Ministerie van Verkeer en Waterstaat


- Datum 28 januari 2010
Onderwerp Kamervragen

-

Geachte voorzitter,

Hiermee beantwoord ik de vragen van het lid Roemer over het CBR (Ingezonden 10 december 2009).


1. Wat is uw mening over de prijsstijgingen bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)?


1. Het CBR heeft de tarieven voor het kalenderjaar 2010 conform de ,,Regeling goedkeuring tarieven vastgesteld. De indexatie bedraagt 2,58%. Deze tariefstijging acht ik gerechtvaardigd.


2. Waarom stijgt het tarief voor de Eigen Verklaring met 12 procent? Kunt u de cijfers geven waaruit blijkt dat deze tariefstijging noodzakelijk is? Hoe plaatst u deze stijging in het licht van de chaos bij de afhandeling van medische verklaringen, waar bij het CBR in 2009 sprake van was?


2. De Eigen Verklaring, waarmee een Verklaring van Geschiktheid wordt aangevraagd, heeft een standaard tarief, ongeacht de complexiteit en de daarmee gepaard gaande inspanning van het CBR om de geschiktheid vast te stellen. Dit tarief stijgt van 20,45 naar 22,90 (+ 12%).

Ik streef er naar om mensen zo lang mogelijk mobiel te houden. Dit betekent dat mensen met medische beperkingen onder voorwaarden zo lang mogelijk aan het verkeer moeten kunnen deelnemen. Het betreft hier bijvoorbeeld mensen met slaapstoornissen, geringe afwijkingen aan hersenvaten, geringe dementie en slechtziendheid. Dit vereist van het CBR een nadere beoordeling. Het aandeel Eigen Verklaringen dat door het CBR nader moet worden beoordeeld is hierdoor de afgelopen jaren toegenomen van 40 naar 60 procent. Ook is de complexiteit van de nadere beoordelingen toegenomen. Dit leidt tot hogere kosten voor het CBR. Deze kosten moeten gedekt worden uit het tarief voor de eigen verklaring.

Begin 2009 is een achterstand ontstaan bij de afhandeling van de medische verklaringen als gevolg van een nieuw ICT-systeem. Deze achterstanden zijn a

agina 1 van 7 P





inmiddels weggewerkt. De hiermee gepaard gaande extra kosten die voor Datum rekening komen van het exploitatieresultaat van 2009 zijn geen reden voor

de tariefsverhoging in 2010. Ons kenmerk VenW/DGMo/2010-786
3. Waarom stijgt de prijs voor de toelating van een nieuwe rijschool met maar liefst 100 euro? Kunt u aangeven welke kostenstijging binnen het CBR hier de veroorzaker van is?

3. Het CBR heeft eind 2009 bekend gemaakt dat de prijs voor de inschrijving van een nieuwe rijschool stijgt van 550 naar 650. Deze prijs is voor het eerst sinds 2003 verhoogd. Met het inschrijvingstarief worden administratieve kosten gedekt. Een onderdeel van dit tarief is een waarborgsom van 351. Het CBR heeft begin januari besloten om deze in 2010 te laten vervallen. Het nieuwe inschrijvingstarief is door het CBR aangepast en vastgesteld op 299. De inmiddels in 2010 ingeschreven rijscholen krijgen de waarborgsom op korte termijn teruggestort op de rekening-courant. De openstaande waarborgsommen over de jaren 2005 t/m 2009 worden gedurende 2010 gefaseerd teruggestort op de rekening-courant. Omdat dit een grote administratieve operatie is, vindt dit gefaseerd per inschrijvingsjaar ­ oudste eerst - plaats.
Het inschrijvingstarief valt buiten de Regeling goedkeuring tarieven en vereist niet mijn goedkeuring.


4. Waarom laat u de prijs van een tussentijdse toets met ruim 21 procent stijgen? Hoe verklaart u deze kostenstijging? Kunt u de cijfermatige onderbouwing hiervan bekend maken?

4. Sinds 1 januari 1998 is het voor kandidaten mogelijk om de rijvaardigheid op vrijwillige basis tussentijds te laten toetsen. Het CBR heeft de tussentijdse toets destijds als proef voor een lager tarief geïntroduceerd dan het reguliere examentarief. Het CBR acht het bedrijfseconomisch niet langer verantwoord de tussentijdse toetsen onder de kostprijs aan te bieden. Om deze reden heeft het CBR besloten om het tarief van de tussentijdse toets (A-verkeers- deelneming, B en BE en B-RIS) gelijk te trekken met het tarief van het praktijkexamen categorie B. Dit tarief stijgt met 21% van 76,70 naar 93,15. Omdat het afnemen van tussentijdse toetsen geen wettelijk verplichte taak is, kan het CBR de prijs voor deze producten zelf vaststellen. Het CBR heeft daarvoor mijn goedkeuring niet nodig.


5. Kunt u aangeven waarom een tussentijdse toets even duur is als een regulier examen? Bent u bereid cijfermatig zowel de kostprijs van een regulier examen als een tussentijdse toets te onderbouwen?

5. Voor het antwoord op de vraag waarom een tussentijdse toets even duur is als een regulier examen verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4. Ik ben bereid de kostprijzen cijfermatig te laten onderbouwen.


6. Waarom komt er een nieuw faalangstexamen? Waarin verschilt dit examen van het huidige examen van het Bureau Nader Onderzoek Rijvaardigheid (BNOR)? Kunt u aangeven waarom dit faalexamen beduidend duurder zal zijn?

agina 2 van 7 P





6. Het faalangstexamen richt zich op kandidaten met faalangst. De faciliteiten bij Datum dit examen zijn specifiek gericht op het voorkomen of verminderen van

faalangst. De betreffende examinator is speciaal getraind om kandidaten met Ons kenmerk faalangst te begeleiden. Het BNOR-examen is hier niet specifiek voor bedoeld, VenW/DGMo/2010-786 maar is een vangnet voor alle kandidaten die om welke reden dan ook vier keer gezakt zijn voor het reguliere rijexamen. Met het faalangstexamen wil ik voorkomen dat kandidaten die last hebben van faalangst, eerst vier keer moeten zakken voor het reguliere praktijkexamen voordat zij deel kunnen nemen aan het BNOR-examen. Het faalangstexamen is direct toegankelijk voor kandidaten met faalangst, op advies van hun rijopleider. In het tarief van het faalangstexamen zijn de trainingskosten van de examinator verwerkt en de kosten die worden veroorzaakt door de langere examentijd. Het faalangstexamen wordt in mijn opdracht ontwikkeld. Het betreft vooralsnog een proef, die loopt van 1 februari 2009 tot 1 februari 2010. Op korte termijn zal ik na evaluatie besluiten of het faalangstexamen structureel kan worden geïmplementeerd.


7. Kunt u aangeven in hoeverre het opheffen van het BNOR leidt tot hogere kosten voor de examenkandidaat?

7. Het BNOR is op dit moment een zelfstandige divisie van het CBR. In het kader van de voorgenomen reorganisatie ,,kantelt het CBR van een divisie/regio naar een procesgerichte organisatiestructuur. In dit kader zal de divisie BNOR als organisatieonderdeel verdwijnen. De nadere onderzoeken zoals genoemd in de artikelen 86 t/m 96 van het Reglement rijbewijzen worden ook in de toekomst gewoon door het CBR uitgevoerd. Voor de examenkandidaat verandert er dus niets. De opheffing van de divisie BNOR zal dus niet leiden tot hogere kosten voor de examenkandidaat.


8. Hoe gaat u de kwaliteit van de CBR-examens nu toetsen zonder dat er een andere exameninstantie is? Zou een betere klachtencommissie in dit licht niet welkom zijn? Zo nee, waarom niet?

8. De Europese rijbewijsregelgeving bevat inhoudelijke eisen waaraan theorie- en praktijkexamens voor het rijbewijs moeten voldoen. De lidstaten hebben de vrijheid om binnen deze randvoorwaarden de examens qua vorm en inhoud te ontwikkelen. Het CBR heeft hiertoe een systematiek die de kwaliteit van examens dient te borgen. Theorie-examens en nieuwe vragen daarin worden ontwikkeld door specialisten van het CBR en voorgelegd aan een college van deskundigen uit de wetenschap en praktijk, voordat de directie van het CBR haar goedkeuring verleent. Na implementatie van de vragen in de examens, worden de scoringspercentages gemonitord en wordt eventueel tot bijstelling overgegaan. Indien belanghebbenden klachten hebben over de examens of twijfelen aan de kwaliteit van het examen, kunnen zij een klacht indienen bij de interne klachtencommissie. Als de reactie van de klachtencommissie naar het oordeel van de belanghebbende niet afdoende is, bestaat de mogelijkheid om de Nationale Ombudsman in te schakelen. Ik volg de kwaliteit van de examens primair via de slagingspercentages van de examens en de klachten die hierover bij de klachtencommissie of ombudsman worden ingediend. Ik zie op basis hiervan geen aanleiding om aanvullende maatregelen te nemen.

agina 3 van 7 P






9. Kunt u aangeven met welke financiële tegenvallers het CBR kampt? Wat is de Datum oorzaak hiervan? Vindt u tariefsverhogingen een passende manier om hier

iets aan te doen? Ons kenmerk VenW/DGMo/2010-786 9. De tariefverhogingen staan los van de financiële tegenvallers. Over de aard en omvang van de financiële tegenvallers zal ik de Tweede Kamer op korte termijn schriftelijk informeren.


10. Kunt u aangeven welke rijexamens precies vallen onder "Regeling goedkeuring tarieven CBR"? Wordt aan deze regeling voldaan met de nieuwe CBR-tarieven voor 2010? Bent u bereid dit cijfermatig te onderbouwen?

10. Alle wettelijk verplichte producten van het CBR vallen onder de ,,Regeling goedkeuring tarieven CBR. Op basis van de rekenformule die is vastgelegd in de regeling heeft het CBR de tarieven voor 2010 geïndexeerd met 2,58%. Deze indexering is voor 25 procent gebaseerd op de CBS prijsindex en voor 75 procent op de CBS loonindex.


11. Bent u bereid ervoor te zorgen dat alle examentarieven onder de "Regeling goedkeuring tarieven CBR" komen te vallen? Zo ja, wanneer gaat dit in? Zo nee, waarom niet?

11. Alle tarieven voor wettelijk verplichte examens vallen op dit moment onder de "Regeling goedkeuring tarieven CBR". Ik ben niet bereid de regeling te verruimen.


12. Deelt u de mening dat het CBR een publieke taak uitvoert en zich daar ook naar dient te gedragen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, vindt u het serviceniveau van het CBR hier voldoende op aansluiten?

12. Ja, ik deel uw mening. Het CBR is een publieke dienstverlener. Het serviceniveau van het CBR is vertaald in prestatieindicatoren met bijbehorende normen. Per brief van 22 september 2009 heb ik u geïnformeerd over de voortgang. Op korte termijn zal ik de Tweede kamer schriftelijk informeren over de actuele stand van zaken.


13. Bent u ervan op de hoogte dat nog steeds mensen (een deel van) hun rijbewijs kwijtraken na een constatering van een kleine medische afwijking, ook als alle betrokken artsen de betreffende houder voldoende gezond achten? Wat is uw mening hierover?

