Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Vissterfte onder ijs
Publicatiedatum : 31 december 2009
Als in het najaar de temperatuur van het water daalt past het leven
onder water zich daaraan aan. Veel insecten en amfibieën kruipen in de
modder en vissen passen hun lichaamstemperatuur en hun activiteit aan.
Als in de winter ijsvorming optreedt is dat voor vissen nog geen
bezwaar. Onder ijs kan, in koud water, zelfs meer zuurstof oplossen.
En daar hun lichaamsprocessen op een lagere stand staan verbruiken
vissen minder zuurstof.
Zeelt Anders wordt het als op het ijs een laag(je) sneeuw komt. Door
de sneeuw kan er geen licht meer toetreden tot de waterkolom. De algen
kunnen zonder zonlicht geen zuurstof produceren en langzaam daalt het
zuurstofgehalte. Bij lange periode van vorst kan onder met sneeuw
bedekte ijslaag als gevolg van zuurstofloosheid en vissterfte
optreden. Sommige soorten als de zeelt en de kroeskarper gaan niet
dood maar raken in een toestand van schijndood. Als de omstandigheden
weer gunstig zijn komen ze weer bij.
In gebieden waar(zoute) kwel of gasbronnen voorkomen welt zuurstofloos
en voedselrijk water op. Op deze plekken is de sterfte van vis onder
ijs vaak groter en massaler. Aan het begin van een vorstperiode is een
kwelplek door de stroming minder snel bevroren en herkenbaar in de
sloot. Vissen trekken naar dergelijke plekken en kunnen opgesloten
raken.
Houdt de vorst langer aan dan verzamelen ook watervogels zich in
windwakken of nabij de zoute bronnen. Dit heeft een negatief effect op
de waterkwaliteit. De watervogels bemesten het water zeer sterk. En
door deze bemesting vind er een intensieve afbraak plaats. Daar hebben
de bacteriën en schimmels wel zuurstof voor nodig. Deze zuurstof
onttrekken ze aan het water, waardoor er in de onmiddellijke omgeving
zuurstoftekort en ook vissterfte kan ontstaan. Het bijvoeren van de
vogels in deze wakken betekent voor vissen een extra nadeel.
Wat doet het hoogheemraadschap om vissterfte te voorkomen?
Maatregelen vooraf zijn vooral maatregelen die samenhangen met de
taken van de waterbeheerder:
1. het op diepte houden van de watergangen door te baggeren en
2. het voorkomen van lozingen.
Daarnaast zijn wij ook actief in specifieke visvriendelijke
maatregelen. Zoals het aanbrengen van overdiepten in de grotere
poldervaarten en het mogelijk maken van migratie. Vis trekt in het
najaar naar diepere delen van een polder of boezemsysteem en komt
hierbij vaak een aantal hindernissen tegen. Het opheffen van de
migratie-belemmeringen is een thema in het waterkwaliteitsbeheer.
Tenslotte zijn er aanpassingen in het beheer. Die moeten leiden tot
meer ijle rietbegroeiing. Waterschappen doen dit niet alleen maar in
samenwerking met sport- en beroepsvissers en natuurbeheerders.
Ondanks dat vissterfte in de winter vaak (begrijpelijke) negatieve
reacties van het publiek tot gevolg heeft is het optreden van een
dergelijk vissterfte in ecologische opzicht niet zonder meer negatief
te noemen. Vaak zijn het de gevoeligste soorten en de grootste
exemplaren die het eerst doodgaan. Daarnaast zijn de soorten die hier
van nature voorkomen aangepast aan het overleven onder zuurstofarme
omstandigheden. Na een periode van lange vorst waarbij veel (grote)
karpers en brasems zijn doodgegaan kan de kroeskarper bijvoorbeeld van
de situatie profiteren. De voor veenweidedistricten 'gebiedseigen'
kroeskarper, die nu bedreigd is in zijn voortbestaan, kan de
woonplaatsen van zijn concurrenten innemen. Elk nadeel heeft zo weer
zijn voordeel.
Wat werkt?
Verwijderen van de sneeuw, over grote oppervlakten waar diep water
onder staat is een zeer succesvolle actie. Algen kunnen dan weer
zuurstof produceren en zo kan op een natuurlijke manier zuurstof
aangemaakt worden onder het ijs. Een hulpmiddel hierbij kan zijn,
water langzaam over het ijs te laten stromen waardoor de sneeuw smelt
en zodoende de blokkade voor het zonlicht opgeheven wordt.
Zeer grote wakken aanbrengen, zonder dat daar waterwild in komt kan
eveneens kansrijk zijn. Kleine wakken trekken veel vissen aan en dit
leidt weer tot een verslechterde situatie door de hoge concentratie
vissen en de relatief lage zuurstofgehalten. In het verleden werd stro
verspreid in dergelijke grote wakken. Dit voorkomt enerzijds de het
verblijf van watervogels en voorkomt het dichtvriezen van grote
wakken.
Wat werkt niet?
Het oppompen van water en vooral het geforceerd beluchten leidt tot
opwerveling van bodemslib. Dit kost weer veel zuurstof en heeft
hiermee een averechts effect.
Het vangen en overzetten van vis in open water heeft weinig effect en
komt neer op het verplaatsen van het probleem.