Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Reactie op WUR-rapport 'Natural handicaps in Dutch agricultural areas'

27 januari 2010 - kamerstuk

Kamerbrief met een reactie op het rapport van de WUR. Daarin staat
welke gebieden in Nederland voldoen aan de 8 biofysische criteria die
de Europese Commissie heeft voorgesteld voor de aanwijzing van Less
Favoured Area.

Meer informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Datum 27 januari 2010

Onze referentie
111279
Uw referentie
28625-92/2010D03469

Geachte Voorzitter,

Op 22 januari jl. heeft u mij verzocht om een reactie te geven op het rapport van
de WUR 'Natural handicaps in Dutch agricultural areas - Assessment of Less
Favoured Areas based on biophysical criteria' en mijn inzet uiteen te zetten.
Genoemd rapport heb ik u op 12 januari jl. op uw verzoek toegezonden.
Het rapport van de WUR geeft aan welke gebieden in Nederland voldoen aan de
8 biofysische criteria die de Europese Commissie heeft voorgesteld in haar
mededeling van 21 april jl. voor de aanwijzing van Less Favoured Area (LFA)
onder artikel 19 van Verordening 1257/1999. Het WUR-rapport is een feitelijke
weergave van de consequenties voor Nederland van hetgeen in de mededeling is
voorgesteld. Deze simulatie is uitgevoerd op verzoek van de Commissie. Omdat
haar eigen beschikbare pan-Europese data ontoereikend bleken om een gedegen
impact-analyse te kunnen uitvoeren, heeft zij de lidstaten gevraagd de gegevens
aan te leveren. Dit was onderdeel van de mededeling.
Het positieve standpunt van Nederland over de herziening van de criteria van
aanwijzing van LFA-gebieden op basis van genoemd artikel 19 is verwoord in het
BNC-fiche dat naar aanleiding van de mededeling van de Commissie is opgesteld
van 15 mei 2009 (TK 22112, nr. 862). Een begrenzing van LFA op fysieke criteria
is veel transparanter dan op basis van de huidige sociaal-economische criteria. De
onder de huidige criteria aangewezen gebieden zijn vaak zeer omvangrijk en bij
de aard en ernst van de beperking of handicap kunnen vraagtekens worden gezet.
Het is de vraag of het terecht is dat een groot deel van het beschikbare Europese
budget aan dergelijke gebieden wordt besteed.
Bij de behandeling van de Raadsconclusies over de mededeling in de Landbouwen
Visserijraad op 22 en 23 juni van vorig jaar heb ik ingestemd met het
aanleveren van de gevraagde gegevens.

Ik heb de Landbouw- en Visserijraad toen ook aangegeven dat de grote waarde
die de maatschappij aan deze gebieden hecht, ook tot uiting zou moeten komen in
de naam door deze gebieden 'very valuable areas' te noemen in plaats van 'less
favoured areas'. Ik heb uw Kamer op 29 juni 2009 per brief verslag gedaan van
de bespreking in de Raad (TK 21501-32, nr. 345).
Pas na de simulatie door alle lidstaten kan de Commissie vaststellen hoe groot de
impact van de biofysische criteria in haar mededeling is. Dan zal ook duidelijk
worden of deze criteria leiden tot grote wijzigingen in het areaal LFA in de
lidstaten. Veel lidstaten hebben namelijk aanzienlijke oppervlakten aangewezen
als LFA onder artikel 19, waardoor het draagvlak sterk bepaald wordt door de
mate waarin zij de huidige aanwijzingen kunnen handhaven. Het is nu aan de
Commissie om op basis van de informatie die de lidstaten hebben aangeleverd, te
komen met een definitief voorstel voor nieuwe criteria. Vanwege de mogelijk grote
gevolgen die een herziening van criteria voor een groot aantal lidstaten kan
hebben en het moeizame proces voorafgaand aan de mededeling, durf ik geen
uitspraken te doen wanneer een definitief voorstel is te verwachten, noch of er
aanpassingen in de criteria te verwachten zijn. Bij de behandeling in de
Landbouw- en Visserijraad van 22 en 23 juni 2009 heeft de Commissaris al wel
aangegeven dat er geen wetgevende voorstellen in 2010 te verwachten zijn. Zij
gaf bij die gelegenheid aan dat de voorstellen zullen worden geïntegreerd in de
wetgevingsvoorstellen voor het GLB na 2013, die niet eerder dan in 2011 zijn te
verwachten.
De nieuwe criteria worden van toepassing voor een categorie LFA die Nederland
nu niet gebruikt. De huidige Nederlandse LFA's zijn aangewezen onder artikel 20,
de herziening betreft artikel 19. Daarmee zou de herziening zoals nu voorgesteld
in de mededeling, aanvullende mogelijkheden bieden voor Nederland. Dit geldt
vooral voor het noorden van het land.
Ik wil hier wel een paar kanttekeningen bij plaatsen. Om te beginnen is het nog
niet zeker of de Nederlandse gebieden naast de 8 biofysische criteria ook zouden
voldoen aan de door de Commissie beoogde aanvullende productiegerelateerde
eisen zoals gemiddelde opbrengst of veedichtheid. Met dergelijke productiegerelateerde
eisen wil de Commissie voorkomen dat steun terecht komt in
gebieden die hun natuurlijk handicap met behulp van technische oplossingen
hebben overwonnen. Deze eisen maken geen deel uit van de simulatie die nu is
uitgevoerd.
Daarnaast is het natuurlijk nog onzeker of en hoe de nu voorgestelde criteria als
gevolg van de door de lidstaten aangeleverde informatie worden aangepast. En
tenslotte is al duidelijk dat de herziening van de criteria deel zal uitmaken van de
wetgevingsvoorstellen voor het totale EU-plattelandsbeleid voor de periode na
2013. Ook het LFA-beleid dat geen deel uitmaakt van de nu voorliggende
mededeling over artikel 19 zal daar deel van uitmaken.
De komende tijd zal de Commissie zich verdiepen in de door de lidstaten
aangeleverde informatie. Indien wenselijk, zal aan de Europese Commissie
toelichting op de uitgevoerde simulatie worden gegeven.

Mijn standpunt zal ongewijzigd positief blijven ten opzichte van de voorgestelde
wijziging, waarbij ik erop zal inzetten bij signalen van mogelijke aanpassingen de
toepasbaarheid voor Nederland zo maximaal mogelijk te houden. Ik zie deze
maatschappelijk waardevolle gebieden namelijk als een van de mogelijkheden om
de vermaatschappelijking van het GLB, zoals ik heb aangekondigd in de
'Houtskoolschets Europees Landbouwbeleid 2020' (TK 28625, nr. 60), verder
invulling te geven.
Ik zal de Nederlandse inzet opnieuw bepalen en met uw Kamer afstemmen zodra
het definitieve voorstel van de Commissie beschikbaar komt.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg