Ministerie van Verkeer en Waterstaat


- Datum 29 januari 2010

Onderwerp Financiële situatie bij het CBR 2

Geachte voorzitter,

In antwoord op de brief van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat van 16 december 2009 (kenmerk 2009Z24676/2009D65032), informeer ik u in deze brief over de financiële situatie bij het CBR.

U heeft mij inzage gevraagd in de volgende punten:
1. De voorlopige jaarcijfers 2009.

2. De ontwikkeling van de pensioenen vanaf 2005.
3. De tariefverhogingen 2010.

4. De maatregelen die ik zal nemen.

Aanvullend op de beantwoording van uw vragen, geef ik een schets van de stappen die worden genomen om het functioneren van het CBR verder te verbeteren.

Ad 1: Voorlopige jaarcijfers CBR 2009
In december 2009 is in de media bericht over de financiële situatie bij het CBR. Daarbij is aangegeven dat het CBR in het jaar 2009 naar verwachting 8 miljoen verlies zou leiden. Uit navraag bij het CBR is mij gebleken dat de berichtgeving gebaseerd is op informatie uit de derde kwartaalrapportage 2009 die betrekking had op de (verwachte) Verlies- en Winstrekening over geheel 2009. Het betrof een prognose op basis van de inzichten van dat moment. De directie van het CBR diende echter toen nog een aantal belangrijke beslissingen te nemen. Deze beslissingen hebben grote effecten gehad op het resultaat en het Eigen Vermogen ultimo 2009.

De directie van het CBR heeft, in overleg met de accountant, een inschatting gemaakt van het resultaat 2009 en de positie van het eigen vermogen op peildatum 31 december 2009. Deze inschatting komt uit op een positief resultaat van circa 6 miljoen en een omvang van het eigen vermogen van eveneens circa 6 miljoen.
Ik benadruk dat dit voorlopige jaarcijfers betreffen. De definitieve cijfers zullen in de jaarrekening 2009 worden vastgesteld. Deze jaarrekening zal medio april 2010 zijn afgerond.

a
agina 1 van 7 P





Ten opzichte van de in de media genoemde cijfers (over het derde kwartaal 2009) Datum is er naast een aantal kleinere wijzigingen sprake van twee belangrijke mutaties.

De eerste mutatie betreft de vrijval van de reorganisatievoorziening van circa Ons kenmerk 7 miljoen. Deze voorziening is niet langer noodzakelijk, aangezien de directie VENW/DGMO-2010/186 besloten heeft om af te zien van gedwongen ontslagen. De tweede mutatie betreft een technische aanpassing in verband met de verantwoording van de pensioenlasten op basis van de nieuwe richtlijn voor de jaarrekening RJ271. Als gevolg van deze mutatie is het resultaat met circa 7 miljoen toegenomen ten opzichte van de eerdere prognose. Hiermee komt het resultaat over 2009 naar verwachting uit op circa 6 miljoen positief.

Het verwachte resultaat van 6 miljoen levert een positieve bijdrage aan het eigen vermogen. Daarnaast moet als gevolg van de nieuwe RJ271-regel een negatieve correctie op het eigen vermogen plaatsvinden met voornamelijk incidentele pensioenlasten van 14,2 miljoen. Daarnaast is sprake van een positieve correctie van 0,9 miljoen. Het eigen vermogen komt hierdoor ultimo 2009 naar verwachting uit op circa 6 miljoen positief.

Het operationeel resultaat (het resultaat exclusief de hierboven genoemde mutaties) zal op grond van de huidige inzichten in 2009 slechts 0,3 miljoen lager uitvallen dan begroot. Ten opzichte van de begroting is sprake van een circa 2,9 miljoen hogere omzet doordat meer theorie en praktijkexamens zijn afgenomen. Daartegenover stonden hogere kosten in verband met de hogere productie. Daarnaast heeft het CBR hogere kosten gemaakt om de prestaties te verbeteren.

In 2009 zijn de pensioenlasten hoger uitgevallen dan begroot. Dit heeft een negatief effect gehad op het resultaat. Op dit onderwerp ga ik hieronder nader in.

Ad 2: De ontwikkelingen van de pensioenen
Het CBR heeft een eigen pensioenfonds en kent een complex stelsel van pensioenregelingen. Voor een overzicht van de diverse regelingen verwijs ik naar bijlage 1.

Naar aanleiding van de tegenvallende pensioenlasten in 2009 heeft de directie CBR besloten om onderzoek uit te laten voeren naar de ontwikkeling van de pensioenlasten vanaf het jaar 2005 in relatie tot andere organisaties. In onderstaande tabel is de ontwikkeling van de reguliere als de incidentele pensioenlast in de periode 2005-2009 weergegeven.


bedragen x 2005 2006 2007 2008 20091
1.000
Totaal
reguliere 7.555 7.002 8.581 11.937 11.300 pensioenlast
Incidentele
pensioenlast 7.722 3.390 5.313 3.181 14.200 Totale
pensioenlast 15.277 10.392 13.894 15.118 25.500


1 De cijfers 2009 zijn nog onder voorbehoud aangezien de jaarrekening nog niet is vastgesteld en daarop nog geen controle van de accountant heeft plaatsgevonden. agina 2 van 7 P





Voor een uitgebreid overzicht verwijs ik u naar bijlage 2. Datum

De directie CBR heeft op basis van een aantal benchmarks geconstateerd dat de Ons kenmerk huidige regelingen van het CBR ruim en kostbaar zijn. Zo hanteert het CBR als VENW/DGMO-2010/186 één van de weinige werkgevers in Nederland nog een eindloonregeling in plaats van een middelloonregeling. De directie van het CBR is van mening dat een eindloonregeling niet alleen kostbaar is, maar ook slecht beheersbaar. Deze mening onderschrijf ik.

De directie van het CBR heeft geconstateerd dat de pensioenlasten bij het CBR fors hoger zijn dan bij organisaties die zijn aangesloten bij het ABP. Bij het CBR bedragen de pensioenlasten namelijk circa 30% van de loonkosten, terwijl dat voor organisaties die bij het ABP zijn aangesloten circa 20% bedraagt. Dit wordt onder andere veroorzaakt door hogere uitvoeringskosten en backservicelasten.

Gebleken is dat medewerkers van het CBR, afhankelijk van leeftijd en salaris, ten minste 15% meer aan pensioenaanspraken opbouwen dan ABP-deelnemers.

Op basis van de hiervoor genoemde constateringen heeft de directie CBR besloten om in overleg te treden met de vakbonden om een oplossing te zoeken voor de hoge pensioenlasten. Ik onderschrijf de noodzaak hiertoe. Om die reden heb ik de directie CBR gevraagd om passende maatregelen te treffen. Daarnaast heb ik de Raad van Toezicht gevraagd om de ontwikkelingen nauwlettend te volgen. Vanuit het verscherpt toezicht, zal ik de vinger aan de pols houden.

Ad 3: Tariefontwikkeling 2010
Over de tarieven 2010 heb ik uw Kamer onlangs geïnformeerd naar aanleiding van vragen van het kamerlid Roemer. Zoals ik daarin heb aangegeven zijn de tarieven 2010 voor het CBR gebaseerd op de Regeling goedkeuring tarieven CBR. Daarin is vastgelegd dat de tarieven jaarlijks met een indexatieformule mogen worden verhoogd. Zolang het tarievenvoorstel binnen de indexatie blijft, is de goedkeuring daarvan voorbehouden aan de Raad van Toezicht. Indien het tarievenvoorstel hoger is dan de indexatie, is mijn goedkeuring vereist. Deze goedkeuringsbevoegdheid betreft uitsluitend de wettelijke tarieven.

Ik benadruk dat de tariefstijgingen los staan van de financiële situatie.

Ad 4. Maatregelen
Zoals ik hiervoor heb aangegeven worden ten aanzien van de financiële situatie en de pensioenen door de directie van het CBR aanvullende maatregelen getroffen. Over de voortgang houden Raad van Toezicht en ik de vinger aan de pols.

Vervolg
De directie van het CBR is na overleg met de ondernemingsraad tot een definitief besluit gekomen waardoor de reorganisatie van het CBR nog vóór de zomer zijn beslag kan krijgen. Met de reorganisatie wordt een belangrijke stap gezet op weg naar een hernieuwde start voor het CBR. Met de reorganisatie wordt tevens het fundament gelegd voor een structurele borging van de prestaties.

De horizon van de opdracht van de interim directeur, die door de Raad van Toezicht was aangesteld met het oog op de reorganisatie, komt daarmee in zicht. Dit betekent dat een nieuwe directie zal worden aangetrokken. Tevens is per agina 3 van 7 P





31 december 2009 de benoemingstermijn van de voorzitter van de Raad van Datum Toezicht geëindigd. Thans ben ik op zoek naar een opvolger.

Ons kenmerk Mede gelet op eerdere discussies in de Tweede Kamer, zal ik een onafhankelijk VENW/DGMO-2010/186 onderzoek starten naar de stappen die aanvullend op de reorganisatie verder gezet moeten worden om de publieke taakuitvoering van het CBR structureel op een hoger niveau te brengen. Dit zal leiden tot een verbeteragenda op basis waarvan ik concrete afspraken wil maken met de nieuwe directie en Raad van Toezicht.

Totdat de organisatie en de prestaties van het CBR stabiel zijn, blijft het CBR onder verscherpt toezicht.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

ir. Camiel Eurlings

agina 4 van 7 P





Bijlage 1: Overzicht pensioentoezeggingen CBR Datum Onderstaand worden de door het CBR gedane pensioentoezeggingen besproken.

Ons kenmerk Prepensioen en aanvullingsregelingen VENW/DGMO-2010/186 Per 1 januari 1998 is de VUT-regeling afgeschaft en is er een prepensioenregeling ingevoerd welke in 2006 is gesloten voor nieuwe deelnemers als gevolg van de Wet Vut Prepensioen en Levensloop ("Wet VPL"). Tevens is er een tweetal aanvullingsregelingen afgesproken. Onderstaand worden deze regelingen kort besproken.

De prepensioenregeling
Vanaf 1 januari 1998 tot 1 januari 2006 bouwden alle CBR-werknemers prepensioen op. Vanaf 1 januari 2006 bouwen deelnemers die een actief CBR dienstverband hebben en geboren zijn voor 1950 nog prepensioenrechten op (1,89% per jaar, eindloon, vanaf 62 tot 65). Voor alle overige deelnemers zijn de aanspraken premievrij gemaakt.
De prepensioenrechten voor deelnemers geboren na 1949 die ook deelnemen aan Reglement-B worden onvoorwaardelijk geïndexeerd met de prijsindex (maximum 3%). Ingegane prepensioenrechten worden voorwaardelijk geïndexeerd op basis van beschikbare overrente. De prepensioenregeling wordt uitgevoerd door het Pensioenfonds. Alle opgebouwde aanspraken zijn volledig herverzekerd bij Nationale Nederlanden.

De aanvullingsregelingen
De aanvullingsregelingen bestaan uit de Overgangsregeling en de Garantieregeling.
De Overgangsregeling is een regeling die nog niet volledig opgebouwde prepensioenrechten van deelnemers geboren voor 1950 aanvult tot 75%, 80% of 85% (afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer op 1 januari 2006 en enkele aanvullende voorwaarden) van het laatst verdiende salaris. De Garantieregeling is een regeling die nog niet volledig opgebouwde prepensioenrechten van deelnemers geboren voor 1950 aanvult tot 70% van het laatst verdiende salaris (mits aan enkele voorwaarden wordt voldaan welke minder stringent zijn dan die van de Overgangsregeling). De aanvullingsregelingen worden uitgevoerd door het Toeslagfonds en lopen tot
1 januari 2011.

Ouderdomspensioen
In samenhang met het afschaffen van de prepensioenregeling naar aanleiding van de Wet VPL heeft het CBR een drietal ouderdomspensioenregelingen ingevoerd, die het oude basisreglement vervangen, welke hieronder kort worden toegelicht.
Alle ouderdomspensioenregelingen worden uitgevoerd door het Pensioenfonds en zijn herverzekerd bij Nationale Nederlanden (overeenkomst van 1 januari 2001, voor tien jaar, wordt stilzwijgend verlengd met tien jaar als deze niet twaalf maanden van te voren wordt opgezegd, dat wil zeggen voor 1 januari 2010).

Reglement-A
Reglement-A is een eindloonregeling voor deelnemers geboren voor 1950 (en enkele aanvullende voorwaarden) met een opbouwpercentage van 1,75% en een voorwaardelijke indexatie op basis van overrente voor slapers en gepensioneerden.
agina 5 van 7 P





Pensioengarantie (indien voor 1 januari 2004 deelnemer in het basisreglement), Datum bestaande uit het verschil in verwachte toekomstige aanspraak op 1 januari

2004 op basis van de oude en nieuwe franchise, volgt Ons kenmerk gepensioneerdenindexatie. VENW/DGMO-2010/186

Reglement-B
Reglement-B is een eindloonregeling voor deelnemers geboren na 1949 (en enkele aanvullende voorwaarden) met een opbouwpercentage van 1,90% en een voorwaardelijke indexatie op basis van overrente voor slapers en gepensioneerden. Evenals Reglement-A kent Reglement-B een pensioengarantieregeling.
Voor deelnemers die per 5 november 2008 een actief dienstverband hadden is het opbouw percentage met terugwerkende kracht verhoogd naar 2,0% over de volledige diensttijd.

Reglement-C
Reglement-C is een middelloonregeling voor nieuwe deelnemers (na 2005) met een opbouwpercentage van 1,90% en voorwaardelijke indexatie op basis van overrente voor actieven, slapers en gepensioneerden.

Levensloop
Medewerkers geboren na 1949 (en enkele aanvullende voorwaarden) krijgen een levenslooptoeslag van 2,5% (pensioengevend). Voor medewerkers die per 5 november 2008 een actief dienstverband hadden is de levenslooptoeslag met 4,3% verhoogd (niet pensioengevend) gedurende vier jaar van 2008 t/m 2011 ( 1,4 miljoen per jaar, aanvullende clausules).

agina 6 van 7 P





BIJLAGE 2 Overzicht ontwikkeling pensioenen CBR Datum

Ons kenmerk VENW/DGMO-2010/186

bedragen x 1.000 2005 2006 2007 2008 20092 Opbouwpercentage pensioenen per jaar voor 1,75% 1,75% 1,90% 2,00% 2,00% deelnemers B-regeling (eindloon):
Reguliere pensioenlast incl. prepensioen 5.069 4.983 6.095 9.451 11.300 Vrijval netto passiefpost RJ271 - 467- - - - Amortisatie transitieverschil RJ271 (,,05 t/m 2.486 2.486 2.486 2.486 - 08)
Totaal reguliere pensioenlast 7.555 7.002 8.581 11.937 11.300 Incidentele pensioenlast 7.722 3.390 5.313 3.181 14.200 Totale pensioenlast
15.277 10.392 13.894 15.118 25.500

Aanvullende kosten Levensloop
Bijdrage medewerkers 55-min structureel - 725 744 737 Bijdrage medewerkers 55-min 2008 t/m 2011 - - - 1.400 1.400 Totaal aanvullende kosten regeling 55-
min - - 725 2.144 2.137


2 De cijfers 2009 zijn nog onder voorbehoud; controle van de accountant in het kader van het opstellen van de jaarrekening 2009 dient nog plaats te vinden. agina 7 van 7 P