Datum 10 maart 2010 -
Onderwerp Consequenties controversieel verklaren Nationaal Waterplan en
-
gerelateerde zaken
Geachte voorzitter,
Op 4 maart 2010 heeft u mij verzocht de Kamer te informeren over de
consequenties die verbonden zijn aan het controversieel verklaren van het dossier
Nationaal Waterplan. U geeft aan dat u in het bijzonder verneemt of er bepaalde
uitvoeringsmaatregelen zijn, die deel uitmaken van dit dossier, waarvan ik het
van belang acht dat deze voortgezet dan wel genomen worden vóór de Tweede
Kamerverkiezingen op 9 juni 2010, en om welke redenen.
U geeft in uw brief een zevental onderwerpen aan die wat u betreft onderdeel
uitmaken van het dossier Nationaal Waterplan. Ik ga hieronder op deze
onderdelen in en sta het meest uitgebreid stil bij het Nationaal Waterplan zelf.
1. Nationaal Waterplan (31710-12)
Het Nationaal Waterplan is op 12 december 2009 vastgesteld door het kabinet en
op 22 december 2010 gepubliceerd. Het Nationaal Waterplan is de beleidsnota
voor het nationale waterbeleid op basis van de nieuwe Waterwet en wordt eens in
de zes jaar opgesteld. Daarnaast is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke
aspecten structuurvisie op basis van de Wet ruimtelijke ordening.
In mijn visie kan het waterbeleid dat al eerder in uitvoering is genomen en
besproken met de Tweede Kamer onverminderd worden uitgevoerd. Het betreft
onder meer de uitvoering van de rivierverruimingsprojecten (Ruimte voor de
Rivier en Maaswerken), het Hoogwaterbeschermingsprogramma, de versterking
van de Zwakke Schakels Kust en de zeeweringen in Zeeland, maatregelen in het
kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water actueel en de
Stroomgebiedbeheerplannen voor Eems, Maas, Rijndelta en Schelde die zijn
opgesteld op basis van de Europese Kaderrichtlijn Water. Ik acht het van groot
belang dat deze maatregelen voor de veiligheid en voortvloeiend uit Europese
verplichtingen worden voortgezet.
a
agina 1 van 4
P
Verder ben ik van mening dat het controversieel verklaren alleen gevolg heeft
Datum
voor het structuurvisiedeel van het Nationaal Waterplan voor zover het gaat om 10 maart 2010
nieuw beleid. De Wet ruimtelijke ordening stelt namelijk verdergaande eisen aan Ons kenmerk
de procedure van het structuurvisiedeel van het Nationaal Waterplan dan de VENW/DGW-2010/447
Waterwet.
Relevant in dit verband is dat de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat met de
verwezenlijking van de structuurvisie niet eerder een aanvang wordt gemaakt dan
acht weken nadat het aan het parlement is toegezonden. Als het parlement
aangeeft over de structuurvisie te willen beraadslagen wordt met verwezenlijking
niet eerder een aanvang gemaakt dan zes maanden na publicatie. Aangezien u
heeft aangegeven over het Nationaal Waterplan te willen beraadslagen, is aan
deze voorwaarde voldaan. Dit betekent dat niet begonnen kan worden met de
uitvoering van het structuurvisiedeel tot in ieder geval zes maanden na 22
december 2009.
Een aantal voorbeelden van beleid dat niet onder het structuurvisiedeel valt is de
ontwikkeling van nieuwe normen voor waterveiligheid in 2011, de voorbereiding
van het besluit voor de lange termijn zoetwatervoorziening in 2015, de
voorbereiding van de korte en lange termijn besluiten over de peilstijging in het
IJsselmeergebied en mogelijke alternatieven in 2015 en het onderzoek naar de
verschillende varianten in het Rijnmond-Drechtstedengebied in 2015. De
definitieve besluitvorming over deze beleidsonderzoeken en verkenningen zal
plaatsvinden door het volgende kabinet.
Voor het nieuwe beleid van het Nationaal Waterplan, dat wel is aangemerkt als
onderdeel van de structuurvisie, geldt het volgende. Het betreft hoofdstuk 3.2
(Ruimtelijke aspecten waterbeleid) waarin het generieke ruimtelijke waterbeleid is
beschreven, de onderdelen `Ruimtelijke aspecten' van hoofdstukken 4 (over de
waterthema's) en 5 (over de gebieden) en de structuurvisiekaarten (kust,
rivieren, IJsselmeergebied en Noordzee).
