Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
1
Datum 18 januari 2010
Betreft Lijst van vragen van de leden Jasper van Dijk en Karabulut over
religieuze scholen en de rechtsstaat
Hierbij zend ik u, (mede namens de minister voor Wonen, Wijken en Integratie)
het antwoord op de vragen van de Kamerleden Jasper van Dijk en Karabulut van
uw Kamer inzake religieuze scholen die in strijd handelen met de rechtsstaat.
De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met
kenmerk 2009Z23344.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Sharon A.M. Dijksma
a
na 1 van 6
Pagi
Antwoorden op de schriftelijke vragen van de Kamerleden Jasper van Dijk en Datum
Karabulut van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan de staatssecretaris van
Onderwijs Cultuur en Wetenschap en de minister voor Wonen, Wijken en Onze referentie
Integratie. (ingezonden d.d. 3 december 2009 kenmerk 2009Z23344) PO/OO/178277
1
Is het waar dat u heeft gezegd dat de rechtsstaat zwaarder weegt dan enige
geloofsopvatting? 1)
Ja. In mijn antwoord van 3 december 2009 (ref. PO/OO/174480) op de vragen
van het lid Van der Vlies (SGP) heb ik dit verder toegelicht.
2
Wat onderneemt u tegen scholen die in strijd handelen met de rechtsstaat,
wanneer zij bijvoorbeeld uit religieuze overtuiging aan meisjes een
minderwaardige rol toeschrijven of wanneer wordt gesteld dat vrouwen "een
onderscheiden positie hebben"?
Indien scholen bij het uitdragen en beleven van hun religieuze grondslag en
overtuiging in strijd handelen met de rechtsstaat wordt daar natuurlijk tegen
opgetreden. In ieder individueel geval is daarbij telkens de toetssteen of de
wetten en regels van de rechtsstaat in acht worden genomen. Immers de vrijheid
van godsdienst of levensovertuiging wordt begrensd door ieders
verantwoordelijkheid volgens de wet. Zo valt het genoemde voorbeeld waarbij
meisjes een minderwaardige rol wordt toegeschreven niet te rijmen met artikel 1
van de Grondwet. Echter in ieder concreet geval is dan de afweging of de
handelingen die daaraan worden verbonden, strijd met de wet opleveren.
3
Hoe oordeelt u over scholen die jongens en meisjes in gescheiden klassen
lesgeven? Is dit in overeenstemming met de rechtsstaat? Wat onderneemt de
Inspectie in een dergelijk geval? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is in Nederland gebruikelijk dat jongens en meisjes zoveel mogelijk samen les
krijgen. Indien daarvan door scholen wordt afgeweken ben ik daarvan geen
voorstander, maar valt dit onder de grondwettelijke vrijheid van richting en
inrichting van het onderwijs. Er is geen wettelijke (deugdelijkheids)eis die dit
verbiedt. De inspectie zal daar dus hooguit notitie van nemen. Eerst en vooral ziet
de inspectie erop toe dat ook bij dergelijke inrichtingskeuzes, de kwaliteit van het
onderwijs aan alle leerlingen op orde is.
4
Hoe oordeelt u over scholen die van hun personeel eisen dat zij een
overeenkomst tekenen waarin staat: "ongehuwd samenwonen en een
homoseksuele levenswijze zijn in strijd met Gods woord en worden als zodanig
afgewezen"?
Er mag geen misverstand over bestaan dat noch openbare noch bijzondere
scholen leraren of andere personeelsleden mogen weigeren, uitsluitend vanwege
hun seksuele gerichtheid of het hebben van een homoseksuele relatie.
Pagina 2 van 6
Scholen voor bijzonder onderwijs kunnen wel van (aspirant)medewerkers vragen Datum
dat zij, door middel van het ondertekenen van een verklaring, de grondslag van
de onderwijsinstelling onderschrijven. Voor de uitwerking van de grondslag kan in Onze referentie
de verklaring worden verwezen naar de statuten of andere documenten van de PO/OO/178277
onderwijsinstelling. Wanneer in de uitwerking echter is opgenomen dat de
grondslag onder meer inhoudt dat de betrokken medewerker zelf niet ongehuwd
mag samenwonen of het hebben van een homoseksuele relatie, omdat dit niet
past binnen deze opvattingen, dan maakt de onderwijsinstelling onderscheid op
grond van burgerlijke staat en homoseksuele gerichtheid. Dit onderscheid kan
niet met een beroep op de uitzondering van artikel 5, tweede lid, onderdeel c,
Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) worden gerechtvaardigd. Deze eis
leidt immers tot onderscheid op grond van het enkele feit van burgerlijke staat of
een homoseksuele gerichtheid en dat is niet toegestaan.
