1@ síddaEti6 De kwaliteit van de medische & K}fM advisering moet voldoen aan de trwsqs U maatstaven van de medische KMLyU
4 beroepsuitoefening zoals deze "ISAR geldt in Nederland. 7o nodig n lw*i$heli consulteert de arts externe 0 deskundigen, bijvoorbeeld specialisten in het Havenziekenhuis te Rotterdam. Figuur 7.2: aantal evacuaties en inzet eenheden

7.5 Beschikbaremiddelen Radio Mdisch Advies naar gabiod RMA
800 Communicatiemiddelen
7m In haar rol als JRCC behandelt het KWC alle berichten via de
600 I
infrastructuur van het nood-
5m I
spoed- en veiligheidsverkeer. De
4m
telex-verzoeken via INMARSAT
300 gaan rechtstreeks naar de
2@
dienstdoende arts. Alle overige
1m radiografische, satelliet- en telefooncom municatie wordt afgehandeld door de operator. Figuur 7.3: Radio medische adviezen naar gebied De dienstdoende artsen zijn via Pagina 33 van 44




een semafoon oproepbaar en geven rechtstreeks advies via telefoon enlof tax aan de hulpvrager.

Vliegende en varende middelen
De beschikbare vliegende middelen in de EEZ, i.c. de SAR-helikopter en de varende middelen van de KNRM zijn toereikend voor de hulpvraag naa( medische evacuaties. Organisatie
De omvang van de RMD is berekend voor haar taak. De kwaliteit van de adviezen is conform afspraak en voldoet aan de regels die de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg voor zorgverlening door beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg daaraan stelt.

7.6 Conclusies RMA
Het inzetten van artsen voor advies aan opvarenden kent een lange geschiedenis en er is veel ervaring opgebouwd. Sinds 1999 vervult de KNRM deze taak. . De beschikbare communicatiemiddelen tussen hulpvrager, Kustwacht en hulpverlener en de beschikbare vervoersmiddelen van arts naar een schip en patiënt naar de wal voldoen aan de geformuleerde normen.

Pagina 34 van 44





8 Het beschikbaar hebben van bergingscapaciteit

lntroductie
" Natte" berging is het bergen van een gezonken schip, lading of object met als doel schadelijke gevolgen te voorkomen, beperken of ongedaan maken. Voor het uitvoeren van een "natte" berging is hefvermogen een belangriike schakel. Het is noodzakeliik dat in Nederland permanent een totaal hefvermogen van circa 2.000 ton beschikbaar is. Eigenaar van hetwrak of overheid is opdrachtgever van een berging. De snelheid van bergen is, naast het beschikbaar hebben van voldoende hefvermogen, van diverse andere factoren afhankeliik, zoals de heersende weersomstandigheden. Aan de zorgnorm wordt voldaan.

8.1 Formelebasis bergingscapaciteit
Vofgens het "lnternational Convention on Salvage, 1898" is berging iedere daad of werkzaamheid, verricht om hulp te verlenen aan een in bevaarbaar water, of in welk ander water dan ook, in gevaar verkerend schip of andere zaak. "Natte" berging is het bergen van een gezonken schip, lading of ander object. Er is sprake van "Wrakopruiming" indien de kosten van een "natte" berging de waarde van het object na berging overtreffen. "Droge" berging is het bergen van (nog) niet gezonken schepen, ladingen en objecten.
Indien een gezonken object een obstakel vormt voor de scheepvaart heeft de overheid de mogelijkheid het object onder de Wrakkenwet te plaatsen mocht het nodig zijn de berging te bespoedigen. Indien een wrak een milieugevaar oplevert, is de Wet BON van kracht, welke de gehele NEEZ beslaat.
De Wrakkenwet (in werking getreden in 1932) stelt de beheerder van de openbare wateren, waartoe ook de territoriale zee behoort, onder meer in staat gezonken vaartuigen of overblijfselen daarvan op te doen ruimen. Kostenverhaal is niet verder mogelijk dan op de restwaarde van de geborgen zaken. Indien het gezonken object milieugevaar oplevert of een gevaar voor de scheepvaart vormt, maakt het Verdrag van Nairobi uit 2008 een gegarandeerde schadevergoeding mogelijk tot de toepasselijke aansprakelijkheidslimiet van de scheepseigenaar. Het Verdrag van Nairobi, dat nog niet door Nederland is geratificeerd, is van toepassing op de EEZ maar kan nationaal ook van toepassing worden verklaard voor de territoriale zee.
Nederland heeft in het kader van het traktaat uit 1839 met België de verplichting de Westerschelde als open vaarweg te garanderen. Volgens het Eems-Dollard verdrag wordt de vaargeul van de Noordzee naar Emden beheerd door Duitsland. Er zijn geen internationale verdragen die de overheid verplichten specifieke bergingscapaciteit beschikbaar te hebben voor "natte" berging op de Noordzee.
8.2 Beleid bergingscapaciteit

