Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

Implementatiebesluit WLR-C: UPC

Besluit in het kader van de implementatie van de in het marktanalysebesluit van
5 maart 2009 aan UPC opgelegde toegangsverplichting WLR-C

Kenmerk: OPTA/AM/2010/200747
Zaaknummer: 09.0042.23
Datum: 10 maart 2010
OPENBARE VERSIE





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
INHOUDSOPGAVE


0. Inleiding 1
1. Juridisch kader 2
2. Verloop van de procedure 5
3. Structuur van het besluit 8 DEEL A. AANWIJZINGEN TOT WIJZIGING REFERENTIEAANBOD WLR-C 9 A.0. Inleiding en structuur 10 A.1. Relatie tussen het RA en de raamovereenkomst 12 A.2. Reikwijdte van het aanbod WLR-C 15 A.3. Relatie met het onderwerp doorgifterechten 18 A.4. Wijzigingen in het analoge pakket 21 A.5. Voorwaarden voorafgaand aan een raamovereenkomst 25 A.6. Maximale ordercapaciteit 28 A.7. Forecast procedure 34 A.8. Relatie UPC / WLR-afnemer / eindgebruiker 38 A.9. Orderproces: vereiste gegevens en informatiedienst 42 A.10. Clean order percentage 48 A.11. Door WLR-afnemers in te richten database 49 A.12. `On hold' van geaccepteerde orders 51 A.13. Wilsuiting 53 A.14. Non-discriminatoire openingstijden wholesale dienstverlening 56 A.15. Criteria voor de beoordeling van forecasts 60 A.16. Inrichting van de factuur 61 A.17. Regeling van betalingsachterstanden 62 A.18. Tijdelijke buitendienststelling 64 A.19. Verzoek tot opzegging 66 A.20. Opzegtermijn 68 A.21. Service levels 70

OPENBARE VERSIE





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

DEEL B. OPERATIONALISERING WLR-C 78 B.0. Inleiding en structuur 79 B.1. Het voorstel van UPC 79 B.2. Standpunten tijdens de IG-besprekingen 81 B.3. Second opinion Ordina 82 B.4. Beoordeling door het college 87 DEEL C. DICTUM 98 C.1 Aanwijzingen tot wijziging van het RA WLR-C van 3 augustus 2009 99 C.2 Operationalisering 104 C.3 Inwerkingtreding 106

Bijlage 1. Overzicht deelnemers Industry Group WLR-C Bijlage 2. Nota van bevindingen

OPENBARE VERSIE





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


0. Inleiding


1. Op 5 maart 2009 heeft het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) het marktanalysebesluit Omroep inzake de analyse van de wholesale markt voor doorgifte van rtv-signalen via en het op wholesale niveau leveren van de aansluiting op het transmis- sieplatform van UPC in het verzorgingsgebied van UPC1 (hierna: het marktbesluit UPC) bekend ge- maakt. Het marktbesluit UPC is op 17 maart 2009 in werking getreden.
2. In het marktbesluit UPC is UPC Nederland B.V. en haar groepsmaatschappijen als bedoeld in artikel 24b Boek 2 Burgerlijk Wetboek (hierna: UPC) op grond van artikel 6a.2 van de Telecommunica- tiewet (hierna: de Tw) juncto artikel 6a.6 van de Tw onder andere opgedragen te voldoen aan redelijke verzoeken om het op wholesale niveau leveren van de analoge rtv-signalen en de aansluiting op haar omroeptransmissieplatform (hierna: WLR-C).

3. Op grond van artikel 6a.2 van de Tw juncto artikel 6a.9, tweede lid, van de Tw is UPC daarbij verplicht om alle diensten en bijbehorende faciliteiten die UPC in het kader van de toegangsverplich- ting WLR-C dient te leveren, op te nemen in een referentieaanbod (hierna ook: RA). Een voorstel voor dit referentieaanbod diende UPC binnen twee maanden na inwerkingtreding van het marktbesluit UPC aan het college voor te leggen en op elektronische wijze bekend te maken op haar website. Het voor- stel diende vergezeld te gaan van een voorstel voor de wijze waarop WLR-C door UPC in de praktijk geoperationaliseerd zal worden.

4. De beide van UPC verlangde voorstellen zijn op 18 mei 2009 door het college ontvangen. Het voorstel voor de operationalisering van WLR-C is op 10 juni 2009 op verzoek van het college door UPC aangevuld.

5. In het marktbesluit UPC is aangegeven dat de voorstellen van UPC in een door het college ge- organiseerde Industry Group WLR-C (hierna: IG WLR-C) tussen UPC en potentiële afnemers van WLR-C zullen worden besproken, met als doel om daarover overeenstemming te bereiken. Deze be- spreking van de voorstellen heeft plaatsgevonden in de periode eind mei tot begin augustus 2009.
6. In het marktbesluit UPC is door het college aangekondigd dat hij na afronding van de bespreking van de voorstellen in de IG WLR-C en mede op basis van de resultaten van die bespreking een im- plementatiebesluit zal nemen.2 Dit implementatiebesluit ziet toe op de volgende twee zaken: Eventuele aanwijzingen aan UPC tot wijziging van het referentieaanbod: Indien potentiële af- nemers van WLR-C en UPC ten aanzien van een bepaald aspect van het referentieaanbod WLR-C niet tot overeenstemming komen en het voorliggende aanbod met betrekking tot het be-


1 Kenmerk OPTA/AM/2009/200374.

2 Randnummer 943 van het marktbesluit UPC.
OPENBARE VERSIE 1





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

treffende aspect naar het oordeel van het college niet voldoet aan de opgelegde verplichtingen, zal het college op grond van artikel 6a.9, vierde lid van de Tw aan UPC een aanwijzing geven tot wijziging van het referentieaanbod. Daarnaast zal het college ook los van het ontbreken van overeenstemming tussen partijen tot een aanwijzing besluiten indien het voorliggende aanbod naar het oordeel van het college niet aan de opgelegde verplichtingen voldoet; De operationalisering van WLR-C: In het implementatiebesluit stelt het college op basis van zijn beoordeling van het dan voorliggende voorstel tot operationalisering van WLR-C vast op welke wijze en binnen welke termijnen WLR-C door UPC geoperationaliseerd dient te worden.
7. Het onderhavige besluit betreft het bedoelde implementatiebesluit.
1. Juridisch kader


8. Op grond van artikel 6a.2 van de Tw dient het college de relevante markten af te bakenen, vast te stellen of deze markten daadwerkelijk concurrerend zijn, en, als dat niet het geval is, de onderne- mingen aan te wijzen die over een aanmerkelijke marktmacht beschikken en aan hen de nodige ver- plichtingen op te leggen.

9. Op 17 maart 2009 is het marktbesluit UPC in werking getreden. In dit besluit is UPC, voor zo- ver zij actief is als aanbieder van openbare elektronische communicatienetwerken, bijbehorende facili- teiten of elektronische communicatiediensten op de wholesale omroepmarkt, aangewezen als onder- neming met aanmerkelijke marktmacht als bedoeld in artikel 6a.2, eerste lid, onder a, van de Tw.
10. Gelet op het ontbreken van daadwerkelijke concurrentie op de markt voor het op wholesale niveau leveren van de aansluiting op het omroeptransmissieplatform van UPC en de machtspositie van UPC op deze markt, heeft het college UPC ondermeer verplicht om op grond van artikel 6a.2 juncto artikel 6a.6, eerst lid, van de Tw te voldoen aan redelijke verzoeken van aanbieders van rtv-signalen die door middel van de over het omroeptransmissieplatform van UPC geleverde omroeptransmissie- diensten eindgebruikers willen bereiken voor het op wholesale niveau leveren van de analoge rtv- signalen en de aansluiting op haar omroeptransmissieplatform (,,WLR-C).
11. Op grond van artikel 6a.2 van de Tw juncto artikel 6a.6, derde lid, van de Tw heeft het college een aantal voorschriften betreffende de billijkheid, redelijkheid en opportuniteit aan de in het marktbe- sluit UPC opgenomen toegangsverplichting WLR-C verbonden. UPC mag onder andere aan het reali- seren van WLR-C geen onbillijke voorwaarden verbinden en geen beperkingen opleggen zonder ob- jectiveerbare redenen.3

12. UPC dient op grond van artikel 6a.2 van de Tw juncto artikel 6a.8 van de Tw de toegangs- dienst WLR-C onder gelijke omstandigheden onder gelijke voorwaarden te verlenen. Deze verplichting


3 Dictumonderdeel ix van het marktbesluit UPC. OPENBARE VERSIE 2





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

houdt tevens in dat UPC ten opzichte van derden gelijke voorwaarden toepast als die welke onder gelijke omstandigheden gelden voor haarzelf, haar dochterondernemingen of haar partneronderne- mingen.4

13. UPC dient op grond van artikel 6a.2 van de Tw juncto artikel 6a.9, tweede lid, van de Tw alle diensten en bijbehorende faciliteiten die UPC dient te leveren in het kader van de toegangsverplichting WLR-C op grond van artikel 6a.6, eerste lid, van de Tw op te nemen in een referentieaanbod.5 Daarbij zijn voorschriften gesteld aan de bekendmaking van het referentieaanbod, waaronder dat UPC binnen zes weken na publicatie van het implementatiebesluit een naar aanleiding van de in dit besluit gegeven aanwijzingen aangepast referentieaanbod WLR-C aan het college dient voor te leggen en op elektroni- sche wijze bekend dient te maken op haar website.6
14. Op grond van artikel 6a.9, vierde lid, van de Tw kan het college, indien het college van oordeel is dat het referentieaanbod van UPC niet in overeenstemming is met de op grond van hoofdstuk 6a Tw opgelegde verplichtingen, aan UPC aanwijzingen geven met betrekking tot de aan te brengen wijzigin- gen van haar referentieaanbod.

15. Op grond van artikel 6a.2 van de Tw juncto artikel 6a.7 van de Tw is in het marktbesluit UPC tariefregulering opgelegd ten behoeve van het kunnen afnemen van toegangsdiensten en bijbehoren- de faciliteiten die behoren tot de wholesale omroepmarkt.7
16. De daadwerkelijke afneembaarheid van WLR-C vergt een implementatieproces na inwerking- treding van het marktbesluit UPC. Dit proces is gedefinieerd in paragraaf 13.6 van het marktbesluit UPC, en in paragraaf 13.6.4 als volgt samengevat:
"959. Bovenstaande leidt tot de volgende opsomming van het implementatieproces: UPC dient binnen een termijn van twee maanden na inwerkingtreding van dit besluit een eerste schriftelijk voorstel voor het referentieaanbod WLR-C bij het college in te dienen, alsmede een eerste schriftelijk voorstel voor de wijze waarop WLR-C geoperationaliseerd zal worden. UPC dient beide voorstellen op het moment van indiening bij het college tevens op haar website te publiceren.
(...)
Het college nodigt Ziggo, UPC en potentiële afnemers uit om deel te nemen in Industry Groups voor (...)WLR-C (...). In deze Industry Groups worden de bovenbedoelde voorstellen bespro-


4 Dictumonderdeel x van het marktbesluit UPC.

5 Dictumonderdeel xii van het marktbesluit UPC.
6 Dictumonderdeel xiii van het marktbesluit UPC.
7 Dictumonderdeel xiv van het marktbesluit UPC. OPENBARE VERSIE 3





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
ken, met als doel om over deze voorstellen overeenstemming te bereiken. Het college kan tus- sentijds een voorlopig oordeel geven ten aanzien van de voorstellen voor (...)WLR-C. Na afronding van de bespreking van de voorstellen in de Industry Groups en mede op basis van de resultaten van die bespreking neemt het college een implementatiebesluit WLR-C (...). Hier- in geeft het college eventueel aanwijzingen aan UPC tot wijziging van het referentieaanbod en stelt het college vast op welke wijze en binnen welke termijnen WLR-C (...)door UPC geopera- tionaliseerd dien(t) te worden.
Op (dit) implementatiebesluit is zowel de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afde- ling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) als de Europese consultatie- en notificatie- procedure als bedoeld in artikel 6b.2 van de Tw, van toepassing. Binnen zes weken na het implementatiebesluit WLR-C dient UPC het, op grond van de eventu- eel in het implementatiebesluit gegeven aanwijzingen, aangepaste referentieaanbod WLR-C aan het college voor te leggen en op haar website bekend te maken. (...)
UPC dient in 2009 de kostentoerekeningssystemen voor WLR-C en doorgifte en de toepassing daarvan uiterlijk vier maanden na inwerkingtreding van dit besluit ter goedkeuring aan het colle- ge voor te leggen. De beoordeling van die systemen en van de toepassing daarvan alsmede de vaststelling van de maximaal door UPC te hanteren tarieven krijgt zijn beslag in tariefbesluiten. Op beide tariefbesluiten is zowel de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling
3.4 van de Awb als de Europese consultatie- en notificatieprocedure als bedoeld in artikel 6b.2 van de Tw, van toepassing. Het college zal aan het begin van het WLR-C implementatieproces een voorstel doen voor het proces waarin de tariefregulering geoperationaliseerd zal worden."
17. Onderhavig besluit betreft het in randnummer 959, vierde gedachtestreepje, van het marktbe- sluit UPC bedoelde implementatiebesluit.

18. In randnummer 959, derde gedachtestreepje, van het marktbesluit UPC is aangegeven dat het college in het kader van de besprekingen in de IG een voorlopig oordeel kan geven ten aanzien van de voorstellen voor WLR-C. Tijdens het implementatieproces is hieraan door OPTA de figuur van het in- formeel advies toegevoegd, vergelijkbaar met de figuur die wordt toegepast in andere beoordelingstra- jecten van referentieaanbiedingen. Indien partijen gedurende het proces niet met UPC tot overeen- stemming kunnen komen, kunnen zij OPTA om een dergelijk informeel advies verzoeken. Daarin geeft het college zijn zienswijze op het betreffende onderdeel van het referentieaanbod. Het informeel ad- vies is daarbij bedoeld als relatief laagdrempelig instrument om richting te kunnen geven aan de on- derhandelingen met als doel dat alsnog overeenstemming wordt bereikt. Met het afgeven van het in- formeel advies is derhalve geen handeling beoogd die is gericht op rechtsgevolg: het informeel advies is slechts bedoeld als stimulans voor de onderhandelingen in het kader van het referentieaanbod. Het OPENBARE VERSIE 4





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

informeel advies is dan ook geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene Wet bestuursrecht (hierna: Awb).

19. In randnummer 944 van het marktbesluit UPC is aangegeven dat op de voorbereiding van het implementatiebesluit WLR-C zowel de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb als de Europese consultatie- en notificatieprocedure als bedoeld in artikel 6b.2 van de Tw, van toepassing zijn. Op grond hiervan is het aan dit besluit voorafgaande ontwerpbesluit op 30 oktober
2009 ter nationale consultatie voorgelegd, en op 12 november 2009 Europees genotificeerd.
2. Verloop van de procedure


20. Op 5 maart 2009 heeft het college het marktbesluit UPC gepubliceerd, waarin UPC is verplicht de toegangsdienst WLR-C te leveren. Op 17 maart 2009 is het marktbesluit UPC in werking getreden.
21. Op 5 maart 2009 heeft het college marktpartijen middels een brief nader geïnformeerd over het proces waarlangs WLR-C geïmplementeerd zal worden. Daarbij zijn marktpartijen uitgenodigd om deel te nemen aan de Industry Group inzake WLR-C, waarvoor de eerste bijeenkomst was gepland op 29 mei 2009.8 Aanmelding voor de IG diende te geschieden uiterlijk 8 mei 2009. Bijlage 1 van dit besluit geeft het overzicht van de partijen die zich voor deelname aan de IG hebben aangemeld.
22. Omdat door het college WLR-C eveneens aan Ziggo als toegangsverplichting is opgelegd9, is de bespreking van zowel de WLR-C voorstellen van UPC als die van Ziggo in dezelfde IG WLR-C gecom- bineerd.

23. Op 24 maart, 20 april en 7 mei 2009 heeft het college met UPC overleg gevoerd over het door UPC op te stellen voorstel voor haar referentieaanbod en het operationaliseringsvoorstel. Doel van deze bijeenkomsten was om stil te staan bij het in het marktbesluit voorgeschreven implementatiepro- ces, om van UPC te vernemen welke ideeën zij heeft omtrent de nadere invulling van dat proces, en om inzicht te krijgen in de stand van zaken aan de kant van UPC.
24. Op 18 mei 2009 heeft het college van UPC het voorstel voor het referentieaanbod WLR-C ont- vangen, alsmede het operationaliseringsvoorstel WLR-C. Beide voorstellen zijn door UPC echter op een afgeschermd gedeelte van haar website geplaatst, alleen bereikbaar met een bij UPC aan te vra- gen toegangscode. Omdat het college deze publicatie niet in overeenstemming heeft geacht met het marktbesluit UPC, is UPC bij brief van 26 mei 200910 dringend verzocht om beide voorstellen uiterlijk
28 mei 2009 alsnog op haar website bekend te maken. Aan dit verzoek heeft UPC onder protest ge-


8 Kenmerk: OPTA/AM/2009/200368.

9 Marktbesluit Ziggo, 5 maart 2009, kenmerk: OPTA/AM/2009/200373.
10 Kenmerk: OPTA/AM/2009/201197.
OPENBARE VERSIE 5





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
hoor gegeven.11

25. Op 20 mei 2009 heeft het college aan UPC een brief gestuurd,12 met daarin het verzoek om binnen tien dagen het operationaliseringsvoorstel in overeenstemming te brengen met randnummer
939 (eerste gedachtestreepje) van het marktbesluit UPC.
26. Op 4 juni heeft UPC per e-mail verzocht om een week uitstel voor het aanvullen van haar opera- tionaliseringsvoorstel. Het college heeft UPC op 5 juni middels een brief13 uitstel verleend tot uiterlijk
10 juni 2009. Op 10 juni heeft UPC vervolgens haar operationaliseringsvoorstel aangevuld.
27. Op 29 mei, 11 juni, 24 juni, 23 juli en 10 augustus 2009 hebben de Industry Groups WLR-C plaatsgevonden ten kantore van OPTA. Voor aanvang van deze bijeenkomsten hebben marktpartijen steeds kunnen reageren op (onderdelen van) de voorstellen van UPC. Hiervan heeft het college een zogenoemde issuelijst opgesteld en bijgehouden, welke steeds na elke bijeenkomst werd bijgewerkt.
28. Naar aanleiding van de eerste IG WLR-C en op aandringen van het college zijn een aantal van de in de IG deelnemende partijen tussentijds met UPC en Ziggo in overleg getreden. Deze tussentijdse bijeenkomsten hebben plaatsgevonden op 23 juni, 6 juli, 14 juli en 30 juli 2009. Het college heeft hier- van steeds een verslag ontvangen.

29. Naar aanleiding van het eerste tussentijdse overleg is door de daaraan deelnemende partijen (en dus inclusief UPC en Ziggo) het verzoek aan OPTA geformuleerd om de aanvankelijke planning van de IG-besprekingen enigszins aan te passen, teneinde partijen meer gelegenheid te geven om de verschillende onderwerpen tussentijds onderling te kunnen bespreken. Waar OPTA de vierde IG- bespreking had gepland op 8 juli en de vijfde op 23 juli, was het verzoek van deze partijen om de bij- eenkomst van 8 juli te laten vervallen en om een nieuwe vijfde bijeenkomst te plannen op 10 augustus. Dit verzoek, dat in de IG-bespreking van 24 juni is besproken en waar alle IG-leden zich in bleken te kunnen vinden, is door OPTA gehonoreerd.

30. Op 2 juli 2009 is Ordina in opdracht van OPTA gestart met haar onderzoek dat er op gericht was om een second opinion te geven over het door UPC ingediende operationaliseringsplan WLR-C.
31. Op 17 juli 2009 is door Tele2, KPN, Online, Hertzinger en Your.TV voor een groot aantal onder- werpen een gemotiveerd gezamenlijk verzoek om informeel advies voorgelegd aan het college. UPC heeft naar aanleiding van dit verzoek op 21 juli 2009 een reactie aan het college gestuurd, waarin UPC haar standpunt ten aanzien van de verschillende onderwerpen gemotiveerd naar voren heeft gebracht.
32. Tijdens de IG-bespreking van 23 juli 2009 heeft het college informeel advies uitgebracht op een


11 www.upc.nl/over_upc/optawederverkoop/

12 Kenmerk: OPTA/AM/2009/201213.

13 Kenmerk: OPTA/AM/2009/201371.
OPENBARE VERSIE 6





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

dertiental onderwerpen ten aanzien waarvan door genoemde partijen om informeel advies was ver- zocht. Tijdens deze IG-bespreking heeft de Consumenten Autoriteit op uitnodiging van OPTA een pre- sentatie gegeven over een aantal vanuit het perspectief van WLR-C relevante punten met betrekking tot consumentenbescherming.

33. Naar aanleiding van het informele advies van het college heeft UPC op 3 augustus een nieuwe versie van haar referentieaanbod bij OPTA ingediend.
34. Tijdens de IG-bespreking van 10 augustus is door de aan de IG deelnemende partijen geconsta- teerd dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat nadere besprekingen nog tot verdere over- eenstemming over het referentieaanbod zouden leiden. Vastgesteld is daarbij dat UPC slechts met enkele van de in haar voorstel van 3 augustus doorgevoerde aanpassingen de bezwaren van IG-leden tegemoet is gekomen, en dat in de meeste gevallen ook nog slechts deels. Aan de informele adviezen van OPTA is daarbij veelal geen gevolg gegeven. OPTA heeft daarop aangegeven conform het gede- finieerde implementatieproces de voorbereiding van het implementatiebesluit ter hand te zullen nemen.
35. Op 27 oktober 2009 heeft het college de definitieve onderzoeksrapportage van Ordina ontvan- gen.

36. Op 30 oktober 2009 heeft het college het ontwerp implementatiebesluit UPC gepubliceerd met kenmerk OPTA/AM/2009/202876, waarmee de nationale consultatieperiode van zes weken is aange- vangen.

37. Op 11 december 2009 liep de termijn af waarbinnen partijen hun zienswijze op het ontwerp im- plementatiebesluit konden indienen. Het college ontving zienswijzen van Ziggo, UPC, KPN, Te- le2&Online, YouCa, RTL en Your.TV.14

38. De zienswijzen zijn door het college beoordeeld, waarbij het college heeft overwogen of de zienswijzen tot een aanpassing van het ontwerpbesluit dienen te leiden. Deze beoordeling is opgeno- men in de nota van bevindingen (bijlage 2 van dit besluit).
39. Op 12 november 2009 heeft het college het ontwerp implementatiebesluit Europees genotifi- ceerd. 15 Op 14 december 2009 ontving het college van de Europese Commissie de reactie op het ontwerpbesluit. De zienswijze van de Commissie is in de nota van bevindingen opgenomen, tezamen met de reactie van het college hierop.


14 De openbare versies van de zienswijzen zijn gepubliceerd op de website van OPTA, www.opta.nl.
15 Zaaknummer NL/2009/1007. De met de Commissie gevoerde correspondentie is te vinden op de website van OPTA,. OPENBARE VERSIE 7





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


3. Structuur van het besluit


40. Omdat het implementatiebesluit ziet op twee onderscheidenlijke zaken ­ de aanwijzingen tot wijziging van het referentieaanbod respectievelijk de beoordeling van de voorgestelde operationalise- ring ­ is het implementatiebesluit ingericht in delen. Deel A betreft de inzake het referentieaanbod ge- geven aanwijzingen; Deel B de beoordeling van de door UPC voorgestelde operationalisering. Deel C betreft het dictum.

41. In de nota van bevindingen (bijlage 2 van dit besluit) zijn de in de nationale consultatie van het ontwerp implementatiebesluit ontvangen zienswijzen samengevat weergegeven, samen met de beoor- deling daarvan door het college. In voorkomend geval is daarbij geëxpliciteerd tot welke wijzigingen in het besluit de zienswijzen aanleiding hebben gegeven. Onderhavig besluit dient derhalve in samen- hang met de nota van bevindingen te worden gelezen, en de nota van bevindingen maakt als zodanig integraal onderdeel uit van het besluit.

OPENBARE VERSIE 8




Implementatiebesluit WLR-C: UPC

DEEL A. AANWIJZINGEN TOT WIJZIGING REFERENTIEAANBOD WLR-C


9 OPENBAREVERSIE





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

A.0. Inleiding en structuur


42. Dit deel van het implementatiebesluit betreft de aanwijzingen aan UPC tot wijziging van het RA WLR-C van 3 augustus 2009.

43. Elk hoofdstuk van dit deel van het besluit behandelt een afzonderlijke aanwijzing. Per onder- werp waarop door het college een aanwijzing wordt gegeven, wordt een toelichting op dat onderwerp gegeven, gevolgd door de beoordeling van dat onderwerp door het college. In deze beoordeling toetst het college het betreffende onderwerp aan de in het marktbesluit UPC opgelegde toegangsverplich- ting. Voor zover aan de orde worden tevens de standpunten van partijen weergegeven.
44. Per onderwerp wordt door het college steeds in een aparte paragraaf aangegeven of en tot welke aanpassing de nationale consultatie van het ontwerp implementatiebesluit UPC heeft geleid. Voor de motivering van de beslissing van het college om naar aanleiding van de ontvangen zienswij- zen al dan niet tot een aanpassing te komen, zij verwezen naar de betreffende paragraaf van de nota van bevindingen (bijlage 2 van dit besluit).

45. Voordat in de volgende hoofdstukken de aanwijzingen aan de orde komen, merkt het college hier nog het volgende op.
A.0.1 Marktgedragen afspraken inzake het overstapproces
46. In het implementatieproces voor WLR-Telefonie (hierna: WLR-T) en in de praktijk van WLR-T zijn de daarbij betrokken partijen met een aantal problemen geconfronteerd die samenhangen met het proces op basis waarvan eindgebruikers van de ene aanbieder kunnen worden overgezet naar een andere aanbieder. Om dit proces soepeler te laten verlopen en verder te verbeteren, heeft het college in juni 2007 een aantal maatregelen aan de betrokken partijen voorgesteld. Met het voorstel dat het college in dat kader gedaan heeft, hebben partijen in het WLR-T proces ingestemd.16 Deze set van maatregelen is een civielrechtelijke afspraak tussen de aanbieders; aanbieders zijn zelf verantwoorde- lijk voor de nakoming van deze maatregelen.

47. Vanwege de parallellen tussen enerzijds WLR-T en anderzijds WLR-C verwacht het college van de bij WLR-C betrokken partijen de bereidheid om zich wat betreft het overstapproces voor WLR-C te conformeren aan de in het kader van WLR-T onderschreven set van maatregelen. Naar het oordeel van het college is dit van wezenlijk belang voor de transparantie en eenduidigheid van het proces rich- ting de eindgebruiker, en wordt met deze set maatregelen (de schijn van) slamming voor een groot deel weggenomen. Voor zover het WLR-T afsprakendocument niet (geheel) passend is voor WLR-C, roept het college bij WLR-C betrokken partijen op om tot een gezamenlijk overleg te komen om vast te stellen in hoeverre een dergelijk afsprakendocument specifiek voor WLR-C naast of in aanvulling op


16 www.opta.nl/nl/actueel/alle-publicaties/publicatie/?id=2863 OPENBARE VERSIE 10





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

het WLR-T afsprakendocument nodig is, c.q. om het gezamenlijke document tot stand te brengen. Op verzoek van partijen is het college daarbij bereid te overwegen om hierin een rol te nemen.
48. In dit verband constateert het college hier nog dat ook op het gebied van overstappen voor breedbandabonnementen (in het zogeheten ,,breedbandmodel) marktgedragen afspraken zijn gemaakt tussen marktpartijen onderling,17 in samenwerking met OPTA en het ministerie van Economische Za- ken. Zowel de afspraken in het WLR-T afsprakendocument als de afspraken in het breedbandmodel dienen tot versoepeling van de processen voor de overstap tussen aanbieders. Bij breedband heeft dit geleid tot een verbetering van het percentage probleemloze, tijdige overstappen. Meerdere marktpar- tijen in de IG WLR-C die ook reeds participeren in het breedbandmodel hebben aan OPTA en EZ aan- gegeven de noodzaak en wenselijkheid te zien van vergelijkbare heldere afspraken op het gebied van rtv-abonnementen. Naar het inzicht van het college kan een WLR-C afsprakendocument hier elemen- ten van bevatten specifiek voor WLR-C, waarna voor de overstap tussen verschillende rtv- infrastructuren een algemener overstapmodel zou kunnen worden opgesteld. Tevens acht het college het wenselijk dat partijen rekening houden met of aanvullende afspraken maken voor gelijktijdige over- stapprocessen voor eindgebruikers die voor bundelcontracten willen overstappen.
49. Het college merkt ten overvloede nog het volgende op. De Wet oneerlijke handelspraktijken, de Wet koop op afstand en verschillende bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek zijn in het kader van WLR-C onverkort van toepassing. Met betrekking tot de civiele verplichtingen heeft het college geen bevoegdheid, maar merkt hij op dat de Consumenten Autoriteit hier bevoegd is. Het college wijst te- vens op het samenwerkingsprotocol tussen OPTA en de Consumenten Autoriteit. A.0.2 Voor WLR-C te gelden tarieven

50. Hoofdstuk 6 van het RA WLR-C van 3 augustus is gewijd aan de volgens UPC voor WLR-C te gelden tariefstructuur. De vaststelling van de door UPC in het kader van WLR-C te hanteren tarieven en daarmee de te hanteren tariefstructuur heeft echter onderdeel uitgemaakt van een separaat door het college uitgevoerd beoordelingstraject. Bedoeld traject heeft op 10 maart 2010 geresulteerd in het tariefbesluit WLR-C.18 De in het tariefbesluit WLR-C bepaalde tarieven en tariefstructuur zullen door UPC aan het RA WLR-C moeten worden toegevoegd, en daarmee de huidige inhoud van hoofdstuk 6 van het RA moeten vervangen. Een en ander betekent voor onderhavig implementatiebesluit dat hoofdstuk 6 verder buiten beschouwing is gebleven. A.0.3 In het RA ontbrekende bijlagen
In het RA WLR-C van 3 augustus benoemt UPC een aantal bijlagen die echter nog niet door UPC zijn gepubliceerd en van deze versie van het RA geen onderdeel uitmaken. UPC dient zich er rekenschap van te geven dat de betreffende bijlagen nog aan het RA dienen te worden toegevoegd.


17 In het kader van de FIST taskforce ,,overstappen breedband.
18 OPTA/AM/2010/200749.
OPENBARE VERSIE 11





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
A.1. Relatie tussen het RA en de raamovereenkomst A.1.1 Toelichting

51. In het RA WLR-C van 3 augustus wordt in randnummer 62 het volgende gesteld: "In hoofdstuk 3 van het Referentieaanbod worden de operationele procedures in verband met contracten en het contractenbeheer geschreven. Het hoofdstuk bevat een beschrijving van de rollen en verantwoordelijkheden van UPC en de Wederverkoper, het operationele forecasting proces, het informatie-uitwisselingsproces en het facturerings- en betalingsproces. Voor de ju- ridische voorwaarden die betrekking hebben op de Wederverkoopdienst verwijst UPC naar de Raamovereenkomst."


52. Randnummer 63 van het RA WLR-C van 3 augustus stelt: "Het Referentieaanbod beschrijft taken en verantwoordelijkheden van UPC en de Wederverko- per. In de Raamovereenkomst zijn aanvullende taken en verantwoordelijkheden opgenomen."


53. Randnummer 11 van het RA WLR-C geeft UPCs definitie van het begrip raamovereenkomst: "Raamovereenkomst ­ De overeenkomst inzake de Wederverkoopdienst waarvan dit Referen- tieaanbod onderdeel uitmaakt."

54. Aan de orde is hier de relatie tussen enerzijds de in het marktbesluit UPC aan UPC opgedragen verplichting tot het doen van een referentieaanbod en anderzijds de door UPC voorgenomen figuur van een raamovereenkomst, waarvan het referentieaanbod onderdeel zou uitmaken. A.1.2 Standpunten tijdens de IG-besprekingen

55. Onderhavig onderwerp is tijdens de IG-besprekingen aan de orde geweest, waarbij potentiële WLR-afnemers zich op het standpunt hebben gesteld dat de raamovereenkomst onderdeel dient uit te maken van het referentieaanbod, c.q. daar onverbrekelijk mee verbonden zou moeten zijn, dat de raamovereenkomst derhalve tegelijk met het referentieaanbod bekend zou moeten worden gemaakt, en dat de raamovereenkomst geen voorwaarden mag bevatten die een (nieuwe) barrière opwerpen voor toegang. Dit standpunt is door GPA19 ook verwoord in haar verzoek om informeel advies van 17 juli.

56. In reactie heeft UPC op 21 juli aangegeven dat het marktbesluit UPC niet van UPC verlangt dat het referentieaanbod ook ziet op de contractuele voorwaarden, en dat dit ook door OPTA zou zijn be- vestigd. UPC ziet daarom geen grond om die contractuele voorwaarden, en daarmee de raamover- eenkomst, in de IG te bespreken.


19 GPA staat voor ,,Gezamenlijke Potentiële Afnemers. Dit betreft de potentiële afnemers van WLR-C die tijdens de IG- besprekingen gezamenlijk zijn opgetrokken. Dit heeft bijvoorbeeld geresulteerd in gezamenlijke verzoeken aan OPTA om infor- meel advies. Het betreft de partijen Hertzinger, KPN, Online, Tele2 en Your.TV. OPENBARE VERSIE 12





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


57. Tijdens de IG-bespreking op 23 juli 2009 heeft het college de IG informeel over dit onderwerp geadviseerd. Bedoeld informeel advies heeft niet alsnog geleid tot overeenstemming tussen partijen. A.1.3 Beoordeling door het college

58. In zijn beoordeling van dit onderwerp merkt het college op dat UPC blijkbaar de juridische voor- waarden, zowel als aanvullende taken en verantwoordelijkheden van UPC en WLR-afnemers, buiten het referentieaanbod om wil vaststellen. Die juridische voorwaarden, aanvullende taken en aanvullen- de verantwoordelijkheden zouden onderdeel gaan vormen van de tussen UPC en WLR-afnemers te sluiten raamovereenkomst.

59. Het RA WLR-C geeft verder geen duidelijkheid over de vraag wat precies moet worden verstaan onder de reikwijdte van de term ,,juridische voorwaarden in randnummer 62. Hetzelfde geldt voor de in randnummer 63 bedoelde ,,aanvullende taken en verantwoordelijkheden.
60. In zijn beoordeling maakt het college hier onderscheid tussen i) de juridische voorwaarden en ii) de aanvullende taken en verantwoordelijkheden.
Ad. 1) De juridische voorwaarden (randnummer 62)

61. UPC stelt dat het marktbesluit UPC niet van haar verlangt dat het referentieaanbod voorziet in de tussen UPC en de WLR-afnemer te gelden contractuele voorwaarden.
62. Wat betreft de in het kader van WLR-C te hanteren contractuele bepalingen geldt op grond van onderdeel ix., negende gedachtestreepje, van het dictum in ieder geval het volgende: "(UPC dient) redelijke contractuele bepalingen te hanteren. Hieronder vallen in elk geval beta- lingsvoorwaarden, met inbegrip van facturerings- en betalingsprocedures, een transparante wijzigingsprocedure voor wholesalediensten, bepalingen inzake contractherzieningen, beëindi- ging van een overeenkomst en opschorting van diensten, een vorm van contractuele aanspra- kelijkheid indien UPC tekortschiet in de nakoming van een of meer verplichtingen, een geschil- beslechtingsprocedure met adequate reactietermijnen zonder inbreuk te maken op de rechten van aanbieders van rtv-signalen om gebruik te maken van de mogelijkheid om een geschil bij het college in te dienen;"

63. Met betrekking tot de relatie tussen de in het kader van WLR-C te hanteren contractuele bepa- lingen en de inhoud van het door UPC te publiceren referentieaanbod geldt onderdeel xii. van het dic- tum:
"(...) Deze referentieaanbiedingen dienen in elk geval de volgende onderdelen te omvatten:
- een dienstbeschrijving van de toegangsdiensten en bijbehorende faciliteiten met inbegrip van alle (technische en operationele) voorwaarden voor het afnemen van toegang; (...)" OPENBARE VERSIE 13





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


64. Deze bepalingen leiden het college met betrekking tot de relatie tussen enerzijds de in het marktbesluit UPC opgedragen verplichting tot het doen van een referentieaanbod en anderzijds de door UPC voorgenomen figuur van een raamovereenkomst tot het volgende oordeel.
65. Dat in het marktbesluit UPC ten aanzien van de inhoud van het RA wel de technische en opera- tionele voorwaarden zijn geëxpliciteerd, en niet de contractuele of juridische voorwaarden, laat ruimte voor het hanteren van de figuur van een raamovereenkomst waarvan het referentieaanbod onderdeel uitmaakt.

66. Met betrekking tot de in de raamovereenkomst op te nemen contractuele of juridische voorwaar- den geldt dat deze niet mogen toe- of afdoen aan de inhoud van het referentieaanbod. De primaire functie van het referentieaanbod is immers het verschaffen van alle informatie die partijen nodig heb- ben bij het afnemen van toegang. Vereist is bovendien dat het referentieaanbod een zodanig complete beschrijving van de toegangsdienst is, dat een afnemer op basis van het referentieaanbod direct een overeenkomst kan aangaan. Dit betekent dat een referentieaanbod alle voor toegang relevante infor- matie dient te bevatten.20

67. De implicatie van het voorgaande is dat de in de raamovereenkomst op te nemen contractuele of juridische voorwaarden uitsluitend kunnen zien op die informatie die voor toegangsvragers niet no- dig is voor het kunnen afnemen van toegang. Dit beperkt de inhoud van de in een raamovereenkomst op te nemen contractuele of juridische voorwaarden tot die onderwerpen die in het normale economi- sche verkeer ongeacht de aard van het afgenomen product tussen aanbieder en afnemer geregeld dienen te worden. Voorwaarden die verder gaan dan dat, dienen onderdeel uit te maken van de refe- rentieaanbieding (want maken onderdeel uit van de voor toegang relevante informatie).21
68. Ten aanzien van alle contractuele of juridische voorwaarden ­ of die nu onderdeel uitmaken van de raamovereenkomst of van de referentieaanbieding ­ geldt op basis van onderdeel ix., negende gedachtestreepje, van het dictum van het marktbesluit UPC dat deze redelijk dienen te zijn. Overigens geldt voor de raamovereenkomst ook de verplichting tot non-discriminatie.22 Ad. 2) De aanvullende taken en verantwoordelijkheden (randnummer 63)
69. De voorgaande beoordeling impliceert dat UPC in haar raamovereenkomst geen taken en ver- antwoordelijkheden kan toevoegen aan de in het referentieaanbod beschreven taken en verantwoorde- lijkheden; alle taken en verantwoordelijkheden dienen in het referentieaanbod te zijn opgenomen. De enige uitzondering hierop wordt gevormd door taken en verantwoordelijkheden ten aanzien waarvan geldt dat die (i) niet een technisch of operationeel maar een contractueel of juridisch karakter hebben,


20 Randnummer 790 van het marktbesluit UPC.

21 Nota bene: dat in dictumonderdeel xii. van het marktbesluit UPC wel de technische en operationele voorwaarden zijn geëxpli- citeerd kan ­ gegeven de primaire functie van de referentieaanbieding (randnummer 790 van het marktbesluit) ­ niet zo worden geïnterpreteerd als zouden daarmee alle contractuele of juridische voorwaarden van de referentieaanbieding zijn uitgesloten.
22 Dictumonderdeel x. van het marktbesluit UPC. OPENBARE VERSIE 14





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

en (ii) zonder betekenis zijn voor het kunnen afnemen van toegang. A.1.4 Nationale consultatie

70. De van UPC op het ontwerp implementatiebesluit ontvangen zienswijze heeft het college in de nota van bevindingen tot de conclusie geleid dat UPC kan worden toegestaan de betreffende bepaling in randnummer 63 van het RA WLR-C te handhaven, mits UPC daarbij expliciteert dat de bedoelde aanvullende taken en verantwoordelijkheden uitsluitend een contractueel of juridisch (en daarmee niet een technisch of operationeel) karakter hebben, en zonder betekenis zijn voor het afnemen van de toegangsdienst WLR-C.23 De aanwijzing is hiermee in overeenstemming gebracht. A.1.5 Aanwijzing

71. De in paragraaf A.1.3 in samenhang met paragraaf A.1.4 geformuleerde beoordeling leidt tot de volgende aanwijzing aan UPC tot wijziging van RA WLR-C van 3 augustus:
72. UPC dient haar referentieaanbod aan te vullen met die contractuele of juridische voorwaarden ten aanzien waarvan UPC voornemens was deze onderdeel te laten zijn van de raamovereenkomst en waarvoor geldt dat die nodig zijn voor het kunnen afnemen van toegang.
73. UPC dient randnummer 63 te schonen van de zin "In de Raamovereenkomst zijn aanvullende taken en verantwoordelijkheden opgenomen", dan wel bij die zin te expliciteren dat de bedoelde aan- vullende taken en verantwoordelijkheden uitsluitend een contractueel of juridisch (en daarmee niet een technisch of operationeel) karakter hebben, en zonder betekenis zijn voor het afnemen van de toe- gangsdienst WLR-C.
A.2. Reikwijdte van het aanbod WLR-C
A.2.1 Toelichting

74. Het RA WLR-C van 3 augustus beperkt het dienstaanbod WLR-C tot die aansluitingen op het omroeptransmissieplatform van UPC ten aanzien waarvan sprake is van (residentiële) eindgebruikers waarmee UPC op retail niveau een contractuele relatie heeft.
75. Een en ander kan bijvoorbeeld worden afgeleid uit randnummer 31 van het RA, waarin UPC het dienstaanbod WLR-C alleen aanbiedt in het ready for service gebied, dat in randnummer 12 van het RA is gedefinieerd als het verzorgingsgebied van UPC waar UPC op een locatie een Abonnee Overname Punt (AOP) biedt voor de afname van UPCs analoge standaardpakket. Randnummer 33 van het RA bepaalt dat het dienstaanbod WLR-C wordt verleend tot en met het AOP. Situaties waarin bijvoorbeeld sprake is van een Signaal Overname Punt (SOP) ­ waarbij meerdere eindgebruikers zijn gebundeld achter één aansluitpunt ­ zijn hierdoor van het dienstaanbod uitgesloten.


23 Randnummers 33 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 15





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
A.2.2 Standpunten tijdens de IG-besprekingen

76. Onderhavig onderwerp is tijdens de IG-besprekingen aan de orde geweest, waarbij potentiële WLR-afnemers zich op het standpunt hebben gesteld dat het dienstaanbod WLR-C zich dient uit te strekken tot situaties waarin sprake is van een SOP en tot situaties waarin de eindgebruiker een zake- lijke afnemer is. In de besprekingen heeft UPC zich op het standpunt gesteld dat het dienstaanbod WLR-C niet hoeft te zien op situaties waarin sprake is van een SOP.
77. In de besprekingen is vervolgens door partijen geconstateerd dat op dit onderwerp geen over- eenstemming kan worden bereikt, naar aanleiding waarvan dit onderwerp op 17 juli 2009 door GPA voor informeel advies aan OPTA is voorgelegd. In het verzoek om advies is door GPA aangegeven dat naar haar oordeel het marktbesluit UPC van toepassing is op alle direct en indirect op het netwerk van UPC aangeslotenen en eindgebruikers van UPC.

78. In haar reactie op het verzoek om advies van 21 juli 2009 heeft UPC haar standpunt herhaald dat in het marktbesluit UPC het dienstaanbod WLR-C is beperkt tot die aansluitingen op het om- roeptransmissieplatform van UPC ten aanzien waarvan sprake is van (residentiële) eindgebruikers waarmee UPC op retail niveau een contractuele relatie heeft. Daarmee is de situatie waarin sprake is van een SOP uitgesloten. Daaraan is door UPC toegevoegd dat een eventuele markt voor het aanbie- den van rtv-signalen aan ,,grootverbruikers een andere dynamiek en andere concurrentiële verhoudin- gen heeft dan de door OPTA in het marktbesluit UPC onderzochte markt. Een dergelijke markt voor het aanbieden van rtv-signalen aan ,,grootverbruikers is volgens UPC niet door OPTA onderzocht.
79. Tijdens de IG-bespreking op 23 juli 2009 heeft OPTA de IG informeel over dit onderwerp ge- adviseerd. Bedoeld informeel advies heeft niet alsnog geleid tot overeenstemming tussen partijen. A.2.3 Beoordeling door het college

80. In de beoordeling van het RA WLR-C op het onderwerp van de reikwijdte van het dienstaan- bod WLR-C is relevant wat de relevante wholesale markt is waarop UPC dominant is bevonden en ten aanzien waarvan UPC de toegangsverplichting WLR-C is opgelegd.
81. In dit verband wijst het college op de in het marktbesluit UPC bepaalde relevante wholesale markt, te weten de wholesale markt voor (...) het op wholesale niveau leveren van de aansluiting op het omroeptransmissieplatform van UPC in het verzorgingsgebied van UPC.24 Naar aanleiding van de geconstateerde dominante positie van UPC op die relevante markt en de daarbij vastgestelde (potenti- ele) mededingingsproblemen is WLR-C opgelegd. WLR-C draagt UPC op te voldoen aan redelijke verzoeken om het op wholesale niveau leveren van de analoge rtv-signalen en de aansluiting op haar omroeptransmissieplatform.

82. Zowel de marktafbakening als de toegangsverplichting WLR-C maken derhalve geen nader onderscheid in het soort aansluiting of de aard van de met die aansluiting aangesloten eindgebruiker,


24 Randnummer 527 van het marktbesluit UPC.
OPENBARE VERSIE 16





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

maar zien op alle aansluitingen op het omroeptransmissieplatform van UPC. Dit betekent dat het dien- staanbod WLR-C zich dient uit te strekken tot alle aansluitingen op het omroeptransmissieplatform van UPC, en daarmee ook tot de situatie waarin sprake is van een SOP of een ander type aansluiting dan gewoon is bij een residentiële eindgebruiker.

83. Een en ander blijkt overigens ook uit de nadere invulling van de ten aanzien van WLR-C gel- dende tariefregulering, zoals uit randnummer 450 van de nota van bevindingen bij het marktbesluit UPC25 blijkt: "WLR-C is zo ingericht dat indien sprake is van te onderscheiden typen aansluitingen er ook verschillende WLR-C-diensten met bijbehorende tarieven geleverd moeten worden. Op die manier zijn toetreders in staat om op alle typen aansluitingen een concurrerende dienst aan te bieden. Er is sprake van een te onderscheiden type aansluiting als deze andere technische en functionele kenmer- ken heeft. De door Your.tv genoemde verzwaarde aansluitingen ofwel groepsaansluitingen hebben andere technische en functionele kenmerken en dienen dus op wholesaleniveau separaat afgespie- geld te worden."

84. Het college concludeert derhalve dat het RA WLR-C van 3 augustus 2009 wat betreft de reik- wijdte van het dienstaanbod WLR-C niet in overeenstemming is met de in het marktbesluit UPC aan UPC opgelegde verplichtingen.

85. Deze beoordeling is in overeenstemming met het op 23 juli 2009 aan de IG WLR-C gegeven informele advies.
A.2.4 Nationale consultatie

86. De ontvangen zienswijzen hebben het college met betrekking tot de in paragraaf A.2.3 gefor- muleerde beoordeling niet tot een ander inzicht geleid.26 A.2.5 Aanwijzing

87. De in paragraaf A.2.3 in samenhang met paragraaf A.2.4 geformuleerde beoordeling leidt tot de volgende aanwijzing aan UPC tot wijziging van haar referentieaanbod:
88. UPC dient met betrekking tot de reikwijdte van het dienstaanbod WLR-C haar referentieaan- bod in overeenstemming te brengen met de in het marktbesluit UPC aan UPC opgelegde verplichtin- gen, met dien verstande dat het dienstaanbod WLR-C zich dient uit te strekken tot alle aansluitingen op het omroeptransmissieplatform van UPC, en daarmee ook tot de situatie waarin sprake is van een SOP of een anders dan residentiële eindgebruiker.


25 Annex 4 van het marktbesluit UPC.

26 Paragraaf 3.2 van de nota van bevindingen.
OPENBARE VERSIE 17





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

A.3. Relatie met het onderwerp doorgifterechten
A.3.1 Toelichting

89. Het RA WLR-C van 3 augustus stelt in randnummer 32 het volgende: "De Wederverkoper is verantwoordelijk voor het verwerven van de doorgifterechten van alle in het UPC Analoge Standaardpakket opgenomen radio en televisieprogrammas en vrijwaart UPC voor aanspraken van derden dienaangaande. De Wederverkoopdienst zal niet aangebo- den worden indien deze doorgifte rechten niet verworven zijn voor een (of meer) van de pro- grammas uit het UPC Analoge Standaardpakket. De Wederverkoper toont op het moment dat de Raamovereenkomst wordt gesloten aan dat deze doorgifte rechten met betrekking tot ten- minste de helft van de in het UPC Analoge Standaardpakket opgenomen programmas voor een adequate periode blijvend zijn verkregen en verkregen blijven. Op het moment van volle- dige of voorlopige acceptatie van de Bijbehorende Diensten als bedoeld in paragraaf 3.4.2 van het Referentieaanbod toont de Wederverkoper aan dat de doorgifte rechten met betrekking tot alle van de in het UPC Analoge Standaardpakket opgenomen programmas voor een adequate periode blijvend zijn verkregen en verkregen blijven, inclusief aanpassingen daarin als gevolg van wijzigingen van het UPC Analoge Standaardpakket."
90. Aan de orde is hier de relatie tussen enerzijds het dienstaanbod WLR-C en anderzijds de rege- ling van de doorgifterechten van de in het kader van WLR-C relevante rtv-signalen. Hierbij spelen twee elementen een rol: i) de verantwoordelijkheid voor de regeling van die rechten (waarbij UPC er kort gezegd van uitgaat dat de regeling van die rechten de verantwoordelijkheid is van de afnemer van WLR-C), en ii) de regeling van die rechten als voorwaarde voor het dienstaanbod WLR-C (waarbij UPC er kort gezegd van uitgaat dat het dienstaanbod WLR-C eerst kan worden afgenomen nadat de door- gifterechten door de afnemer adequaat en aantoonbaar zijn geregeld). A.3.2 Standpunten tijdens de IG-besprekingen

91. Onderhavig onderwerp is tijdens de IG-besprekingen aan de orde geweest. Hierbij heeft een aantal potentiële WLR-afnemers zich op het standpunt gesteld dat de regeling van doorgifterechten door WLR-afnemers niet aan de orde is, gegeven dat geen sprake zou zijn van een nieuwe open- baarmaking in de zin van de Auteurswet. Andere potentiële afnemers (waaronder YouCa) hebben met name betwist dat de regeling van de doorgifterechten door UPC als voorwaarde kan worden gesteld voor het dienstaanbod WLR-C, of hebben vraagtekens gezet bij de mogelijkheid van afnemers om (tijdig) de rechten te regelen voor programmas die nu nog geen onderdeel uitmaken van UPCs pakket analoge rtv-signalen. UPC heeft steeds betoogd dat de regeling van de doorgifterechten door WLR- afnemers in lijn is met het marktbesluit UPC.

92. In de besprekingen hebben partijen vervolgens geconstateerd dat op dit onderwerp geen over- eenstemming kan worden bereikt. Naar aanleiding daarvan is dit onderwerp op 17 juli 2009 door GPA voor informeel advies aan OPTA voorgelegd.
OPENBARE VERSIE 18





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


93. In haar verzoek om advies is door GPA herhaald dat naar haar oordeel geen sprake is van een nieuwe openbaarmaking. Dit betekent volgens haar dat een regeling van doorgifterechten door WLR- afnemers niet aan de orde is. GPA onderkent daarbij echter dat het blijkbaar zo is dat de contracten tussen UPC en programma-aanbieders er aan in de weg staan dat UPC aan een situatie meewerkt waarin de rtv-signalen onder een andere dan de eigen naam aan de eindgebruiker worden geleverd. Tegen deze achtergrond verzoekt GPA aan OPTA om te adviseren dat UPC gehouden is om met pro- gramma-aanbieders tot overeenstemming te komen over een situatie waarin het UPC wel is toege- staan om de betreffende rtv-signalen tegen transparante en non-discriminatoire voorwaarden aan af- nemers van WLR-C te wederverkopen.

94. In haar reactie d.d. 21 juli 2009 op het verzoek om advies stelt UPC dat het door GPA van OPTA verzochte advies buiten de reikwijdte valt van de in het marktbesluit UPC opgelegde verplichtin- gen. UPC herhaalt daarbij haar standpunt dat op grond van het marktbesluit UPC WLR-afnemers zelf de doorgifterechten dienen te regelen.

95. Tijdens de IG-bespreking op 23 juli 2009 heeft het college de IG informeel over dit onderwerp geadviseerd. Bedoeld informeel advies heeft niet alsnog geleid tot overeenstemming tussen partijen. A.3.3 Beoordeling door het college

96. In zijn beoordeling van dit onderwerp wijst het college in de eerste plaats op randnummer 459, vijfde gedachtestreepje, van de nota van bevindingen bij het marktbesluit UPC: "Met betrekking tot auteursrechten wijzigt het college paragraaf 13.2.1 in de besluiten voor Ziggo en UPC. Het college stelt niet langer de voorwaarde dat afnemers van WLR-C zelf de auteursrechten contractueel dienen te hebben geregeld, maar dat er geen sprake mag zijn van inbreuk op de auteursrechten en dat partijen onderling afspraken dienen te maken over de wij- ze waarop zij hiermee omgaan;"

97. Dit betekent dat UPC niet kan worden gevolgd in haar standpunt dat de bepaling in randnum- mer 32 van het RA WLR-C in lijn is met het marktbesluit UPC. Ad. i) De verantwoordelijkheid voor de regeling van doorgifterechten
98. In randnummer 354 van de nota van bevindingen bij het marktbesluit UPC is ten aanzien van de regeling van doorgifterechten het volgende aangegeven: "Het college is zich bewust van het feit dat de auteursrechten een discussiepunt vormen die mogelijk ook een rol zal spelen bij de implementatie van de verplichtingen. Het college is ech- ter niet de bevoegde instantie om vast te stellen of sprake is van een openbaarmaking door de kabelexploitant of de afnemer van WLR-C. Het college kan vaststellen dat indien een partij de uitzendrechten heeft verkregen of de betrokken partijen er contractueel afspraken over hebben gemaakt, er geen auteursrechtelijk beletsel is voor het afnemen van WLR-C. Het is aan de ci- viele rechter om vast te stellen of, indien een partij de rechten niet heeft verkregen, er een au- OPENBARE VERSIE 19





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
teursrechtelijk beletsel is voor de afname van WLR-C. Het college heeft derhalve in onderhavig besluit opgenomen dat partijen voor het afnemen van WLR-C afspraken dienen te maken over de wijze waarop met auteursrechten wordt omgegaan. Het is aan de kabelexploitanten om contractueel met de afnemer van WLR-C vast te leggen wat de verantwoordelijkheden van beide partijen zijn ten aanzien van de auteursrechten en op welke wijze partijen aansprakelijk zijn ingeval van inbreuk op het auteursrecht."
99. Uit de in de IG gevoerde discussies is het voor het college duidelijk geworden dat een regeling van doorgifterechten waarschijnlijk niet in onderling overleg tussen de betrokken partijen tot stand zal komen. Duidelijkheid over dit onderwerp zal daarom in de komende periode langs andere weg moeten worden bereikt. Zodra deze duidelijkheid over de regeling van doorgifterechten is ontstaan, zal die regeling aan het referentieaanbod moeten worden toegevoegd en contractueel tussen UPC en de af- nemer van WLR-C moeten worden vastgelegd, althans, voor zover die regeling dat behoeft. Tot dat moment dienen contractonderhandelingen tussen UPC en potentiële afnemers van WLR-C te worden gevoerd met de uiteindelijke regeling van doorgifterechten als opschortende voorwaarde.
100. Met de bepaling in randnummer 32 van haar referentieaanbod loopt UPC in feite op de nog tot stand te brengen duidelijkheid vooruit: UPC veronderstelt op eigen gezag dat de regeling van doorgif- terechten inhoudt dat de WLR-afnemer verantwoordelijk is voor de verwerving van de doorgifterechten. In het licht van het voorgaande en op grond van de in het dictum van het marktbesluit UPC aan de toegangsverplichting verbonden nadere voorwaarden, acht het college de bepaling in randnummer 32 van het referentieaanbod niet opportuun en daarom niet in overeenstemming met de in het marktbe- sluit UPC aan UPC opgelegde verplichtingen.

101. Deze beoordeling is in overeenstemming met het op 23 juli 2009 aan de IG WLR-C gegeven informele advies.
Ad. ii) De regeling van doorgifterechten als voorwaarde voor het dienstaanbod WLR-C
102. Met het oog op de hiervoor weergegeven beoordeling van het eerste punt wordt niet aan dit tweede punt toegekomen.
A.3.4 Nationale consultatie

103. De ontvangen zienswijzen hebben het college met betrekking tot de onderhavige aanwijzing niet tot een ander oordeel geleid.27

104. In de nota van bevindingen is daarbij wel aangegeven dat randnummer 99 van het ontwerp implementatiebesluit UPC in het finale besluit achterwege dient te worden gelaten. In het betreffende randnummer (onderdeel van de paragraaf A.3.3 Beoordeling door het college) was gesteld dat in de situatie waarin vast is komen te staan dat de WLR-afnemer verantwoordelijk is voor de verwerving van de doorgifterechten, het college het niet aan de orde acht dat UPC die verwerving als voorwaarde stelt


27 Paragraaf 3.3 van de nota van bevindingen.
OPENBARE VERSIE 20





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

voor de afneembaarheid van WLR-C. In de nota van bevindingen is overwogen dat het college hier- mee zelf vooruit zou lopen op de nog te blijken duidelijkheid over de regeling van doorgifterechten, wat het college niet in lijn vindt met de strekking van de onderhavige aanwijzing. In paragraaf A.3.3 van onderhavig besluit is het betreffende randnummer derhalve achterwege gelaten.28 A.3.5 Aanwijzing

105. De in paragraaf A.3.3 in samenhang met paragraaf A.3.4 geformuleerde beoordeling leidt tot de volgende aanwijzing aan UPC tot wijziging van haar referentieaanbod:
106. UPC dient met betrekking tot het onderwerp van de regeling van doorgifterechten haar referen- tieaanbod in overeenstemming te brengen met de in het marktbesluit UPC aan UPC opgelegde ver- plichtingen, met dien verstande dat UPC in het referentieaanbod niet vooruitloopt op de nog ten aan- zien van de regeling van doorgifterechten te verkrijgen duidelijkheid. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat UPC de bepaling als opgenomen in randnummer 32 van het referentieaanbod achterwege laat, evenals het in randnummer 71 voorafgaand aan het sluiten van een raamovereenkomst door UPC verlangde statusoverzicht van de door de WLR-afnemer te regelen doorgifterechten.
107. Het staat UPC uiteraard vrij om in het referentieaanbod aan te geven dat het referentieaanbod op een later moment kan worden aangevuld in het geval de dan duidelijke regeling van doorgifterech- ten daar aanleiding toe geeft.
A.4. Wijzigingen in het analoge pakket
A.4.1 Toelichting

108. Het RA WLR-C van 3 augustus stelt in randnummer 30 het volgende: "UPC zal de Wederverkoper in beginsel binnen een termijn van 6 weken nadat UPC bekend is geworden met een wijziging in het UPC Analoge Standaardpakket daarover informeren. Indien een radio- of televisieprogramma niet langer in het UPC Analoge Standaardpakket wordt op- genomen anders dan vanwege het advies van een programmaraad of commerciële redenen, informeert UPC de Wederverkoper zo spoedig mogelijk daarover. UPC geeft daarbij aan op welke datum zij voornemens is haar Eindgebruikers te informeren. De Wederverkoper infor- meert zijn Eindgebruikers niet voor de door UPC hiervoor bedoelde datum."
109. Deze bepaling kent een directe relatie met de vraag welke regeling van de doorgifterechten uiteindelijk komt te gelden. Een uitkomst waarbij de verwerving van de doorgifterechten de verant- woordelijkheid van de WLR-afnemer blijkt te zijn, zal bijvoorbeeld een andere (langere) aankondigings- termijn vergen dan een uitkomst waarin dit niet het geval is. Deze directe relatie met de regeling van de doorgifterechten betekent dat ook deze bepaling vooralsnog in het RA geen concrete invulling kan worden gegeven.


28 Randnummer 55 van de nota van bevindingen.
OPENBARE VERSIE 21





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


110. Het college onderkent echter dat een aanwijzing waarin niet meer bepaald wordt dan dat UPC ook de bepaling in randnummer 30 (vooralsnog) achterwege dient te laten, UPC en WLR-afnemers in het ongewisse laat over de termijn voor wijzigingen in het analoge pakket. Om deze onduidelijkheid op voorhand weg te nemen, gaat het college hier ten aanzien van de uiteindelijke regeling van de doorgif- terechten uit van twee mogelijke uitkomsten: i) de WLR-afnemer blijkt verantwoordelijk voor de regeling van de doorgifterechten, of ii) de WLR-afnemer blijkt geen doorgifterechten te hoeven regelen. A.4.2 Beoordeling door het college
Ad i) de WLR-afnemer blijkt verantwoordelijk voor de regeling van de doorgifterechten
111. In het geval de WLR-afnemer verantwoordelijk blijkt voor de regeling van de doorgifterechten, is het voor de effectiviteit van de toegangsverplichting van essentieel belang dat de WLR-afnemer redelijkerwijs genoeg tijd heeft om de voor een nieuw in het analoge pakket op te nemen programma benodigde rechten te verwerven. De hiervoor benodigde periode wordt aan het begin begrensd door het moment waarop de WLR-afnemer door UPC over de wijziging wordt geïnformeerd, en aan het eind door het moment waarop de WLR-afnemer de betreffende rechten geregeld heeft.
112. Daarbij dient nog rekening te worden gehouden met de periode die de WLR-afnemer redelij- kerwijs nodig heeft om zijn eindgebruikers van de wijziging op de hoogte te stellen. Relevant in dit ka- der is artikel 7.2 van de Tw, waarin onder andere is bepaald dat een aanbieder een abonnee ten min- ste vier weken voordat een voorgenomen wijziging van een contractsbeding van kracht wordt de gele- genheid moet geven om de overeenkomst kosteloos te beëindigen.
113. Het college constateert dat de bepaling in randnummer 30 noch enige andere bepaling in het RA WLR-C de bedoelde periode definieert. Randnummer 30 bepaalt immers slechts de termijn waar- binnen de WLR-afnemer door UPC over een wijziging wordt geïnformeerd en niet de termijn waarbin- nen UPC de wijziging doorvoert, wat niet de mogelijkheid wegneemt dat de WLR-afnemer door UPC onvoldoende tijd wordt gelaten om de voor het nieuwe programma benodigde rechten te regelen. Het college acht het RA WLR-C van 3 augustus daarom niet in overeenstemming met de opgelegde toe- gangsverplichting, en meer specifiek met randnummer ix., zevende gedachtestreepje van het dictum van het marktbesluit:
"Op grond van artikel 6a.6, derde lid, van de Tw verbindt het college aan de toegangsverplich- ting nadere voorwaarden betreffende billijkheid, redelijkheid en opportuniteit om geconstateer- de potentiële mededingingsbeperkende gedragingen tegen te gaan. UPC dient: (...)
- afnemers van WLR-C een redelijke termijn voorafgaand aan het doorvoeren van wijzigin- gen in het analoge rtv-pakket van UPC over deze wijzigingen te informeren; (...)"
114. UPC zal dan ook ­ indien en op het moment waarop duidelijk wordt dat de WLR-afnemer ver- antwoordelijk is voor de verwerving van de doorgifterechten ­ alsnog het RA moeten aanvullen met de in randnummer ix., zevende gedachtestreepje van het dictum bedoelde redelijke termijn. Ten aanzien van deze termijn overweegt het college het volgende. OPENBARE VERSIE 22





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


115. De redelijkheid van de in het dictum bedoelde termijn wordt met name bepaald door de periode die een WLR-afnemer redelijkerwijs nodig heeft om de doorgifterechten te verwerven van een aan het analoge pakket toe te voegen programma. Relevant in de bepaling van die periode is dat in deze peri- ode door de WLR-afnemer contact met de programma-aanbieder zal moeten worden gemaakt, dat er onderhandelingen zullen dienen plaats te vinden, en dat het resultaat daarvan contractueel zal moeten worden geborgd. Naast de periode die ziet op de regeling van de doorgifterechten, dient de WLR- afnemer voldoende de gelegenheid te hebben om zijn eindgebruikers van de wijziging op de hoogte te stellen.

116. Maatgevend in de bepaling van de redelijke termijn acht het college de termijn die UPC in de praktijk zelf heeft voor het in haar analoge pakket kunnen doorvoeren van een belangrijke categorie wijzigingen, namelijk de wijzigingen die volgen uit de advisering door een programmaraad. Het college is gebleken dat in de praktijk de periode tussen het moment waarop het betreffende advies aan UPC bekend wordt en het moment waarop UPC de betreffende wijziging doorvoert minimaal drie maanden is. Het college is derhalve van oordeel dat de in randnummer ix., zevende gedachtestreepje van het dictum bedoelde redelijke termijn minimaal op drie maanden dient te worden gesteld. Dit betekent dat UPC een wijziging in haar analoge pakket rtv-signalen eerst drie maanden nadat zij die wijziging aan haar WLR-afnemers heeft gecommuniceerd richting haar eindgebruikers mag doorvoeren.
117. Het college is van oordeel dat deze periode van drie maanden ook overigens verenigbaar zou moeten zijn met de bestaande praktijk ten aanzien van door UPC in haar analoge pakket doorgevoer- de wijzigingen. Voor zover een wijziging het gevolg is van een commerciële beslissing van UPC zelf, is UPC immers ook zelf in staat om het proces zo in te richten dat de termijn van drie maanden niet con- flicteert met haar eigen agenda. Daarbij zou UPC bijvoorbeeld kunnen overwegen om al tijdens de periode waarin zij zelf met een programma-aanbieder in onderhandeling is WLR-afnemers over de betreffende voorgenomen wijziging te informeren.

118. Overigens zij nog opgemerkt dat UPC mogelijkheden heeft om de doorlooptijd van drie maan- den te bekorten, mocht die termijn in bepaalde gevallen moeilijk verenigbaar zijn met haar eigen agen- da: zo kan UPC richting de programma-aanbieder in kwestie als voorwaarde stellen dat UPC de betref- fende doorgifterechten (tegen non-discriminatoire voorwaarden) mag sublicentiëren aan haar WLR- afnemers. Het gevolg hiervan is dat de WLR-afnemers niet zelf de rechten behoeven te verwerven. In het geval UPC in een dergelijke opzet zou slagen en de betreffende sublicenties ook daadwerkelijk tussen UPC en al haar WLR-afnemers tot stand zijn gebracht, acht het college het redelijk dat door UPC van de termijn van drie maanden wordt afgeweken (met dien verstande dat in dat geval voor de WLR-afnemers na het sluiten van de sublicentie een voldoende periode beschikbaar blijft voor de communicatie aan hun eindgebruikers29).

119. UPC zou de beleidskeuze kunnen maken tot verkleining van haar analoge pakket, met als gevolg dat zij de doorgifte van een bepaald programma wenst te beëindigen. In een dergelijke situatie


29 Zo dient de WLR-afnemer, waar relevant, te kunnen voldoen aan artikel 7.2 Tw. OPENBARE VERSIE 23





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

is niet aan de orde dat de WLR-afnemer doorgifterechten dient te regelen, wat naar het oordeel van het college kan betekenen dat UPC in dit specifieke geval kan volstaan met een aankondigingstermijn die voldoende lang is om de WLR-afnemer in staat te stellen om zijn communicatie met de eindgebrui- ker inzake de beëindiging van het betreffende programma voor te bereiden en uit te voeren.30 31
120. Een uitzonderlijke situatie zou kunnen ontstaan in het geval een door UPC in het analoge pak- ket doorgegeven programma op relatief korte termijn niet meer beschikbaar is, bijvoorbeeld in geval van faillissement. De termijn van drie maanden zou in die situatie als consequentie kunnen hebben dat het betreffende kanaal gedurende een aantal weken op zwart moet blijven staan. Met het oog op de uitzonderlijkheid van een dergelijke situatie, en in ogenschouw nemend dat UPC zelf in een dergelijke situatie mogelijkheden heeft om te voorkomen dat een kanaal gedurende een langere periode op zwart komt te staan ­ denk aan de hiervoor bedoelde voorwaarde van sublicentiëring van de doorgifterech- ten aan haar WLR-afnemers ­, acht het college deze situatie zonder consequenties voor de op drie maanden bepaalde termijn.
Ad ii) de WLR-afnemer blijkt geen doorgifterechten te hoeven regelen
121. In het geval de WLR-afnemer geen doorgifterechten blijkt te hoeven regelen, wordt de redelijk- heid van de in randnummer ix., zevende gedachtestreepje van het dictum bedoelde termijn met name bepaald door de periode die een WLR-afnemer redelijkerwijs nodig heeft om zijn eindgebruikers van de wijziging op de hoogte te stellen.

122. Aangezien deze periode voldoende lang dient te zijn om de WLR-afnemer in staat te stellen om te voldoen aan artikel 7.2 van de Tw, en in ogenschouw nemend dat een WLR-afnemer enige tijd nodig zal hebben om de benodigde communicatie voor te bereiden en uit te voeren, is het college van oordeel dat in dit geval de redelijke termijn op zes weken dient te worden gesteld, te starten op het moment waarop UPC de WLR-afnemer van een wijziging op de hoogte brengt tot het moment waarop UPC de wijziging daadwerkelijk richting eindgebruikers doorvoert. A.4.3 Nationale consultatie

123. De ontvangen zienswijzen hebben het college met betrekking tot de in paragraaf A.4.2 gefor- muleerde beoordeling niet tot een ander inzicht geleid.32 A.4.4 Aanwijzing

124. De in paragraaf A.4.2 in samenhang met paragraaf A.4.3 geformuleerde beoordeling resulteert in de volgende aanwijzing aan UPC tot wijziging van haar referentieaanbod:


30 Zo dient de WLR-afnemer te kunnen voldoen aan artikel 7.2 Tw.
31 Overigens zal een WLR-afnemer bij een programma-aanbieder moeten bedingen dat de tussen hen geldende overeenkomst ontbonden kan worden als het betreffende programma niet langer onderdeel uitmaakt van het analoge rtv-pakket.
32 Paragraaf 3.4 van de nota van bevindingen.
OPENBARE VERSIE 24





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


125. UPC dient met betrekking tot het onderwerp van wijzigingen in haar analoge pakket, en meer specifiek de in dat kader te stellen termijnen, haar referentieaanbod in overeenstemming te brengen met de in het marktbesluit UPC aan UPC opgelegde verplichtingen, met dien verstande dat UPC in het referentieaanbod niet vooruitloopt op de nog ten aanzien van de regeling van doorgifterechten te ver- krijgen duidelijkheid.

126. In het geval en vanaf het moment waarop is gebleken dat de regeling van doorgifterechten er uit bestaat dat de WLR-afnemer verantwoordelijk is voor de verwerving van die rechten, dient UPC in haar RA de in randnummer ix., zevende gedachtestreepje van het dictum bedoelde termijn minimaal op drie maanden te stellen. Het staat UPC daarbij vrij om te bepalen dat een binnen die periode van drie maanden door haar in overeenstemming met al haar WLR-afnemers tot stand gebrachte regeling van de betreffende rechten kan resulteren in een kortere termijn, met dien verstande dat de termijn nooit korter kan zijn dan de periode die een WLR-afnemer redelijkerwijs nodig heeft om de voorgeno- men wijziging aan zijn eindgebruikers te communiceren.
127. In het geval en vanaf het moment waarop is gebleken dat de regeling van doorgifterechten er uit bestaat dat de WLR-afnemer geen doorgifterechten hoeft te regelen, dient UPC in haar RA de in randnummer ix., zevende gedachtestreepje van het dictum bedoelde termijn minimaal op zes weken te stellen.

128. Ongeacht de regeling van doorgifterechten, dient UPC de vanuit de beleidskeuze tot verklei- ning van het analoge pakket voorgenomen beëindiging van een bepaald programma minimaal zes weken voorafgaand aan die beëindiging aan haar WLR-afnemers te communiceren. A.5. Voorwaarden voorafgaand aan een raamovereenkomst A.5.1 Toelichting

129. In het RA WLR-C van 3 augustus zijn in randnummer 71 drie documenten benoemd die een wederverkoper dient te verstrekken voorafgaand aan het sluiten van een raamovereenkomst: "De Wederverkoper verstrekt voorafgaand aan het sluiten van een Raamovereenkomst ten- minste de volgende informatie:

Een concept operationele forecast van het verwachte aantal WederverkoopOrderverzoe- ken, conform de specificaties als beschreven in paragraaf 3.3 van het Referentieaanbod; Een concept implementatieplan;
Een statusoverzicht van de door de Wederverkoper te regelen doorgifterechten van alle in het UPC Analoge Standaardpakket opgenomen radio en televisieprogrammas.

De Wederverkoper maakt de concept operationele forecast en het concept implementatieplan definitief op het moment van het sluiten van de Raamovereenkomst. Tevens toont de Weder- OPENBARE VERSIE 25





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
verkoper alsdan conform het bepaalde in paragraaf 2.1 van het Referentieaanbod aan dat de doorgifterechten zijn verkregen."


130. Het statusoverzicht inzake de doorgifterechten komt hier niet verder aan de orde, gegeven dat het onderwerp van de relatie tussen het RA en de doorgifterechten reeds in hoofdstuk A.3 behandeld is.
A.5.2 Standpunten tijdens de IG-besprekingen

131. Dit onderwerp is tijdens verschillende IG-besprekingen en in de tussentijdse bijeenkomsten van partijen besproken. Na deze besprekingen is gebleken dat partijen hierover met UPC geen over- eenstemming hebben kunnen bereiken. Potentiële WLR-afnemers zijn van mening dat paragraaf 3.2 van het referentieaanbod dient te vervallen. Meer specifiek heeft GPA wat betreft de concept operatio- nele forecast het standpunt dat er gedurende het eerste jaar een andere regeling zou moeten zijn. Het is ondoenlijk om deze forecast van te voren af te geven, want dit is volgens partijen ook afhankelijk van bijvoorbeeld prijsbeleid. UPC zegt een operationele forecast nodig te hebben voor het bepalen van het capaciteitsbeslag van de dienst.

132. Op 17 juli 2009 heeft GPA OPTA verzocht om informeel te adviseren dat de door UPC ver- zochte documenten geen deel dienen uit te maken van het referentieaanbod. Daarnaast verzoekt GPA dat UPC binnen vijf werkdagen na een verzoek om toegang hierop reageert door het toesturen van de raamovereenkomst en het RA voor ondertekening. Tevens verzoekt GPA dat OPTA informeel advi- seert dat in het geval van tegenstrijdigheid tussen het besluit en het referentieaanbod en/ of de raam- overeenkomst het besluit prevaleert en dat dit als onderdeel van het referentieaanbod wordt opgeno- men.

133. Tijdens de IG-bespreking van 23 juli 2009 heeft het college informeel advies uitgebracht. Ove- rigens heeft UPC in haar RA WLR-C van 3 augustus de oorspronkelijke tekst van randnummer 71 op een aantal punten gewijzigd, resulterend in de in paragraaf A.5.1 geciteerde tekst. De betreffende wij- zigingen komen de bezwaren van GPA echter niet tegemoet, wat betekent dat het door het college uitgebrachte advies niet alsnog heeft geleid tot overeenstemming tussen partijen. A.5.3 Beoordeling door het college

134. De strekking van de hiervoor in paragraaf A.5.1 geciteerde bepaling is dat de WLR-afnemer voorafgaand aan het sluiten van een raamovereenkomst aan een aantal voorwaarden dient te voldoen. Specifiek ten aanzien van de fase waarin een contract tussen UPC en de WLR-afnemer nog tot stand dient te komen, bepaalt het marktbesluit UPC in randnummer viii. van het dictum het volgende: "Daarbij geldt dat UPC:

- verzoeken om (...) WLR-C tijdig en adequaat in behandeling neemt en zo nodig met de toegangsverzoekende partij bespreekt. De reactie op een verzoek om toegang dient UPC binnen een redelijke termijn aan de aanbieder van rtv-signalen kenbaar te maken; OPENBARE VERSIE 26





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

- te goeder trouw onderhandelt met aanbieders van rtv-signalen die verzoeken om (...) WLR- C;"

135. Het college acht de in randnummer 71 van het RA WLR-C door UPC gespecificeerde voor- waarden niet verenigbaar met de in het marktbesluit UPC opgelegde toegangsverplichting. Niet alleen biedt de toegangsverplichting geen aanknopingspunten voor door UPC voorafgaand aan onderhande- lingen te stellen voorwaarden, maar ook zijn de voorwaarden elk in zichzelf onbillijk en daarmee niet in overeenstemming met randnummer ix. van het dictum van het marktbesluit UPC.
136. Wat betreft de voorwaarde dat een toegangsverzoeker voorafgaand aan het sluiten van een raamovereenkomst een concept operationele volumevoorspelling dient te verstrekken, is het college van oordeel dat deze onredelijk is. De voorwaarde impliceert immers de mogelijkheid dat UPC de uit- komst van de contractsonderhandelingen afhankelijk stelt van de inhoud van de concept volumevoor- spelling. Een dergelijke grond acht het college onbillijk: UPC zal ongeacht het door de toegangsver- zoeker ingeschatte volume tot een contract moeten komen. Blijkt daarna dat het ingeschatte volume stuit op beperkingen bijvoorbeeld in termen van ordercapaciteit, dan zal daarvoor alsdan tot een oplos- sing moeten worden gekomen.

137. De voorwaarde dat een toegangsverzoeker voorafgaand aan het sluiten van een raamover- eenkomst een concept implementatieplan moet verstrekken, acht het college evenmin billijk. Niet in te zien valt waarom UPC de in een dergelijk plan besloten informatie nodig heeft om de gevraagde toe- gang te kunnen leveren, laat staan om te kunnen onderhandelen over de raamovereenkomst. Voor zover de betreffende informatie al noodzakelijk is voor het door UPC kunnen leveren van de toegang, zou de uitwisseling van deze informatie belegd moeten worden in de fase waarin WLR-C op basis van het dan beiderzijds getekende contract voor de betreffende WLR-afnemer wordt geoperationaliseerd. A.5.4 Nationale consultatie

138. De op het ontwerp implementatiebesluit ontvangen zienswijzen hebben het college in de nota van bevindingen tot de conclusie geleid dat UPC in haar RA WLR-C dient op te nemen dat zij ­ tegelijk met de binnen vijf werkdagen na ontvangst van het toegangsverzoek te versturen ontvangstbevesti- ging ­ aangeeft of het verzoek compleet is dan wel welke specifieke informatie nog ontbreekt, en dat UPC binnen tien werkdagen (na ontvangst van de aanvraag of van de eventuele aanvullende informa- tie) uitsluitsel moet geven over de vraag of het betreffende verzoek redelijk wordt geacht. Op datzelfde moment zal dan door UPC een voorstel moeten worden gedaan voor de binnen een redelijke termijn te plannen eerste afspraak voor contractonderhandelingen (althans, voor zover die nog nodig zijn).33 De aanwijzing is hiermee in overeenstemming gebracht. A.5.5 Aanwijzing

139. De in paragraaf A.5.3 in samenhang met paragraaf A.5.4 geformuleerde beoordeling leidt tot de volgende aanwijzing aan UPC tot wijziging van haar referentieaanbod:


33 Randnummer 75 van de nota van bevindingen.
OPENBARE VERSIE 27





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


140. UPC dient het referentieaanbod WLR-C te schonen van de in randnummer 71 gespecificeerde voorafgaand aan het sluiten van een raamovereenkomst te verstrekken informatie inzake de concept operationele forecast en het concept implementatieplan.
141. Tevens dient UPC het RA in overeenstemming te brengen met de verplichting dat zij ieder verzoek om toegang tijdig en adequaat in behandeling neemt. Concreet betekent dit in ieder geval dat UPC in haar RA WLR-C de bepaling opneemt dat UPC ieder toegangsverzoek binnen een termijn van vijf werkdagen in behandeling neemt, waarvan UPC de betreffende toegangsverzoeker binnen die termijn op de hoogte stelt. Tevens dient UPC te voorzien in de bepaling dat zij ­ tegelijk met de binnen vijf werkdagen na ontvangst van het toegangsverzoek te versturen ontvangstbevestiging ­ aangeeft of het verzoek compleet is dan wel welke specifieke informatie nog ontbreekt, dat zij binnen tien werkda- gen (na ontvangst van de aanvraag of van de eventuele aanvullende informatie) uitsluitsel geeft over de vraag of het betreffende verzoek redelijk wordt geacht, en dat door haar op datzelfde moment een voorstel wordt gedaan voor de binnen een redelijke termijn te plannen eerste afspraak voor contract- onderhandelingen (althans, voor zover die nog nodig zijn). A.6. Maximale ordercapaciteit
A.6.1 Toelichting

142. In randnummer 128 stelt het RA WLR-C van 3 augustus: "WederverkoopOrder capaciteit
UPC zal in staat zijn om in totaal 7500 WederverkoopOrderverzoeken per kalendermaand te behandelen, hetgeen neerkomt op gemiddeld 346 WederverkoopOrderverzoeken per Werkdag. Deze maximum aantallen omvatten alle type WederverkoopOrders, van alle Wederverkopers gezamenlijk.
Het totale aantal WederverkoopOrderverzoeken op een bepaalde Werkdag mag de hier- voor genoemde totale gemiddelde dagelijkse capaciteit met niet meer dan 20% over- schrijden. Tegelijkertijd mag het totale aantal WederverkoopOrderverzoeken niet meer zijn dan 7.500 per kalendermaand.
Partijen kunnen afspraken maken over het accepteren door UPC van meer Wederver- koopOrderverzoeken dan de hiervoor genoemde limiet. De Wederverkoper is in dat geval een aanvullende vergoeding verschuldigd."
143. Aan de orde is de vraag of deze bepaling in het RA WLR-C van 3 augustus ­ waarin UPC een bepaald maximum stelt aan het per maand in behandeling te nemen WLR-orders ­ verenigbaar is met de aan UPC opgelegde toegangsverplichting.
OPENBARE VERSIE 28





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
A.6.2 Standpunten tijdens de IG-besprekingen

144. Diverse partijen hebben tijdens de IG-besprekingen aangegeven de door UPC gestelde maxi- mumcapaciteit onredelijk of te laag te vinden. Zo is YouCa van mening dat de correcte en tijdige ver- werking van alle orders, ongeacht de hoeveelheid, onderdeel uitmaakt van de opgelegde toegangs- verplichting. SBS, Online en Your.TV hebben aangegeven dat de operationele capaciteit van UPC geen beperking voor de groei van een wederverkoper kan zijn. Tele2 is van oordeel dat de relatie juist andersom zou moeten zijn: UPC dient te zorgen voor voldoende capaciteit om aan de vraag te vol- doen. Ook KPN heeft benadrukt dat de vraag structureel leidend moet zijn voor de capaciteitsplanning van UPC.

145. Your.TV heeft daarbij nog aangegeven dat UPC bij drukte zelf ook van externe capaciteit ge- bruik maakt. Tele2 heeft gevraagd naar het aantal mutaties dat UPC voor haar eigen retail dienstverle- ning uitvoert, en KPN en Tele2 hebben beide aangegeven dat de capaciteit een factor vijf tot tien ho- ger zou moeten zijn. GPA heeft na tussentijds overleg als gezamenlijk standpunt aangegeven dat zij in een maandelijks overleg tussen UPC en de accountmanagers van de WLR- afnemers de gezamenlijk benodigde capaciteit wil bespreken. Tevens heeft GPA aangegeven dat UPC de capaciteit niet met onredelijke en onobjectiveerbare redenen kan beperken. In de besprekingen is vervolgens door partij- en geconstateerd dat op dit onderwerp geen overeenstemming kan worden bereikt, naar aanleiding waarvan dit onderwerp op 17 juli 2009 door GPA voor informeel advies aan OPTA is voorgelegd.
146. In het verzoek om informeel advies is door GPA herhaald dat zij van mening is dat het door UPC genoemde maximum aantal te verwerken orders in strijd is met de door het college beoogde marktwerking. Indien dit maximum aantal orders geldt, zijn afnemers niet in staat om hun klanten in behoorlijke aantallen en in een behoorlijk tempo aan te sluiten. Afnemers geven een vergelijking met de administratieve overstappen op het gebied van ziektekostenverzekeringen, waarbij in een jaar een verschuiving van 15 tot 20% van de markt plaatsvond. UPCs genoemde capaciteit weerhoudt een dergelijke mate van overstap. Afnemers verwachten dat de benodigde ordercapaciteit per jaar onge- veer 20% van de aangesloten klanten is en zijn van mening dat UPC haar capaciteit dient uit te brei- den wanneer de vraag groter blijkt dan dat.

147. UPC heeft in reactie aangegeven dat zij het niet opportuun vindt om over capaciteit, forecasts en bandbreedtes informeel advies te vragen, aangezien dit mede onderwerp is van het lopende onder- zoek van Ordina.34

148. Tijdens de IG-bespreking van 23 juli 2009 heeft het college het volgende informeel advies uit- gebracht: Een beperking van de operationele capaciteit in zodanige mate dat gewenste overstap van eindgebruikers naar de nieuwe gereguleerde dienst wordt gelimiteerd, is een onredelijke belemmering van de toegangsverplichting. Het college heeft daarbij aangegeven de redelijkheid van de beschikbare capaciteit te zullen vergelijken met de autonome groei en mutatieaantallen bij UPC zelf.


34 Zie www.opta.nl.
OPENBARE VERSIE 29





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


149. UPC heeft na het informele advies en het vervolgens tussen partijen over dit onderwerp ge- voerde overleg op dit onderwerp geen wijziging doorgevoerd. A.6.3 Beoordeling door het college

150. In randnummer 128 van het RA WLR-C maximeert UPC het aantal per maand te verwerken WLR-orders. Naar het oordeel van het college leidt dit tot twee vragen: (i) staat het UPC vrij om een maximum te stellen aan het aantal te verwerken orders, of dient zij zich zo in te richten dat elke redelij- kerwijs voorstelbare vraag bediend kan worden?, en (ii) in het geval de eerste vraag positief wordt beantwoord, is dan het door UPC gedefinieerde aantal van 7.500 orders per maand inderdaad het redelijkerwijs te hanteren maximum?

151. UPC brengt naar voren dat er een relatie bestaat met de wijze waarop WLR-C door UPC wordt geoperationaliseerd. Dit impliceert dat de in de operationalisering door UPC gemaakte keuzes er in resulteren dat UPC op basis van die operationalisering in staat is om maximaal 7.500 orders per maand in behandeling te nemen. De beoordeling door het college van het door UPC op 11 juni inge- diende operationaliseringsvoorstel is onderwerp van deel B van onderhavig besluit. Echter, omdat het door UPC gestelde maximum door randnummer 128 van het RA WLR-C eveneens onderdeel vormt van het RA WLR-C spreekt het college zich hier over dit onderwerp uit.
152. Ten aanzien van de geformuleerde eerste vraag, en in lijn met het gegeven informele advies, is het college van oordeel dat een capaciteitsbeperking die dermate stringent is dat verondersteld mag worden dat die de overstapmogelijkheden van eindgebruikers limiteert een onredelijke belemmering van de toegangsverplichting is. Hiermee is gezegd dat een capaciteitsbeperking logischerwijs aan de orde kan zijn, wat betekent dat wordt toegekomen aan de vraag of de door UPC gedefinieerde beper- king tot 7.500 orders per maand redelijk is.
Non-discriminatie

153. Met betrekking tot de toegangsverplichting WLR-C is UPC op grond van het marktbesluit ge- houden aan het beginsel van non-discriminatie:35
"UPC dient op grond van artikel 6a.2 van de Tw juncto artikel 6a.8 van de Tw de genoemde vormen van toegang onder gelijke omstandigheden onder gelijke voorwaarden te verlenen. Deze verplichting houdt tevens in dat UPC ten opzichte van derden gelijke voorwaarden toe- past als die welke onder gelijke omstandigheden gelden voor haarzelf, haar dochteronderne- mingen of haar partnerondernemingen."

154. Het college is van oordeel dat de non-discriminatie verplichting in de context van de maximale ordercapaciteit betekent dat het door UPC ten behoeve van WLR-afnemers ingerichte ,,wholesale loket geen beperkingen mag kennen die UPCs eigen ,,retail loket niet ook kent. Voor zover dat retail loket beperkingen kent, dienen de beperkingen aan het wholesale loket daarmee vergelijkbaar te zijn. De


35 Dictumonderdeel x. van het marktbesluit UPC. OPENBARE VERSIE 30





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

centrale vraag is daarmee of UPC ook ten aanzien van haar retail loket gebonden is aan een capaci- teitsbeperking van 7.500 mutaties per maand. Als dat niet zo is, mag dat naar het oordeel van het col- lege ten aanzien van het wholesale loket ook niet het geval zijn.
155. Hoewel het college niet beschikt over de aantallen administratieve mutaties die UPC ten be- hoeve van haar retail bedrijf verwerkt, beschikt het college wel over de door UPC aan het college op- gegeven positieve en negatieve ,,churn cijfers voor analoge kabel rtv-aansluitingen; het product dat overeenkomt met WLR-C.36 Uit de opgegeven cijfers leidt het college af dat UPCs eigen retail organi- satie gemiddeld over 2007, 2008 en de eerste helft van 2009 per kwartaal nieuwe aansluitingen en opgezegde aansluitingen heeft verwerkt. Per jaar telt dit op tot respectievelijk orders voor nieuwe aansluitingen en orders voor opzeggingen, mogelijk inclusief verhuizingen, dat gezamen- lijk verwerkte orders voor nieuwe en opgezegde aansluitingen per jaar betekent. Dit aantal is nog exclusief administratieve mutaties. UPC benut daarmee de afgelopen jaren voor haar eigen retail bedrijf gemiddeld ruim keer meer capaciteit voor order- verwerking dan zij van plan is beschikbaar te stellen voor alle WLR-afnemers gezamenlijk.
156. Het college concludeert hieruit dat UPC haar eigen retail loket geen capaciteitsbeperking heeft opgelegd, of althans geen beperking die vergelijkbaar is met de voor het wholesale loket voorgenomen beperking. De voor het wholesale loket voorgenomen beperking benadeelt WLR-afnemers daardoor significant in hun mogelijkheden tot het inleggen van orders en mutaties in vergelijking met UPCs ei- gen retail bedrijf. Dit is in strijd met de in het marktbesluit UPC aan UPC opgelegde non-discriminatie verplichting.
Cijfermatige analyse

157. Het door UPC aangevoerde maximum van 7.500 orders per maand omvat alle typen orderver- zoeken van alle WLR-afnemers gezamenlijk. Ervan uitgaande dat verreweg de meeste orderverzoeken tot het ordertype ,,overstappen zullen behoren, en slechts een zeer klein deel tot het type ,,new install, ,,verhuizing, ,,mutatie of ,,opzegging, limiteert dit de totale overstap tot zeg 7.000 eindgebruikers per maand, ofwel 84.000 per jaar. In het verzorgingsgebied van UPC maken medio 2009 ruwweg 2 miljoen eindgebruikers gebruik van de kabelaansluiting.37 Dit houdt een maximale overstap in van 4,2% van het klantenbestand per jaar (84.000/2.000.000), mits deze orders perfect statistisch verdeeld zijn over de tijd (precies 324 overstaporders per werkdag). Dit lijkt het college geen waarschijnlijke situatie, waardoor in werkelijkheid het aantal verwerkte overstaporders significant lager uit zou vallen, zeg tot maximaal slechts 3% van het klantenbestand in totaal tijdens het eerste jaar dat WLR-C operationeel is. Het college overweegt hierbij tevens dat er mogelijk significant meer orders van overige ordertypen voorkomen, zelfs in de eerste jaren van dienstverlening, waardoor het totale verwerkbare aantal overstaporders nog verder daalt.


36 De gemaakte vergelijking is hier naar aanleiding van de nationale consultatie verduidelijkt. Zie randnummer 95 van de nota van bevindingen.

37 Zie www.lgi.com
OPENBARE VERSIE 31





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


158. Op basis van deze analyse van de betekenis van de door UPC aangevoerde capaciteitsbeper- king komt het college tot het oordeel dat deze beperking moet worden geïnterpreteerd als een limite- ring van de overstapmogelijkheden van eindgebruikers. De capaciteitsbeperking is daarmee te kwalifi- ceren als een onredelijke belemmering van de met de toegangsverplichting beoogde doelstellingen.
159. Een vergelijking met de praktijk van de vergelijkbare toegangsverplichting WLR-T ondersteunt deze interpretatie: in het eerste jaar waarin WLR-T afneembaar was (2007) zijn 342.000 eindgebrui- kers op WLR-T overgestapt, in de (landelijke) markt voor retail vaste telefonie van 7,4 miljoen telefoon- aansluitingen eind 2007, waarvan 5 miljoen analoge telefoonaansluitingen. Na één jaar was daarmee
6,8% van de eindgebruikers met analoge telefonie overgestapt op WLR-T.38 Daarna is de mate van overstap en groei van WLR-T aansluitingen gestabiliseerd op een lager niveau dan de relatief grote overstap gedurende het eerste jaar. Hoewel de omstandigheden en bijdragende factoren voor een overstap naar WLR-T destijds enerzijds, en WLR-C in de komende jaren anderzijds, niet volledig gelijk zijn,39 acht het college ook bij WLR-C de kans groot dat het aantal overstaporders niet consistent, niet precies voorspelbaar en in de eerste periode relatief hoog zal zijn.
160. Ook op grond van het voorgaande acht het college de door UPC aangevoerde capaciteitsbe- perking niet redelijk en daarmee niet in overeenstemming met de opgelegde toegangsverplichting. Het college ziet de door UPC voorgestelde capaciteit als dusdanig beperkt dat deze eerder moet worden beschouwd als een strategisch ontwerp van de wholesale dienstverlening die de effectiviteit van de toegangsverplichting significant zal belemmeren. Het college is van oordeel dat van UPC in redelijk- heid kan worden verwacht dat zij haar organisatie op een zodanige wijze inricht dat zij naar behoren kan voldoen aan redelijkerwijs voorzienbare eisen die door het college op grond van de Tw aan haar worden gesteld. Het college stelt daarbij vast dat UPC er redelijkerwijs vanuit kan gaan dat een hogere vraag naar de toegangsvorm kan ontstaan dan die UPC met het huidige voorstel maximaal mogelijk maakt.
Extra capaciteit

161. In het derde punt van randnummer 128 van het RA WLR-C creëert UPC de mogelijkheid dat een WLR-afnemer tegen een aanvullende vergoeding meer ordercapaciteit kan realiseren. Niet alleen duidt deze bepaling er op dat ook UPC zelf al reden heeft om te veronderstellen dat de geboden capa- citeit van maximaal 7.500 orders per maand onvoldoende is om de vraag uit de markt te kunnen be- dienen, ook onderschrijft deze bepaling het vermoeden dat sprake is van strategisch productontwerp.


38 Zie op www.opta.nl de openbare rapportages van structurele monitoring vaste telefonie.
39 WLR-T was voor diverse aanbieders en eindgebruikers een gewenste uitbreiding van reeds bestaande CPS dienstverlening die betrekking heeft op belminuten, zodat ook de aansluiting door een ander kon worden aangeboden. Voor WLR-C is de situatie anders in die zin dat er ook nog geen aanvullende dienstverlening via de over te nemen aansluiting bestaat. Wel bestaat er over concurrerende omroeptransmissieplatforms dienstverlening die als aanvullend wordt beschouwd, waarvoor WLR-C als ,,basis- aansluiting zal dienen.
OPENBARE VERSIE 32





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


162. In de eerste plaats wijst deze mogelijkheid er op dat het voor UPC mogelijk is om, binnen de door UPC in het operationaliseringsvoorstel voorgestelde operationalisering, de ordercapaciteit op te schalen. Dit doet vermoeden dat de inzet van de voor de extra capaciteit benodigde middelen variabel van karakter is, en bijvoorbeeld bestaat uit de tijdelijke inzet van meer medewerkers. Blijkbaar kiest UPC er bewust voor om de ,,standaard ordercapaciteit op een relatief laag niveau te bepalen, waarna het op meer individuele basis mogelijk is om tot afspraken te komen waarin de eigenlijke behoefte van een specifieke WLR-afnemer ­ tegen meerprijs ­ wordt bediend.
163. Het college acht deze benadering niet in lijn met de verplichtingen, onder meer omdat in het marktbesluit UPC is bepaald dat ­ kort gezegd ­ de kosten die voor UPC samenhangen met de opera- tionalisering van WLR-C (de zogenaamde wholesale specifieke kosten) proportioneel ook aan UPC zelf zullen worden toegerekend. De door UPC in het RA gedefinieerde benadering impliceert dat de kosten van de door een specifieke WLR-afnemer gewenste extra ordercapaciteit buiten de wholesale specifieke kosten om op individuele basis aan de betreffende afnemer in rekening worden gebracht. Gegeven dat de beperkte standaard ordercapaciteit (van maximaal 7.500 orders per maand) er bij voorbaat in zal resulteren dat WLR-afnemers met UPC over extra ordercapaciteit afspraken zullen moeten maken, resulteert deze benadering in extra kosten voor de WLR-afnemer. Deze extra kosten verstoren het concurrentiële level playing field tussen de WLR-afnemers en UPC, en ondergraven daarmee de doelstelling van de proportionele toerekening van wholesale specifieke kosten.
164. Al met al acht het college de huidige bepalingen en uitgangspunten van UPC met betrekking tot ordercapaciteit niet in lijn met het marktbesluit UPC. Deze beoordeling is in overeenstemming met het op 23 juli 2009 aan de IG WLR-C gegeven informele advies. A.6.4 Nationale consultatie

165.
De op het ontwerp implementatiebesluit ontvangen zienswijzen hebben het college in de nota van bevindingen tot de conclusie geleid dat UPC haar RA WLR-C van de bepalingen ter zake van de maximale ordercapaciteit dient te schonen, gegeven dat in de verwerking van orders de non- discriminatoire service levels leidend dienen te zijn.40 De aanwijzing is hiermee in overeenstemming gebracht.
A.6.5 Aanwijzing

166. De in paragraaf A.6.3 in samenhang met paragraaf A.6.4 geformuleerde beoordeling leidt tot de volgende aanwijzing aan UPC tot wijziging van haar referentieaanbod:
167. UPC dient het RA WLR-C te schonen van de bepalingen met betrekking tot de maximale or- dercapaciteit voor WLR-C. Concreet betekent dit dat UPC in ieder geval randnummer 128 van het RA WLR-C van 3 augustus 2009 achterwege dient te laten.


40 Randnummer 106 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 33





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
A.7. Forecast procedure
A.7.1 Toelichting

168. In het RA WLR-C van 3 augustus is door UPC in paragraaf 3.3 een forecast procedure opge- nomen. De hier relevante bepalingen luiden als volgt: "72. De Wederverkoper is gehouden op regelmatige basis operationele forecasts van het aantal te verwachten WederverkoopOrderverzoeken aan te leveren. UPC gebruikt deze infor- matie voor de planning van de personeelsbezetting en de proces- en systeemeisen voor de realisatie van de WederverkoopOrders.

73. De operationele forecast bevat prognoses voor elk van de type WederverkoopOrder- verzoeken, als beschreven in paragraaf 2.2.2.
74. De operationele forecast zal een rolling forecast zijn. De aantallen van deze Weder- verkoopOrderverzoeken dienen te worden gespecificeerd op kwartaalniveau, met een plan- ningshorizon van vier kwartalen."

76. Na het sluiten van de Raamovereenkomst worden de operationele forecasts verstrekt vóór het begin van elk kwartaal (1 januari, 1 april, 1 juli, 1 oktober) aan de Account Manager van UPC. De operationele forecasts van een kwartaal blijven ten opzichte van het vorige kwar- taal binnen een bandbreedte van + / - 20%.
77. Het werkelijke totale aantal WederverkoopOrders binnen een kwartaal moet in over- eenstemming zijn met de operationele forecast voor dat kwartaal binnen een bandbreedte van
+ / - 20%. Als de Wederverkoper niet aan de operationele forecast voldoet (onderprestatie van
20%), is hij een boete verschuldigd. Als de Wederverkoper de voortschrijdende prognose overschrijdt (met meer dan 20%), worden de WederverkoopOrders met vertraging of tegen een meerprijs voldaan.

78. De operationele capaciteit van UPC is beperkt. De Wederverkoper stemt zijn operatio- nele forecast daar op af.(...)"

169. Aan de orde is de redelijkheid en noodzaak van een procedure voor de prognose van order- aantallen ten behoeve van UPCs operationele capaciteitsplanning. Tevens is aan de orde of de uit- werking van UPC voor deze forecast procedure redelijk is. Relevant is onder meer aan welke criteria een eventuele forecast dient te voldoen, de regelmaat van de forecasts, of UPC boetes kan opleggen wanneer een WLR-afnemer in de praktijk afwijkt van zijn forecast en de relatie tussen een forecast van een WLR-afnemer en de operationele capaciteit van UPC. A.7.2 Standpunten tijdens de IG-besprekingen

170. Onderhavig onderwerp is tijdens de besprekingen in de IG WLR-C aan de orde geweest, waarbij een aantal potentiële WLR-afnemers zich op het standpunt heeft gesteld dat het opleveren van OPENBARE VERSIE 34





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

de gevraagde gedetailleerde forecasts in deze vorm niet aanvaardbaar is, want ten koste gaat van de effectiviteit van de toegangsverplichting. Partijen wijzen er daarbij op dat UPC met deze forecast pro- cedure het proces onnodig complex maakt en wederverkopers belemmert in hun groei. Tele2 en KPN hebben daarbij nog aangegeven dat de vraag van de WLR-afnemer leidend moet zijn voor de door UPC te leveren capaciteit. Het kan niet zo zijn dat de forecast aangepast moet worden op de operatio- nele capaciteit van UPC.

171. YouCa heeft daarbij aangegeven het principieel onjuist te achten dat UPC boetes kan vorderen indien de feitelijke orders teveel zouden afwijken van de gegeven forecast, aangezien UPC op grond van de toegangsverplichting gehouden is de benodigde ordercapaciteit te leveren.
172. UPC heeft zich op het standpunt gesteld dat de in het RA WLR-C met betrekking tot forecasts geformuleerde vereisten benodigd zijn om de capaciteit voor ordering en levering van de WLR-C dienst te kunnen plannen en service levels te kunnen waarborgen. Ook heeft UPC aangegeven het onredelijk te achten wanneer alleen UPC gehouden zou zijn aan service levels en daaraan gekoppelde boetes, maar afnemers niet gehouden zouden zijn aan een degelijke forecast die UPC nodig heeft om haar capaciteit te plannen om zodoende de service levels te kunnen verwezenlijken.
173. In de besprekingen hebben partijen vervolgens geconstateerd dat op dit onderwerp geen over- eenstemming kan worden bereikt, naar aanleiding waarvan dit onderwerp op 17 juli 2009 door GPA voor informeel advies aan OPTA is voorgelegd. Dat verzoek, dat in samenhang is gesteld met het on- derwerp van de door UPC in het RA WLR-C gedefinieerde maximale ordercapaciteit, heeft de strek- king dat de forecast procedure tot gevolg heeft dat WLR-afnemers belemmerd worden in hun moge- lijkheden om hun klanten in behoorlijke aantallen en in een behoorlijk tempo aan te sluiten.
174. UPC heeft naar aanleiding van dit verzoek om informeel advies aangegeven dat de verwijzing van GPA naar andere introducties van marktmechanismen in de markt (GPA noemt als voorbeeld de introductie van de administratieve overstapmogelijkheden ten aanzien van zorgverzekeringen) ­ waar sprake zou zijn van verschuivingen van 15 tot 20% van de totale markt ­ niet relevant is. Voor het ove- rige heeft UPC aangegeven het niet opportuun te vinden om op dit onderwerp het advies van OPTA te vragen, gegeven dat een en ander onderwerp is van het lopende onderzoek door Ordina.
175. Tijdens de IG-bespreking van 23 juli 2009 heeft het college vervolgens het volgende informeel advies uitgebracht:
Het is bij wholesale diensten gebruikelijk en redelijk dat afnemers een forecast afgeven, voor zover dit nodig is om de capaciteit van ordering operationeel aan te laten sluiten op de vraag;
Van belang hierbij is dat eisen aan een forecast of forecast procedure geen onnodige be- perkingen opwerpen. Voorwaarden met betrekking tot forecasts dienen redelijk te zijn en mogen de effectiviteit van de toegangsverplichting niet belemmeren. Partijen dienen reële bandbreedtes af te spreken;
OPENBARE VERSIE 35





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

Boetes als gevolg van het afwijken in de realiteit van een voorspelling van afname van een nieuwe dienst zijn in beginsel niet aan de orde.


176. Bedoeld informeel advies heeft niet alsnog geleid tot overeenstemming tussen partijen. A.7.3 Beoordeling door het college

177. In zijn beoordeling van dit onderwerp hecht het college veel waarde aan het feit dat de moge- lijkheid voor een WLR-afnemer om de dienst af te nemen als gevolg van een forecast procedure niet onnodig mag worden belemmerd. Een onnodige belemmering betekent immers dat WLR-afnemers gehinderd worden in hun mogelijkheden om nieuwe klanten te werven, wat ten koste gaat van de ef- fectiviteit van de opgelegde toegangsverplichting. Het college stelt tegelijkertijd vast dat in andere ge- reguleerde markten een forecast procedure gebruikelijk is, uitzonderingen daargelaten. Status van de forecast procedure

178. Het college is van oordeel dat de forecast procedure gedurende de eerste periode waarin WLR-C bij UPC orderbaar en afneembaar is een niet-bindend karakter dient te hebben. Eerst na een periode waarin voor zowel UPC als voor WLR-afnemers in de praktijk meer duidelijkheid is ontstaan over de gerealiseerde en op grond daarvan te prognosticeren aantallen, acht het college een meer bindend karakter proportioneel.


179. Het door het college bedoelde niet-bindende karakter betekent dat er gedurende een periode van een jaar (vier kwartalen) aan een inadequate forecast (i.c. een forecast die afwijkt van de realisa- tie) geen consequenties mogen worden verbonden.

180. Het college overweegt hierbij dat het onredelijk zou zijn indien in de periode waarin er nog on- voldoende praktijkervaring bestaat met (de ontwikkeling in) het aantal orders het risico van een inade- quate prognose bij WLR-afnemers wordt gelegd. Het nadeel dat WLR-afnemers van dit risico zouden hebben (in termen van een beperking in de mate waarin zij hun aanbod retail kunnen uitrollen en de aan UPC verschuldigde boetes of vertraagde (of in het voorstel van UPC duurdere) orderuitvoer) weegt het college in dit verband zwaarder dan het nadeel dat UPC zou kunnen hebben van een tijdelijk niet-bindend karakter van de forecast procedure. Het college betrekt in deze overweging dat UPC op grond van de in paragraaf A.6.4 gegeven aanwijzing gehouden is om de in het kader van WLR-C maximale ordercapaciteit voor WLR-C in overeenstemming te brengen met de relevante beperkingen waaraan UPC in haar retail bedrijf gebonden is.

181. Het college stelt zich voor dat de periode waarin de forecast procedure een niet-bindend karak- ter heeft afgesloten wordt door een evaluatie door UPC en WLR-afnemers. In deze evaluatie wordt de in die periode opgedane ervaring besproken en vastgesteld of en in hoeverre de forecast procedure hierop dient te worden aangepast.
Prognoses voor opeenvolgende kwartalen

182. In randnummer 76 van het RA WLR-C van 3 augustus bepaalt UPC dat de operationele fore- OPENBARE VERSIE 36





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

casts van een kwartaal ten opzichte van die van het vorige kwartaal binnen een bandbreedte van +/-
20% dienen te blijven. Niet geheel duidelijk is wat UPC hier bedoelt. Als UPC hiermee wil zeggen dat voor bijvoorbeeld Q2 de forecast niet meer dan 20% mag afwijken van de prognose voor Q1, dan acht het college de betreffende bepaling onredelijk, aangezien er vanuit de door UPC aangevoerde nood- zaak tot capaciteitsplanning geen voldoende reden is waarom de prognose voor Q2 niet meer dan
20% van de prognose voor Q1 zou mogen afwijken. Meerprijs

183. In randnummer 77 van het RA WLR-C van 3 augustus bepaalt UPC dat in de situatie waarin een WLR-afnemer de voor een kwartaal gegeven prognose met meer dan 20% overschrijdt de WLR-orders met vertraging of tegen een meerprijs door UPC worden voldaan.
184. In dit verband merkt het college op dat UPC hier een apart tariefelement introduceert, specifiek betrekking hebbend op WLR-orders buiten de bovenkant van de door een WLR-afnemer geprognosti- ceerde bandbreedte. In het kader van het implementatietraject dat zich richt op de bepaling van de voor WLR-C te gelden tarieven is een dergelijk tariefelement echter niet door UPC voorgesteld en ook door het college niet voorzien. Onder verwijzing naar het betreffende tariefbesluit acht het college deze bepaling derhalve onredelijk.
A.7.4 Nationale consultatie

185. De op het ontwerp implementatiebesluit ontvangen zienswijzen hebben het college in de nota van bevindingen tot de conclusie geleid dat de periode waarin de forecast procedure een niet- verbindend karakter heeft, beperkt dient te worden tot twee kwartalen, en daarbij dat deze periode betrekking dient te hebben op de eerste twee kwartalen die door een specifieke WLR-afnemer geprog- nosticeerd moeten worden.41

186. De ontvangen zienswijzen hebben het college in de nota van bevindingen tevens tot de conclu- sie geleid dat UPC in het RA WLR-C de bepaling kan handhaven dat door WLR-afnemers geplaatste WLR-orders buiten de bovenkant van de door hen voor de betreffende periode geprognosticeerde bandbreedte tegen een meerprijs kunnen worden uitgevoerd.42
187. De aanwijzing is met het voorgaande in overeenstemming gebracht. A.7.5 Aanwijzing

188. De in paragraaf A.7.3 in samenhang met paragraaf A.7.4 geformuleerde beoordeling leidt tot de volgende aanwijzing aan UPC tot wijziging van haar referentieaanbod:
189. UPC dient in het RA WLR-C te voorzien in de bepaling die ziet op het feit dat de forecast proce- dure gedurende de eerste twee kwartalen die door een WLR-afnemer dienen te worden geprognosti-


41 Randnummers 114 en 115 van de nota van bevindingen.
42 Randnummer 120 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 37





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

ceerd een niet-verbindend karakter heeft, wat wil zeggen dat gedurende die periode door UPC aan een inadequate forecast (i.c. een forecast die afwijkt van de realisatie) geen consequenties mogen worden verbonden.

190. In aansluiting daarop dient UPC in haar RA te voorzien in de bepaling dat de betreffende perio- de wordt afgesloten met een door UPC met de WLR-afnemers uit te voeren evaluatie, waarin de in die periode opgedane ervaring wordt besproken en waarin wordt vastgesteld of en in hoeverre de forecast procedure hierop dient te worden aangepast.

191. UPC dient in randnummer 76 van het RA WLR-C te verduidelijken wat is bedoeld met de bepa- ling dat de operationele forecasts van een kwartaal ten opzichte van die van het vorige kwartaal binnen een bandbreedte van +/- 20% dienen te blijven, met dien verstande dat niet bedoeld mag zijn dat de prognose voor twee opvolgende kwartalen niet meer dan 20% van elkaar mogen afwijken.
192. In aanvulling op de in randnummer 77 van het RA WLR-C geformuleerde bepaling dat de door WLR-afnemers buiten de bovenkant van de door hen voor de betreffende periode geprognosticeerde bandbreedte geplaatste WLR-orders tegen een meerprijs kunnen worden uitgevoerd, dient UPC te voorzien in de bepaling dat:
in voorkomend geval de WLR-afnemer de keuze zal worden voorgelegd of de extra orders tegen een meerprijs moeten worden uitgevoerd, of dat de extra orders met vertraging wor- den uitgevoerd;
in het geval waarin de WLR-afnemer kiest voor de uitvoering van de extra orders tegen meerprijs, deze orders worden uitgevoerd conform de reguliere service levels; de meerprijs kostengeoriënteerd is.
A.8. Relatie UPC / WLR-afnemer / eindgebruiker
A.8.1 Toelichting

193. Het RA WLR-C van 3 augustus bepaalt in randnummer 102 het volgende:

"De Wederverkoper informeert de Eindgebruiker tijdig en adequaat over wijzingen in het UPC Analoge Standaardpakket. Indien het UPC blijkt dat een Wederverkoper nalaat de Eindgebrui- kers adequaat of tijdig te informeren, wijst UPC de Wederverkoper hier op. Indien de Weder- verkoper nalatig blijft, kan UPC de Eindgebruikers zelf in kennis stellen. De Wederverkoper is de daarmee gemoeide kosten direct opeisbaar verschuldigd. (...)."
194. Randnummer 107 van het RA WLR-C van 3 augustus bepaalt:

"De Wederverkoper informeert de Eindgebruikers die hinder zullen kunnen ondervinden van het Gepland Onderhoud adequaat en tijdig. Indien het UPC blijkt dat een Wederverkoper na- laat de Eindgebruiker adequaat of tijdig te informeren, wijst UPC de Wederverkoper hier op. Indien de Wederkoper nalatig blijft, kan UPC de Eindgebruikers zelf in kennis stellen. De We- OPENBARE VERSIE 38





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
derverkoper is de daarmee gemoeide kosten direct opeisbaar verschuldigd. (...)."
195. Randnummer 121 van het RA WLR-C bepaalt het volgende:

"Indien de uitvoering van een WederverkoopOrder een truck roll vereist, zal UPC voor de uit- voering van de truck roll een afspraak maken met de Eindgebruiker."43
196. Randnummer 199 van het RA WLR-C van 3 augustus luidt:

"De Wederverkoper deelt een blokstoring direct mee aan Eindgebruikers die daardoor getrof- fen zijn. Als een Wederverkoper dit niet doet binnen de gestelde service levels, zal UPC de Eindgebruikers zelf op de hoogte stellen en is de Wederverkoper de daarmee samenhangende vergoeding verschuldigd. Deze service levels zullen separaat gedefinieerd worden."
197. Ten slotte luiden de randnummers 218 en 219 van het RA WLR-C van 3 augustus als volgt:

"Uitvoering - UPC stelt alles in het werk om een Storing te verhelpen. Voor zover in dat kader nodig, kan UPC contact opnemen met de Eindgebruiker.", en "De oplossing kan een truck roll vergen. Indien daarvoor toegang nodig is tot de Locatie neemt UPC contact op met de Eindgebruiker om een afspraak te maken."
198. Aan de orde is hier de relatie tussen UPC, de WLR-afnemer en de eindgebruiker. A.8.2 Standpunten tijdens de IG-besprekingen

199. Onderhavig onderwerp is tijdens de IG-besprekingen aan de orde geweest, waarbij een aantal potentiële WLR-afnemers zich ­ kort gezegd ­ op het standpunt heeft gesteld dat UPC niet op de in de geciteerde randnummers beschreven wijze in de relatie tussen de WLR-afnemer en diens eindgebrui- kers mag treden. Wat betreft de randnummers 102, 107 en 199 heeft UPC aangegeven dat indien de WLR-afnemer nalaat om de eindgebruiker tijdig en adequaat te informeren, het voor UPC van groot belang is dat de eindgebruiker alsnog op de hoogte wordt gesteld en goed wordt voorgelicht. Wat be- treft randnummer 121 heeft UPC aangegeven dat het niet mogelijk is om andere partijen toegang te geven tot haar boekingssysteem.


