Ministerie van Buitenlandse Zaken

beantwoording vragen van de leden Van der Staaij, De Roon en Voordewind over Uitzetting christelijke zendelingen uit Marokko

Kamerbrief inzake beantwoording vragen van de leden Van der Staaij, De Roon en Voordewind over Uitzetting christelijke zendelingen uit Marokko

Kamerbrief | 19 januari 2010

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Van der Staaij, De Roon en Voordewind over uitzetting christelijke zendelingen uit Marokko. Deze vragen werden ingezonden op 15 december 2009 met kenmerk 2009Z24578.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van de leden Van der Staaij, De Roon en Voordewind (SGP, PVV en ChristenUnie) over uitzetting christelijke zendelingen uit Marokko.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht, dat Marokko vijf christelijke zendelingen heeft uitgezet? 1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2
Hoe beoordeelt u dit bericht en welke actie wilt u naar aanleiding hiervan ondernemen?

Antwoord

Het bericht toont aan dat de Marokkaanse overheid het verbod op proselitisme serieus handhaaft. Bij overtreding van het verbod door buitenlanders gaat men tot onmiddellijke uitzetting over.

Vraag 3
Kunt u aanduiden op welke wijze de godsdienstvrijheid zich in Marokko ontwikkelt? Is er sprake van een verslechtering op dit gebied, gelet op het feit dat in maart 2009 ook al meerdere zendelingen het land zijn uitgezet? Ligt er mogelijk een relatie met een zekere radicalisering van de islamistische overtuiging in Marokko?

Antwoord

Er is geen sprake van een algemene verslechtering van de vrijheid van godsdienst. Het staat christenen en joden vrij hun godsdienst te beoefenen, maar de Marokkaanse overheid grijpt in als er sprake is van al dan niet vermeende zendingsactiviteiten. Dit geldt indien moslims zich (dreigen te) bekeren tot het christendom of tot de sjiitische islam. Er lijkt geen sprake te zijn van radicalisering van de islamitische overtuiging in Marokko, maar er is sprake van een duidelijk beleid om de eigen relatief gematigde islam te beschermen tegen invloeden van buiten.

Vraag 4
Heeft u in de afgelopen periode, eventueel middels internationale gremia, de positie van religieuze minderheden in Marokko aan de orde gesteld? Welke resultaten heeft dit opgeleverd? Betoont Marokko zich gevoelig voor internationale kritiek hieromtrent?

Vraag 5

In hoeverre heeft de positie van godsdienstige minderheden in Marokko de aandacht van de EU? Kan deze aandacht verder geĂŻntensiveerd worden? Wilt u dit in Europees verband bevorderen?

Vraag 6

Bent u bereid -zo mogelijk ook in internationaal verband- de nu aangeduide uitzettingen te benutten als handvat om de godsdienstvrijheid van religieuze minderheden aan de orde te stellen bij de desbetreffende autoriteiten in Marokko? Zo ja, op welke wijze?

Antwoord

Met Marokko wordt reeds in internationale gremia, waaronder de EU, over de situatie van de mensenrechten gesproken waaronder de vrijheid van godsdienst van religieuze minderheden. Hoewel vertegenwoordigers van de christelijke kerken in Marokko publiekelijk begrip hebben getoond voor het Marokkaanse beleid om zendingswerk te verbieden is het zorgelijk dat moslims in Marokko zich moeilijk tot het christendom kunnen bekeren. Bij de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging hoort namelijk ook nadrukkelijk de vrijheid om geen geloof aan te hangen, of om van geloof te veranderen. Ik zal niet nalaten deze kwestie in toekomstige contacten met Marokko en in de relevante fora aan de orde te stellen.


1) Reformatorisch Dagblad, 9-12-2009

Pagina 3 van 3