8.2.1 Doelstelling
De beleidsdoelstelling van de overheid is het zo snel mogelijk ongedaan kunnen maken van een stremming van de scheepvaart na een incident in de vaarroute naar een Nederlandse haven.

8.2.2 Zorgnorm
Indien vanwege een scheepsongeval de vaarroute naar een Nederlandse haven gestremd raakt dient de eigenaar van dat gezonken object de stremming zo snel mogelijk op te heffen. Indien ook na een aanwijzing de eigenaar in gebreke blijft, kan op basis van bovengenoemde Wet BON, Wrakkenwet en, na ratificatie daarvan, het Pagina 35 van 44




Verdrag van Nairobi, de overheid zelf maatregelen nemen. Eén van de vereisten voor een snelle berging is het in Nederland of directe omgeving voorhanden hebben van voldoende hefvermogen bij bergingsbedrijven. De overheid gaat er bij het opheffen van een stremming van uit dat in veruit de meeste gevallen een gezamenlijke hefcapaciteit van circa 2.000 ton voldoende is. Periodiek wordt onderzocht of deze hefcapaciteit in Nederland of directe omgeving in voldoende mate aanwezig is.
Een afroepovereenkomst (permanent vastleggen van beschikbaarheid van materieel) met een bergingsbedrijf (of de bergingsindustrie als totaal) wordt, omdat voldoende capaciteit in Nederland voorhanden is, vooralsnog niet nodig geacht.
8.2.3 Restrisico's
Per incident zal een inspectie duidelijk maken hoe het wrak uit de vaarroute kan worden verwijderd. De tijdsduur waarin de stremming kan worden opgeheven is, naast de aanwezigheid van voldoende hefvermogen, echter ook afhankelijk van andere operationele factoren, zoals weersgesteldheid en manoeuvreerruimte.
8.2.4 Preventieve maatregelen
Om snel maatregelen te kunnen nemen na het zinken van een object in de vaargeul is standaardisatie van het inspectie- en aanbestedingstraject noodzakelijk. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat ontwikkelt samen met de markt een standaardcontract dat zorgt voor versnelling van de opdrachtverlenrng.
8.3 Risicoonderzoek bergingscapaciteit hefuermoqen aantal Deskundigen geven aan dat in de Nederlandse situatie qua vaardiepte 0-500 13 en scheepvaartverkeer een hefvermogen van circa 2.000 ton
500-1.000 2 voldoende is voor het vrijmaken van de vaargeul. Een
1.000-1.500 2 marktverkenning is uitgevoerd naar de aanwezigheid van drijvende
1.500-2.000 z bokken in Nederland en België. Van de 24 drijvende bokken van
2.000-5.000 2 Nederlandse en Belgische eigenaren zijn er 5 met een hefuermogen > 5.000 van 2.000 ton of meer. Deze zijn regelmatig in het buitenland of bij mijnbouwplatforms actief. De statisch trekver- aanta Tabel 8.'l: drijvende klasse 500-2.000 ton bevat 6 mogen (in ton) sleepboter bokken van Nederlandse bokken die meestal in de en Belgische bergersin 20- 5C 5C Nederlandse regio werkzaam
2007 (onderzoek Touw) 50-10c 29 zijn, net als de 13 drijvende > 10c bokken uit de klasse 0-5OO ton (tabel g.t). Tabel 8.2: aantal zeesleepboten in Nederland en België 2OO7 naar Ook zijn de zeegaande sleepboten statisch trekvermogen (in ton) geïnventariseerd die voor het vervoer van de (onderzoek Touw) bokken dienen te zorgen. De klasse van 2O-50 ton bevat 5O sleepboten, de klasse 50-1OO ton 29 stuks en boven de 1OO ton zijn er 3 sleepboten, waaronder een door de overheid gecontracteerde emergency towing vessel (tabel 8,2).
Sinds 2001 zijn diverse wrakken in de NEEZ of aansluitende wateren gelicht. Hiervan is bij benadering de kostprijs bekend (tabel 8.3).
8.4 Eisen aan de uitvoering bergintscapaciteit Voor het uitvoeren van "natte" berging en wrakopruiming is het op peil houden van kennis en kunde bij de overheid nodig op het gebied van de opdrachtverlening en begeleiding van bergingsopdrachten. Dat gebeurt door het actueel houden van de mogelijkheden en beperkingen van de diverse bergingstechnieken, aangezien marktpartijen hun kennis wereldwijd op doen door het uitvoeren van opdrachten. Pagina 36 van 44