Van de andere kant brengt de in de Grondwet verankerde - vrijheid van
onderwijs met zich mee dat wel van medewerkers gevraagd mag worden dat zij
de grondslag van de school uitdragen. Dit zijn moeilijke vraagstukken omdat hier
verschillende grondrechten op gespannen voet staan met elkaar. Of in een
concreet geval de grens wordt overschreden en een school verboden onderscheid
maakt, is ter beoordeling aan de rechter of de Commissie gelijke behandeling.
Bij zo'n klacht kan de leraar (en leerling) naar de Commissie Gelijke Behandeling
om een oordeel te vragen. De minister van OCW kan echter niet rechtstreeks
ingrijpen. In een concreet geval kan de minister wel de Inspectie van het
Onderwijs verzoeken om een rapport.
5
Is de eis genoemd in vraag 4 in strijd met de rechtsstaat? Zo ja, wat gaat u
hiertegen ondernemen? Zo nee, erkent u dat discriminatie wordt toegestaan in
het benoemingsbeleid van scholen?
Zie het antwoord op vraag 4.
6
Wat bedoelt u met de uitspraak: "als kinderen te horen krijgen dat het niet goed
is om vrienden te zijn met mensen die niet gelovig zijn, dat dit niet door de
beugel kan"? Wat voor sanctie past u toe op een school die dit onderwijst?
Ik verwijs u naar het antwoord dat ik heb gegeven op vragen van het lid Van der
Vlies (TK2009Z22953, ingezonden 3 december 2009).
1
7
Is het geoorloofd dat een basisschool of een school voor voortgezet onderwijs de
evolutietheorie negeert? Mag een school onderwijzen dat de evolutietheorie
onjuist is?
De evolutietheorie geldt als de gangbare wetenschappelijke opvatting. Dat is ook
de reden waarom de meeste scholen ervoor kiezen de evolutietheorie in het
onderwijs een plek te geven. In de kerndoelen voor het basisonderwijs en het
voortgezet onderwijs is geen expliciete verwijzing opgenomen naar de
evolutietheorie, maar zij bevatten wel aanknopingspunten voor scholen om er
aandacht aan te besteden. Scholen kunnen ook aandacht besteden aan andere
opvattingen; de kerndoelen zijn er mede op gericht de leerlingen een kritische
houding aan te leren.
Pagina 3 van 6
Datum
8
Deelt u de mening dat juist van bekostigde scholen gevraagd mag worden dat zij Onze referentie
artikel 1 van de Grondwet naleven? Wat onderneemt u als scholen dit artikel niet PO/OO/178277
naleven, bijvoorbeeld vanwege een geloofsopvatting?
Iedereen die zich in Nederland bevindt moet dit artikel naleven, dus ook alle
bekostigde en niet-bekostigde scholen. Bij niet naleving wordt opgetreden met in
achtneming van de spelregels en grenzen die de rechtsstaat stelt.
Artikel 1 van de Grondwet is uitgewerkt in de Algemene wet gelijke behandeling
(Awgb). Indien scholen zich niet aan die wet houden, kunnen benadeelden zich
wenden tot de rechter of tot de Commissie gelijke behandeling.
9
Vindt u de vrijheid om een school te stichten op godsdienstige grondslag "uit
hoofde van integratie een punt van zorg" omdat bijzonder onderwijs de
"ontmoeting van verschillende bevolkingsgroepen doorkruist"? 2)
De vrijheid om in Nederland scholen te stichten op basis van onder andere
godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging is een belangrijk rechtsstatelijk
beginsel. Dat is en blijft een uitgangspunt bij het onderwijsbeleid. Echter, de
school is tevens een plek waar burgers kennis opdoen van de Nederlandse
samenleving en waar ontmoetingen tussen bevolkingsgroepen kunnen
plaatsvinden. Daarom zijn burgerschap en sociale integratie belangrijke doelen
van het onderwijsbeleid van dit kabinet. Bij alle bestaande en nieuw te stichten
scholen zullen, ongeacht de richting van de school en samenstelling van de
leerling-populatie, bij het invulling geven aan deze doelen, voldoende activiteiten
moeten worden ontwikkeld om deze wettelijke opdracht waar te maken. De
inspectie van het onderwijs ziet hier op toe. Indien de school onvoldoende
aandacht aan dit punt besteedt kan corrigerend worden opgetreden.
10
Hoe gaat u bevorderen dat deze scholen zich "niet isoleren, maar juist deel
uitmaken van de samenleving"? Is dit mogelijk voor orthodoxe scholen die slechts
één categorie leerlingen toelaten?
Zie het antwoord op vraag 9.
11
Als u erkent dat dit soort scholen per definitie een "eenzijdige schoolpopulatie"
hebben en dat dit "niet goed is voor het onderwijs en uiteindelijk voor de
samenleving", wat gaat u dan ondernemen om deze ontwikkeling te keren?