De maatregelen die in deze onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn
opgenomen en die tevens nieuw zijn, zullen bij een controversieelverklaring niet
eerder worden gestart dan nadat er met de Tweede Kamer over is gesproken.
De belangrijkste onderdelen zijn:
Het laten vervallen van de compensatie-eis voor waterbergend vermogen bij
het toestaan van kleinschalige en grootschalige (in Amsterdam, Almere,
Lelystad en Harderwijk) buitendijkse bebouwing. Dit is ook van belang voor de
verdere voorbereiding van de besluitvorming in dit gebied zoals beschreven in
de RAAM-brief van het kabinet uit 2009
Aanwijzing van windenergiegebieden op de Noordzee, te weten Borssele en
IJmuiden. De consequentie van de controversieelverklaring is dat binnen deze
twee gebieden geen locaties voor windturbineparken uitgegeven kunnen
worden. Hiermee wordt de realisatie van 6000 Megawatt wind op zee in 2020
vertraagd. Daarnaast zijn in het Nationaal Waterplan een tweetal
zoekgebieden benoemd voor de Hollandse kust en ten noorden van de
Waddeneilanden, waarbinnen besluitvorming zal plaatsvinden over de
aanwijzing van extra windenergiegebieden. Ik adviseer om de
voorbereidende werkzaamheden in deze zoekgebieden voort te zetten, gericht
op besluitvorming door het volgende kabinet.
Aanwijzing van reserveringsgebieden voor zandwinning op de Noordzee. De
controversieelverklaring heeft geen consequenties voor zandwinning ten
behoeve van kustverdediging en bouwgrondstoffen op de korte termijn.
agina 2 van 4
P
Afwegingskader voor bestaande en nieuwe activiteiten op de Noordzee. Dit Datum
afwegingskader heeft als doel richting te geven aan de vergunningverlening 10 maart 2010
voor activiteiten en aan de afweging van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op Ons kenmerk
zee VENW/DGW-2010/447
2. Structuurvisie Afsluitdijk (32308-1)
De Afsluitdijk is in 2006 afgekeurd op basis van de huidige wettelijke
veiligheidsnormen.
Het kabinet is voornemens in 2010 een besluit te nemen over de toekomstige
versterking en multifunctionele inrichting van de Afsluitdijk. Conform de MIRT-
systematiek zal dit gebeuren middels een voorkeursbeslissing in de vorm van een
structuurvisie. Op 29 januari 2010 is dit aangekondigd door de voormalige
staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Het controversieel verklaren van deze
brief betekent dat het kabinet thans niet de concept voorkeursbeslissing kan
nemen. Daarmee zal er vertraging worden opgelopen tot het aantreden van een
nieuw kabinet, waardoor de definitieve besluitvorming pas in 2011 kan
plaatsvinden. Met het oog op de veiligheid pleit ik er voor alle voorbereidingen
voor het te nemen besluit voort te zetten.
Project IJsseldelta-Zuid bij Kampen (30080-43)
Het kabinet heeft in het Nationaal Waterplan aangegeven te willen meewerken
aan de hoogwatergeul Kampen. De hoogwatergeul wordt gecombineerd
uitgevoerd met de zomerbedverdieping van de PKB Ruimte voor de Rivier. Door
de uitvoering van de zomerbedverdieping en de hoogwatergeul te combineren
wordt geanticipeerd op hogere rivierafvoeren, wordt integrale gebiedsontwikkeling
(IJsseldelta-Zuid) mogelijk gemaakt en kan werk met werk worden gemaakt.
Naar aanleiding van het algemeen overleg over Ruimte voor de Rivier van 3
december 2009 heeft de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat u
geïnformeerd over hoe de CPB-beoordeling is betrokken bij het besluit van het
kabinet om mee te werken. U heeft mij geïnformeerd dat u het CPB heeft
verzocht om een nadere toelichting te geven op een tweetal punten.
