Lokale politiek over de politie

29/01/2010 07:00

Het Programma Politie en Wetenschap

Nieuwe uitgave in de reeks Politiewetenschap van het Programma Politie en Wetenschap.

'Gemeenteraadsleden waarderen inzet lokale politiemensen, maar zien landelijke centralisatie politie met lede ogen aan'

Raadsleden (h)erkennen dat ze maar marginaal invloed (kunnen) uitoefenen op de lokale politie-inzet en meer in het algemeen: het regionale politiebeleid. Wat dit betreft zien ze de sluipende centralisatie in de aansturing van de politie, onder meer in de vorm van landelijke prestatieafspraken, met lede ogen aan. Een meerderheid verlangt dan ook terug naar de situatie van voor de reorganisatie in 1993 - de vorming van de regiokorpsen - toen men ofwel eigen gemeentepolitie had of een post van de rijkspolitie. De inzet en betrokkenheid van lokale politiemensen, veelal wijkagenten, wordt gewaardeerd, kritischer is men over het functioneren van de politie op belangrijke dossiers zoals de aanpak van jeugdoverlast en criminaliteit.

Dit zijn enkele van de belangrijkste uitkomsten van een studie naar de ervaringen en opvattingen van gemeenteraadsleden over hun bemoeienis met politie en politiebeleid, die in opdracht van het Programma Politie en Wetenschap is uitgevoerd door Lokale Zaken in Rotterdam.

In deze studie komen ruim 600 raadsleden aan het woord over de betrokkenheid van de lokale politiek bij politie, politiewerk en lokaal veiligheidsbeleid. Het onderzoek geeft een goed beeld van de politieke opvattingen in gemeenten met maximaal 100.000 inwoners. Het vult daarmee een omissie op in het onderzoek naar het functioneren van het huidige politiebestel dat in 1993, met de vorming van de regiokorpsen, is ingevoerd.

Uit het onderzoek blijkt dat raadsleden zich zorgen maken over wat zij beschouwen als toenemende centralisatie in de aansturing van de politie. De nationale en regionale prestatiecontracten sluiten niet goed aan op de wensen van raadsleden. Een ruime meerderheid van de raadsleden (68,9%) zou de politie (veel) liever afrekenen op een lokaal vastgesteld plan. De politie is in 1993 geregionaliseerd. Het is opmerkelijk dat een meerderheid van de raadsleden (55%) het een verbetering vindt als de gemeentepolitie nu weer wordt ingevoerd.

Raadsleden zijn in het algemeen wel tevreden over de politiemensen waarmee ze in contact staan, maar geven een gevarieerd oordeel over concreet politiewerk. Alles bij elkaar belonen raadsleden de politie met een 6.4 (op een schaal van 10).

Enkele overige bevindingen:


1. Veel raadsleden brengen centralisatie in verband met reductie van de lokale politiesterkte: 67% is (zeer) ontevreden over de hoeveelheid blauw op straat in de eigen gemeente.


2. Bijna tweederde van de raadsleden (63%) is (zeer) tevreden over politiemensen die de gemeenteraad bezoeken. Zij zijn ook (zeer) goed te spreken over de adviezen van de politie aan de gemeenteraad over het veiligheidsbeleid of over een acuut probleem.


3. Er bestaat politieke waardering voor het politieoptreden bij incidenten. Het aantal raadsleden dat (zeer) tevreden is over de incidentafhandeling (50%) is ongeveer tweeënhalf keer zo groot dan het aantal dat (zeer) ontevreden is (19%).


4. Bij vragen over concrete elementen van het lokale politiewerk neemt de tevredenheid van raadsleden af en manifesteren zich ten dele ook partijpolitieke verschillen in de beoordeling. Over de aanpak van geweld bestaat nog een redelijke tevredenheid: bijna de helft van de raadsleden (43%) vindt dat de politie het geweld voldoende aanpakt. Wat betreft de vermogenscriminaliteit houden (zeer) ontevreden (32%) en (zeer) tevreden raadsleden (31%) elkaar in evenwicht. De aanpak van jeugdoverlast en -criminaliteit wordt het meest kritisch beoordeeld: bijna de helft (45%) betoont zich (zeer) ontevreden. Het meest kritisch zijn lokale lijsten en leefbaarpartijen en de VVD ( rond 55% (zeer) ontevreden), gevolgd door het CDA (45% ontevreden). Leden van de PvdA zijn het meest positief in hun oordeel: ruim 40% is (zeer) goed te spreken over de aanpak van jeugdoverlast en -criminaliteit door de politie.


5. Er is aan raadsleden gevraagd wie uiteindelijk het meest het politiebeleid bepaalt, aan te geven met een cijfer (van 1 tot 10). De meeste invloed wordt toegeschreven aan de korpsbeheerder (7,9), direct gevolgd door justitie (7,9), de politie (7,3) en de eigen burgemeester (7,1). Raadsleden plaatsen zich zelf bijna onderaan, met een 4,2 voor individuele raadsleden en een 5,2 voor de voltallige gemeenteraad. De invloed van burgers wordt op 4,7 gewaardeerd, de (lokale) media opmerkelijk genoeg op slechts 3,7.


6. Veel raadsleden steunen de wijze waarop de eigen burgemeester gestalte geeft aan het lokaal veiligheidsbeleid: 62% is daar positief over.

Enkele aanbevelingen

De lokale politieke inbedding van de politie verdient, binnen de contouren van het regionale bestel, verbetering, aldus de auteurs. Enkele aanbevelingen daartoe zijn:


1. Het regionaal college is het belangrijkste orgaan in de politieregio. De Politiewet én het functioneren van het regionaal college dienen raadsleden de mogelijkheid te geven om in te spreken bij vergaderingen van het regionaal college. Die vergaderingen zijn in beginsel openbaar en krijgen niet de aandacht van politiek en media die belangrijke besluiten over de regiopolitie verdienen.


2. Raadsleden dienen zich niet te beperken tot het stellen van vragen of tot het reageren op politieplannen. Ze dienen dossiers die ze belangrijk vinden voor de lokale politiezorg te bewaken door actief te agenderen, voortdurend alert te zijn wat betreft de stand-van-uitvoering en periodiek om verantwoording daarover te vragen.


3. Raadsleden dienen er van hun kant voor te zorgen dat er periodiek (elk jaar) een politiek debat wordt gevoerd - in een stadium dat er veranderingen mogelijk zijn - over het politieplan, politiebegroting of jaarverslag.


4. Raadsleden beschikken in het duale bestel over de mogelijkheid om zelf onderzoek te laten verrichten naar politiezorg, veiligheidszorg of criminele fenomenen. Zij maken hier nog onvoldoende gebruik van.

Het onderzoeksrapport is uitgegeven in de reeks Politiewetenschap van het Onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap, een zelfstandig onderdeel van de Politieacademie. Politie en Wetenschap is in mei 1999 ingesteld om het wetenschappelijk onderzoek en de kennisontwikkeling op het gebied van politie en veiligheid te stimuleren en tevens een impuls te geven aan een betere benutting van onderzoeksresultaten in politiepraktijk en opleiding. Daartoe is een meerjarig onderzoeksprogramma ontwikkeld. De uitvoering van dit programma geschiedt onder leiding van de directeur van het programmabureau, G.C.K. Vlek.