Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (ROVER)


De toekomst van ons openbaar vervoer
Manifest van Reizigersvereniging ROVER over het gewenste beleid voor de komende vier jaar. Ook ten behoeve van politieke partijen die verkiezingsprogramma's schrijven.

Algemeen

1. Een kernvraagstuk van de Nederlandse samenleving is hoe we de economie na de crisis weer op gang krijgen en houden. Met een zo goed mogelijke positie in de nieuwe economische verhoudingen. Bereikbaarheid van onze economische centra, voor werkers, relaties en klanten is een voorwaarde. En omdat de wegen dichtslibben zijn rekeningrijden en een kwaliteitssprong van het openbaar vervoer noodzakelijk. Waarbij de problemen met de overheidsfinanciën kosteneffectiviteit een hoge prioriteit geven.

Maak er meer van dan de som der delen
Het openbaar vervoer is niet een verzameling lijnen, het is een net. Van NS en decentraal vervoer. Waarbij ook de fiets een belangrijke rol speelt. Dat vraagt om een besturing die de hokjes overbrugt. Landelijk moeten spoor, decentraal openbaar vervoer en fiets in één bestuurlijke hand. Ook verder moet de besturing over hokjes heen.
2. Er moet een toezichthouder op het openbaar vervoer komen. Om knopen door te hakken als consumentenorganisaties, overheden en bedrijven het niet eens worden. Daartoe moet de Vervoerkamer van de Nederlandse Mededingingsautoriteit worden uitgebouwd. Met als opdracht: hokjes overbruggen, reiziger en samenhangend net centraal stellen.
3. Zo'n 80% van de mobiliteit betreft afstanden tot 30 km. Decentrale overheden hebben het beste zicht op wat daar verbeterd kan worden. Zij dienen daarom een geclausuleerd (als de conflicten niet in onderling overleg worden opgelost beslist de Vervoerkamer) instemmingsrecht te hebben op het NS-netwerk in hun gebied. Opdat goede integratie met het decentrale openbaar vervoer en de fiets hoog op de agenda staat. In zulke integratie zitten in de afgelopen jaren de grote succesnummers in het openbaar vervoer.

4. De chaos rond de invoering van de chipkaart laat zien dat decentralisatie het niet kan stellen zonder nationale aansturing. De rijksoverheid dient op een aantal terreinen zijn bevoegdheden te vergroten. Wij denken daarbij, naast betalingssystemen en tariefaspecten met een bovenregionale betekenis voor de reizigers, vooral aan ketenkwaliteit, uniformering en beschikbaarheid van informatie voor reizigers, algemene promotie van het openbaar vervoer. De rijksoverheid moet zijn overkoepelende verantwoordelijkheid hernemen.

Het spoor
Het spoor is de kern van het Nederlandse OV-net. NS moet zich richten op die rol en niet op hun commerciële belang. Zij moeten echt een maatschappelijke onderneming worden. Gericht op de maatschappelijke problemen (spitsreizigers in de agglomeraties naar de trein lokken) en eerstverantwoordelijke voor het hele stelsel. ProRail moet directer en meer vanuit reizigersbelang worden aangestuurd.
5. Hogere frequenties en een metroachtige kwaliteit in onze grootstedelijke regio's dienen speerpunt te zijn. Dat is waar de reiziger baat bij heeft. Uitbouwen, vanuit het bestaande net van regionale treinen, metro, sneltram en HOV-bus tot een samenhangend net van metrokwaliteit. NS speelt daarin een centrale rol, daar liggen de maatschappelijke kansen en NS moet de opdracht krijgen om die kansen te pakken.

6. NS is de dominante onderneming in het Nederlandse openbaar vervoer. Zij dienen daarom, als maatschappelijke onderneming, als eerste verantwoordelijk gesteld te worden voor de kwaliteit van de 'keten': prettig overstappen op voor- en natransport, voldoende (stallings)voorzieningen voor de fiets, aangename sfeer als je moet wachten. Laat de Vervoerkamer toetsen of ze dat voldoende doen.
7. ProRail laat keer op keer zien dat ze niet tegen haar taak opgewassen is. Wij zitten niet te wachten op grote reorganisaties in de spoorsector, daar hebben we te slechte ervaringen mee. Maar een strenger toezicht op ProRail, door minister en/of Vervoerkamer, is evident noodzakelijk. En waarschijnlijk kunnen delen van het werk van ProRail beter gedecentraliseerd worden.

8. Rond HSL en Betuweroute toont de overheid zich een slechte ondernemer. Een goede ondernemer neemt bij kostenoverschrijdingen op tijd zijn verlies en schakelt dan over op marktconforme tarieven opdat er nog het beste van zijn investeringen terecht komt. We willen toch wel dat die 13 miljard nog enig nut voor de gemeenschap hebben? Wat ook kan helpen is het integreren van de HSL in het gewone netwerk.

