Effectieve kenmerken van een digitaal biologie practicum in het hoger
onderwijs. Analyse van logfiles met een onderwijseffectiviteitmodel
Datum: 28 januari 2010
Promotie: mw. I.J. Beetsma, 14.45 uur, Academiegebouw, Broerstraat 5,
Groningen
Proefschrift: Effectieve kenmerken van een digitaal biologie practicum
in het hoger onderwijs. Analyse van logfiles met een
onderwijseffectiviteitmodel
Promotor(s): prof.dr. H.P.M. Creemers
Faculteit: Gedrags- en Maatschappijwetenschappen
Toetsen en onmiddellijk geven van feedback belangrijk bij
ICT-onderwijs
Veel geld en tijd is jarenlang geïnvesteerd in de implementatie van
ICT in het onderwijs. De nadruk lag daarbij voornamelijk op de
techniek. Yta Beetsma ontwikkelde voor haar promotieonderzoek een
model waarmee de effectiviteit en de efficiëntie van het universitaire
digitale biologiepracticum kan worden vastgesteld. Beestma toont aan
dat het aanbrengen van structuur in de vorm van toetsen en het
onmiddellijk geven van feedback effectieve didactische maatregelen
zijn.
Het digitale biologie practicum is ingevoerd als vervanging van het
gebruik van proefdieren in het onderwijs en wordt al jaren met succes
in het universitaire onderwijs gebruikt. Ter vervanging van
proefdieren worden videobeelden van experimenten getoond.
Beetsma ging met een bestaand onderwijseffectiviteitmodel na welke
didactische kenmerken bijdragen aan het succes van dit practicum in
termen van leerresultaat en tijdbesteding. Hiervoor verzamelde ze
gegevens over de tijdbesteding van studenten aan de verschillende
practicum-onderdelen en het antwoordpatroon.
Het onderzoek laat zien dat het succes van het practicum wordt bepaald
door het aanbieden van een sterk gestructureerde leeromgeving in de
vorm van een onderwijsdialoog en een open toetsomgeving waarin de
student door het online schrijven van een aantal korte essays de
aangeboden leerstof samenvat. De lengte van het laatste essay is de
grootste voorspeller van het leerresultaat. Het practicum is opgezet
volgens het principe van het beheersingsleren: de student krijgt de
gelegenheid de tijd te investeren die hij nodig heeft om het gewenste
niveau te halen. Beetsma toont aan dat dit principe alleen geldt voor
het doornemen van verplichte leerstof. Het doornemen van de inleiding
is daarbij van belang. Haar onderzoek levert een model op dat als
leidraad gebruikt kan worden bij het evalueren en ontwikkelen van
educatieve software. Het model kan ook inzicht geven in onderliggende
cognitieve processen bij het leren.
Yta Beetsma (Tietjerksteradeel, 1953) studeerde psychologie in
Groningen en deed haar promotieonderzoek bij het Universitair
Onderwijscentrum Groningen (UOCG). Van 1981 tot 1997 was ze bij het
UOCG ontwikkelaar van ICT onderwijsinterventies. Nu houd ze zich bezig
met het toetsen en beoordelen hiervan. Ze is coördinator van de
meerkeuze tentamenverwerking van de Rijksuniversiteit Groningen en
Hanzehogeschool en verzorgt de UOCG leergang Toetsen en Beoordelen in
het kader van de docentprofessionalisering.
Laatst gewijzigd: 15 januari 2010 10:54
Rijksuniversiteit Groningen