Nationale Bank van Belgie
Financiële kwartaalrekeningen: 3e kwartaal 2009
Tijdens het derde kwartaal 2009 is het netto financiële vermogen van de particulieren van 656,8 miljard
geëvolueerd naar 691,4 miljard euro. Dit was hoofdzakelijk te danken aan de meerwaarden die ze hebben geboekt
op hun portefeuille met aandelen en deelbewijzen van ICB's (meer dan 30 miljard) en in mindere mate aan het
financiële overschot (+3,1 miljard) dat ze tijdens de periode hebben opgebouwd.
Tijdens dit derde kwartaal hebben de particulieren voor 5,1 miljard euro financiële activa gevormd. Ze gaven eens
te meer de voorkeur aan gereglementeerde spaardeposito's (+5,3 miljard) en verhoogden het belang van
vastrentende effecten (+4,1 miljard) en verzekeringsproducten (+1,6 miljard) in hun vermogen. Hun zicht- en
termijndeposito's zijn daarentegen gekrompen (-5,5 miljard).
De nieuwe financiële verplichtingen van de particulieren zijn eveneens toegenomen, zij het in mindere mate
(+2,1 miljard euro) dan hun nettovorming van activa. Deze stijging wordt eens te meer verklaard door de
toegenomen hypothecaire kredieten. De opwaartse trend werd echter getemperd door de seizoensgebonden
daling van de verschuldigde maar nog niet betaalde belastingen die opgenomen zijn onder de andere te betalen
rekeningen.
De vennootschappen boekten eveneens een financieel overschot van 4,6 miljard euro. Rekening houdend met de
prijs- en wisselkoersveranderingen zijn hun netto financiële passiva evenwel met bijna 26 miljard gestegen. De
meerwaarden op aandelen hebben immers een grotere impact op hun verplichtingen dan op hun activa, omdat de
uitstaande bedragen aan aandelen in de passiva van de vennootschappen veel groter zijn dan in de activa. Hun
netto financiële verplichtingen zijn bijgevolg opgelopen van 236,7 tot 262,5 miljard.
Zoals tijdens het derde kwartaal doorgaans het geval is, liet de overheid een financieel tekort optekenen van
7,3 miljard euro. Zij profiteerde niettemin eveneens van het herstel van de beurskoersen en kon zo de toename
van haar netto schuld op 30 september 2009 beperken met 3,4 miljard tot 273,5 miljard.
In totaal boekten de binnenlandse sectoren samen een licht financieel overschot van 0,3 miljard euro, dat de netto
vorderingen van België op de rest van de wereld met eenzelfde beloop deed aangroeien. De stijging van deze
vorderingen (+5,3 miljard) tot 155,3 miljard aan het einde van het derde kwartaal 2009 is evenwel hoofdzakelijk te
wijten aan prijs- en wisselkoersveranderingen.
Methodologische toelichting
De rekeningen van het financiële vermogen geven een overzicht van de financiële activa en verplichtingen van de nationale
institutionele sectoren (particulieren, financiële en niet-financiële vennootschappen, overheid). Die activa en verplichtingen zijn
ingedeeld naar financieel instrument (chartaal geld en deposito's, kredieten, vastrentende effecten, aandelen, deelbewijzen van
instellingen voor collectieve belegging, verzekeringsproducten).
Het netto financiële vermogen van de verschillende sectoren komt overeen met het verschil tussen het totaal van hun respectieve
financiële activa en verplichtingen. Wanneer het netto financiële vermogen van een sector negatief is, wordt de term netto
financieel passief of netto financiële verplichting gebruikt.
Aangezien elk door een sector aangehouden financieel activum overeenstemt met een financiële verplichting voor een andere
sector, vloeit daaruit voort dat de som van de netto financiële vermogens van de binnenlandse sectoren gelijk is aan het netto
financiële passief van het buitenland ten aanzien van België of, wat op hetzelfde neerkomt, aan de netto crediteurpositie van
België ten opzichte van het buitenland.
De verandering in het netto financiële vermogen tussen het begin en het einde van een kwartaal resulteert enerzijds uit de tijdens
de periode verrichte financiële transacties en anderzijds uit de andere stromen, die voornamelijk bestaan uit de prijs- en
wisselkoersveranderingen.
De financiële transacties worden geboekt in de financiële rekeningen, die weergeven op welke wijze de verschillende
institutionele sectoren hun financiële besparingen aanwenden of de benodigde financiële middelen vinden.
In het Europees systeem van nationale rekeningen hangen de financiële rekeningen samen met de niet-financiële rekeningen
van de verschillende institutionele sectoren. Terwijl uit de niet-financiële rekeningen financieringssaldi kunnen worden afgeleid
aan de hand van de ontvangsten en de uitgaven, verklaren de financiële rekeningen aldus hoe de diverse sectoren hun
overschotten beleggen of hun tekorten financieren. In de praktijk zijn er evenwel verschillen tussen de reële en de financiële saldi
merkbaar, vooral ten gevolge van het gebruik van uiteenlopende bronnen.