Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Nadere uitwerking plan van aanpak social return
29 januari 2010
Minister ter Horst en de bewindslieden van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid hebben de Kamer toegezegd in een aantal pilots bij de
rijksoverheid `social return' op experimentele basis mee te nemen in
de contractvoorwaarden van projecten. Met deze brief informeert de
minister de Kamer over de inhoudelijke uitwerking tot dusver.
Bij brief van 8 december 2009 hebben de bewindslieden van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid de Kamer toegezegd om samen met mij in een
aantal pilots bij de rijksoverheid `social return' op experimentele
basis mee te nemen in de contractvoorwaarden van projecten. De vaste
Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft gevraagd de
nadere uitwerking te mogen ontvangen voor het Algemeen Overleg van 3
februari 2010. Met deze brief wil ik u informeren over de inhoudelijke
uitwerking tot dusver.
Achtergrond
Het inkoopbeleid is primair gericht op het bereiken van een gunstige
prijs/kwaliteitsverhouding. Het kabinet vindt het daarnaast ook een
goed instrument om andere beleidsdoelen te bereiken zoals duurzaamheid
of innovatie. De inzet van milieucriteria en sociale criteria bij
aanbestedingen zijn hiervan voorbeelden. Ook bij innovaties zoals
elektrisch vervoer wil het kabinet via `launching customership' het
inkoopvolume van het Rijk inzetten om dit te bevorderen. Dit overigens
in het besef dat de inzet van het inkoopbeleid, langs de weg van de
Europese aanbesteding, om andere beleidsdoelen te realiseren wel zijn
begrenzing vindt in de eis van 'fair play' en 'gelijke behandeling'
van marktpartijen.
De wens van de Tweede Kamer om mensen met een afstand tot de
arbeidsmarkt dichter bij de arbeidsmarkt te brengen, door het Rijk in
zijn aanbestedingen daarin een actieve rol te laten nemen, sluit ook
aan bij mijn beleid om arbeids-mogelijkheden voor onder andere
langdurig werklozen te realiseren via de 1% regeling. Dit houdt in dat
het Rijk vanaf 1 januari 2011 een aantal (werkervaring) plaatsen ter
grootte van 1% van de bezetting in fte's reserveert voor alle
geïndiceerde doelgroepen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Dit
wordt deels ingevuld door afspraken te maken met leveranciers van
uitbestede diensten zoals catering en schoonmaken (Kamerstukken II,
2008/09, 31701, nr. 10 en nr. 23).
De werking van `social return' gaat niet over arbeidsplaatsen bij de
overheid, maar over opdrachtverlening en aanvullende verplichtingen
aan opdrachtnemers. Social return (bij gemeenten aangeduid als de 5
%-regeling) reikt verder dan de groep van langdurig werklozen.
Rotterdam bijvoorbeeld houdt 5 % van het budget dat binnen een
opdracht wordt besteed apart, zodat dit kan worden ingezet voor
stages, opleidingen en inzet van Wajongers en WSW-ers.
Het toepassen van `social return' door de Rijksoverheid sluit ook aan
op de invulling van de afspraak die door de werkgevers is gemaakt in
het Sociaal Akkoord van 25 maart 2009. Deze betrof de toezegging van
werkgevers om jongeren die langer dan drie maanden werkloos zijn werk
aan te bieden.
Praktijkervaringen bij meerdere gemeenten (naast Rotterdam onder meer
Dordrecht, Maastricht, Amsterdam en Den Bosch) geven aan dat de meeste
mogelijkheden liggen bij de aanbestedingen van `werken' en `diensten'.
Bij de levering van producten is een dergelijke regeling minder
kansrijk. Immers, producten zijn over het algemeen al geproduceerd
voordat ze worden aangekocht.
Daarnaast worden veel producten niet in Nederland gemaakt. Ook bij
opdrachten waarbij schaarse kwaliteit wordt ingezet is niet te
verwachten dat inkoopbeleid effectief zal zijn als middel om mensen
met een afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag te helpen.
Uitwerking
Ik zeg concreet toe om in 2010 bij minimaal vijf tot tien
aanbestedingen van het rijk `social return' mee te nemen in de
contractvoorwaarden. Een vijftal departementen heeft al toegezegd aan
een pilot mee te willen werken. Met twee andere departementen ben ik
nog in gesprek. Overigens zijn al eerder aanbestedingen gedaan waarbij
`social return' is toegepast.
Voorwaarde voor een succesvolle pilot is het beschikbaar zijn van
geschikte aanbestedingstrajecten. Momenteel ben ik in gesprek met de
departementen over de aanbestedingen die worden voorzien in 2010 en
die geschikt lijken om als pilot te dienen. In contracten waar deze
regeling mogelijk is, zal dan een bepaling komen dat de opdrachtnemer
zich in moet spannen om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te
helpen deze afstand te verkleinen. De opdrachtnemer kan hiervoor
ondersteuning krijgen bij de partijen die hiervoor een wettelijke taak
hebben (UWV en gemeentelijke sociale diensten). Hoe deze samenwerking
exact zal verlopen wordt nader uitgewerkt.
De ervaringen uit de pilots worden in 2011 geëvalueerd. Dit is mede
afhankelijk van de startdatum van de verschillende pilots en de
doorlooptijd van de europese aanbestedingen. In de evaluatie worden de
ervaringen meegenomen van de opdrachtgevers, de opdrachtnemers en de
instellingen met een wettelijke taak.
Hierbij wordt ook een aantal eerdere aanbestedingstrajecten onderzocht
waarbij `social return' is toegepast. Daardoor kan ook de ervaring
tijdens de looptijd van het contract worden meegenomen. Bij de
evaluatie zal onder meer gekeken worden wat de uitvoeringslast is voor
opdrachtnemers en ministeries, ondanks de inzet van de organisaties
met een wettelijke taak. Verder wordt gekeken naar de manier waarop
`social return' is ingepast in het aanbestedingsrechtelijk kader en
een eventuele invloed op de prijs/kwaliteitsverhouding. Ook naar een
eventueel risico van claims als gevolg van gebreken/tekortkomingen
fouten in de aanbestede werken en diensten die herleidbaar zijn tot de
verplichtingen die voortkomen uit de `social return' regeling.
De gevolgen voor de arbeidsmarkt en de wenselijkheid en toegevoegde
waarde van het instrument social return worden meegenomen in het
onderzoek dat door Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal worden
uitgevoerd.
Het resultaat van de pilots zal ik in 2011 per brief aan u voorleggen.
Op basis van de resultaten van voornoemd onderzoek en de ervaringen
uit de pilots, kan worden vastgesteld of een meer generieke toepassing
van `social return' in het inkoopbeleid van het Rijk kan worden
opgenomen.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
Mevrouw dr. G. ter Horst