200. In de besprekingen hebben partijen vervolgens geconstateerd dat op dit onderwerp geen over- eenstemming kan worden bereikt, naar aanleiding waarvan dit onderwerp op 17 juli 2009 door GPA voor informeel advies aan OPTA is voorgelegd. Het verzoek om advies was daarbij dat OPTA zou uitspreken dat UPC alleen contact met de klanten van de WLR-afnemer mag opnemen na toestem- ming van die WLR-afnemer. Als voorbeeld voor een situatie waarin het nodig zou kunnen zijn dat UPC direct contact opneemt, noemt GPA de situatie waarin een storing het nodig maakt dat een monteur van UPC contact moet opnemen met een klant.


43 Een truck roll betekent dat een monteur op de betreffende locatie werkzaamheden dient te verrichten. OPENBARE VERSIE 39





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


201. UPCs reactie van 21 juli stelt dat in het RA is bepaald dat de WLR-afnemer verantwoordelijk is voor diens eindgebruiker. Het is volgens UPC derhalve primair aan de WLR-afnemer om in geval van een storing of een zenderwijziging met de eindgebruiker contact op te nemen. Verzaakt de WLR- afnemer hierin, of als er andere praktische redenen zijn, dan kan UPC zich genoodzaakt zien om zelf met de eindgebruiker contact op te nemen. UPC voegt hier nog aan toe dat het adviesverzoek ­ dat UPC begrijpt als een verbod voor UPC om contact op te nemen met de eindgebruiker van een WLR- afnemer ­ buiten de reikwijdte valt van OPTAs bevoegdheid.


202. ijdens de IG-bespreking van 23 juli 2009 heeft het college informeel advies uitgebracht. Bedoeld T
informeel advies heeft niet alsnog geleid tot overeenstemming tussen partijen. A.8.3 Beoordeling door het college

203. In de beoordeling van de in paragraaf A.8.1 geciteerde randnummers is de vraag aan de orde of UPC op deze wijze in de relatie mag treden die bestaat tussen de WLR-afnemer en diens eindge- bruiker. In algemene zin merkt het college hier het volgende over op. Met de toegangsverplichting WLR-C wordt beoogd dat WLR-afnemers de klantrelatie volledig van UPC kunnen overnemen. Onder- deel ix., elfde en twaalfde gedachtestreepje, van het dictum van het marktbesluit UPC bepalen in dit verband:


- (UPC dient) afnemers van WLR-C in staat te stellen de retailklantrelatie over te nemen. Tot de klantrelatie behoort in het kader van deze verplichting in ieder geval: o Het onderhouden van contact met de klant voor het versturen en innen van facturen. o Het onderhouden van contact van de klant met betrekking tot vragen over facturen of ondersteuning van geleverde diensten of commerciële handelingen, zoals het bestellen van nieuwe diensten, opzeggen of verhuizen. (UPC dient) redelijke order- en leveringsprocedures en redelijke voorwaarden voor opzeg- gingen, nieuwe aansluitingen, het afhandelen van storingen, verhuizingen en migratie tussen verschillende aanbieders (waaronder UPC) te hanteren."


204. Dit betekent dat de aan het aanbod WLR-C verbonden voorwaarden zodanig dienen te zijn dat WLR-afnemers ook inderdaad in staat zijn om de klantrelatie over te nemen. Echter, het marktbesluit beoogt nadrukkelijk niet dat op dit uitgangspunt geen uitzonderingen kunnen worden gemaakt.44


205. Ten aanzien van dergelijke uitzonderingen gelden in ieder geval de volgende voorwaarden: (i) de commerciële relatie tussen de eindgebruiker en de WLR-afnemer mag niet verstoord worden, (ii)


44 Dergelijke uitzonderingen zijn ook praktijk bij andere toegangsverplichtingen. Een voorbeeld hiervan is de monteursinzet bij MDF-access.
OPENBARE VERSIE 40





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

waar mogelijk dient het eerste klantcontact plaats te vinden tussen de WLR-afnemer en diens klant, en pas in tweede instantie tussen UPC en die klant, en (iii) in die gevallen waarin sprake is van recht- streeks contact tussen UPC en de klant van de WLR-afnemer dient te worden voorzien in redelijke voorwaarden en procedureafspraken.


206. Ten aanzien van de in de randnummer 102, 107 en 199 van het RA WLR-C van 3 augustus opgenomen bepalingen is het college van oordeel dat UPC hiermee in de relatie tussen de WLR- afnemer en diens klant een keuze definieert die de WLR-afnemer zelf zou moeten kunnen maken. Zo zou het voor een WLR-afnemer mogelijk moeten zijn om bijvoorbeeld een retail propositie te formule- ren met een scherpe tariefstelling maar waarbij de klant verstoken blijft van informatie over storingen, gepland onderhoud of wijzigingen in het rtv-pakket. 45 De in de randnummers 102, 107 en 199 opge- nomen bepalingen sluiten een dergelijke propositie uit, en treden daarmee in de commerciële vrijheid die de WLR-afnemer zou moeten hebben. Het college acht deze bepalingen derhalve onredelijk.


207. Ten aanzien van de bepalingen in de randnummers 121, 218 en 219 van het RA WLR-C van 3 augustus komt het college tot een andersluidend oordeel. Wanneer voor het uitvoeren van een weder- verkooporder of het verhelpen van een storing een truck roll vereist is, of wanneer het teneinde een storing te kunnen verhelpen noodzakelijk is dat nog anderszins (bijvoorbeeld telefonisch) contact wordt opgenomen met de eindgebruiker, acht het college het redelijk wanneer UPC deze afspraak recht- streeks met de eindgebruiker maakt respectievelijk direct contact opneemt met de eindgebruiker. Voorwaarde hierbij is dat dit rechtstreekse contact bij de eindgebruiker niet tot onduidelijkheid leidt over de vraag wie zijn dienstaanbieder is; UPC dient bij het klantcontact dan ook expliciet te vermelden dat UPC (i) dit contact met de klant opneemt namens de WLR-afnemer, en (ii) met als doel om de overstap van de klant naar de WLR-afnemer mogelijk te maken, een nieuwe aansluiting bij een WLR- afnemer (inclusief heractivering van een buiten gebruik zijnde aansluiting) te realiseren, dan wel om een storing te verhelpen.
A.8.4 Nationale consultatie

208. De ontvangen zienswijzen hebben het college met betrekking tot de in paragraaf A.8.3 gefor- muleerde beoordeling niet tot een ander inzicht geleid.46 A.8.5 Aanwijzing

209. De in paragraaf A.8.3 in samenhang met paragraaf A.8.4 geformuleerde beoordeling leidt tot de volgende aanwijzing aan UPC tot wijziging van het RA WLR-C van 3 augustus:


210. UPC dient het RA WLR-C te schonen van de bepalingen geformuleerd in de randnummers
102, 107 en 199.


45
Relevant in dit kader is overigen wel artikel 7.2 van de Tw, waarin onder andere is bepaald dat een aanbieder een abonnee ten minste vier weken voordat een voorgenomen wijziging van een contractsbeding van kracht wordt de gelegenheid moet ge- ven om de overeenkomst kosteloos te beëindigen.

46
Paragraaf 3.9 van de nota van bevindingen.
OPENBARE VERSIE 41





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


211. UPC dient aan de bepalingen in de randnummers 121, 218 en 219 toe te voegen dat UPC in voorkomend geval bij het klantcontact expliciet vermeldt dat UPC (i) dit contact met de klant opneemt namens de WLR-afnemer, en (ii) met als doel om de overstap van de klant naar de WLR-afnemer mo- gelijk te maken (randnummer 121), een nieuwe aansluiting bij een WLR-afnemer (inclusief heractive- ring van een buiten gebruik zijnde aansluiting) te realiseren, dan wel om een storing te verhelpen (randnummers 218 en 219).
A.9. Orderproces: vereiste gegevens en informatiedienst A.9.1 Toelichting

212. Het RA WLR-C van 3 augustus stelt in randnummer 112 het volgende:

"De Wederverkoper is verantwoordelijk voor de volledigheid en juistheid van een Wederver- koopOrderverzoek. UPC neemt een WederverkoopOrderverzoek dat niet voldoet aan de ge- stelde informatievereisten niet in behandeling."
213. Hiermee legt UPC de verantwoordelijkheid voor het volledig en juist inleggen van een WLR-C order (een zogenaamde ,,clean order) geheel bij de WLR-afnemer. Randnummer 111 van het RA geeft aan welke informatie daarbij wordt vereist:

"De Wederverkoper verstrekt bij een WederverkoopOrderverzoek de NAW gegevens en het te- lefoonnummer van de Eindgebruiker. Ook verstrekt de Wederverkoper het UPC klant-ID, tenzij het WederverkoopOrderverzoek een new install betreft. Indien de Wederverkoper het UPC klant-ID niet kan verstrekken, kan UPC desalniettemin een WederverkoopOrderverzoek in be- handeling nemen, indien uit de door UPC gebruikte UPC-ID tool blijkt dat de door de Weder- verkoper verstrekte NAW gegevens een unieke match vormen met een UPC klant-ID. (...)"
214. In het kader van de WLR-C order bepaalt randnummer 119 van het RA WLR-C nog het vol- gende:

"De Wederverkoper voert voor het indienen van een WederverkoopOrderverzoek een postco- de check uit. Een WederverkoopOrderverzoek waarvan de Locatie niet ligt in het Ready For Service gebied geldt als een niet-clean WederverkoopOrderverzoek."
215. De postcodecheck is een informatiedienst die UPC via haar Wederverkoop Portal aanbiedt, en die gelijk is aan de postcodecheck die UPC via haar website aan haar particuliere klanten aanbiedt.47


216. Aan de orde is hier de inrichting van het orderproces, en meer specifiek de vraag hoe dit pro- ces in termen van de aan WLR-C orders te stellen informatievereisten moet worden ingericht teneinde UPC in staat te stellen de orders te verwerken zonder dat sprake is van het risico dat die inrichting in


47 Zie randnummer 61 van het RA WLR-C van 3 augustus. OPENBARE VERSIE 42





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

de weg staat aan een effectieve toegangsverplichting. A.9.2 Standpunten tijdens de IG-besprekingen

217. Onderhavig onderwerp is tijdens de IG-besprekingen aan de orde geweest, waarbij een aantal potentiële WLR-afnemers zich op het standpunt heeft gesteld dat in beginsel alleen de NAW gegevens of zelfs alleen de postcode-huisnummer-combinatie al voldoende zou moeten zijn voor het kunnen inleggen van een WLR-C order. Indien meer gegevens (zoals telefoonnummer en UPC klant-ID) ver- eist zijn, resulteert dit in de mogelijkheid voor UPC om een onredelijk of onnodig hoog aantal orders af te wijzen. Dit gaat ten koste van de effectiviteit van de toegangsverplichting. Partijen wijzen er daarbij op dat UPC een clean order percentage van ten minste 99% verlangt.


218. Tele2 heeft daarbij aangegeven dat de WLR-afnemer de beschikking zou moeten krijgen over een door UPC aangeboden informatiedienst waarmee de WLR-afnemer de vereiste informatie zelf kan valideren, teneinde zoveel mogelijk orders met de juiste informatie in te kunnen leggen. Your.TV heeft aangegeven dat met een dergelijke informatiedienst ook teruggemeld zou moeten worden of de betref- fende wandcontactdoos actief of inactief is.


219. UPC heeft steeds haar standpunt gehandhaafd dat de in het RA WLR-C geformuleerde infor- matievereisten benodigd zijn om de WLR-C dienst te kunnen leveren.


220. In de besprekingen hebben partijen vervolgens geconstateerd dat op dit onderwerp geen over- eenstemming kan worden bereikt, naar aanleiding waarvan dit onderwerp op 17 juli 2009 door GPA voor informeel advies aan OPTA is voorgelegd.


221. Het standpunt van GPA komt neer op het volgende: GPA is van mening dat clean orders inge- schoten moeten kunnen worden op basis van alleen de postcode-huisnummer-combinatie. Omdat UPC echter aanvullende eisen stelt aan de aan te leveren informatie, dient door UPC als onderdeel van het aanbod een informatiedienst (,,CIP) beschikbaar te worden gesteld waarmee die aanvullende informatie voor WLR-afnemers beschikbaar wordt gesteld.


222. UPC heeft naar aanleiding van de aanvraag tot informeel advies aangegeven dat het referen- tieaanbod reeds voorziet in de wederverkoopinterface die informatie-uitwisseling mogelijk maakt. In dit licht kan UPC de door GPA verlangde informatiedienst niet goed plaatsen. Tevens handhaaft UPC in haar reactie het standpunt dat voor het goed kunnen verwerken van orders minimaal zijn vereist de NAW gegevens en het UPC klant-ID.


223. Tijdens de IG-bespreking van 23 juli 2009 heeft het college het volgende informeel advies uit- gebracht:

Het is bij wholesale diensten gebruikelijk dat er eisen gesteld worden aan de gegevensbe- trouwbaarheid van in te leggen orders. Het gaat bijvoorbeeld om de juiste notatie van huis- nummertoevoegingen of eventueel een universeel aansluitings-ID; OPENBARE VERSIE 43





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

Van belang hierbij is dat het gaat om een validatie van gegevens in een vorm zoals die uit- sluitend bekend is in de eigen administratie van UPC. Om andere partijen in staat te stellen op gelijke wijze als UPC te opereren, dient relevante informatie ontsloten te worden voor afnemers;
De wijze waarop deze informatie beschikbaar gesteld moet worden (bijvoorbeeld door middel van een informatieproduct), dient opgenomen te worden in het referentieaanbod.
224. Naar aanleiding van het informele advies en het vervolgens tussen partijen nog over dit on- derwerp gevoerde overleg, heeft UPC in haar RA WLR-C van 3 augustus op dit onderwerp een wijzi- ging doorgevoerd ten opzichte van haar RA WLR-C van 18 mei. Deze wijziging komt erop neer dat het UPC klant-ID niet is vereist is bij het ordertype ,,new install. Tevens geeft UPC aan dat bij de overige ordertypen een WLR-C order toch in behandeling kan worden genomen indien uit een door UPC ge- bruikte UPC-ID tool blijkt dat de door eindgebruiker verstrekte NAW gegevens een unieke match vor- men met een bestaand UPC klant-ID.
A.9.3 Beoordeling door het college

225. Aan de orde is de vraag of het orderproces in termen van de aan WLR-C orders te stellen in- formatievereisten zodanig door UPC is ingericht dat UPC in staat is de orders te verwerken zonder dat sprake is van het risico dat die inrichting in de weg staat aan een effectieve toegangsverplichting.


226. In zijn beoordeling constateert het college dat UPC en WLR-afnemers niet tot overeenstem- ming hebben kunnen komen over het onderwerp van het beschikbaar stellen van een informatiedienst ten behoeve van ordering. Het college constateert tevens dat dit onderwerp samenhangt met de door UPC in een orderverzoek vereiste gegevens, en met de problematiek rond clean order inleg. Het colle- ge overweegt daarbij dat zowel UPC als WLR-afnemers er klaarblijkelijk belang bij hebben dat zoveel mogelijk ingelegde orders zogenaamde clean orders zijn.


227. Het college onderscheidt ten aanzien van dit onderwerp twee aspecten: i) de beschikbaarheid van een informatiedienst waarmee de voor een WLR-order van een eindgebruiker benodigde gege- vens kunnen worden gevalideerd dan wel gecorrigeerd of aangevuld, en ii) de in een WLR-order door UPC vereiste gegevens.

Ad i) De beschikbaarheid van een informatiedienst

228. In zijn beoordeling hecht het college veel waarde aan het feit dat de mogelijkheid om door eindgebruikers aangeboden gegevens direct te kunnen valideren, te kunnen corrigeren of aan te kun- nen vullen betekent dat eventuele incorrectheden of onvolledigheden reeds in een vroeg stadium ­ namelijk vóór het daadwerkelijk inleggen van de order ­ door de WLR-afnemer zelf kunnen worden gecorrigeerd of weggenomen. Dit betekent immers dat zoveel mogelijk orders ,,clean kunnen worden ingeschoten, wat betekent dat het orderproces op effectieve en efficiënte wijze kan worden ingericht en kan worden doorlopen. Het college benadrukt hierbij dat in andere gereguleerde markten een informa- tiedienst een gebruikelijk instrument is om de gegevens van de in te leggen order vooraf te valideren, te corrigeren, of aan te vullen.
OPENBARE VERSIE 44





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


229. Daarnaast is het college in de IG-besprekingen gebleken dat UPC intern kan beschikken over een systeem (of systemen) waarmee door haar eindgebruikers (bijvoorbeeld in het kader van een ver- huizing) verstrekte gegevens kunnen worden gevalideerd dan wel aangevuld of gecorrigeerd. Dit wordt bevestigd door de in het RA WLR-C van 3 augustus door UPC doorgevoerde wijziging. Het college concludeert dan ook dat UPC de beschikking heeft over een informatiedienst die haar in staat stelt om eenvoudiger, meer accuraat en sneller informatie van eindgebruikers te controleren, waarmee zij voor zichzelf het risico van afwijzing minimaliseert. Dit betekent voor de retail organisatie van UPC een con- currentieel voordeel omdat dit resulteert in een lagere administratieve belasting dan voor WLR- afnemers het geval is.


230. Het college constateert dat de door UPC in het RA WLR-C van 3 augustus ten opzichte van de versie van 18 mei doorgevoerde wijziging niet zover gaat dat daarmee de beschreven bezwaren wor- den weggenomen. Immers, de doorgevoerde wijziging biedt niet de mogelijkheid tot voorafgaande validatie door de WLR-afnemer, wat betekent dat onjuiste door de eindgebruiker opgegeven gegevens nog steeds tot gevolg zullen hebben dat de betreffende order niet door UPC geaccepteerd zal worden. Het college benadrukt dat het niet ondenkbaar is (zoals door Tele2 aangevoerd) dat bijvoorbeeld in het kader van telefonische aanmelding van eindgebruikers onjuistheden ontstaan in de door de WLR- afnemer ingevoerde naamgegevens of bijvoorbeeld het format van de huisnummer toevoeging. Het college wijst in dit verband ook op de problematiek die speelt rond de zogenaamde complexadres pro- blematiek bij aansluitlijnen van KPN, waarbij bijvoorbeeld bij gesplitste appartementen en hoekwonin- gen het door eindgebruiker opgegeven adres niet overeenkomt met het administratieve adres zoals bekend is bij de wholesale aanbieder.


231. Op grond van zijn beoordeling concludeert het college dat het RA WLR-C van 3 augustus niet in overeenstemming is met de in het marktbesluit UPC opgelegde verplichtingen, gegeven dat het RA WLR-C niet voorziet in een informatiedienst op basis waarvan het voor een WLR-afnemer mogelijk is om voorafgaand aan de daadwerkelijke inleg van een order de juistheid van de door hem van een eindgebruiker verkregen gegevens in de administratie van UPC te valideren, dan wel om de van een eindgebruiker verkregen gegevens aan te vullen of te corrigeren. Hierdoor voldoet UPC niet aan 1) de verplichting om toegang te bieden tot operationele ondersteuningssystemen of vergelijkbare software- systemen die nodig zijn om doorgifte van rtv-signalen en WLR-C te realiseren (randnummer vii, derde gedachtestreepje van het dictum van het marktbesluit UPC), aan 2) de nadere voorwaarden om tijdig en volledig de informatie te verstrekken die een aanbieder van rtv-signalen nodig heeft om een vol- doende specifiek verzoek om WLR-C te kunnen doen, WLR-C niet strategisch te ontwerpen, en het aanbod voor WLR-C te voorzien van redelijke voorwaarden voor order- en leveringsprocedures (rand- nummer ix. van het dictum van het marktbesluit UPC), en aan 3) de aan de inhoud van het referentie- aanbod gestelde vereisten (randnummer xii. van het marktbesluit UPCV). Daarnaast voldoet UPC zon- der een aanbod voor de bedoelde informatiedienst niet aan de aan haar opgelegde non-discriminatie verplichting (randnummer x. van het marktbesluit UPC).


232. Deze beoordeling is in overeenstemming met het op 23 juli 2009 aan de IG WLR-C gegeven OPENBARE VERSIE 45





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

informele advies.

Ad ii) De voor een WLR-order door UPC vereiste gegevens
233. Zoals uit randnummer 111 van het RA WLR-C blijkt, vereist UPC in een WLR-order de volgen- de informatie: naam, adres, woonplaats, telefoonnummer en UPC klant-ID. In geval van ordertype ,,new install is het UPC klant-ID niet aan de orde.


234. In algemene zin is het college ten aanzien van de in een order vereiste informatie van oordeel dat de betreffende gegevens moeten volstaan om UPC eenduidig vast te kunnen doen stellen op wel- ke aansluiting de betreffende order betrekking heeft. Hiervoor acht het college de postcode- huisnummer-combinatie noodzakelijk, samen met de naam van de betreffende eindgebruiker (teza- men: de NAW gegevens). Nog andere informatie, zoals een telefoonnummer van de betreffende eind- gebruiker, acht het college in beginsel overbodig voor het kunnen doorvoeren van de order.


235. Voor zover UPC een telefoonnummer van de eindgebruiker redelijkerwijs nodig zou kunnen hebben, is dat beperkt tot relatief uitzonderlijke situaties. Te denken valt bijvoorbeeld aan een sto- ringsafhandeling waarbij tussen een monteur van UPC en een eindgebruiker van een WLR-afnemer een afspraak moet worden gemaakt. Het is in dat licht naar het oordeel van het college onredelijk dat UPC op voorhand en met betrekking tot alle overgestapte eindgebruikers over hun telefoonnummer (of andere contactinformatie, zoals een e-mailadres) zou komen te beschikken, terwijl dat nummer in de praktijk redelijkerwijs alleen maar benodigd is in een uitzonderlijke situatie. Redelijk zou zijn indien de verkrijging van het telefoonnummer in de context van een dergelijke situatie door UPC zou worden geregeld.


236. Met betrekking tot het door UPC verlangde UPC klant-ID constateert het college dat dit ID het voordeel in zich heeft dat daarmee eenduidig kan worden vastgesteld of de overstap van een eindge- bruiker orderbaar is. Echter, in ogenschouw nemend dat UPC dient te voorzien in een informatiedienst op basis waarvan het mogelijk is dat de WLR-afnemer zelf de match kan vaststellen tussen het ID en de NAW gegevens, voert het naar het oordeel van het college te ver om te vereisen dat het UPC klant- ID ook onderdeel is van de in een order te verstrekken informatie. Dat het ID ook inderdaad niet per se voor de ordering noodzakelijk is, blijkt overigens uit de door UPC in het RA van 3 augustus doorge- voerde wijziging.


237. Onder de gegevens die naar het oordeel van het college in het kader van het kunnen doorvoe- ren van een order overbodig zijn, vallen ook de in het kader van het ordertype ,,overstappen door UPC verlangde gegevens van de huidige aanbieder (randnummer 147, zesde punt van het RA WLR-C van
3 augustus). De betreffende informatie is UPC immers reeds bekend.


238. Op grond van deze beoordeling concludeert het college dat UPC de in een WLR-order vereiste informatie dient te beperken tot die informatie die strikt noodzakelijk is om de betreffende order te kun- nen doorvoeren. Het vereisen van nog andere informatie kwalificeert het college als een door UPC aan de toegangsverplichting verbonden onbillijke voorwaarde, en daarmee niet in overeenstemming met OPENBARE VERSIE 46





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

randnummer ix., tweede gedachtestreepje, van het dictum van het marktbesluit UPC. Concreet bete- kent dit in ieder geval dat UPC dient af te zien van het verlangen van het telefoonnummer van de eind- gebruiker (dan wel andere contactgegevens zoals bijvoorbeeld een e-mailadres), van het UPC klant- ID, en van de gegevens van de huidige aanbieder (in het geval van het ordertype ,,overstappen). A.9.4 Nationale consultatie

239. De op het ontwerp implementatiebesluit ontvangen zienswijzen hebben het college in de nota van bevindingen tot de conclusie geleid dat de output van de informatiedienst dient te bestaan uit alle gegevens die door UPC in het kader van een WLR-order van WLR-afnemers worden vereist en voor zover die bij UPC bekend zijn.48 Dit betekent dat UPC de vrijheid kan worden gelaten om het UPC klant-ID te verlangen als onderdeel van de in een WLR-order door de WLR-afnemer te leveren infor- matie, mits UPC het betreffende klant-ID als output van de informatiedienst aan die WLR-afnemer ter beschikking stelt.


240. De op het ontwerp implementatiebesluit ontvangen zienswijze van Tele2&Online heeft het college in de nota van bevindingen tot de conclusie geleid dat UPC in het RA WLR-C de voor de in- formatiedienst door de WLR-afnemer aan te leveren input dient te beperken tot postcode en huisnum- mer.49


241. De aanwijzing is op beide aspecten aangepast. A.9.5 Aanwijzing

242. De in paragraaf A.9.3 in samenhang met paragraaf A.9.3 geformuleerde beoordeling leidt tot de volgende aanwijzing aan UPC tot wijziging van haar referentieaanbod:


243. UPC dient met betrekking tot de aan WLR-afnemers beschikbaar gestelde informatiediensten haar referentieaanbod in overeenstemming te brengen met de in het marktbesluit UPC aan UPC opge- legde verplichtingen, in die zin dat WLR-afnemers over dezelfde mogelijkheden kunnen beschikken als waar de eigen organisatie van UPC over kan beschikken met betrekking tot het valideren, aanvullen of corrigeren van door eindgebruikers verstrekte gegevens op het niveau van afzonderlijke aansluitingen. Concreet betekent dit in ieder geval het volgende.


244. UPC dient het referentieaanbod uit te breiden met een informatiedienst op basis waarvan WLR-afnemers voorafgaand aan de inleg van een WLR-order de door UPC voor een order vereiste gegevens van de eindgebruiker kunnen valideren dan wel corrigeren of aanvullen. De informatiedienst dient via de wederverkoop portal te worden aangeboden.


245. De door de WLR-afnemer voor de dienst te leveren input dient te bestaan uit i) de postcode van de betreffende eindgebruiker, en ii) het huisnummer van de betreffende eindgebruiker.


48 Randnummers 158 van de nota van bevindingen.
49 Randnummers 166 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 47





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


246. De output van de dienst dient te bestaan uit alle gegevens die door UPC in het kader van een WLR-order van WLR-afnemers worden vereist en voor zover die bij UPC bekend zijn. Dit betekent dat de informatiedienst in ieder geval als output dient te geven i) de volledige naam van de betreffende eindgebruiker, ii) de postcode van de betreffende eindgebruiker, iii) het huisnummer van de betreffen- de eindgebruiker, iv) een eventuele toevoeging op het huisnummer, en, indien UPC het UPC klant-ID als ordergegeven vereist en voor zover aanwezig, v) het UPC klant-ID van de betreffende eindgebrui- ker. Indien UPC op één postcode-huisnummer combinatie meerdere uitkomsten bekend zijn (bijvoor- beeld verschillende achternamen of huisnummertoevoegingen), dan betreft de output van de informa- tiedienst al deze gegevens, en is het aan de WLR-afnemer om de match te maken met diens klant.


247. UPC dient de informatiedienst vergezeld te doen gaan van daarvoor relevante service levels en dient hiertoe te voorzien in relevante kwaliteitsparameters, de resultaatsverplichting voor het reali- seren van het minimum service level, een rapportage aan WLR-afnemers inzake de gerealiseerde service levels, en een boetebeding in geval van niet-nakoming van de gestelde kwaliteitsniveaus.


248. Het college acht het redelijk dat UPC ten aanzien van het gebruik van de informatiedienst be- paalde regels stelt (te denken valt bijvoorbeeld aan een fair use policy), maar die regels mogen het gebruik van de dienst niet onnodig belemmeren of een discriminatoire werking hebben.


249. Tevens dient UPC de in een WLR-order vereiste informatie te beperken tot die informatie die strikt noodzakelijk is om de betreffende order te kunnen doorvoeren. Concreet betekent dit in ieder geval dat UPC dient af te zien van het verlangen van het telefoonnummer van de eindgebruiker (dan wel andere contactgegevens zoals bijvoorbeeld een e-mailadres), en van de gegevens van de huidige aanbieder (in het geval van het ordertype ,,overstappen). A.10. Clean order percentage
A.10.1 Toelichting

250. Het RA WLR-C van 3 augustus bepaalt in randnummer 127, tweede punt, het volgende:

"De Wederverkoper garandeert een clean order % van ten minste 99%. Indien dit niveau niet wordt gehaald is de Wederverkoper een boete aan UPC verschuldigd."
251. Aan de orde is de vraag of het genoemde percentage redelijk is.


252. In de besprekingen in de IG WLR-C is het clean order percentage met name besproken in de context van de wenselijkheid van een door UPC te leveren informatiedienst. Met name KPN maar ook Online en Scarlet hebben daarbij echter aangegeven de norm van 99% te hoog te vinden. A.10.2 Beoordeling door het college

253. Ten aanzien van dit percentage overweegt het college dat KPN in het geval van WLR-T een OPENBARE VERSIE 48





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
norm van 95% hanteert.50 Hierbij merkt het college op dat KPN in het kader van WLR-T tevens voorziet in een informatiedienst die op grond van de in paragraaf A.9.4 aan UPC gegeven aanwijzing ook voor WLR-C is beoogd.


254. Tevens merkt het college op dat in het kader van de aan KPN opgedragen toegangsverplich- tingen in het algemeen en WLR-T in het bijzonder sprake is van een aanzienlijke ervaring van zowel KPN zelf als ook de toegangsvragers met de ordering van de betreffende toegangsdiensten; desalniet- temin is de norm voor het clean order percentage bij WLR-T op 95% gesteld, en daarmee 4% lager dan de door UPC gestelde norm.


255. Een en ander brengt het college tot de conclusie dat de door UPC gestelde norm van 99% als onbillijk moet worden gekwalificeerd, en dat ook in het kader van WLR-C een norm van 95% dient te gelden.
A.10.3 Nationale consultatie

256. De ontvangen zienswijzen hebben het college met betrekking tot de in paragraaf A.10.2 ge- formuleerde beoordeling niet tot een ander inzicht geleid.51 A.10.4 Aanwijzing

257. De in paragraaf A.10.2 in samenhang met paragraaf A.10.3 geformuleerde beoordeling leidt tot de volgende aanwijzing aan UPC tot wijziging van haar referentieaanbod:


258. UPC dient de in randnummer 127 van het RA WLR-C van 3 augustus gedefinieerde norm voor het clean order percentage vast te stellen op 95%. A.11. Door WLR-afnemers in te richten database
A.11.1 Toelichting

259. Het RA WLR-C van 3 augustus bepaalt in randnummer 114 het volgende:

"Op verzoek van UPC geeft de Wederverkoper UPC toegang tot de door de Wederverkoper gebruikte databases om UPC in staat te stellen de juistheid en volledigheid van de gegevens van Eindgebruikers te controleren."


260. Randnummer 115 van het RA WLR-C van 3 augustus bepaalt:

"De Wederverkoper houdt een up-to-date database bij met het UPC klant-ID. De Wederverko- per gebruikt het UPC klant-ID voor alle communicatie en wederverkoopordering."


261. Ten aanzien van deze beide randnummers acht het college de vraag aan de orde of de hierin


50 Zie KPNs RA WLR, Annex 2. www.kpn-wholesale.com/templates/dispatcher.asp?page_id=1854
51 Paragraaf 3.12 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 49





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

geformuleerde vereisten redelijk zijn, mede gegeven de hiervoor in hoofdstuk A.9 ten aanzien van het orderproces geformuleerde aanwijzingen. Zo is het bijvoorbeeld de vraag of het ­ uitgaande van de door UPC te leveren informatiedienst ­ nodig is dat UPC de betreffende gegevens van eindgebruikers ook nog eens kan valideren door middel van toegang tot een database van de WLR-afnemer.


262. In de IG WLR-C is door een aantal potentiële WLR-afnemers aangegeven dat zij geen begrip hebben voor de wens van UPC om toegang te krijgen tot de database van de WLR-afnemer, te meer als er geen sprake is van wederkerigheid.
A.11.2 Beoordeling door het college

263. Randnummer 115 van het RA WLR-C van 3 augustus valt uiteen in twee elementen: i) de ver- plichting voor de WLR-afnemer om het UPC klant-ID te gebruiken voor alle communicatie met UPC, en ii) verplichting voor de WLR-afnemer om een up to date database bij te houden van de UPC klant-IDs.


264. Ad.i): Hiervoor is in randnummer 249 bepaald dat UPC de in een WLR-order vereiste gege- vens dient te beperken tot de NAW gegevens van de betreffende eindgebruiker. Onderliggend aan die aanwijzing is dat het college van oordeel is dat in de communicatie tussen UPC en de WLR-afnemer de NAW gegevens volstaan om UPC in staat te stellen om de aansluiting in kwestie eenduidig te iden- tificeren; het gebruik van het UPC klant-ID is hiervoor overbodig en onnodig complicerend. Daarenbo- ven stelt de in paragraaf A.9.4 van dit implementatiebesluit opgelegde informatiedienst de WLR- afnemer in staat om een match te maken tussen de NAW gegevens en het UPC klant-ID. Tegen deze achtergrond acht het college ook deze in randnummer 155 van het RA WLR-C geformuleerde verplich- ting onredelijk en daarmee niet in overeenstemming met de opgelegde toegangsverplichting.


265. Ad. ii): Of een WLR-afnemer besluit tot het bijhouden van een up-to-date database van UPC klant-IDs acht het college aan die WLR-afnemer en niet aan UPC, te meer omdat het UPC klant-ID naar het oordeel van het college niet kan gelden als verplichte identifier in de communicatie tussen UPC en WLR-afnemers. Daarbij zal het bijhouden van een up-to-date database voor de WLR-afnemer tot extra kosten leiden. Daarmee oordeelt het college ook deze bepaling als zijnde onredelijk.


266. Met betrekking tot randnummer 114 van het RA WLR-C merkt het college het volgende op. De juistheid en volledigheid van de gegevens van eindgebruikers wordt reeds zeker gesteld door middel van de door UPC in het kader van de toegangsverplichting te leveren informatiedienst, waarmee de door de eindgebruiker aan de WLR-afnemer ter beschikking gestelde informatie wordt gematched te- gen de bij UPC bekende informatie. De mogelijkheid voor UPC om via toegang tot de databases van de WLR-afnemer de betreffende informatie ook nogmaals te kunnen controleren is dus overbodig en onnodig complicerend, en daarmee onredelijk. Hierbij dient ook te worden betrokken dat de WLR- afnemer zelf er alle belang bij heeft om de juistheid en volledigheid van de gegevens van haar eindge- bruikers te verzekeren.


267. Het voorgaande neemt niet weg dat het in specifieke gevallen, bijvoorbeeld in het geval van een klacht, mogelijk moet kunnen zijn dat UPC gegevens van een eindgebruiker bij de WLR-afnemer kan opvragen. Ook in een dergelijke situatie is het naar het oordeel van het college echter onredelijk OPENBARE VERSIE 50





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

om die informatieverstrekking de vorm te geven van toegang van UPC tot de databases van de WLR- afnemer.
A.11.3 Nationale consultatie

268. De ontvangen zienswijzen hebben het college met betrekking tot de uitkomst van de in para- graaf A.11.2 geformuleerde beoordeling niet tot een ander inzicht geleid, met dien verstande dat het college zich naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen niet langer op het standpunt stelt dat UPC het UPC klant-ID niet als ordergegeven van de WLR-afnemer mag verlangen (mits UPC het betreffen- de UPC klant-ID als output van de informatiedienst aan die WLR-afnemer ter beschikking stelt).52 A.11.4 Aanwijzing

269. De in paragraaf A.11.2 in samenhang met paragraaf A.11.3 geformuleerde beoordeling leidt tot de volgende aanwijzing aan UPC tot wijziging van haar referentieaanbod:


270. UPC dient haar referentieaanbod te schonen van de voorwaarde dat de WLR-afnemer het UPC klant-ID in al haar communicatie met UPC dient te gebruiken, evenals van de voorwaarde dat de WLR-afnemer een up-to-date database bij dient te houden van de UPC klant-IDs. Tevens dient UPC haar referentieaanbod te schonen van de voorwaarde dat zij toegang dient te hebben tot de databases van de WLR-afnemer. Concreet betekent dit dat UPC de randnummers 114 en 115 van haar RA WLR- C van 3 augustus achterwege dient te laten.
A.12. `On hold' van geaccepteerde orders
A.12.1 Toelichting

271. Het RA WLR-C van 3 augustus stelt in randnummer 117 het volgende:

"(... )Indien een WederverkoopOrder na acceptatie tijdelijk on hold wordt gezet vanwege tech- nische of administratieve redenen bevat de acceptatie geen geplande datum voor de uitvoering van de WederverkoopOrder."

272. In het RA WLR-C van 3 augustus geeft UPC in paragraaf 4.2 verdere bepalingen ten aanzien van orderacceptatie en uitvoering van de aangegeven ordertypen. Hierbij wordt echter niet verder in- gegaan op de situatie waarbij een geaccepteerde order door UPC ,,on hold wordt gezet.


273. Aan de orde is hier de vraag welke technische of administratieve redenen UPC heeft om geac- cepteerde orders ,,on hold te zetten en welke procedures in die gevallen van toepassing zijn. A.12.2 Standpunten tijdens de IG-besprekingen

274. Onderhavig onderwerp is tijdens de besprekingen in de IG aan de orde geweest, waarbij een aantal potentiële WLR-afnemers zich op het standpunt heeft gesteld dat de huidige bepaling te grote onduidelijkheid geeft. Scarlet heeft bijvoorbeeld aangegeven dat het ,,on hold zetten van een order


52 Paragraaf 3.13 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 51





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

door UPC richting de WLR-afnemer dient te worden beargumenteerd. KPN heeft aangegeven dat de bepaling een open einde karakter heeft, zonder gedefinieerde vervolgstappen. Tele2 heeft voorgesteld dat UPC in voorkomend geval een code meegeeft aan de WLR-afnemer, waaruit de WLR-afnemer kan opmaken of een volgende actie van UPC of van de WLR-afnemer wordt verwacht.


275. In de IG-besprekingen en in de tussentijdse overleggen is duidelijk geworden dat UPC een order onder andere ,,on hold kan zetten wanneer deze een aansluiting betreft via welke tevens andere diensten dan het analoge rtv-pakket van UPC worden afgenomen. Andere situaties waarin een order ,,on hold zou kunnen worden gezet, zijn in de IG niet besproken. A.12.3 Beoordeling door het college

276. In zijn beoordeling van dit onderwerp constateert het college dat UPC in haar RA geen verdere beschrijving geeft van de procedures die gelden in het geval waarin een geaccepteerde order vanwege technische of administratieve redenen tijdelijk ,,on hold is gezet. Tevens ontbreekt een limitatieve op- somming van de technische of administratieve redenen op grond waarvan UPC tot het ,,on hold zetten van een order kan besluiten, en is onduidelijk welke kwaliteitsniveaus en kwaliteitsparameters in het kader van de te volgen procedure gelden.


277. Op grond hiervan acht het college de betreffende bepaling in randnummer 117 van het RA WLR-C van 3 augustus niet in lijn met het marktbesluit UPC. Het college heeft UPC immers specifiek verplicht om een referentieaanbod te publiceren met een beschrijving van de van toepassing zijnde processen en procedures teneinde onduidelijkheid en onvoorspelbaarheid voor WLR- afnemers te voorkomen. De bepaling is derhalve, zonder nadere aanvulling, niet in overeenstemming met het marktbesluit UPC.
A.12.4 Nationale consultatie

278. De op het ontwerp implementatiebesluit van UPC ontvangen zienswijze, waarin UPC een al- ternatief tekstvoorstel heeft gedaan voor randnummer 117 van het RA WLR-C van 3 augustus, heeft het college tot de conclusie geleid dat dit voorstel aan de ontwerp aanwijzing tegemoet komt, met dien verstande dat UPC het eerste gedachtestreepje ("De Eindgebruiker heeft niet of niet volledig voldaan aan zijn financiële verplichtingen ten opzichte van UPC") achterwege dient te laten.53


279. Tevens heeft het college in de nota van bevindingen overwogen dat er vooralsnog onvoldoen- de aanleiding is om UPC specifiek met betrekking tot onderhavig onderwerp tot service levels te ver- plichten.54


280. Wanneer tegen de verwachting van het college in de praktijk blijkt dat een significant aantal orders ,,on hold wordt gezet en/of dat het niet-clean order percentage van een WLR-afnemer door met name geretourneerde ,,on hold gezette orders te hoog uitvalt, zal het college UPC alsnog opdragen het onderhavige service level te definiëren en te operationaliseren.


53 Randnummer 188 van de nota van bevindingen.
54 Randnummer 191 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 52





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


281. De aanwijzing is op beide punten aangepast. A.12.5 Aanwijzing

282. De in paragraaf A.12.3 in samenhang met paragraaf A.12.4 geformuleerde beoordeling leidt tot de volgende aanwijzing aan UPC tot wijziging van haar referentieaanbod:


283. UPC dient de hiervoor in randnummer 271 geciteerde tekst van randnummer 117 van het RA WLR-C van 3 augustus te vervangen door:

"UPC kan een WederverkoopOrder on hold zetten. UPC kan dit doen in de volgende gevallen: ­ De Eindgebruiker heeft eerder een andere order bij UPC ingediend, die moet worden afge- rond voordat de nieuwe order in behandeling kan worden genomen; ­ In het geval van een dubbel opgevoerde order;"

UPC informeert de WLR-afnemer dagelijks over on hold gezette WederverkoopOrders. Een order kan maximaal 30 werkdagen on hold staan en wordt na afloop van deze termijn gere- tourneerd aan de WLR-afnemer. Indien de on hold situatie binnen die periode niet is opgehe- ven, geldt de order als een niet-clean order." A.13. Wilsuiting55
A.13.1 Toelichting

284. Randnummer 113 van het RA WLR-C van 3 augustus luidt als volgt:

"De Wederverkoper garandeert dat (...) de Eindgebruiker expliciete instemming heeft gegeven gebruik te willen maken van de Wederverkoper RTV Dienst."


285. Randnummer 116 luidt daarbij als volgt:

"De Wederverkoper toont de expliciete instemming van de Eindgebruiker om gebruik te willen maken van Wederverkoper RTV Dienst aan door middel van een uitgeschreven voice log of een tussen de Eindgebruiker en de Wederverkoper gesloten schriftelijke abonnementsover- eenkomst."


286. Randnummer 118 definieert vervolgens de volgende afwijzingsgrond:

"UPC wijst een WederverkoopOrderverzoek in ieder geval af in de volgende gevallen: (...) ­ De Wederverkoper verstrekt geen bewijs van expliciete instemming van de Eindgebruiker;"


55 Tijdens de IG van 23 juli heeft de Consumenten Autoriteit een presentatie gegeven over o.a. dit onderwerp. OPENBARE VERSIE 53





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
A.13.2 Standpunt partijen

287. De door UPC verlangde wilsuiting is tijdens de IG-besprekingen aan de orde geweest, waarbij WLR-afnemers zich op het standpunt hebben gesteld dat een expliciete wilsbeschikking niet gangbaar is in markten waar klanten overstappen van de ene naar de andere aanbieder. GPA heeft daarbij een alternatieve werkwijze voorgesteld die door OPTA zou zijn vastgesteld in het kader van WLR-T. UPC heeft hier niet inhoudelijk op gereageerd.


288. In de besprekingen hebben partijen geconstateerd dat op dit punt geen overeenstemming kan worden bereikt met UPC. Naar aanleiding hiervan is dit onderwerp op 17 juli door GPA voor informeel advies aan OPTA voorgelegd. In het verzoek om informeel advies verzoekt GPA OPTA om overeen- komstig de werkwijze bij WLR-T te adviseren, welke is besloten in de ,,Afspraken tussen vaste tele- foonaanbieders voor het overnemen van elkaars klanten (WLR-proces) (juni 2007).56


289. In haar reactie op het verzoek om informeel advies van 21 juli heeft UPC aangegeven dat in het referentieaanbod is opgenomen dat UPC bij een WLR-C order van het type ,,overstappen onder meer een verzoek tot opzegging van de eindgebruiker dient te ontvangen. Het verzoek tot opzegging van de eindgebruiker dient volgens UPC ter bescherming van de eindgebruiker om niet geconfronteerd te worden met een ongewenste overstap, en zou ook noodzakelijk zijn voor het afhandelen van een orderverzoek. UPC ziet niet goed in waarom de door haar voorgestelde werkwijze niet zou passen bij de werkwijze die wordt toegepast bij WLR-T. UPC merkt daarnaast op dat nog maar de vraag is of de afspraken met betrekking tot WLR-T wel relevant zijn voor het referentieaanbod van UPC. A.13.3 Beoordeling door het college

290. In de eerste plaats constateert het college dat GPA ­ in haar verzoek om een informeel advies ­ en UPC ­ in haar reactie daarop ­ niet dezelfde invulling van de expliciete wilsbeschikking bedoelen. GPA doelt op de door UPC in de vorm van een uitgeschreven voice log of schriftelijke overeenkomst blijkende expliciete instemming van de eindgebruiker (zoals bedoeld in de randnummers 113, 116 en
118 van het RA WLR-C van 3 augustus, geciteerd in paragraaf A.13.1).


291. UPC daarentegen doelt op hetgeen in het RA WLR-C specifiek is bepaald ten aanzien van het ordertype ,,overstappen. Randnummer 145 bepaalt in dit verband het volgende:

"Ontvangst - Voor overstappen dient UPC twee verzoeken te ontvangen voordat het Wederver- koopOrderverzoek kan worden verwerkt: (...)
­ Een verzoek tot opzegging van de Eindgebruiker (in geval van overstappen van UPC aan de Wederverkoper), of van de latende Wederverkoper (in geval van overstappen tussen twee Wederverkopers)."


292. Naar het oordeel van het college gaat het hier om twee verschillende onderwerpen, die een afzonderlijke beoordeling vergen. Immers, de in de randnummers 113, 116 en 118 van het RA WLR-C


56 www.opta.nl/nl/actueel/alle-publicaties/publicatie/?id=2863 OPENBARE VERSIE 54





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

van 3 augustus bedoelde expliciete instemming veronderstelt dat de WLR-afnemer UPC voorziet van het bewijs van die expliciete instemming, terwijl het in randnummer 145 door UPC verlangde verzoek tot opzegging een verzoek is van de eindgebruiker aan UPC dan wel van de latende WLR-afnemer aan UPC (in geval van het overstappen tussen twee WLR-afnemers). In deze paragraaf beperkt het college zich tot de beoordeling van de expliciete instemming zoals bedoeld in de randnummers 113,
116 en 118 van het RA WLR-C van 3 augustus, waarna hoofdstuk A.19 is gewijd aan het door UPC van de eindgebruiker verlangde verzoek tot opzegging.


293. Ten aanzien van de door UPC verlangde uitgeschreven voice log of schriftelijke overeenkomst overweegt het college het volgende. Het college acht het niet verstrekken van een bewijs van explicie- te instemming van de eindgebruiker door de WLR-afnemer aan UPC als afwijzingsgrond voor een WLR-C order niet in overeenstemming met de aan UPC opgelegde toegangsverplichting WLR-C, en wel om de volgende redenen.


294. Op grond van het Burgerlijk Wetboek dient de WLR-afnemer te kunnen bewijzen dat tussen hem en de eindgebruiker een overeenkomst tot stand is gekomen. Dit bewijs kan bijvoorbeeld bestaan uit een voicelog of een ondertekende schriftelijke overeenkomst. Deze bewijslast is primair van belang in de relatie tussen de WLR-afnemer en de eindgebruiker: indien de eindgebruiker betwist dat een overeenkomst tot stand is gekomen, dan zal de WLR-afnemer dit met een bewijs moeten kunnen weerleggen.


295. Tegen deze achtergrond acht het college de door UPC geformuleerde afwijzingsgrond dispro- portioneel. De afwijzingsgrond impliceert immers een positie van UPC waarin zij feitelijk fungeert als de toezichthouder op de naleving door de WLR-afnemer van een voor die WLR-afnemer geldende wette- lijke bepaling. Een dergelijke positie is naar het oordeel van het college te vergaand en daarmee onre- delijk en ongewenst. Het college wijst UPC er daarbij op dat het schriftelijkheidsvereiste geen staande praktijk is bijvoorbeeld bij C(P)S en WLR telefonie. De redelijke benadering zou er wat het college be- treft in gelegen zijn dat UPC er a priori vanuit gaat dat de WLR-afnemer aan zijn wettelijke verplichtin- gen voldoet, en dat pas in het geval waarin er daartoe voldoende aanleiding bestaat er sprake van kan zijn dat door UPC aanspraak kan worden gemaakt op een door de WLR-afnemer te verstrekken bewijs van de wilsuiting. Een dergelijke aanleiding kan bijvoorbeeld gelegen zijn in een situatie waarin door een eindgebruiker een klacht is ingediend. In dit verband wijst het college op hetgeen hieromtrent is bepaald in de ,,Afspraken tussen vaste telefoonaanbieders voor het overnemen van elkaars klanten (WLR-proces) (juni 2007).


296. Met het oog op het voorgaande acht het college de in randnummer 118, vierde gedachte- streepje, van het RA WLR-C van 3 augustus geformuleerde afwijzingsgrond een onbillijke voorwaarde en als zodanig niet in overeenstemming met randnummer ix., tweede gedachtestreepje, van het dictum van het marktbesluit UPC.


297. Daarnaast acht het college de consequentie van deze afwijzingsgrond, namelijk dat de WLR- afnemer iedere WLR-C order vergezeld zal moeten doen gaan van het bewijs van expliciete instem- OPENBARE VERSIE 55





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

ming, een onnodige complicering van het orderproces. Daarmee kan de afwijzingsgrond worden ge- kwalificeerd als een strategisch ontwerp van WLR-C waardoor de toegang nodeloos wordt bemoeilijkt. Het college constateert dat dit in strijd is met randnummer ix., vijfde gedachtestreepje, van het markt- besluit UPC.
A.13.4 Nationale consultatie

298. De ontvangen zienswijzen hebben het college met betrekking tot de in paragraaf A.13.3 ge- formuleerde beoordeling niet tot een ander inzicht geleid.57


299. In de nota van bevindingen is daarbij door het college nog wel aangegeven dat hij zich kan voorstellen dat het WLR-T afsprakendocument niet op alle onderdelen even passend is voor WLR-C.58 Hoewel het college de strekking van de afspraken met betrekking tot WLR-T relevant en passend acht voor WLR-C, dient dus mogelijk een apart doch vergelijkbaar document voor WLR-C te worden opge- steld. Dit document kan tevens afspraken rond de praktische invulling van relevante aspecten van de Wet koop op afstand, zoals bijvoorbeeld bevestigingsbrieven voor WLR-C, bevatten. Het college roept betrokken partijen op om tot een gezamenlijk overleg te komen om vast te stellen in hoeverre een der- gelijk WLR-C afsprakendocument naast of in aanvulling op het WLR-T afsprakendocument nodig is, c.q. om het gezamenlijke document tot stand te brengen. Op verzoek van partijen is het college daarbij bereid te overwegen om hierin een rol te nemen.
A.13.5 Aanwijzing

300. De in paragraaf A.13.3 in samenhang met paragraaf A.13.4 geformuleerde beoordeling leidt tot de volgende aanwijzing aan UPC tot wijziging van haar referentieaanbod:


301. UPC dient het referentieaanbod WLR-C te schonen van de voorwaarde dat de WLR-afnemer het bewijs van de expliciete instemming aan UPC dient te verstrekken, en tevens van de betreffende afwijzingsgrond. Concreet betekent dit dat UPC de randnummers 116 en 118, vierde gedachtestreep- je, van het RA WLR-C van 3 augustus achterwege dient te laten.


302. Voor het overige gaat het college er van uit dat UPC en WLR-afnemers zich met betrekking tot het onderwerp van de expliciete wilsuiting conformeren aan hetgeen hierover is bepaald in het docu- ment ,,Afspraken tussen vaste telefoonaanbieders voor het overnemen van elkaars klanten (WLR- proces) (juni 2007).
A.14. Non-discriminatoire openingstijden wholesale dienstverlening A.14.1 Toelichting

303. In het RA WLR-C van 3 augustus noemt UPC in randnummer 29 een algemene non- discriminatie bepaling:


57 Paragraaf 3.15 van de nota van bevindingen.
58 Randnummer 202 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 56





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
"UPC zal de Wederverkoper RTV Dienst onder gelijke omstandigheden onder gelijke voor- waarden verlenen en zal ten opzichte van derden gelijke voorwaarden toepassen als die welke onder gelijke omstandigheden gelden voor haar zelf, haar dochterondernemingen of haar part- nerondernemingen."

304. Het RA WLR-C stelt in randnummer 40 het volgende met betrekking tot de functies van de Wederverkoop Support Desk:

"(...) Tevens zal de WSD als het coördinatiepunt voor de oplossing van Storingen dienen."
305. Het RA WLR-C stelt in randnummers 41 en 47 het volgende met betrekking tot openingstijden van de Wederverkoopinterface:

"(...) De WSD is zowel telefonisch als per e-mail bereikbaar. De WSD is geopend op Werkdagen van 9.00 tot 17.00 uur; De Wederverkoop Portal en de Elektronische Order Interface zijn 24 uur per dag, 7 dagen per week geopend. Hierbij geldt dat de beschikbaarheid van de Wederverkoop Portal en de Elektronische Order Interface wordt gegarandeerd tijdens de openingstijden van de WSD."
306. Het RA WLR-C stelt in randnummer 197 ten aanzien van het melden van storingen:

"Storingsmelding - De Wederverkoper heeft de verplichting om individuele storingen direct bij UPC te melden met behulp van de Elektronische Order Interface. Op deze manier is UPC in staat om zo spoedig mogelijk vast te stellen of er sprake is van een blokstoring."
307. Het RA WLR-C van 3 augustus stelt in randnummers 205 en 206 het volgende met betrekking tot de openingstijden van de storingsdienst:

"Oplossingstijden zullen worden gemeten in Werkuren waarin de Storingen worden opgelost (Werkdagen van 08.00 tot 18.00 uur).
Het oplossen van Storingen door UPC geschiedt op Werkdagen van 08.00 tot 18.00 uur."
308. Ten slotte stelt het RA WLR-C in randnummer 212 het volgende met betrekking tot onder- houdsverzoeken voor storingen:

"In het geval dat de Wederverkoper niet in staat is de (mogelijke) Storing op te lossen, dient de Wederverkoper dit door te geven aan UPC binnen 2 Werkuren na ontvangst van de melding van de Eindgebruiker. Waar nodig zal de WSD fungeren als coördinatiepunt voor het oplossen van storingen."
OPENBARE VERSIE 57





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


309. Aan de orde is hier of de genoemde openingstijden en beschikbaarheid van de wholesale dienstverlening voldoen aan de non-discriminatie verplichting. A.14.2 Standpunten tijdens de IG-besprekingen

310. Onderhavig onderwerp is tijdens de IG-besprekingen aan de orde geweest, waarbij een aantal potentiële WLR-afnemers zich op het standpunt heeft gesteld dat de wholesale dienstverlening in be- ginsel op dezelfde tijden beschikbaar dient te zijn als dat UPC dezelfde dienstverlening voor haar ei- gen retail afdeling beschikbaar stelt. Minder ruime openingstijden voor WLR-afnemers voor het aange- ven van orders en storingen zijn discriminatoir en bevoordelen UPC, wat ten koste gaat van de effecti- viteit van de toegangsverplichting. Diverse afnemers hebben aangegeven te vermoeden dat UPC voor zichzelf andere openingstijden hanteert voor dezelfde dienstverlening.


311. Naar aanleiding van navraag van OPTA, heeft UPC mondeling tijdens een IG-bespreking aan- gegeven dat de openingstijden gelijk zijn aan de openingstijden voor UPC van vergelijkbare diensten wat betreft orderverwerking en storingsoplossing.
A.14.3 Beoordeling door het college

312. In de eerste plaats constateert het college ten aanzien van de genoemde openingstijden van de WSD, de elektronische order interface en de tijden waarbinnen storingen worden opgelost, dat deze onderling verschillen, terwijl voor bijvoorbeeld het melden, coördineren en oplossen van storingen alle drie deze wholesale diensten nodig zijn. Een storing kan via de elektronische order interface vieren- twintig uur per dag worden gemeld, kan tussen 8.00 en 18.00 uur worden opgelost, terwijl de coördina- tie hiervoor via het WSD maar tussen 9.00 en 17.00 uur beschikbaar is.


313. Daarnaast vraagt het college zich af of de genoemde openingstijden non-discriminatoir zijn met de openingstijden die UPC voor dezelfde functionele dienstverlening richting haar eigen retail dienst- verlening hanteert.


314. Ten aanzien van het melden en oplossen van storingen, geeft UPC in haar brochure ,,Eerste hulp bij slecht TV-beeld, gericht op haar eigen klanten, het volgende aan:59

"Heeft u na het volgen van de stappen nog steeds problemen met uw beeldkwaliteit? U kunt onze UPC Klantenservice bereiken op 0900 15 80 ( 01,0 per minuut) met al uw vragen. Onze medewerkers zijn bereikbaar op werkdagen van 08.00 tot 21.00 uur en op zaterdag van 10.00 tot 18.00 uur."

315. Volgens een ander deel van de website van UPC zijn de openingstijden van de helpdesk van UPC voor eigen klanten, waarbij ook storingen dienen te worden gemeld, echter dagelijks van 8.00 ­
22.00 uur:60


59 www.upc.nl/pdf/upc_beterbeeldboekje.pdf

60 www.upc.nl/klantenservice/meldingen_storingen OPENBARE VERSIE 58





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
"Bel de helpdesk. Voor storingen kunt u contact opnemen met onze helpdesk. Deze is de ge- hele week geopend van 8 tot 22 uur. Het telefoonnummer is: 0900 15 80 ( 0,10 per minuut). De bereikbaarheid van de helpdesk is het beste tussen 13.30 en 16.30 uur 's middags."
316. Daarnaast geeft UPCs website na invoering van de zoekterm ,,storing onder andere het vol- gende aan:61

"Wat moet ik doen als ik een storing heb? (...)Het telefoonnummer voor storingen is: 0900 15
80 ( 0,10 per minuut). Medewerkers van onze storingsdesk zullen telefonisch (op afstand) trachten de storing te verhelpen. Indien dit niet lukt dan zal een monteur bij u langs komen om de storing te verhelpen."

317. UPC geeft daarmee zelf aan retail klanten verschillende openingstijden af voor dezelfde help- desk via welke storingen kunnen worden aangegeven en (deels) opgelost.


318. Het college begrijpt dat voor meer serieuze storingen of blokstoringen meer analyse en onder- steuning nodig is dan een helpdeskmedewerker direct en telefonisch kan geven en dat deze dienst de tweedelijns storingsoplossingsdienst zal betreffen, welke ook voor WLR-afnemers benodigd is. Het college kan niet controleren of die storingsoplossingsdienst andere openingstijden hanteert dan de helpdesk. Het lijkt het college echter zeer onwaarschijnlijk dat meldingen van storingen tijdens ,,prime- time, s avonds na 18.00 uur, niet direct door UPCs storingsoplossingsdienst zouden worden geana- lyseerd en bij grote (blok-)storingen direct zouden worden opgelost. De tijden waarop storingen mo- menteel door UPC daadwerkelijk worden opgelost, kan het college niet achterhalen, echter, het college vermoedt dat dit in werkelijkheid ruimere tijden zijn dan aangegeven voor WLR-C en dat UPC daarmee deze openingstijden discriminatoir heeft opgesteld.


319. Aangezien de rtv-dienst een typische consumentendienst betreft, zullen veel order- en sto- ringsaanvragen in de avond ingezet worden. De genoemde openingstijden en beschikbaarheid van zowel de elektronische orderinterface (gegarandeerde werking tussen 9.00 en 17.00) en de storings- oplossingsdienst (tussen 8.00 en 18.00) acht het college daarom in beginsel onbillijk en daarmee niet in overeenstemming met de aan UPC opgelegde toegangsverplichting. De verplichting tot non- discriminatie is hierbij echter leidend; het college zal UPC niet verplichten een storingsoplossingdienst s avonds open te stellen wanneer UPC dit niet voor haar eigen klanten reeds doet.


320. Het college verduidelijkt naar aanleiding van de nota van bevindingen dat openingstijden en beschikbaarheid van de onderdelen van het ,,wholesale loket van UPC, waaronder mede de storings- oplossingsdienst, in een service level voor het wholesale loket dienen te worden gespecificeerd. De service level dient WLR-afnemers in staat te stellen om dezelfde kwaliteit van dienstverlening aan te bieden op retail niveau als UPC zelf kan behalen. Het college verwijst hiervoor tevens naar paragraaf A.21 van onderhavig besluit met betrekking tot service levels.


61 www.upc.nl/klantenservice/zoeken/contact/?st=s&q1t=any&fi=0&l1=local&q1=storing OPENBARE VERSIE 59





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

A.14.4 Nationale consultatie

321. De ontvangen zienswijzen hebben het college met betrekking tot de in paragraaf A.14.3 ge- formuleerde beoordeling niet tot een ander inzicht geleid.62 Daarbij is aangegeven dat het college in de implementatiebesluiten zal verduidelijken dat openingstijden en beschikbaarheid van de wholesale dienstverlening onderdeel dienen uit te maken van de nog op te stellen service levels voor het who- lesale loket.63
A.14.5 Aanwijzing

322. De in paragraaf A.14.3 in samenhang met paragraaf A.14.4 geformuleerde beoordeling leidt tot de volgende aanwijzing aan UPC tot wijziging van haar referentieaanbod:


323. UPC dient met betrekking tot de openingstijden van de wholesale dienstverlening voor WLR- afnemers met betrekking tot de verwerking van orders en het melden en oplossen van storingen, te controleren of deze gelijk zijn aan de feitelijke openingstijden van dezelfde functionele dienstverlening die UPC voor haar eigen retail organisatie verleent en zo niet, het RA hierop aan te passen. In het service level voor het wholesale loket dienen openingstijden en beschikbaarheid van de wholesale dienstverlening te worden gespecificeerd.
A.15. Criteria voor de beoordeling van forecasts
A.15.1 Toelichting

324. Het RA WLR-C van 3 augustus bepaalt in randnummer 79 het volgende:

"De Account Manager van UPC zal de ontvangen forecasts beoordelen aan de hand van onder andere de volgende criteria:

- Tijdige ontvangst;

- Volledigheid;

- Naleving van de beperkingen in de operationele capaciteit (toegestane aantal Wederver- koopOrders);

- Naleving van de bandbreedte vereisten als hiervoor beschreven."


325. Randnummer 80 van het RA WLR-C van 3 augustus bepaalt:

"Indien de forecast niet voldoet aan een of meer van de criteria wijst UPC de forecast af. De Account manager van UPC informeert de Wederverkoper hierover onder opgaaf van redenen. (...)."


62 Paragraaf 3.16 van de nota van bevindingen.
63 Randnummer 205 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 60





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
A.15.2 Beoordeling door het college

326. UPC geeft in randnummer 79 van haar RA WLR-C een niet-limitatieve opsomming van de criteria waarop zij de door WLR-afnemers te verstrekken forecasts beoordeelt. Dit niet-limitatieve ka- rakter van deze opsomming heeft tot gevolg dat het voor WLR-afnemers op voorhand onduidelijk is op welke gronden UPC tot een afwijzing van de forecast kan besluiten. Het college is derhalve van oor- deel dat het niet-limitatieve karakter van de opsomming onredelijk is en daarmee niet in overeenstem- ming met de opgelegde toegangsverplichting en met de met een referentieaanbieding beoogde trans- parantie.
A.15.3 Nationale consultatie

327. De ontvangen zienswijzen hebben het college geen aanleiding gegeven om de onderhavige aanwijzing te wijzigen.64
A.15.4 Aanwijzing

328. De in paragraaf A.15.2 in samenhang met paragraaf A.15.3 gegeven beoordeling leidt tot de volgende aanwijzing aan UPC tot wijziging van haar referentieaanbod:


329. UPC dient de in randnummer 79 van het RA WLR-C van 3 augustus gegeven opsomming van criteria limitatief te maken.
A.16. Inrichting van de factuur
A.16.1 Toelichting

330. In randnummer 66 van het RA WLR-C van 3 augustus heeft UPC de volgende bepaling opge- nomen:

"(...) In de facturering aan de eindgebruiker maakt de Wederverkoper inzichtelijk welk gedeelte van de factuur betrekking heeft op de Wederverkoper RTV Dienst."
331. Ten aanzien van deze bepaling acht het college de vraag aan de orde of het redelijk is dat UPC aan de WLR-afnemer voorschrijft hoe die de factuur aan zijn eindgebruiker dient in te richten. A.16.2 Beoordeling door het college

332. Het college ziet niet in welke bemoeienis UPC zou moeten hebben met de inrichting van de factuur die een WLR-afnemer aan diens eigen klanten stuurt. De inrichting van die factuur maakt on- derdeel uit van het retail domein van de WLR-afnemer en speelt een rol in de keuzes die de WLR- afnemer in zijn retail propositie maakt.65 In de IG-besprekingen hebben verschillende potentiële WLR- afnemers zich op vergelijkbare wijze uitgesproken. De door UPC in randnummer 66 van het RA WLR- C opgenomen bepaling is derhalve naar het oordeel van het college onbillijk en daarmee niet in over-


64 Paragraaf 3.17 van de nota van bevindingen.
65 Zo zou een WLR-afnemer er voor kunnen kiezen om de rtv-dienst in een retail aanbod te bundelen met (de over een andere infrastructuur geleverde) internettoegang of telefonie, en om daarvoor één bundelprijs te vragen. OPENBARE VERSIE 61





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

eenstemming met randnummer ix, tweede gedachtestreepje, van het dictum van het marktbesluit UPC. A.16.3 Nationale consultatie

333. De ontvangen zienswijzen hebben het college geen aanleiding gegeven om de onderhavige aanwijzing te wijzigen.66
A.16.4 Aanwijzing

334. De in paragraaf A.16.2 in samenhang met paragraaf A.16.3 geformuleerde beoordeling leidt tot de volgende aanwijzing aan UPC tot wijziging van haar referentieaanbod:


335. UPC dient haar referentieaanbod te schonen van de voorwaarde dat de WLR-afnemer op diens factuur aan de eindgebruiker inzichtelijk dient te maken welk gedeelte van de factuur betrekking heeft op de rtv-dienst. Dit betekent concreet dat UPC de laatste zin in randnummer 66 van het RA WLR-C van 3 augustus achterwege dient te laten.
A.17. Regeling van betalingsachterstanden
A.17.1 Toelichting

336. Randnummer 118, vijfde bullet, van het RA WLR-C van 3 augustus 2009 luidt als volgt:

"UPC wijst een WederverkoopOrderverzoek in ieder geval af in de volgende gevallen: (...)
De Eindgebruiker heeft niet of niet volledig voldaan aan financiële verplichtingen ten op- zichte van UPC."

337. De consequentie van deze bepaling is dat een eindgebruiker niet door een WLR-afnemer van UPC kan worden overgenomen indien die eindgebruiker bij UPC een betalingsachterstand heeft. A.17.2 Standpunten tijdens de IG-besprekingen

338. Dit onderwerp is tijdens de IG-besprekingen onderwerp van bespreking geweest, waarbij WLR- afnemers hebben aangegeven dat wat hen betreft een betalingsachterstand een zaak is tussen UPC en de eindgebruiker. Daarbij kan de betalingsachterstand nu juist het gevolg zijn van een dispuut tus- sen de eindgebruiker en UPC naar aanleiding waarvan de eindgebruiker heeft besloten naar een an- dere aanbieder te willen overstappen. Hierop is door UPC niet inhoudelijk gereageerd, anders dan door te stellen dat de eindgebruiker aan zijn verplichtingen ten opzichte van UPC dient te hebben vol- daan.


339. In de besprekingen hebben partijen geconstateerd dat op dit onderwerp geen overeenstem- ming kan worden bereikt, naar aanleiding waarvan dit onderwerp op 17 juli 2009 door GPA voor infor-


66 Paragraaf 3.18 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 62





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

meel advies aan OPTA is voorgelegd.


340. In haar verzoek om advies is door GPA herhaald dat naar haar oordeel een betalingsachter- stand geen grond voor UPC mag zijn om een WLR-C overstaporder af te wijzen. De overstap van een eindgebruiker staat volgens GPA op geen enkele manier aan de inning van de vordering door UPC in de weg. GPA verwijst naar de situatie rondom nummerportabiliteit.


341. In haar reactie d.d. 21 juli 2009 op het verzoek om advies stelt UPC dat zij niet goed inziet waarom zij actief zou moeten meewerken aan de overgang van een eindgebruiker met een betalings- achterstand. De verwijzing naar het proces met betrekking tot nummerportabiliteit is daarvoor wat UPC betreft niet voldoende, aangezien het recht op nummerportabiliteit expliciet in de wet is opgenomen.


342. Tijdens de IG-bespreking op 23 juli 2009 heeft het college de IG informeel over dit onderwerp geadviseerd. Bedoeld informeel advies heeft niet alsnog geleid tot overeenstemming tussen partijen. A.17.3 Beoordeling door het college

343. Het college is van oordeel dat een betalingsachterstand geen grond mag zijn voor afwijzing van een WLR-C orderverzoek. Een betalingsachterstand van een eindgebruiker bij UPC is een zaak die betrekking heeft op de civiele relatie tussen die eindgebruiker en UPC waar UPC die eindgebruiker ook na een overstap naar een andere aanbieder op kan aanspreken. Dit is niet anders dan in de situa- tie waarin een eindgebruiker met een betalingsachterstand besluit om zijn overeenkomst met UPC te beëindigen (dat wil zeggen zonder naar een WLR-afnemer over te stappen).


344. Hier komt bij dat de betalingsachterstand zelf niet zelden tussen UPC en de eindgebruiker betwist zal worden, bijvoorbeeld in de situatie waarin de eindgebruiker het standpunt inneemt dat UPC niet aan haar verplichtingen heeft voldaan en dat UPC daarom (gedurende een periode) niet hoeft te worden betaald.67 Zou een betalingsachterstand als afwijzingsgrond mogen gelden, dan zou dit tot ongewenst gevolg kunnen hebben dat een eindgebruiker ­ omwille van de mogelijkheid om over te stappen en ook al staat hij in zijn recht ­ in een dergelijk dispuut bakzeil haalt.


345. Op grond van het voorgaande acht het college het in randnummer 118, vijfde bullet, van het referentieaanbod van 3 augustus 2009 bepaalde onbillijk en daarmee niet in overeenstemming met de in het marktbesluit UPC aan UPC opgelegde toegangsverplichting.


346. In zijn beoordeling betrekt het college dat de door UPC voorgestelde bepaling uitsluitend ziet op de situatie waarin een eindgebruiker een betalingsachterstand heeft bij UPC, en niet op de situatie waarin een eindgebruiker die nu televisie kijkt via WLR-afnemer A en daarbij een betalingsachterstand heeft opgelopen wil overstappen op WLR-afnemer B. Hierdoor bevoordeelt UPC in feite haar eigen retail organisatie, en daarmee zichzelf. Hierom acht het college de voorliggende bepaling niet in over- eenstemming met de opgelegde verplichting tot een non-discriminatoir aanbod.


67 Zie artikel 5.1 van de algemene voorwaarden van UPC: www.upc.nl/pdf/upc_algemene_voorwaarden.pdf OPENBARE VERSIE 63





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

A.17.4 Nationale consultatie

347. De ontvangen zienswijzen hebben het college met betrekking tot de in paragraaf A.17.3 ge- formuleerde beoordeling niet tot een ander inzicht geleid.68 A.17.5 Aanwijzing

348. De in paragraaf A.17.3 in samenhang met paragraaf A.17.4 geformuleerde beoordeling leidt tot de volgende aanwijzing aan UPC tot wijziging van haar referentieaanbod:


349. UPC dient met betrekking tot het onderwerp van de regeling van betalingsachterstanden haar referentieaanbod in overeenstemming te brengen met de in het marktbesluit UPC aan UPC opgelegde verplichtingen, met dien verstande dat UPC een situatie waarin een eindgebruiker niet of niet volledig heeft voldaan aan zijn financiële verplichtingen ten opzichte van UPC niet mag opnemen als afwij- zingsgrond voor een WLR-C orderverzoek.
A.18. Tijdelijke buitendienststelling
A.18.1 Toelichting

350. In randnummer 52 van het RA WLR-C van 3 augustus bepaalt UPC het volgende:

"UPC zal geen ondersteuning bieden voor de tijdelijke buitendienststelling van de wederverko- per rtv-dienst voor een specifieke eindgebruiker, bijvoorbeeld in het geval van wanbetaling door de eindgebruiker".

351. UPC geeft in randnummer 52 van haar RA aan geen ondersteuning te bieden voor een tijdelij- ke buitendienststelling van de door een WLR-afnemer richting diens eindgebruiker aangeboden rtv- dienst. WLR-afnemers hebben in het kader van de besprekingen in de IG aangegeven dit niet accep- tabel te vinden, gegeven dat zij hierdoor in een situatie van wanbetaling een belangrijke sanctiemoge- lijkheid missen.
A.18.2 Beoordeling door het college

352. In de beoordeling van deze bepaling constateert het college dat UPC zichzelf in het kader van de dienstverlening richting haar eigen eindgebruikers nadrukkelijk wel de mogelijkheid biedt om ­ in het geval haar eindgebruiker een verplichting niet nakomt ­ de dienst tijdelijk buiten gebruik te stel- len.69 Dat UPC richting WLR-afnemers geen ondersteuning wil bieden voor eenzelfde mogelijkheid, acht het college in strijd met de aan UPC opgelegde non-discriminatie verplichting (randnummer x. van het dictum van het marktbesluit UPC).
A.18.3 Nationale consultatie

353. Naar aanleiding van de van UPC ontvangen zienswijze heeft het college in de nota van bevin-


68 Paragraaf 3.19 van de nota van bevindingen.
69 www.upc.nl/pdf/upc_algemene_voorwaarden.pdf, artikel 5.2. OPENBARE VERSIE 64





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

dingen geconcludeerd dat een richting WLR-afnemers te bieden voorziening waarmee een tijdelijke buitendienststelling beschikbaar wordt gemaakt niet mag betekenen dat ook de eventuele over die aansluiting door UPC geleverde diensten daardoor worden geraakt. De hieraan door het college ver- bonden consequentie is dat de onderhavige aanwijzing wordt genuanceerd in de zin dat het UPC vrij- staat om de vereiste voorziening te beperken tot die aansluitingen waarvoor geldt dat daarover door UPC geen aanvullende diensten worden geleverd.70


354. Naar aanleiding van de van Ziggo ontvangen zienswijze heeft het college in de nota van be- vindingen overwogen dat indien UPC en Ziggo voor de tijdelijke afsluiting van een eigen klant die klant daarvoor een retail tarief in rekening brengen, het redelijk is dat WLR-afnemers per tijdelijke buiten- dienststelling een wholesale tarief betalen. Dit wholesale tarief dient daarbij bepaald te worden door het geschoonde retail tarief met daarop in mindering gebracht de door het college in het tariefbesluit WLR-C bepaalde minus.71 Indien UPC en Ziggo voor de tijdelijke afsluiting geen retail tarief kennen, dan acht het college een wholesale tarief ook niet aan de orde. In dat geval moet immers worden ver- ondersteld dat WLR-afnemers reeds met het maandelijkse wholesale tarief voor de standaardaanslui- ting aan de relevante kosten bijdragen.72


355. Naar aanleiding van de van Your.TV ontvangen zienswijze heeft het college in de nota van bevindingen geconcludeerd dat in de aanwijzing geëxpliciteerd moet worden dat de onderhavige voor- ziening non-discriminatoir ingericht en geleverd dient te worden.73 A.18.4 Aanwijzing

356. De in paragraaf A.18.2 in samenhang met A.18.3 geformuleerde beoordeling leidt tot de vol- gende aanwijzing aan UPC tot wijziging van haar referentieaanbod:


357. UPC dient haar referentieaanbod van 3 augustus te schonen van de bepaling dat zij geen on- dersteuning zal bieden voor een tijdelijke buitendienststelling van de rtv-dienst van de WLR-afnemer. Concreet betekent dit dat zij randnummer 52 van het RA WLR-C van 3 augustus achterwege dient te laten.


358. In plaats daarvan dient UPC haar RA aan te vullen met een bepaling waarmee voor WLR- afnemers non-discriminatoir de mogelijkheid wordt gecreëerd om de door hen aan een eindgebruiker geleverde dienst tijdelijk buiten dienst te stellen. Het staat UPC daarbij vrij om de vereiste voorziening te beperken tot die aansluitingen waarvoor geldt dat daarover door UPC geen aanvullende diensten worden geleverd.


359. In het geval UPC voor de tijdelijke afsluiting van een eigen klant die klant daarvoor een retail tarief in rekening brengt, staat het UPC vrij om per tijdelijke buitendienststelling een wholesale tarief


70 Randnummer 216 van de nota van bevindingen.
71 OPTA/AM/2010/200749.

72 Randnummer 222 van de nota van bevindingen.
73 Randnummer 223 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 65





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

aan WLR-afnemers in rekening te brengen. Dit wholesale tarief dient daarbij bepaald te worden door het geschoonde retail tarief met daarop in mindering gebracht de door het college in het tariefbesluit WLR-C bepaalde minus.
A.19. Verzoek tot opzegging
A.19.1 Toelichting

360. Randnummer 145 van het RA WLR-C van 3 augustus bepaalt het volgende:

"Ontvangst - Voor overstappen dient UPC twee verzoeken te ontvangen voordat het Weder- verkoopOrderverzoek kan worden verwerkt: (...) Een verzoek tot opzegging van de Eindgebruiker (in geval van overstappen van UPC aan de Wederverkoper), of van de latende Wederverkoper (in geval van overstappen tussen twee Wederverkopers)."

361. Randnummer 146 vervolgt met:

"UPC zal het WederverkoopOrderverzoek alleen als ontvangen beschouwen, nadat beide ver- zoeken zoals hierboven vermeld, zijn ontvangen.(...)"
362. Zoals reeds in randnummer 292 van dit implementatiebesluit is aangegeven, gaat het hier om een andere bepaling dan de door UPC in de randnummers 116 en 118, vierde gedachtestreepje, van het RA WLR-C van 3 augustus verlangde bewijs van expliciete instemming. Deze bepaling vergt der- halve een aparte beoordeling.
A.19.2 Standpunten tijdens de IG-besprekingen

363. De tijdens de besprekingen in de IG WLR-C door partijen op dit onderwerp naar voren ge- brachte reactie kent een gelijke strekking als verwoord in het verzoek om informeel advies van GPA met betrekking tot het onderwerp van de expliciete wilsuiting, en komt erop neer dat deze bepaling onredelijk en onnodig complicerend is. Voor het standpunt van UPC verwijst het college naar rand- nummer 289 van dit implementatiebesluit.
A.19.3 Beoordeling door het college

364. Het college acht het door UPC in de randnummers 145 en 146 van het RA WLR-C van 3 au- gustus geformuleerde vereiste dat (naast het orderverzoek van de WLR-afnemer) een verzoek tot op- zegging van de betreffende eindgebruiker dan wel de latende WLR-afnemer ontvangen moet zijn alvo- rens UPC het orderverzoek als ontvangen beschouwt, niet in overeenstemming met de aan UPC op- gelegde toegangsverplichting, en wel om de volgende redenen.74


74 In deze beoordeling gaat het college uit van een overstap van UPC op een WLR-afnemer. Een en ander geldt echter onverkort voor de situatie waarin een eindgebruiker overstapt van de ene naar de andere WLR-afnemer. OPENBARE VERSIE 66





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


365. Indien een eindgebruiker zich bij een WLR-afnemer aanmeldt als abonnee van diens rtv-dienst en daartoe een overeenkomst afsluit en in aanvulling daarop ook nog eens een verzoek om opzegging aan UPC zou dienen te richten, dan betekent dit voor de eindgebruiker een extra handeling om over te kunnen stappen. Het college acht deze extra handeling belemmerend en daarmee een overstapdrem- pel die afbreuk doet aan de effectiviteit van WLR-C als toegangsverplichting. Doorslaggevend hierbij is dat de wil van de eindgebruiker om over te stappen ­ en de daarmee onlosmakelijk verbonden wil om zijn overeenkomst met UPC op te zeggen ­ reeds blijkt uit diens overeenkomst met de WLR-afnemer.


366. UPC geeft in haar reactie op het verzoek om informeel advies aan dat deze voorwaarde is ge- steld ter bescherming van de eindgebruiker, zodat deze niet wordt geconfronteerd met een ongewens- te overstap. Zoals reeds in randnummer 295 van dit implementatiebesluit door het college is aangege- ven, is het in deze echter niet in de eerste plaats aan UPC om zich als bewaker van dit eindgebrui- kersbelang op te stellen.

367. Tijdens haar presentatie tijdens de vierde bijeenkomst van de Industry Group WLR-C heeft de Consumentenautoriteit aangegeven dat het belang van de eindgebruiker wordt beschermd op basis van de hiertoe in de Wet koop op afstand opgenomen bepalingen, bijvoorbeeld met betrekking tot de bij de klantenwerving te verstrekken informatie, het vereiste van het bewijs van de door de eindgebrui- ker uitgesproken wilsuiting, en de aan de eindgebruiker te bieden mogelijkheid om gedurende zeven werkdagen (na ontvangst van de schriftelijke bevestiging van de tot stand gekomen overeenkomst) de overeenkomst zonder opgaaf van redenen te ontbinden. Tegen de achtergrond van deze wettelijke bescherming is het niet nodig dat de eindgebruiker zelf zijn bestaande overeenkomst opzegt; indien hiertoe door de eindgebruiker gemachtigd kan de WLR-afnemer hiervoor zorg dragen.
368. Gewezen zij hierbij nog op de bestaande praktijk, waarin het ongebruikelijk is dat van de eind- gebruiker nog een aparte opzegging wordt verlangd. Gedoeld wordt op het operator controlled model zoals dat werkt in het kader van breedband internetdienstverlening, maar ook op bijvoorbeeld de prak- tijk ten aanzien van het overstappen van (zorg)verzekeraar of van energieleverancier.75
369. Concluderend acht het college de hier bedoelde door UPC opgenomen voorwaarden onbillijk, en daarmee niet in overeenstemming met randnummer ix., tweede gedachtestreepje, van het dictum van het marktbesluit UPC. Tevens is het college van oordeel dat de betreffende voorwaarden de overstap voor eindgebruikers compliceren, en daarmee de toegang voor WLR-afnemers nodeloos bemoeilijken. Het college constateert dat dit in strijd is met randnummer ix., vijfde gedachtestreepje, van het markt- besluit UPC, waarin UPC is opgedragen zich te onthouden van strategisch productontwerp.
370. Overigens zij in dit verband nog het volgende opgemerkt. UPC levert over de kabelaansluiting niet alleen analoge rtv, maar ook digitale televisie, internettoegang en telefonie. UPC levert die andere diensten op dit moment uitsluitend in combinatie met het analoge rtv-pakket. Een eindgebruiker die


75 Zie bijvoorbeeld artikel 5 van de gestandaardiseerde algemene voorwaarden zoals die bij de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers gelden: www.energiened.nl/_upload/bestellingen/publicaties/00000228.pdf OPENBARE VERSIE 67





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

heeft aangegeven voor zijn analoge rtv naar een WLR-afnemer te willen overstappen, kan zich dus in de situatie bevinden dat hij van UPC ook nog één of meerdere van die andere diensten afneemt. Het is echter de vraag of uit de door de eindgebruiker aan de WLR-afnemer kenbaar gemaakte wens om over te stappen op diens analoge rtv-aanbod tevens mag worden afgeleid dat die eindgebruiker ook afscheid wenst te nemen van de door hem van UPC afgenomen andere diensten.
371. Het college is van oordeel dat deze vraag negatief moet worden beantwoord. De beëindiging van een abonnement voor internettoegang of een telefonieabonnement kan voor een eindgebruiker belangrijke gevolgen hebben met betrekking tot het door hem in gebruik zijnde e-mailadres of tele- foonnummer. De door een eindgebruiker aan een WLR-afnemer kenbaar gemaakte wilsuiting dat hij voor zijn analoge rtv wil overstappen mag daarom niet verondersteld worden tevens te zien op de wijze waarop hij in zijn behoefte aan internettoegang en telefonie voorziet.
372. Het college acht het derhalve gerechtvaardigd dat UPC ­ in de situatie waarin een eindgebruiker ook andere diensten dan het analoge rtv-pakket van UPC afneemt ­ met betrekking tot die andere diensten een verzoek tot opzegging van de eindgebruiker verlangt.76 Voor zover nodig, dient UPC het RA WLR-C aan te vullen met een bepaling die specifiek ziet op deze situatie. A.19.4 Nationale consultatie

373. De ontvangen zienswijzen hebben het college met betrekking tot de in paragraaf A.19.3 gefor- muleerde beoordeling niet tot een ander inzicht geleid.77 A.19.5 Aanwijzing

374. De in paragraaf A.19.3 in samenhang met paragraaf A.19.4 geformuleerde beoordeling leidt tot de volgende aanwijzing aan UPC tot wijziging van haar referentieaanbod:
375. UPC dient het referentieaanbod WLR-C te schonen van de voorwaarde dat (naast het orderver- zoek van de WLR-afnemer) een verzoek tot opzegging van de betreffende eindgebruiker dan wel de latende WLR-afnemer ontvangen moet zijn alvorens UPC het orderverzoek als ontvangen beschouwt. Concreet betekent dit in ieder geval dat UPC de randnummers 145, 146 en 148 dient aan te passen. A.20. Opzegtermijn
A.20.1 Toelichting

376. Het RA WLR-C van 3 augustus bepaalt in randnummer 151 het volgende:78


76 De uitzondering hierop wordt gevormd door het geval waarin de eindgebruiker eveneens met betrekking tot zijn internettoe- gang heeft aangegeven naar een andere aanbieder te willen overstappen; in dat geval geldt ook ten aanzien van die dienst dat de betreffende overstaporder in beginsel volstaat.
77 Paragraaf 3.21 van de nota van bevindingen.
78 Onderstreepte tekst is hier omwille van de duidelijkheid door het college toegevoegd. OPENBARE VERSIE 68





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
"Contractstermijnen en opzegtermijnen die zijn vastgelegd in het huidige contract [van de eind- gebruiker] met UPC moeten in acht worden genomen bij een verzoek tot overstappen."


