Controle kinderboerderijen op maatregelen Q-koorts
08 maart 2010
De Algemene Inspectiedienst (AID) van het ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit en de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA)
controleren de komende periode gezamenlijk of kinderboerderijen,
zorgboerderijen en dierentuinen hun drachtige schapen en geiten in een
aparte stal, zonder toegang voor het publiek, houden. Het afzonderen
van de dieren is één van de maatregelen om het risico van besmetting
te verminderen voor bezoekers.
Om het contact met publiek te voorkomen, zijn kinderboerderijen sinds
eind januari verplicht schapen en geiten vanaf dat zij vier maanden
drachtig zijn volledig af te zonderen van het publiek. Deze
afzondering geldt tot twee weken nadat de lammetjes geboren zijn. Voor
personen die noodzakelijkerwijs bij de dieren moeten kunnen komen,
zoals de verzorger of een dierenarts, is een uitzondering gemaakt.
Tijdens hun controles gaan de AID en de VWA na of de
kinderboerderijen, zorgboerderijen en dierentuinen hun drachtige
schapen en geiten daadwerkelijk buiten bereik van het publiek houden.
Ook wordt nagegaan of de houder een kloppende administratie bijhoudt
van de dekdatum of inseminatiedatum. Daarnaast moet de houder kunnen
aantonen wat de aflammerdatum van de drachtige dieren is. Tot slot
wordt bekeken of en hoe men invulling geeft aan het vrijwillige
hygiëneprotocol. In dit protocol krijgt de houder adviezen,
bijvoorbeeld over het gebruik van mest en strooisel, die bedoeld zijn
om de overdracht van Q-koorts van schapen en geiten naar mensen te
beperken.
De maatregelen zijn opgenomen in de Regeling tijdelijke maatregelen
dierziekten. Niet naleven kan resulteren in een proces-verbaal.
Algemene Inspectiedienst (AID)