naam laa. aaÍd g esch atte lo katle kosten (ln m ili ) IUGO 200'l rakopruim ing 7 NL.EEZ IEVOLI SUN 2001 )erging vlosibar chsm isch lading van 80 m 12 Kanaal lispts (schip niêt geborgen) TRICOLOR 2003 vrakopruim Inq 6n ladinq aulo's 45 Kanaal NADA V en GRANDE 200? tro9e b19an9 onder Wrakknwet vVesteÍschelde NIGERIA
PELLICAN I 2004 )eÍotno 12 w estrschsld MICHELLE 2005 rakopruim ing NL.EEZ FOWAIRET 2005 )erqinq n lossinq containrs 12 W sslrschêlds REPUBLICA DI 2001 )erging schip sn lading 20 Antwrpon GENVA
MSC NAPOLI 2007 )grqrno wrax en contarners 50 Kanaal Tabel 8.3: Recente bergingen en wrakopruimingen

8.5 Beschikbare middelen bergingscapaciteit
Voor bergin g zijn aparte bokken voortgetrokken door sleepboten of schepen met kranen op de markt. Naast het gewicht van het te liften object zijn waterdiepte, zee- en weerscondities bepalende factoren voor de keuze welke middelen zijn in te zetten. Beschikbaarheid van zeegaande bokken is sterk afhankelijk van de opdrachtenportefeuille van de marktpartijen. De meest urgente situatie betreft het vrijmaken van een vaargeul. Voor dit werk is in de Nederlandse scheepvaartroutes een hefuermogen van circa 2.000 ton benodigd. Voor dit scenario is in het algemeen voldoende liftcapaciteit bij bergingsbedrijven in Nederland of België aanwezig.
8.6 Conclusies bergingscapaciteit
Indien een wrak de vaarroute naar een Nederlandse haven stremt of de veiligheid van de scheepvaart in het geding is, is snel handelen op basis van een inspectierapport en opruimplan noodzakelijk ter vermindering van economische schade. Omdat snelheid is geboden, ontwikkelt de overheid een standaardprocedure. Bij m.n. Rijkswaterstaat wordt de kennis en kunde geborgd op het terrein van wrakberging voor een snelle opdrachtverlening en begeleiding van de werkzaamheden. Periodiek monitort de overheid of in Nederland het noodzakelijk geachte hefuermogen van 2.000 ton permanent aanwezig is.
Aangezien iedere berging uniek is, is het niet mogelijk kentallen op te bouwen voor de snelheid waarmee dit type incident verholpen kan worden.