13. Ja, regelmatig bereiken mij dergelijke berichten. Het is daarbij van belang om te beseffen dat het CBR bij het nemen van besluiten over geschiktheid voor het rijbewijs uitsluitend gehouden is aan de Regeling eisen geschiktheid 2000. Deze Regeling is tot stand gekomen op grond van Europese regelgeving en op basis van adviezen van commissies van deskundigen, zoals de Gezondheidsraad. Bij het bepalen van de normen is een afweging gemaakt tussen het individueel belang van de rijbewijsbezitter en het maatschappelijk belang van de verkeersveiligheid. Indien gerede twijfels bestaan over de juistheid van de normering, dan kan dit worden voorgelegd aan een commissie van deskundigen met de vraag of herziening of aanpassing van de normen in de Regeling eisen geschiktheid 2000 aan de orde is. Dit gebeurt in de praktijk met enige regelmaat. Ik wijs hierbij op de vele rapporten die sinds

agina 4 van 7 P





2000 zowel nationaal als binnen Europa hierover zijn verschenen. Zeer recent Datum is de Regeling eisen geschiktheid 2000 aangepast voor een aantal zaken,

zoals slaapstoornissen, geringe afwijkingen aan de hersenvaten, geringe Ons kenmerk dementie en slechtziendheid. De aanpassing zal er toe leiden dat meer VenW/DGMo/2010-786 mensen met geringe afwijkingen (een deel van) hun rijbewijs kunnen behouden.


14. Vindt u het de taak van het CBR om op de stoel van een arts te gaan zitten en te besluiten in hoeverre iemand voldoende bekwaam is om te rijden? Kunt u uw antwoord toelichten?

14. De verantwoordelijkheid voor de beoordeling van de rijgeschiktheid ligt uitsluitend bij het CBR. Keurende artsen informeren de arts van het CBR over de gestelde diagnose, de ernst van de functiestoornissen en de progressie. De arts van het CBR toetst de verkregen medische informatie aan de normen in de Regeling eisen geschiktheid 2000 en neemt vervolgens een besluit over de rijgeschiktheid. Dat besluit is vatbaar voor bezwaar en beroep bij de bestuursrechter. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad van State is de Regeling eisen geschiktheid 2000 daarbij bindend. Het CBR kan en mag hiervan niet afwijken, ook niet op advies van een keurende arts of behandelende arts.


15. In hoeverre voldoen de Nederlandse regels voor het toetsen van de geschiktheid om te rijden aan de Europese richtlijn 2009/112/EG van 25 augustus 2009? Op welke punten wijken de Nederlandse regels hier van af? Op welke punten zijn de Nederlandse regels strenger dan de EU ons voorschrijft?

15. De Europese richtlijn 2009/112/EG van 25 augustus 2009 is nog niet geïmplementeerd. De richtlijn gaat over drie onderwerpen: gezichtsscherpte, diabetes mellitus en epilepsie. De huidige Nederlandse eisen voor gezichtsscherpte zijn strenger dan de eisen in de nieuwe richtlijn. Dit gedeelte van de eisen uit de nieuwe richtlijn wil ik op korte termijn implementeren. Dit leidt tot een verlichting van de eisen ten aanzien van gezichtsscherpte. Over de implementatie richtlijn ten aanzien van diabetes mellitus en epilepsie heb ik zowel aan het CBR als de Gezondheidsraad gevraagd mij nader te adviseren. Ik verwacht dit advies voor de zomer zodat de richtlijn uiterlijk 26 augustus 2010 geïmplementeerd is.


16. Wanneer komen uw voorstellen op basis van het advies van de Gezondheidsraad voor een mogelijke herziening van de "Regeling eigen geschiktheid 2000"?

16. De Gezondheidsraad heeft mij bericht met een advies te komen in februari 2010. Dat advies laat ik inhoudelijk en voor de uitvoeringsaspecten toetsen door het CBR. Als het advies van het CBR positief is, zal ik met prioriteit de Regeling eisen geschiktheid 2000 aanpassen.


