Erasmus Universiteit Rotterdam

Noodzaak bonussen zelf gecreëerde mythe

Topbestuurders binnen de Nederlandse bankwereld zien bonussen nog altijd als een krachtige en belangrijke stimulans - maar deze bonussen zijn vooral voor collega bankiers belangrijk om hun werk goed te doen en niet zozeer voor zichzelf. Dit blijkt uit onderzoek van prof.dr. David de Cremer , hoogleraar Behavioural Business Ethics in de Rotterdam School of Management, Erasmus University, en gasthoogleraar aan London Business School.

David De Cremer: "De resultaten van mijn onderzoek tonen aan dat de noodzaak van het toekennen van bonussen in de bancaire sector een zelf gecreëerde mythe is." Hoewel topbestuurders wel degelijk door bonussen beïnvloed blijken te worden, en deze accepteren als middel om toptalent in huis te halen, blijkt dat ze persoonlijk liever zaken zouden willen doen met een ànder soort bankier, met name iemand die het belang van de klant voorop stelt. De bevindingen van De Cremer bevestigen duidelijk het idee dat de bonuscultuur die de financiële wereld de afgelopen tien jaar ontwikkeld heeft, ten minste ten dele een zelfgecreëerde mythe is. "Een mythe die impliceert dat de intrinsieke motivatie van vele bankiers erdoor ondermijnd kan worden'', aldus De Cremer.

De ongebreidelde zelfverrijking in de financiële wereld wordt het vaakst geïllustreerd door de toekenning van excessieve bonussen. Dit gebruik is door de financiële crisis niet of nauwelijks veranderd. Integendeel zelfs, het blijkt intussen dat heel wat werknemers bij zakenbanken hoge vergoedingen krijgen. Het meest gehoorde argument hiervoor is het feit dat men zonder deze financiële stimuli toptalent niet aan financiële instellingen zou kunnen (blijven) binden. Het feit dat er zoveel medewerkers bonussen krijgen, wekt dan ook de indruk op dat toptalent een concept is dat erg losjes gebruikt wordt. Verder wordt er binnen Nederland ook vaak geklaagd dat werknemers die vooral financieel gemotiveerd zijn niet zo goed passen binnen ons Rijnlandmodel. Is de bonus dan wel zo zaligmakend als we allemaal geloven? Deze vraag diende als startpunt voor De Cremer om te kijken naar de echte waarde van de bonus als motivatiemiddel.

In zijn onderzoek onder 15 Nederlandse topbestuurders bij banken bestudeerde De Cremer in eerste instantie de vraag hoe belangrijk bonussen voor de ondervraagden zelf waren. Daarop volgend werden vragen gesteld over hoe belangrijk ze dachten dat bonussen voor anderen in de financiële sector waren. De resultaten onthullen duidelijk een psychologisch vooroordeel: alle topbestuurders dachten dat bonussen veel belangrijker waren voor anderen dan voor henzelf. De Cremer: "Een dergelijk vooroordeel zou dan ook moeten inhouden dat ze ervan uitgaan dat bonussen essentieel zijn bij het rekruteren van het broodnodige financieel toptalent. Het blijkt inderdaad dat deze topbestuurders het belang en de noodzaak van bonussen hoger dan gemiddeld inschatten en dus bereid zijn om zwaar hierin te investeren".

In een laatste serie vragen werd de geïnterviewden gevraagd welk soort bankier ze zelf zouden vertrouwen voor het inwinnen van advies voor persoonlijke beleggingen. Ze konden kiezen uit twee typen bankiers: Bankier A werd voorgesteld als iemand die handelt uit eigenbelang en waarde hecht aan financieel voordeel; Bankier B werd voorgesteld als iemand die het belang van de klant voorop stelde, en gemotiveerd werd door het bieden van goede service. Zonder enige uitzondering kozen alle topbestuurders persoonlijk voor Bankier B terwijl ze toch duidelijk bankier A zouden aanstellen binnen de eigen bank.

De Cremer besluit met een oproep om een meer realistische kijk te hebben op het aantrekken van echt toptalent en meer geld te investeren vanuit de financiële wereld in het opleiden van managers en financiële talenten aan business schools en universiteiten. Op deze manier zal de gemiddelde kwaliteit van het bankpersoneel fors verbeteren, wat de noodzaak voor excessieve bonussen minder groot maakt.