Pagina 37 van 44





9 Financiën

9.1 Kosten maritieme noodhulp

9.1.1 Opbouw kosten
De in deze nota opgenomen maatregelen betreffen in merendeel bestaande taken die in de reguliere begroting van de Kustwacht zijn opgenomen (zie par 9.2). Een beperkt aantal taken is aangescherpt of geheel nieuw waarvoor aanvullend budget noodzakelijk is. Deze staan op de begroting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Ook de jaarlijkse kosten ter bestrijding van milieubedreigende stoffen in zee staan op de begroting van het ministerie Verkeer en Waterstaat (zie par 9.3). Voor de uitvoering van de taken op zee kan de Kustwacht tevens gebruik maken van personeel en varend materieel (inclusief bemanningen) dat door maatschappelijke organisaties ter beschikking wordt gesteld. Onderlinge afspraken, vastgelegd in operationele overeenkomsten, vormen hiervoor de basis. De belangrijkste organisatie is de Koninklijke Nederlandse Reddingmaatschappij KNRM. De KNRM is een private organisatie die zich tot doel heeft gesteld om kostenloos hulp te verlenen aan mensen in nood. Naast het redden van mensen verzorgt de KNRM tevens de Radio Medische Dienst. Omdat de kosten van de KNRM niet voor rekening zijn van de overheid zijn deze niet opgenomen in deze nota, met uitzondering van de kosten voor alarmering en communicatie van de reddingboten van de KNRM. De overheid neemt deze kosten voor haar rekening. Deze zijn terug te vinden op de begroting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (zie par 9.3).

9.1.2 Ontwikkelingen vlootplan 2014 e.v.
Het merendeel van het varend materieel ten behoeve van de Kustwacht is in beheer bij de Rijksrederij, onderdeel van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Tot eind 2013 heeft de Kustwacht in haar begroting voldoende middelen om de door de Rijksrederij in rekening te brengen tarieven te kunnen voldoen. Na 2013 dient een aantal vaartuigen te worden vervangen. Dit kan leiden tot aanpassing van de tarieven waarbij het dan de vraag is of de genoemde middelen in de kustwachtbegroting toereikend blijven. Derhalve start de Rijksrederij in samenwerking met de Kustwacht met het opstellen van een nieuw vlootplan voor de ontwikkelingen na 2013. In dat vlootplan worden meerdere opties uitgewerkt.

9.1.3 Evaluatie
Deze nota bestrijkt de periode 2010-2015. Voor het eind van deze periode zullen de in deze nota genoemde normen worden geëvalueerd.

9.2 Kosten Kustwacht
De Kustwacht stelt jaarlijks een Activiteitenplan en Eegroting (APB) ep waarin een koppeling wordt gemaakt tussen beleid, prestaties en financiële middelen. De begroting maakt hier onderdeel van uit. Het APB is gebaseerd op het Dienstverleningsplan van Verkeer en Waterstaaat, het Handhavingsplan Noordzee van de Permanente Kontaktgroep Handhaving Noordzee (PKHN), alsmede de operationele overeenkomsten waarin de door de departementen ter beschikking gestelde capaciteit aan materieel en personeel is opgenomen.
De in de onderhavige nota opgenomen taken maken onderdeel uit van de dienstverleningstaken in het APB.
f n de begrotíng van de Kustwacht wordt onderscheid gemaakt in uitgavenbudgetten die door de controler Kustwacht worden beheerd en onderdeel zijn van de Pagina 38 van 44




kas/verplichtingen administratie van Defensie en posten waarvan de budgetten in beheer blijven bij de desbetreffende departementen. De uitgavenbudgetten zijn ter dekking van de materiële taakuitvoering van de Kustwacht. Daarnaast zijn er posten die een directe relatie hebben met de Kustwachtactiviteiten en hier causaal aan kunnen worden toegerekend. Het betreft voornamelijk salariskosten van opstappers en liaisonfunctionarissen die bij de Kustwacht tewerk worden gesteld, en kosten voor de dienstverleningstaken die door Rijkswaterstaat Dienst Noordzee worden uitgevoerd. In het Activiteitenplan en Begroting APB 2010 zijn de volgende bedragen opgenomen. Overzicht begroting 2010 2011 2012 2013 2014 2015 KW
Totaal uitoaven l(\A/ 26.717 26.951 25.766 25.796 24.516 24.546 Totaal kosten l(A/ 7.762 7.762 7.762 7.762 7.762 7.762 Totaal benodigd budget 34.479 34.713 33.528 33.558 32.278 32.308 (herzien en ontwero)
Nieuwe investeringen 2010 2011 2012 2013 20'14 2015 KW
Walradar l(VV HS:
Nieuwe radars 1170 Petten/Scheveninoen
Optimalisatie 15 1 .100
bestaande radars
Totaal uitbreiding 1 .100 1170 radarinfra
Walinfra & ontwikkeling 168 318 318 318 318 318 ](VVC & LRIT
Project AIS & VCN & 439 423 438 438 438 438 rGo
Totaal infra communi- 607 741 756 756 756 756 catiemiddelen
Totaal investerinoen 1.707 1.911 756 756 756 756 Voor een verdere detaillering wordt verwezen naar het APB 2010 dat is vastgesteld door de Ministerraad.