Decentraal openbaar vervoer
Metro, tram en bus zijn er allereerst voor vervoer voor mensen die op kortere afstanden reizen. Maar daarnaast dienen zij, net als de fiets, ook als voor- en natransport van de trein. Dat maakt verregaande samenwerking daarmee gewenst. Op het gebied van dienstregelingen, tarieven en betalen, marketing en PR. In de grootstedelijke gebieden moet het decentraal openbaar vervoer een soortgelijke kwaliteitsslag maken als de trein. En op het platteland is het dus de levensader die aan fatsoenlijke eisen moet voldoen.

9. De kwaliteit van de keten (overstapsituaties) is cruciaal voor de kansen van het openbaar vervoer. De rijksoverheid dient voor dit doel afdwingbare normen te stellen aan de decentrale overheden. Dan gaat het over fietsvoorzieningen, afstemmingen tussen dienstregelingen van NS en ander openbaar vervoer (zie punt 4). Goede afstemming tussen rijk en gemeenten is daarbij onmisbaar.

10. De chipkaart is een drama. Wij zijn voor de chipkaart (mits goed uitontwikkeld, wat nog lang niet het geval is). Maar wij zijn tegen een monopolie voor de chipkaart. Wij zijn dus voor het handhaven van de strippenkaart, naast de chipkaart. Laat de reiziger toch kiezen. Dat is consumentenvrijheid en geeft de chipkaarters de tijd om die chipkaart van voldoende kwaliteit te maken. Bovendien legt een landelijke strippenkaart een anker in de markt: prijs en kwaliteit van de chipkaart kunnen zich in de confrontatie bewijzen.
11. Vooral op het platteland vervult het openbaar vervoer, naast de economische, ook een heel belangrijke sociale functie. Het faciliteren van de maatschappelijke deelname van bejaarden, gehandicapten, scholieren, anderen zonder auto. Wij vinden dat er, naar Vlaams voorbeeld, regels moeten komen voor minimale bediening door het openbaar vervoer van dunbevolkte gebieden.

12. Er gaat ongeveer evenveel gemeenschapsgeld naar decentraal openbaar vervoer als naar doelgroepenvervoer. De kosteneffectiviteit daarvan kan sterk verbeterd worden als die geldstromen worden samengevoegd. Laat het geld voor het doelgroepenvervoer zoveel mogelijk via de decentrale OV-autoriteiten lopen. Dan kunnen die voor integratie zorgen.

Overall
Optimaliseer investeringen naar klantenwensen (begin bij hogere frequenties) en niet naar systeemperfectie. Laat de tarieven niet harder stijgen dan de autokosten en besteed meer zorg aan toegankelijkheid voor iedereen. Werk met de gemeenten samen aan een goed flankerend beleid.

13. Bij investeringen in trein en decentraal openbaar vervoer dienen niet technische wensen, maar voordeel voor de reizigers voorop te staan. De gewenste prioriteitsvolgorde van investeringen is dan meer en krachtiger materieel (vanwege frequentieverhoging en snelheidsvermeerdering), bij capaciteitsknelpunten eerst kijken naar de mogelijkheden van slimme electronica (ERTMS, beïnvloeding verkeerslichten) en kleinere aanpassingen (passeersporen, perronverlengingen, keerlussen). Pas daarna gaan we dromen over nieuwe lijnen (waar wij natuurlijk niet tegen zijn) en een corridoraanpak.
14. In het afgelopen decennium zijn de tarieven voor het openbaar vervoer (trein en decentraal) met 17% gestegen (gecorrigeerd voor inflatie). Terwijl de kosten van autogebruik in diezelfde periode gelijk zijn gebleven. Als we, om redenen van mobiliteit en milieu, het openbaar vervoer een groter aandeel in de mobiliteit willen geven, is dat bizar en hebben we 5 à 10% van de potentiële OV-gebruikers de auto in gejaagd. Minimale vereiste voor de toekomst lijkt ons dat de OV-tarieven niet meer stijgen dan de kosten van het autogebruik.
15. Goed OV is ook toegankelijk voor mensen met een functiebeperking, zowel lichamelijk als verstandelijk. Zij moeten het OV zonder problemen kunnen gebruiken en betalen. Ook de informatie moet helder zijn, zowel visueel en auditief als begrijpelijk. Gelijkvloerse instap moet ook bij de trein veel eerder dan in 2030 gerealiseerd zijn. En in elke trein hoort een toilet. De techniek mag de reiziger geen verdere beperkingen opleggen. Er moet dus niet voor systemen, maar voor mensen worden gekozen.

16. Goed OV-bevorderend beleid is niet denkbaar zonder krachtig flankerend beleid. Dat flankerend beleid (Ruimtelijke Ordening, parkeertarieven, vrije banen voor tram en bus, fietsvoorzieningen, inrichting van de openbare ruimte bij knooppunten, enz.) is grotendeels in handen van de gemeenten en niet uitvoerbaar zonder nauwe samenwerking daarmee. De rijksoverheid moet daarom inzetten op nauwe samenwerking met gemeenten (en andere wegbeheerders). En daarbij wel zijn eigen bijdrage leveren: invoering van rekeningrijden, ruimte voor de fiets, de rol van NS en ProRail bij knooppunten, en dergelijke.

ROVER, 26 februari 2010
Pagina geplaatst: 3 maart 2010