Ik acht het van groot belang dat de voorbereidingen voor de definitieve beslissing
over de hoogwatergeul, door het volgend kabinet te nemen in 2011, kunnen
worden voortgezet. De hoogwatergeul wordt namelijk gecombineerd uitgevoerd
met de zomerbedverdieping in het kader van Ruimte voor de Rivier. Deze moet
uiterlijk in 2015 zijn uitgevoerd. Ik zal u tussentijds informeren over de voortgang
van dit project bij de halfjaarlijkse voortgangsrapportages over Ruimte voor de
Rivier.
3. Doelmatig waterbeheer (27625-153)
Het controversieel verklaren van het dossier doelmatig waterbeheer betekent dat
het voornemen om een kabinetsbesluit per 1 april 2010 naar de Tweede kamer te
sturen over het doelmatiger organiseren van het waterbeheer niet door kan gaan.
Dit besluit is aangekondigd in de brief van de Staatssecretaris van Verkeer en
Waterstaat, 11 december 2009, TK 2009-2010, 27625, nr. 153.
Dat betekent dat de voorwaarden die noodzakelijk zijn om de in te boeken
doelmatigheidswinst te kunnen realiseren, niet kunnen worden ingevuld en dat de
rijksbegroting niet per 2011 kan worden ontlast met 75 miljoen euro op het
Hoogwaterbeschermingsprogramma en 25 mln provinciefonds
(muskusratbestrijding).
agina 3 van 4
P
Uitvoering van de proef met de hevelvistrap (27625-155)
Datum
10 maart 2010
De proef met de hevelvistrap is een toezegging geweest van de voormalig Ons kenmerk
staatssecretaris aan de Tweede kamer, naar aanleiding van een discussie rondom VENW/DGW-2010/447
al dan niet vergunning verlenen voor een waterkrachtcentrale in de Maas.
Het betreft de ontwikkeling van waterkrachtenergie in een deel van de Maas waar
door het rijk een flinke investering is gedaan ten behoeve van het herstel van de
mogelijkheden tot vismigratie. Dit is een maatregel om te voldoen aan de
vereisten van de Kaderrichtlijn Water. Rijkswaterstaat heeft twee proeven
opgezet om te toetsen wat het effect van de waterkrachtcentrale is op de
mogelijkheden voor vismigratie. Er zijn nog niet voldoende resultaten om te
komen tot een goed overwogen besluit.
Controversieel verklaren van deze brief heeft op dit moment geen directe
consequenties voor dit lopende proces.
4. Wetgeving aangaande heien op zee (nog geen kamerstuknummer)
Het betreft een antwoord op een kamervraag, waarin uitleg wordt gegeven over
de wijze waarop de bestaande wetgeving wordt toegepast bij vergunningverlening
rond heien op zee. Controversieel verklaren heeft geen consequenties.
5. Brief van Port of Rotterdam over windparken op zee (nog geen
kamerstuknummer)
Het betreft een afschrift van een brief aan Port of Rotterdam, waarin een
toelichting wordt gegeven over het zoekproces naar windenergiegebieden op zee.
Controversieel verklaren heeft geen consequenties.
6. Deltawet
De Kamer heeft in oktober 2009 met spoed gevraagd om de benoeming van een
Deltacommissaris (hierna: DC) vooruitlopend op de formele indiening van de wet.
De DC is benoemd bij ministeriële regeling en per 1 februari 2010 met zijn
werkzaamheden gestart. Ik zou het ten zeerste betreuren als de Deltawet, die de
rol en positie van de DC wettelijk borgt, evenals de komst van het Deltafonds niet
met uw Kamer kan worden afgerond.
Ik zie deze wet als belangrijk kader voor de werkzaamheden voor het
Deltaprogramma die in een later stadium pas leiden tot inhoudelijke
budgetten/besluiten die dan aan een nieuw kabinet worden voorgelegd. Tevens
wijs ik u er op dat het kabinet 4 maart jl. de DC heeft verzocht om in het eerste
Deltaprogramma expliciet in te gaan op de kritische kanttekeningen die gemaakt
zijn rond de gehanteerde klimaatscenario's ten behoeve van het waterbeleid.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
ir. Camiel Eurlings
agina 4 van 4
P
Ministerie van Verkeer en Waterstaat