Inspectie v/h Onderwijs



Uitvoering bindend studieadvies redelijk, maar met tekortkomingen

10 maart 2010

Voor de Nederlandse kennissamenleving is het van belang dat de juiste student op de juiste plaats komt. Het bindend studieadvies (bsa) kan hier aan bijdragen. Op verzoek van de minister van OCW heeft de onderwijsinspectie onderzocht of het bsa overeenkomstig de wet wordt uitgevoerd.

De inspectie concludeert dat de uitvoering van het bsa stelselbreed in redelijke mate overeenstemt met de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). De voorlichting over het bsa is in orde. De gemiddeld gehanteerde studiepuntennorm van 40 punten is realistisch. Direct na een waarschuwing voor het bsa wordt de studiebegeleiding meestal voldoende ingevuld en krijgen studenten advies over de studievoortgang. Alle instellingen kennen mogelijkheden tot beroep.

Toch ziet de inspectie ook tekortkomingen. Instellingen geven niet altijd de wettelijk verplichte waarschuwing. Ook worden waarschuwingen niet zelden ontijdig en dus onterecht verstrekt. Daardoor komt de gezaghebbendheid van waarschuwingen in het gedrang. De wettelijke termijn voor beroepszaken wordt niet altijd nageleefd. Ook schiet de studiebegeleiding na het toekennen van een bsa tekort. Bij de meeste bindende studieadviezen ontbreken exit-gesprekken. Hierdoor blijven studenten mogelijk niet behouden voor het hoger onderwijs.

In het rapport `Met beide benen op de grond' doet de inspectie aanbevelingen aan het hoger onderwijs. Zo dienen instellingsbesturen uiterste helderheid te verschaffen over de hele procedure van het bindend studieadvies en in het bijzonder over de stappen aan het einde van het eerste jaar. Ook raadt de inspectie aan om exitgesprekken met studenten meer systematisch in te zetten zodat studenten verder studeren. Voor adequaat functioneren van het bsa dient de oriënterende functie van de propedeuse te worden versterkt. Lees meer over deze en andere aanbevelingen in het rapport 'Met beide benen op de grond'.