17. Bent u bereid om in individuele gevallen mensen een tijdelijke rijbevoegdheid te geven in het geval een arts dit verantwoord acht, vooruitlopend op de mogelijke nieuwe regels? Zo ja, hoe gaat u dit uitvoeren? Zo nee, waarom niet?

agina 5 van 7 P





17. Nee, ik ben hiertoe niet bereid. De Regeling eisen geschiktheid 2000 die tot Datum stand is gekomen op basis van Europese richtlijnen en adviezen van

commissies van deskundigen, is bepalend en niet de mening van een Ons kenmerk behandelend arts. VenW/DGMo/2010-786


18. Kunt u aangeven hoe de interne klachtenprocedure van het CBR nu verloopt? Ziet u mogelijkheden om die verder te verbeteren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, met welke voorstellen gaat u komen? Zie brief CDS20090384 van 26 augustus 2009

18. De huidige klachtenafhandeling vindt als volgt plaats: Mondelinge klachten worden door de medewerker aangehoord. De medewerker streeft er naar de klacht meteen naar tevredenheid af te wikkelen. Kan de klacht niet onmiddellijk worden afgedaan of is de klant niet tevreden, dan wordt de klacht via een klachtenformulier omgezet in een schriftelijke klacht. Het ingevulde klachtenformulier wordt geregistreerd en in behandeling genomen. In geval van ernstige en/of ingewikkelde klachten zendt de medewerker een blanco klachtenformulier aan de klager.
Schriftelijke klachten worden bij binnenkomst meteen geregistreerd. De ontvangst wordt schriftelijk bevestigd. De klacht gaat naar een aangewezen behandelaar, die gegevens verzamelt en betrokkenen hoort. De klager kan zijn klacht mondeling toelichten. Indien de klacht tegen een medewerker is gericht, ontvangt die een afschrift van de klacht. De medewerker is gehouden binnen een week een schriftelijke reactie - deugdelijk beargumenteerd en zo mogelijk onderbouwd met bewijsstukken- te geven en daarbij in te gaan op de essentiële punten van de klacht. De schriftelijke reactie wordt naar de klager gestuurd. Daarna neemt de klachtbehandelaar contact op met de klager voor zijn reactie op het schriftelijke verweer van de medewerker. De klager wordt de gelegenheid gegeven tot een hoorzitting. Ingeval van een hoorzitting, wordt daarvan een apart verslag gemaakt en ter beschikking gesteld aan de klager. De klachtbehandelaar rapporteert zijn bevindingen en advies schriftelijk aan het hoofd regio. Het hoofd regio/divisie stelt de feiten vast en beslist of de klacht gegrond, deels gegrond of ongegrond is. De schriftelijk gemotiveerde beslissing wordt door het hoofd regio/divisie ondertekend. Bij een klacht tegen het hoofd wordt door de directie ondertekend. Vervolgens wordt dit aan de klager toegezonden. Bij een (deels) gegronde klacht wordt tevens de tegemoetkoming aan de klager vermeld. Indien daartoe aanleiding bestaat, worden er intern aanpassingsmaatregelen genomen. Op de beslissing wordt vermeld dat indien klager niet tevreden is over de wijze waarop het CBR zijn klacht heeft behandeld, hij een klacht kan indienen bij de Nationale Ombudsman. De afhandeling geschiedt binnen zes weken. Het hoofd kan de afhandeling eenmaal met 4 weken verlengen, waarvan de klager schriftelijk wordt geïnformeerd.
De hoofden rapporteren eenmaal per kwartaal aan de directie het aantal, de soort en de eventuele bijzonderheden van de afgehandelde klachten. De geregistreerde klachten worden jaarlijks gepubliceerd. De afgehandelde klachtendossiers worden eenmaal per kwartaal ter kennisneming aan de directie gezonden. De bewaartermijn van de klachtendossiers bedraagt drie jaar.

agina 6 van 7 P





In de huidige decentrale organisatiestructuur worden de klachten over het Datum CBR per regio en divisie afgehandeld. Een centraal meldpunt voor klachten en

een centrale afwikkeling van alle klachten, zou de uniformiteit en de - verdere Ons kenmerk ontwikkeling van de - professionaliteit van de afhandeling van klachten VenW/DGMo/2010-786 bevorderen. Dit geldt in het bijzonder voor de afhandeling van vragen en opmerkingen die zich in het grensgebied bevinden tussen verzoeken om informatie en klachten. In de nieuwe organisatie zal daarin worden voorzien.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

ir. Camiel Eurlings

agina 7 van 7 P