9.3 Kosten Ministerie Verkeer en Waterstaat
9.3.1 Nieuw beleid
lnzet bij brand op passagierschepen ter voorkoming van grootschalige evacuatie In de begroting zijn de volgende gelden gereserveerd: een eenmalige investering van kC 626 over 2OO8 en 2009, en vanaf 201 O jaarlijk s k 224 voor het operationeel houden van de brandbestrijding. Voor de uitvoering doet de overheid een beroep op bestaande brandweerkorpsen.
Aan v u I I e n d e re d d i n gcap aci te i t aan bo o rd v an ov e rh e i d sv aartu i ge n Dat overheidsvaartuigen op zee worden uitgerust met RHIB's wordt gezien als aanvullende SAR-capaciteit. De RHIB's worden primair ingezet voor handhavingstaken. De kosten hiervoor van naar schatting k 12O per stuk voor de 4 nog niet uitgeruste schepen, zijn opgenomen in het investeringsplan van de Rijksrederij. Pagina 39 van 44





9.3.2 Bestriiding milieubedreigende stoffen
O pru i m en m i I i eu bed re i gen de stoffen
ln juni 2006 is de nota "Om kwetsbare zee- en deltagebieden te beschermen" (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006,30195, nr 14) verstuurd naar de Tweede Kamer. Kortheidshalve wordt voor wat betreft de kosten naar die nota verwezen. De daarin genoemde te nemen nieuwe maatregelen zijnin2OOT gerealiseerd. O psch on en an ke rgeb i ed en
Vanaf 2O'11 heeft, ten behoeve van het opschonen van ankergebieden, het Ministerie van Verkeer en Waterstaat op de begroting driejaarlijks een bedrag van 500 k opgenomen.

9.3.3 Alarmering en commLrnicatie
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft een nieuw netwerk voor mobiele communicatie in gebruik genomen. Dit netwerk wordt gebruikt voor zowel de alarmering (P2OOO) als communicatie (C2OO0) van hulpverleningsdiensten bij de rampen- en incidentenbestrijding. Naast o.a. politie, brandweer, CHOR (geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen) en Defensie, is ook de KNRM uitgerust met dit nieuwe systeem. De alarmering van de KNRM gebeurt vanuit het Kustwachtcentrum in Den Helder dan wel vanuit de gemeenschappelijke meldkamer in de betrokken regio.
De KNRM is een gelieerde gebruiker van de aangewezen gebruiker Defensie. De kosten van Defensie, verbonden aan het faciliteren bij de aanschaÍ, het (mede)gebruik van het netwerk en het beheer en onderhoud worden door Defensie doorbelast. Gelet op de beleidsmatige verantwoordelijkheid van het ministerie van Verkeer en Waterstaat voor de Search and Rescue organisatie heeft Rijkswaterstaat besloten de kosten voor de KNRM voor het ClP2OOO systeem op zich te nemen, bestaande uit de volgende componenten:

1. het (mede)gebruik van het netwerk;

2. het beheer en onderhoud van de apparatuur;
3. de (vervangings-)investeringen.
De eerste twee posten worden verrekend middels een structurele budgetoverheveling vanaf 2OO9 van k 14O van Rijkswaterstaat aan Defensie. Voor de (vervangings-) investeringen is gemiddeld k 183 op de Verkeer en Waterstaat-begroting opgenomen. Jaarlijks worden deze vervangingsinvesteringen rechtstreeks tussen Verkeer en Waterstaat en de KNRM verrekend.
Pagina 40 van 44