Zie het antwoord op vraag 9.
12
Wat is uw oordeel over het onderzoek van Ladd en Fiske, waaruit blijkt dat de
vrije onderwijskeuze de onderwijssegregatie in de hand werkt? 3)
In het onderzoek van Ladd en Fiske wordt deze stelling niet onderschreven. De
onderzoekers wijzen in dit verband op de lange traditie in Nederland van vrije
Pagina 4 van 6
schoolkeuze. De mogelijkheden van sturing door de overheid zijn daardoor Datum
beperkter dan in andere landen.
In een reactie die de onderzoekers op het door u aangehaalde artikel in het NRC Onze referentie
hebben gegeven wijzen zij op een aantal omissies in het artikel en het feit dat PO/OO/178277
men geen oordeel uitspreekt over het Nederlandse onderwijssysteem (de reactie
is bijgevoegd).
13
Hoe oordeelt u over de constatering van de onderzoekers dat er geen bewijs is
dat witte scholen vrijwillig achterstandsleerlingen opnemen, ondanks de extra
financiering? Is dit voor u aanleiding om te onderzoeken wat voor beleid wél
werkt?
De gewichtenmiddelen die scholen ontvangen zijn bedoeld om de achterstanden
van leerlingen aan te pakken en zijn niet bedoeld om de segregatie in het
basisonderwijs tegen te gaan. Ook de onderzoekers komen in hun rapport, dat
bedoeld is voor beleidsmakers in de VS, tot de conclusie dat de gewichtenregeling
niet de oplossing is om de segregatie in het onderwijs tegen te gaan.
14
Bent u bereid een grondige reactie te geven op het onderzoek van Ladd en Fiske,
voorafgaand aan het debat over onderwijssegregatie op 20 januari aanstaande?
Ik ben bereid een reactie op het onderzoek te geven voor het Algemeen Overleg
over onderwijssegregatie van 20 januari 2010.
15
Deelt u de mening dat een uiterste inspanning van gemeentes en scholen
gevraagd mag worden om "het aantal gemengde scholen uit te breiden"? Bent u
bereid om op dit punt niet-vrijblijvende afspraken te maken?
Deze inspanning wordt al aan gemeenten en scholen gevraagd. De gemeenten en
schoolbesturen hebben de wettelijke opdracht om ten minste eenmaal per jaar te
overleggen over het nemen van maatregelen om de segregatie tegen te gaan.
(Wet op het Primair Onderwijs, artikel 167a). Daarnaast zal ik op basis van een
evaluatie van de lokale pilots bezien welke verdere maatregelen mogelijk zijn. Ik
zal daarbij de door uw Kamer aangenomen motie Dijsselbloem betrekken over het
bestrijden van segregatie in het onderwijs. (TK 2009/2010, 32 123 XVIII nr. 39)
1) Trouw, 27 november 2009: "SGP: Dijksma zet christelijk onderwijs in
een kwade reuk"
2) Toespraak namens minister Van der Laan op de Forum-conferentie
Kleur in de Klas! 4 oktober 2009
3) NRC Handelsblad, 20 november 2009
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Van der
Vlies (SGP), ingezonden 30 november 2009 (vraagnummer 2009Z22953)
Pagina 5 van 6
Datum
BIJLAGE:
Reactie van Ladd en Fiske op NRC-artikel van 20 november 2009 Onze referentie
PO/OO/178277
To the Editor:
An article in the edition of November 20 ("School als afspiegeling buurt is
`onzinnig ideaal") seriously misrepresented both our views and our research
findings regarding levels of segregation in Dutch primary schools.
First of all, we never use terms such as "nonsense" ("onzinnig") to describe
education policies of the Netherlands or any other country. How such
inflammatory vocabulary crept into your account of our findings is a mystery.
Second, we have never stated nor do we believe that 8 out of 10 socio-
economically diverse primary schools in the Netherlands are performing below
standards. Such a statement represents a gross oversimplification and distortion
of some rather complex data.
Third, we have never taken the position, asserted in the headline, that measuring
the segregation level of a school in relation to the population of the
neighborhood in which it is located is an "unreasonable" approach. We merely
stated that it is more common in the U.S. to look at school segregation using
measures broader than the immediate neighborhood. The two methods address
different questions.
Finally, the purpose of our research, carried out during our six months in
Amsterdam earlier this year, was to discern lessons for U.S. primary education
from what is generally regarded as the highly successful Dutch school system. In
our writings and presentations we carefully avoided any suggestion that we are
casting judgment on Dutch education.
We invite any readers interested in pursuing these matters to consult the three
papers that we have written on Dutch primary schools. They are posted at:
www.gemengdescholen.nl.
Edward Fiske
Helen Ladd
Durham, NC, U.S.A.
Pagina 6 van 6