beantwoording vragen van de leden Van der Staaij, De Roon, Voordewind
en Haverkamp over de moord op christenen in Mosul
Kamerbrief inzake beantwoording vragen van de leden Van der Staaij, De Roon,
Voordewind en Haverkamp over de moord op christenen in Mosul
Kamerbrief | 4 maart 2010
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door de leden Van der Staaij, De Roon, Voordewind en Haverkamp
over de moord op christenen in Mosul. Deze vragen werden ingezonden op
18 februari 2010 met kenmerk 2010Z03350.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken op
vragen van de leden Van der Staaij, De Roon, Voordewind en Haverkamp
(SGP, PVV, ChristenUnie, CDA) over de moord op christenen in Mosul.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht, dat bij geweld tegen christenen
in Mosul (Irak) verschillende christenen zijn gedood en ontvoerd? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Kunt u aanduiden wat de precieze context en aanleiding is geweest van
deze tragische gebeurtenissen?
Vraag 3
Is er sprake van gerichte, gecoördineerde acties door
moslimextremisten jegens de christelijke minderheid in Mosul, met het
oogmerk om christenen uit deze stad te verdrijven? Welke trend tekent
zich op dit vlak af? Is het bericht waar, dat de Iraakse politie niet
heeft ingegrepen bij de aanslagen?
Antwoord
Voorzover mij bekend zijn er in de periode van 14 tot en met 17
februari jl. vier christenen in Mosul vermoord. De aanslagen zijn niet
opgeëist, waardoor de motieven van de daders niet met zekerheid kunnen
worden vastgesteld. Bij dergelijke aanslagen wordt doorgaans
aangenomen dat zij gepleegd worden door terroristische organisaties
die daarmee religieuze en etnische tegenstellingen willen aanwakkeren
en het gezag van de Iraakse regering trachten te ondermijnen. Naar
wordt aangenomen zullen terroristen juist in de aanloop naar de
nationale verkiezingen van begin maart trachten om het aantal
aanslagen tegen de bevolking te verhogen.
Ik beschik niet over informatie waaruit zou moeten worden
geconcludeerd dat de Iraakse politie nalatig is geweest bij het
trachten te voorkomen van de moord op deze vier christenen. De Iraakse
politie en leger is nog niet in staat om al het geweld tegen de
diverse bevolkingsgroepen tegen te gaan. In bovengenoemde periode
werden in Mosul ook diverse andere aanslagen gepleegd, waarbij onder
meer twee politie-agenten om het leven kwamen.
Volgens de Amerikaanse NGO `Iraq Body Count' zijn er in 2009 4.498
burgers bij aanslagen om het leven gekomen. Alle geledingen van de
Iraakse samenleving worden hierdoor getroffen. Dat ook kwetsbare
groepen als etnische en religieuze minderheden doelwit zijn van
aanslagen, is bijzonder zorgelijk.
Vraag 4
Geeft de internationale gemeenschap in uw ogen voldoende prioriteit
aan het tegengaan van geweld tegen religieuze minderheden in Irak?
Welke resultaten levert dit op? Op welke wijze en op welke onderdelen
kan de inzet worden geïntensiveerd? Wilt u dit krachtig bevorderen?
Vraag 5
Bent u bereid - zo mogelijk ook in internationaal verband - om de
genoemde gebeurtenissen van de afgelopen dagen te benutten als handvat
om de positie van religieuze minderheden aan de orde te stellen bij de
desbetreffende autoriteiten in Irak? Zo ja, op welke wijze?
Vraag 6
Op welke wijze kan Nederland via de politietrainingsmissie een grotere
bijdrage leveren aan de bescherming van etnische en religieuze
minderheden, juist nu de Iraakse politie niet of onvoldoende heeft
ingegrepen bij de aanslagen?
Antwoord
Nederland en de Europese Unie vragen regelmatig aandacht voor de
mensenrechtensituatie bij zowel de Iraakse regering als bij de
Koerdische regionale regering. Dat betreft de mensenrechtensituatie in
het algemeen, maar juist ook de noodzaak om kwetsbare groepen als
etnische en religieuze minderheden maximaal mogelijke bescherming te
bieden. Dit beleid zal ook in de toekomst onverminderd worden
voortgezet. Zo heeft Nederland op 16 februari jl. tijdens de Universal
Periodic Review (UPR) van de VN Mensenrechtenraad over de
mensenrechtensituatie in Irak onder meer de positie en noodzakelijke
bescherming van minderheden aan de orde gesteld, en de Iraakse
regering opgeroepen hen een maximaal mogelijke bescherming te bieden.
Nederland tracht voorts middels onze deelname aan de
NAVO-trainingsmissie en de EU-Justlex `rule of law' missie een
bijdrage te leveren aan een versterking van de capaciteiten van de
Iraakse veiligheidsdiensten en aan een versterking van de justitiële
sector. Het doel is dat dit zal bijdragen aan een verbeterde
veiligheids- en mensenrechtensituatie waarvan alle bevolkingsgroepen
in Irak, inclusief minderheden, zullen profiteren.
1) www.opendoors.nl , 16 februari 2010
Pagina 3 van 3
Ministerie van Buitenlandse Zaken