Gebruikte afkortingen

Ars Automatic ldentification System
APB Activiteiten Plan en Begroting
ARK Algemene RekenKamer
BON Wet Bestrijding Ongevallen Noordzee ccc Communicatie en Coórdinatie Centrum CT Calam iteitenTeam RWS- Noordzee
DCC-V&W Departementaal Coórdinatie Centrum EC Europese Commissie
EMSA European Maritime Safety Agency
ETV Emergency Towing Vessel
FIR Flight Information Region
CB Gezamenlijke Erandweer uit Rotterdam CMDSSClobal Maritime Distress and Safety System
CMK Gemeenschappelijke Meld Kamer
rcAo lnternational Civil Aviation Organization rMo International Maritime Organization JRCC Joint (maritime and aeronautic) Rescue Co-ordination Centre KLPD Korps Landelijke Politie Diensten
KNRM Koninklijke Nederlandse Reddingmaatschappij KVNR Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders KWC Kustwachtcentrum
LVC Luchtverkeerscom m issie
MARIN MARitiem onderzoeks lNstituut
MEDECALL MEDical Evacuation Call
MEDEVAC MEDical EVACuation
MIRG Maritieme Incidenten Respons Croep MRCC Maritime Rescue Coordination Centre NEEZ Nederlandse territoriale wateren en Exclusieve Economische Zone NL-SRR Netherlands Search and Rescue Region
NOCEPA Nederlandse Olie en Cas Exploratie en Productie Associatie NSV Nood-, Spoed- en Veiligheidsverkeer NWP Ontwerp Nationaal Waterplan
OT Operationeel Team Noordzee
OVV Onderzoeksraad Voor Veiligheid
PoR Place of Refuge
RAC Regionale Alarm Centrale
RBN Regionaal Beheersteam Noordzee
RHIB Rigid Hull Inflatable Boat
RIB Rampen en Incidenten Bestrijding RMD Radio Medische Dienst
SAMSON Safety Assessment Model for Shipping and Offshore on the North Sea SAR Search And Rescue
SPOC Single Point Of Contact
SOLAS Safety Of Life At Sea
TFN Task Force Noordzee
VenW Ministerie van Verkeer en Waterstaat VK Verenigd Koninkrijk
Pagina 41 van 44




Geraadpleegde literatuu r
Anonymus (Kustwacht Nederland) Kustwacht )aaroverzicht2OO1,2OO2,2OO3,2OO4,
2OO5, 2006, 2007 (Den Helder)
Anonymus (Port & Maritime Consultants) Toetsing van de verdeling van de gereddencapaciteit in geval van rampen (lJmuiden, 2OO2,2OO5) Anonymus (Rijkswaterstaat) Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (Rijswijk, 2004) Anonymus (Kustwacht Nederland) Operationeel Plan Search-and-Rescue (Den Helder, januari 2OO4)
Anonymus (Algemene rekenkamer) Functioneren Kustwacht Nederland (Den Haag,
2OO5)
Anonymus (Kustwacht Nederland) Rampenplan voor de Noordzee 2006 (Den Helder,
2005)
Anonymus (Ministerie van VenW) Besluit lnstelling Kustwacht (Den Haag, november
2006)
Anonymus (Rijkswaterstaat) Om kwetsbare zee- en deltagebieden te beschermen, Capaciteitsn ota 2006-201O (Rijswijk, 2006)
Anonymus (Kustwacht Nederland) Dienstverleningsplan Kustwacht 2OO8 (Den Helder,
2OO7)
Anonymus (Kustwacht Nederland) Activiteiten Plan en Begroting 2008 (Kustwacht,
2OO7)
Anonymus (Ministerie van VenW) Beleidsbrief Zeevaart Verantwoord varen en vitale vloot (maart 2008)
C. van der Tak (MARIN) Effecten van ruimteclaims in de Noordzee op de scheepvaart (Wageningen, novembe r 2OO1)
C. van der Tak (MARIN) Het scheepvaartverkeer op de Noordzee 1999 - 2OO1 gezien vanuit de lucht (Wageningen,2OO2)
C. van der Tak, Y.Koldenhof (MARIN) Het gedrag van het scheepvaartverkeer in de verkeersscheidingsstelsels boven de Waddeneilanden, T1 meting (Wageningen, nov
2003)
C. van der Tak, Y.Koldenhof (MARIN) Risico vervoer (milieu)gevaarlijke stoffen op zee (Wageningen, juli 2004)
C. van der Tak (MARIN), C.C. Clansdorp (MARAN) Embarc, work package 7, vessel traffic management in European Waters (Wageningen, april 2005) C. van der Tak (MARIN) Risicoanalyse Search And Rescue Noordzee, inventarisatie drenkelingen (Wageningen, oktober 2006)
C. van der Tak, Y.Koldenhof, PB.Beimers (MARIN) Risicoanalyse drifters en vaststellen sleepbootcapaciteit (Wageningen, februari 2007)
C. van der Tak (MARIN) Risicoanalyse Search And Rescue Noordzee, effect reddingscapaciteit (Wageningen, juli 2007)
D.H. Robertson e.a. (HSE) Review of probable survival times for immersion in the North Sea (UK, Oxon, )anuary 1996)
J.M. Hoppzak (Touw Salvage Consultans) Eergingscapaciteit in Nederlandse wateren (Rotterdam, 2OO7)
Task Force Noordzee (lVW) SAR Helicopter Policy and Performance Standard, Technical note (Assen, 2006)
Y.Koldenhof (MARIN) Verkeersveiligheid op de Noordzee 2000-2003 (Wageningen, november 2005)
Pagina 42 van 44




BIJLAGE 1 Toelichting nationale wetgeving

De Wet bestrijding ongevallen Noordzee
De Wet BON, die is gebaseerd op het Interventieverdrag (Brussel 1969,frb.1970,
196), voorziet in de mogelijkheid tot optreden in de territoriale zee en op volle zee ingeval van een (potentieel) ongeval met mogelijk ernstige schadelijke gevolgen als verontreiniging van de zee door olie en chemicaliën, waarbij een bergingsactie van het incidentschip noodzakelijk kan zijn. Tevens is de Wet BON van toepassing (vooralsnog alléén) in de territoriale zee bij een belemmering van de scheepvaart in zoverre de Wrakkenwet niet van toepassing is (i.c. wanneer het schip niet is gestrand, gezonken of aan de grond geraakt).
De Scheepvaartverkeerswet
Wettelijk kader met betrekking tot de ordening van het scheepvaartverkeer. In het belang van een samenhangend overheidsoptreden ten aanzien van het scheepvaartverkeer in de territoriale zee, het in- en uitgaande zeescheepvaartverkeer in de aanloopgebieden op zee en de daaraan aansluitende binnenwateren en havens en het doorgaande scheepvaartverkeer op de binnenwateren wordt verkeersreglementering in het leven geroepen.
Het Scheepvaartreglement territoriale zee
ln dit reglement worden als nadere uitwerking van de Scheepvaartverkeerswet ter bevordering van het veilige en vlotte verloop van het scheepvaartverkeer, met name in verkeersgebieden (aanloopgebieden), bijzondere regelingen getroffen met betrekking tot het scheepvaartverkeer. In dit reglement is o.a. de reguliere meldplicht van zeeschepen aan de havenautoriteiten opgenomen en ook een meldplicht bij incidenten.
De Wet aansprakelijkheid olietankschepen
Ingevolge deze wet is de eigenaar van een schip aansprakelijk voor schade door verontreiniging door olie. Voor deze schade kunnen niet worden aangesproken degenen die met toestemming van eigenaar, reder of kapitein hulp verlenen aan schepen, goederen of opvarenden (b.v. loods) en zij die preventieve maatregelen nemen alsmede hun ondergeschikten of vertegenwoordigers. De Wrakkenwet
Deze wet stelt in openbare wateren, waartoe ook de territoriale zee wordt gerekend, de beheerder van het water of waterstaatswerken in staat vaartuigen of overblijfselen daarvan en alle andere voorwerpen, die zijn gestrand, gezonken of aan de grond geraakt, op te (doen) ruimen zonder voor eventuele schade aan het vaartuig, het opgeruimde voorwerp dan wel zaken aan boord of in het voorwerp aansprakelijk te kunnen worden gesteld.
De Wet voorkoming verontreiniging door Schepen
Op grond van deze wet is de overheid bevoegd schepen in een Nederlandse haven aan te houden of de toegang tot een Nederlandse haven te ontzeggen indien deze schepen niet voldoen aan de in deze wet gestelde eisen ten aanzien van bouw, constructie en uitrusting.
De Mijnbouwwetgeving
De Mijnbouwwetgeving voorziet in de mogelijkheid tot optreden op mijnbouwinstallaties op de Noordzee. Indien naar het oordeel van de Minister van Economische Zaken als gevolg van een overtreding aantasting van de door deze wet beschermde belangen ontstaat of dreigt te ontstaan kan hij op kosten van de overtreders de nodige maatregelen treffen. Voorts kunnen bepaalde maatregelen worden voorgeschreven en werkzaamheden worden gestaakt zolang de voorgeschreven maatregelen niet zijn getroffen.
Pagina 43 van 44




Besluit grenzen Nederlandse exclusieve economische zone en uitbreiding werkingssfeer van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken Bij dit besluit is de Nederlandse EEZ ingesteld en is bepaald dat de buitengrens van die zone samenvalt met de grenzen van het aan Nederland toekomende gedeelte van het continentale plat. De binnengrens van de EEZ valt samen met de buitengrens van de territoriale zee. De EEZ geeft Nederland ruimere handhavingsmogelijkheden, met name ten aanzien van lozingsovertredingen door buitenlandse schepen. De Wet grenzen Nederlandse territoriale zee
In deze wet is de afbakening van de territoriale zee vastgelegd, de buitengrens van de territoriale zee vormt tevens de binnengrens van de EEZ. De Wet installaties Noordzee
Deze wet treft voorzieningen ter bescherming van rechtsbelangen ten aanzien van installaties opgericht buiten de territoriale wateren op de bodem van het Nederlands deel van het continentaal plat.
Boek 8 Burgerlijk Wetboek
Dit boek, Verkeersmiddelen en Vervoer genaamd, geeft onder andere bepalingen omtrent hulp en berging bij ongevallen op zee.
Besluit i nstellings Kustwacht
Met het besluit (17 november 2006/Nr. SDG 2006/1961 Rijkswaterstaat) wordt door de betrokken Ministers van Defensie en Verkeer en Waterstaat de uitvoering van een deel van het beleid en de wet- en regelgeving bij de Kustwacht belegd met als doel een effectieve en efficiënte uitvoering van een aantal overheidstaken op de Noordzee. Onder andere de taken en bevoegdheden van de Kustwacht zijn hierin opgenomen. De Regeling inzake de SAR-dienst1994
Deze regelin g van 26 augustus 1994 (Stcrt. 188) draagt de organisatie en instandhouding van een Opsporings- en Reddingsdienst in Nederland als onderdeel van de Kustwacht op aan de directeur Kustwacht. Een en ander is nader uitgewerkt in het'OPPLAN SAR'.
Het Nationaal Handboek Cri si sbesl uitvorm i ng (N H C) Dit handboek is een praktische leidraad voor eenduidige coórdinatie- en besluitvormingsstructuren op rijksniveau voor de beheersing van een crisis. Het is, met inachtneming van de bestaande afspraken over een aantal specifieke incidenten, bestemd voor alle crisissituaties die een optreden van de rijksoverheid vereisen. Eén van deze afspraken betreft de rampen- en incidentenbestrijding op de Noordzee. Zoals beschreven in bijlage A sub 5 van het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming geschiedt de interdepartementale coórdinatie indien en zolang het incident en de gevolgen daarvan zich beperken tot de zee op basis van het 'Rampenplan voor de Noordzee'. In situaties met grote gevolgen voor het land kan na verloop van tijd het accent van de operationele uitvoering en de beleidsproblematiek van de bestrijdingsmaatregelen verschuiven naar de landzijde. In dat geval wordt de interdepartementale coórdinatie te land verzorgd door het NCC. Arbeidsomstandighedenwet
Deze wet bevat verplichtingen voor werkgevers en werknemers ten aanzien van de bescherming van de gezondheid en veiligheid van werknemers en zelfstandig ondernemers. Doel is om ongevallen en ziekten, veroorzaakt door het werk, te voorkomen. Werkgevers en werknemers zijn samen verantwoordelijk voor de veiligheid en gezondheid op het werk. De Arbeidsomstandighedenwet schept voon,raarden en bepaalt de grenzen waarbinnen bedrijven (zelf) maatregelen kunnen en moeten nemen om de arbeidsomstandigheden te verbeteren, dan wel op een aanvaardbaar niveau te handhaven.
Pagina 44 van 44