377. In artikel 4.5 van haar algemene voorwaarden en in overeenstemming met artikel 7.2a, derde lid, van de Tw hanteert UPC richting haar eigen klanten een opzegtermijn van één maand: 79

"Bij opzegging van een overeenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd geldt zowel voor u als voor UPC een opzegtermijn van één maand. De termijn gaat in vanaf het moment van opzeg- ging. Als u bijvoorbeeld 15 januari opzegt, eindigt de overeenkomst per 16 februari. (...)" A.20.2 Nationale consultatie

378. In het ontwerp implementatiebesluit UPC was door het college geconstateerd dat de toen gel- dende algemene voorwaarden van UPC niet in overeenstemming waren met artikel 7.2a, derde lid, van de Tw. In de toenmalige algemene voorwaarden had UPC immers bepaald dat de opzegtermijn van één maand pas ingaat vanaf het begin van de volgende maand, terwijl in artikel 7.2a, derde lid, van de Tw is aangegeven dat de opzegtermijn in alle gevallen niet langer is dan een maand. Met be- trekking tot het RA WLR-C leidde dit het college tot de aanwijzing dat UPC haar interpretatie van het begrip opzegtermijn in overeenstemming dient te brengen met artikel 7.2a, derde lid, van de Tw.


379. In haar zienswijze heeft UPC aangegeven dat zij na het moment van publicatie van het ont- werp implementatiebesluit haar algemene voorwaarden alsnog in overeenstemming heeft gebracht met artikel 7.2a, derde lid, van de Tw, hetgeen door het college aan partijen is bevestigd.


380. In de nota van bevindingen is dit door het college onderkend, waarbij het college echter heeft geconstateerd dat een en ander niet wegneemt dat de onderhavige aanwijzing nog steeds relevant is, gegeven dat de betreffende aanpassing vooralsnog niet ook in het RA WLR-C van UPC is doorge- voerd. Daarbij is aangegeven dat het college de aanwijzing daarom zal wijzigen in de zin dat zij zal luiden dat UPC de bepalingen in het RA WLR-C met betrekking tot de opzegtermijn in overeenstem- ming dient te brengen met haar algemene voorwaarden.80 A.20.3 Aanwijzing

381. De in paragraaf A.20.2 geformuleerde beoordeling leidt tot de volgende aanwijzing aan UPC tot wijziging van haar referentieaanbod:


382. UPC dient in haar RA WLR-C van 3 augustus de bepalingen met betrekking tot het begrip op- zegtermijn in overeenstemming te brengen met haar recent gewijzigde algemene voorwaarden en daarmee met artikel 7.2a, derde lid, van de Tw.


79 http://www.upc.nl/pdf/upc_algemene_voorwaarden.pdf
80 Paragraaf 3.22 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 69





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

A.21. Service levels
A.21.1 Toelichting

383. De aan UPC opgelegde toegangsverplichting omvat dat UPC aan de hand van serviceniveaus een minimum kwaliteit voor WLR-C dient te garanderen. Dit betekent dat UPC voor WLR-C kwaliti- teitsparameters dient te definiëren, alsmede een resultaatsverplichting voor de minimum serviceni- veaus en een hieraan gekoppeld boetebeding in geval van niet-nakoming van de gestelde kwaliteitsni- veaus.81


384. De daarbij opgelegde transparantieverplichting stelt dat de referentieaanbieding WLR-C in ieder geval een voorstel dient te bevatten voor kwaliteitsparameters en een hieraan gekoppeld boetebeding in geval van niet-nakoming van de gestelde kwaliteitsniveaus.82 Aan de orde is de vraag of UPC hier- aan in het RA WLR-C van 3 augustus een voldoende en redelijke invulling heeft gegeven.
385. In het RA WLR-C van 3 augustus zijn voor diverse procedures of handelingen kwaliteitsni- veaus en daarbij behorende kwaliteitsparameters benoemd waaraan de voorgestelde wholesale dienstverlening van UPC dient te voldoen. Hieronder geeft het college een (niet-limitatief) overzicht:


386. UPC geeft in randnummer 29 van het RA WLR-C van 3 augustus een algemene non- discriminatie bepaling, welke ook relevant is in het kader van de door UPC te leveren kwaliteitsniveaus:

"UPC zal de Wederverkoper RTV Dienst onder gelijke omstandigheden onder gelijke voor- waarden verlenen en zal ten opzichte van derden gelijke voorwaarden toepassen als die welke onder gelijke omstandigheden gelden voor haar zelf, haar dochterondernemingen of haar part- nerondernemingen."

387. Het RA WLR-C stelt in randnummer 27 het volgende met betrekking tot de kwaliteitsgarantie van de WLR-C rtv-dienst als zodanig:

"Vanwege het karakter van de Wederverkoper RTV Dienst is de technische kwaliteit daarvan gelijk aan de kwaliteit die UPC haar eigen Eindgebruikers biedt."
388. Het RA WLR-C stelt in randnummer 47 het volgende met betrekking tot de door UPC gegaran- deerde beschikbaarheid van de wederverkoop portal en de elektronische order interface:

"De WSD is geopend op Werkdagen van 9.00 tot 17.00 uur; De Wederverkoop Portal en de Elektronische Order Interface zijn 24 uur per dag, 7 dagen per week geopend. Hierbij geldt dat de beschikbaarheid van de Wederverkoop Portal en


81 Onderdeel ix, achtste gedachtestreepje, van het dictum van het marktbesluit UPC.
82 Onderdeel xii, derde gedachtestreepje, van het dictum van het marktbesluit UPC. OPENBARE VERSIE 70





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
de Elektronische Order Interface wordt gegarandeerd tijdens de openingstijden van de WSD."

389. Randnummer 91 van het RA WLR-C stelt het volgende:

"Service levels met betrekking tot de forecasts, WederverkoopOrders en WederverkoopOnder- houdsorders zijn van toepassing op de Wederverkoopdienst. De service levels hebben zowel op UPC als de Wederverkoper betrekking. De specifieke service levels zijn opgenomen in pa- ragraaf 3.3 en de hoofdstukken 4 en 5 van het Referentieaanbod."


390. Randnummer 92 van het RA WLR-C stelt met betrekking tot de rapportages over service le- vels:

"UPC en de Wederverkoper zullen ieder periodiek rapportages verschaffen over de resultaten ten aanzien van de voor hen toepasselijke service levels."
391. Het RA WLR-C definieert in randnummer 125 in het kader van de ordering en levering van WLR-C een tweetal typen service levels, die later per ordertype worden ingevuld:

"Voor elk type WederverkoopOrder gelden de volgende type service levels: Reactie tijd - De tijd tussen de ontvangst van het WederverkoopOrderverzoek door UPC en de mededeling van acceptatie of afwijzing daarvan; Levertijd - De tijd tussen ontvangst van het WederverkoopOrderverzoek door UPC en de uitvoering van de WederverkoopOrder." "De service levels worden op een jaarlijkse basis geëvalueerd."
392. De door UPC voorgestelde invulling van deze twee typen service levels is blijkens randnum- mer 141 van het RA WLR-C voor het ordertype ,,new installs als volgt:

"Service levels - Ten aanzien van new installs geldt de volgende invulling van de in paragraaf
4.1.5 van het Referentieaanbod genoemde service levels: Service level Reactietijd - 90% binnen 3 Werkdagen; Service level Levertijd - 90% van de WederverkoopOrders binnen 13 Werkdagen na de ontvangst van de WederverkoopOrderverzoek. Als de gewenste datum na deze 13 Werk- dagen ligt, wordt de WederverkoopOrder opgenomen in de berekening van de service le- vels alsof op tijd is geleverd."

393. Randnummer 155 van het RA-WLR-C geeft de voorgestelde invulling voor het ordertype ,,over- OPENBARE VERSIE 71





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

stappen:

"Service levels - Ten aanzien van een overstap geldt de volgende invulling van de in paragraaf
4.1.5 van het Referentieaanbod genoemde service levels: Service level Reactietijd - 90% binnen 3 Werkdagen, na ontvangst van zowel het Weder- verkoperOrderverzoek betreffende overstappen van de ontvangende Wederverkoper, als de opzegging van de Eindgebruiker of de oorspronkelijke Wederverkoper; Service level Levertijd ­ In het geval van het overstappen van UPC naar een Wederverko- per zullen Orders worden uitgevoerd op het moment dat de toepasselijke opzegtermijn met UPC is verstreken; in de andere gevallen op de overeengekomen wensdatum."
394. Randnummer 175 van het RA-WLR-C geeft vervolgens de voorgestelde invulling voor het or- dertype ,,verhuizing:

"Service levels - Ten aanzien van een verhuizing geldt de volgende invulling van de in para- graaf 4.1.5 van het Referentieaanbod genoemde service levels: Service level Reactietijd - 90% binnen 3 werkdagen; Service level Levertijd - 90% van de aanvaarde orders binnen 36 kalenderdagen."
395. En ten slotte geeft randnummer 192 de voorgestelde invulling voor het ordertype ,,opzegging:

"Service levels - Ten aanzien van een opzegging geldt de volgende invulling van de in para- graaf 4.1.5 van het Referentieaanbod genoemde service levels: Service level Reactie tijd - 90% binnen 3 werkdagen; Service level Levertijd - De opzegging wordt gepland en uitgevoerd in overeenstemming met de toepasselijke opzegtermijn "

396. Het RA WLR-C stelt in randnummers 204 tot en met 208 ten aanzien van service levels voor storingsoplossing:

"Voor de oplossing van een Storing gelden de volgende type service levels: Reactietijd - De tijd tussen de ontvangst van het WederverkoopOnderhoudsverzoek door UPC en de mededeling van acceptatie of afwijzing daarvan aan de Wederverkoper. Oplossingstijd - De tijd tussen ontvangst van het WederverkoopOnderhoudsverzoek door OPENBARE VERSIE 72





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
UPC en het oplossen van de Storing. Bij de berekening van de oplossingstijd is de tijd tus- sen het maken van een afspraak met de Eindgebruiker voor het uitvoeren van een truck roll en een succesvolle truck roll niet inbegrepen. Oplossingstijden zullen worden gemeten in Werkuren waarin de Storingen worden opgelost (Werkdagen van 08.00 tot 18.00 uur).
Het oplossen van Storingen door UPC geschiedt op Werkdagen van 08.00 tot 18.00 uur. De service levels zijn beschreven in paragraaf 5.2. De service levels hebben betrekking op een kalenderjaar en zullen op basis daarvan worden beoordeeld."

397. Het RA WLR-C geeft in randnummer 227 de in voorgaand citaat bedoelde service levels voor storingsoplossing:

"Service levels
Service level Reactietijd ­ 90% van de verzoeken binnen 5 Werkuren; Service level Oplossingstijd - 90% van de aanvaarde / geaccepteerde verzoeken binnen 5 Werkdagen."

398. Tevens staat in het RA WLR-C van 3 augustus in randnummers 142, 156, 176, 180,184, 193 ten aanzien van de diverse per ordertype genoemde service levels en in randnummer 228 ten aanzien van de service level voor storingsoplossing de volgende bepaling ten aanzien van boetes in geval aan een service level niet wordt voldaan:
"Boete clausule ­ De in de Bijlage Boetetarieven opgenomen boete is direct opeisbaar ver- schuldigd indien niet wordt voldaan voornoemde vastgestelde service levels." De in dit randnummer genoemde bijlage boetetarieven ontbreekt in het RA WLR-C van 3 augustus. A.21.2 Standpunten tijdens de IG-besprekingen

399. Het onderwerp service levels is tijdens de IG-besprekingen onderwerp van bespreking ge- weest tussen UPC en de potentiële WLR-afnemers. De potentiële WLR-afnemers hebben in die be- sprekingen aangegeven de door UPC voorgestelde kwaliteitsniveaus te laag te vinden; deze zouden non-discriminatoir ten minste even hoog moeten zijn als de kwaliteitsniveaus die UPC zichzelf en haar eigen klanten in haar retail bedrijf garandeert. UPC heeft in dit verband aangegeven dat de geboden kwaliteitsniveaus gebaseerd zijn op UPCs eigen processen, en dat het RA waar mogelijk is opgesteld met inachtneming van de opgelegde non-discriminatie verplichting.


400. In de besprekingen hebben partijen uiteindelijk geconstateerd dat op dit onderwerp geen over- OPENBARE VERSIE 73





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

eenstemming kan worden bereikt, naar aanleiding waarvan dit onderwerp op 17 juli 2009 door GPA voor informeel advies aan OPTA is voorgelegd.


401. Het standpunt van GPA is dat de in het referentieaanbod voorgestelde kwaliteitsniveaus voor de beschikbaarheid van de dienst, voor de dienstverlening en voor de servicedesk, niet dezelfde servi- ceniveaus zijn als UPC aan haar eigen klanten afgeeft. GPA wil garanties voor de reactietijden, de orderverwerking en levering binnen 13 dagen na acceptatie, omdat dit volgens GPA noodzakelijk is om klanten binnen 30 dagen te laten overstappen.


402. Daarnaast geeft GPA aan dat UPC niet bereid is service levels ten aanzien van de beschik- baarheid van het netwerk en de rtv-dienst af te geven. GPA verzoekt het college om te adviseren dat aan wholesale afnemers afgegeven kwaliteitsniveaus gelijk zijn aan die voor eigen klanten en dat UPC in moet staan voor deze kwaliteitsniveaus.


403. UPC heeft naar aanleiding van de aanvraag tot informeel advies aangegeven dat zij het ver- zoek van partijen opvat als doelend op non-discriminatie, en dat zij in het tussentijdse overleg reeds heeft voorgesteld om in het RA een specifieke bepaling inzake non-discriminatie op te nemen; UPC vraagt zich derhalve af in hoeverre het verzoek van GPA nog relevant is. Voorts heeft UPC opgemerkt dat zij ook aan haar eigen eindgebruikers geen serviceniveaus afgeeft met betrekking tot de beschik- baarheid van het analoge rtv-pakket.


404. Tijdens de IG-bespreking van 23 juli 2009 heeft het college het volgende informeel advies uit- gebracht:

Het is bij wholesale diensten gebruikelijk dat er de vorm van een Service Level Agreement eisen worden gesteld aan de kwaliteit van levering. UPC dient op grond van de non- discriminatie verplichting WLR-afnemers in staat te stellen om dezelfde feitelijke serviceni- veaus te behalen als UPCs eigen retail producten halen met dezelfde wholesale dienst- verlening;
Voor deze verplichting is niet van belang dat UPC aan eigen retail klanten geen serviceni- veaus of normen garandeert. Relevant is welke serviceniveaus UPC retail zelf feitelijk haalt;
Op grond van de transparantieverplichting dient UPC voor de serviceniveaus een explicie- te norm vast te leggen in het referentieaanbod.


405. UPC heeft in het RA WLR-C van 3 augustus op dit onderwerp een wijziging doorgevoerd ten opzichte van het RA WLR-C van 18 mei. Deze wijziging komt erop neer dat UPC aangeeft dat de be- schikbaarheid van de rtv-dienst naar de aard van de dienst gelijk is voor UPC en voor afnemers van WLR-C (randnummer 27), en dat UPC WLR-C onder gelijke omstandigheden onder gelijke voorwaar- den zal verlenen en ten opzichte van derden gelijke voorwaarden zal toepassen als die welke onder gelijke omstandigheden gelden voor haar zelf, haar dochterondernemingen of haar partneronderne- mingen (randnummer 29).
OPENBARE VERSIE 74





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

A.21.3 Beoordeling door het college

406. In zijn beoordeling van dit onderwerp constateert het college dat UPC en WLR-afnemers niet tot overeenstemming hebben kunnen komen over service levels voor zowel de te leveren rtv-dienst, de openingstijden van de wholesale dienstverlening, de ordering- en leveringsprocessen en de storings- oplossing.
Algemeen: nader overleg tussen UPC en WLR-afnemers
407. Bij de toepassing van service levels is van belang dat aan de hand van concrete, meetbare kwaliteitsparameters tot een afspraak wordt gekomen over de op die parameters te behalen minimale kwaliteit. Aan de hand van rapportages over de behaalde service levels kan dan objectief worden be- paald of UPC zich aan de afgesproken kwaliteitsniveaus heeft gehouden en daarmee of de toegangs- verplichting effectief gevolg krijgt. Is dat niet het geval, dan dient een boetebeding werking te krijgen. Het onderwerp van kwaliteit van de dienstverlening omvat derhalve een groot aantal deelonderwerpen die elk in zichzelf een aanzienlijke mate van verdere detaillering vergen.


408. Het college constateert dat in het kader van de implementatie van aan KPN opgelegde who- lesale toegangsverplichtingen de nadere concretisering en detaillering van de te gelden kwaliteitspa- rameters, service levels, rapportages en boetebedingen veelal in een uitvoerig proces van overleg en consensus tussen KPN en toegangsvragers tot stand is gekomen, in aanvulling op de tekst van het oorspronkelijke RA.83 Het college acht zich als toezichthouder niet de aangewezen expert om zelf de vele benodigde operationele details te preciseren en neemt daarom in deze processen meestal een begeleidende en toeziende rol aan tussen de partijen voor wie deze operationele aspecten onderdeel zijn van hun dagelijkse praktijk.


409. Voor de nadere concretisering en detaillering van specifiek onderhavig onderwerp acht het college het wenselijk dat op korte termijn ook tussen UPC en (potentiële) WLR-afnemers een vergelijk- baar proces van start gaat dat uiterlijk medio 2010 uitmondt in tussen partijen werkbare nadere afspra- ken.


410. Het college is zich er echter van bewust dat hij geen aanwijzing aan UPC kan geven op grond waarvan een bindend forum voor bedoeld onderling overleg zal ontstaan. Het college doet bij deze dan ook de oproep aan UPC en (potentiële) WLR-afnemers om binnen de kaders en randvoorwaarden die het college stelt in voortdurend en constructief onderling overleg de nadere details in overeenstemming uit te werken.


411. Opgemerkt zij in dit verband overigens nog dat het bedoelde nadere overleg tussen UPC en (potentiële) WLR-afnemers geen invloed kan hebben op het moment waarop WLR-C bij UPC order- baar en afneembaar dient te zijn; UPC dient WLR-C orderbaar en leverbaar te maken op grond van


83 Dit proces vindt in de praktijk vooral plaats binnen de diverse werkgroepen van het Forum voor Interconnectie en Speciale Toegang, voorgezeten door TNO.
OPENBARE VERSIE 75





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

het RA WLR-C van 3 augustus en met inachtneming van de in onderhavig besluit gegeven aanwijzin- gen en conform de in deel B van dit besluit aan UPC opgedragen operationalisering. Algemeen: normering en rapportage

412. In het algemeen dient het op grond van de non-discriminatie verplichting zo te zijn dat UPC in haar wholesale dienstverlening service levels hanteert waarmee WLR-afnemers in staat worden ge- steld om op retail niveau minimaal dezelfde performance te halen als UPC haar eigen klanten biedt (en ongeacht of UPC die performance als door UPC te realiseren kwaliteitsniveau richting haar eindge- bruikers heeft geëxpliciteerd of gegarandeerd). Daarnaast moet het zo zijn dat de door UPC richting de ene WLR-afnemer gerealiseerde service levels in beginsel niet mogen afwijken van die richting een andere WLR-afnemer.

413. Teneinde het voor WLR-afnemers mogelijk te maken om vast te stellen dat aan het voorgaande in de praktijk wordt voldaan, is het naar het oordeel van het college noodzakelijk dat UPC maandelijks schriftelijk aan de WLR-afnemers rapporteert over de werkelijke realisaties op de relevante kwaliteits- parameters, niet alleen gespecificeerd naar de betreffende WLR-afnemer maar ook naar alle afnemers ­ inclusief UPCs eigen retail bedrijf ­ tezamen. Op deze wijze worden WLR-afnemers zelf in staat gesteld om na te gaan of sprake is van een level playing field en derhalve te beoordelen in hoeverre de aan hen geleverde performance afwijkt van het marktgemiddelde. Beschikbaarheid van de rtv-dienst

414. UPC geeft in randnummer 27 van het RA WLR-C van 3 augustus aan dat de technische kwali- teit van WLR-C gelijk is aan de kwaliteit die UPC haar eigen eindgebruikers biedt. Het college acht deze bepaling summier, maar acht het overigens onnodig dat UPC voor dit aspect van WLR-C een service level en bijbehorende kwaliteitsparameters opstelt, in de zin dat een WLR-afnemer kan contro- leren of de aan hem geleverde wholesale dienst hieraan voldoet. De kwaliteit van de analoge rtv-dienst in WLR-C betreft namelijk, vanwege de technische aard van de via het kabelnetwerk geleverde analo- ge rtv-dienst, een kwaliteitsniveau dat vanuit het netwerk in beginsel non-discriminatoir aan alle eind- gebruikers op het kabelnetwerk wordt geleverd. Het college overweegt daarbij dat de daadwerkelijk ontvangen en gepercipieerde kwaliteit bij de individuele eindgebruiker kan verschillen, maar dat dit in beginsel niet verweten kan worden aan UPCs keuzes en handelingen. Beschikbaarheid van wederverkoop portal en elektronische order interface
415. Op grond van de aanwijzing gegeven in paragraaf A.14.4 dient UPC met betrekking tot de bepa- lingen gegeven in randnummer 47 van het RA WLR-C te controleren of deze gelijk zijn aan de feitelijke openingstijden van dezelfde functionele dienstverlening die UPC voor haar eigen retail organisatie verleent en zo niet, het RA hierop aan te passen. Ook na een dergelijke eventuele aanpassing ontbe- ren deze bepalingen echter (aan de hand van concrete kwaliteitsparameters bepaalde) service levels ter zake van de beschikbaarheid van UPCs ,,wholesale loket, evenals de daarmee samenhangende rapportage en het betreffende boetebeding. Het college acht dergelijke service levels vanuit de opge- legde toegangsverplichting noodzakelijk teneinde de beschikbaarheid van het in de communicatie tus- sen UPC en de WLR-afnemers noodzakelijke wholesale loket voldoende te kunnen zekerstellen. OPENBARE VERSIE 76





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
A.21.4 Nationale consultatie

416. De ontvangen zienswijzen hebben het college met betrekking tot de in paragraaf A.21.3 gefor- muleerde beoordeling niet tot een ander inzicht geleid.84 A.21.5 Aanwijzing

417. De in paragraaf A.21.3 in samenhang met paragraaf A.21.4 geformuleerde beoordeling leidt tot de volgende aanwijzing aan UPC tot wijziging van haar referentieaanbod:
418. UPC dient met betrekking tot de aan WLR-afnemers afgegeven service levels haar referentie- aanbod in overeenstemming te brengen met de in het marktbesluit UPC aan UPC opgelegde verplich- tingen, in de zin dat UPC in haar wholesale dienstverlening service levels hanteert waarmee WLR- afnemers in staat worden gesteld om op retail niveau minimaal dezelfde performance te halen als UPC haar eigen klanten biedt (en ongeacht of UPC die performance als door UPC te realiseren kwaliteitsni- veau richting haar eindgebruikers heeft geëxpliciteerd of gegarandeerd). UPC dient uit te gaan van concrete en meetbare kwaliteitsparameters, en UPC dient elk service level vergezeld te doen gaan van een periodieke rapportage en een boetebeding.

419. In de bepaling van de hoogte van de relevante service levels dient UPC deze waar relevant (en in ieder geval wat betreft de service levels ten aanzien van ordering en levering) in overeenstemming te brengen met de daadwerkelijke marktbreed gerealiseerde performance, wat wil zeggen dat UPC hierin de op haar retail dienstverlening gerealiseerde kwaliteitsniveaus dient te betrekken.
420. UPC dient daarbij maandelijks schriftelijk aan de WLR-afnemers te rapporteren over de werkelij- ke realisaties op de relevante kwaliteitsparameters, niet alleen gespecificeerd naar de betreffende WLR-afnemer maar ook naar alle afnemers ­ inclusief UPCs eigen retail bedrijf ­ tezamen.
421. UPC dient het referentieaanbod in ieder geval uit te breiden met een service level voor de be- schikbaarheid van de wederverkoopinterface, bestaande uit de wederverkoop support desk, de elek- tronische order interface en de wederverkoop portal.


84 Paragraaf 3.23 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 77




Implementatiebesluit WLR-C: UPC

DEEL B. OPERATIONALISERING WLR-C


78
OPENBAREVERSIE





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

B.0. Inleiding en structuur


422. Dit deel van het implementatiebesluit betreft de beoordeling van de door UPC voorgestelde operationalisering van WLR-C, waarbij UPC de door haar in de praktijk uit te voeren operationalisering door het college zal worden opgedragen.

423. De indeling van dit deel van het implementatiebesluit is als volgt. Hoofdstuk B.1 beschrijft het op 10 juni door UPC gepubliceerde voorstel tot operationalisering. Hoofdstuk B.2 geeft vervolgens de reacties van de IG-leden op het voorstel, en hoofdstuk B.3 doet verslag van de bevindingen van Ordi- na, dat in opdracht van het college het voorstel aan een second opinion heeft onderworpen.
424. Hoofdstuk B.4 geeft vervolgens de beoordeling van het voorstel van UPC. Naast een inhoude- lijk oordeel ten aanzien van de door UPC in de praktijk uit te voeren operationalisering, zal het college tevens ingaan op de hierbij door UPC te volgen procedure en de noodzakelijke randvoorwaarden voor een implementatie die beantwoordt aan de doelstellingen van het marktbesluit UPC, waarbij het mini- maliseren van de doorlooptijd bijzondere aandacht krijgt. In zijn beoordeling betrekt het college niet alleen de tijdens de IG-besprekingen ontvangen reacties en de second opinion van Ordina, maar te- vens de in de nationale consultatie op dit onderwerp ontvangen zienswijzen. Deze zienswijzen zijn uitgebreider geadresseerd in hoofdstuk 4 van de nota van bevindingen. B.1. Het voorstel van UPC


425. Het voorstel tot operationalisering van WLR-C, zoals dat op 10 juni door het college van UPC is ontvangen, omvat de hieronder weergegeven onderwerpen. Voor de nadere invulling van deze on- derwerpen wordt kortheidshalve verwezen naar het voorstel zelf, dat is te vinden op de website van UPC.85

- Introductie
Hierin geeft UPC de context van het voorstel.
- Operationaliseringsplan: Fasering UPC definieert drie fasen in de operationalisering van WLR-C: de voorbereidingsfase, de im- plementatiefase, en de fase van het aansluiten van volgende WLR-afnemers. De voorberei- dingsfase vangt aan op het moment van publicatie van het definitieve RA WLR-C door UPC op haar website. In de voorbereidingsfase treft UPC voorbereidingen zoals het vaststellen van de vereisten en specificaties en het maken van een functioneel ontwerp van processen en syste- men. De implementatiefase vangt aan op het moment dat met de eerste WLR-afnemer een raamovereenkomst is gesloten. In deze fase realiseert UPC de proces- en systeemaanpassin-


85 www.upc.nl/over_upc/optawederverkoop/
OPENBARE VERSIE 79





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

gen en maakt UPC deze voor de WLR-afnemer operationeel. Voor het aansluiten van volgen- de WLR-afnemers geldt een specifiek traject.
- Operationaliseringsplan: Elementen
UPC geeft een opsomming van de elementen die binnen het operationaliseringsplan moeten worden onderscheiden:


a) Het aangaan van de raamovereenkomst. UPC geeft aan dat zij na publicatie van het de- finitieve RA WLR-C op verzoek van een aanbieder in onderhandeling zal treden over het aanbieden van WLR-C, mede op basis van door de verzoekende aanbieder te leveren informatie. Nadat overeenstemming is bereikt, wordt tussen UPC en de betreffende partij de raamovereenkomst gesloten.


b) Het aanpassen van de organisatie van UPC. UPC onderscheidt hier een (niet-limitatief) vijftal stappen waarmee de organisatie van UPC moet worden aangepast teneinde WLR- C te kunnen aanbieden. Het gaat om: (i) Design en dimensionering van de organisatie; (ii) Organisatieverandering inclusief een eventueel OR-traject, (iii) Implementatie; (iv) Training, en (v) Hand-over aan de interne organisatie.


c) Het aanpassen van processen. UPC onderscheidt ten minste de volgende processen die moeten worden aangepast teneinde WLR-C te kunnen aanbieden: (i) Ordering en leve- ring voor de ondersteunde ordertypen new install, overstappen, verhuizing, administra- tieve mutatie, en opzegging, (ii) Servicing en instandhouding, (iii) Wederverkoop facture- ring, (iv) Service level management & rapportage, (v) Contract management en change management, en (vi) Operationeel management van de wederverkoop support desk. Tevens definieert UPC de voor het aanpassen van de processen te doorlopen stappen.


d) Het aanpassen van systemen en interfaces. Vervolgens benoemt UPC de door de im- plementatie van WLR-C binnen UPC geraakte systemen en interfaces: ordersystemen, factureringssystemen, klantsystemen, rapportagesystemen, en overige systemen. Te- vens geeft UPC aan dat ook de interfaces tussen UPC en de WLR-afnemer moeten worden ontwikkeld, in casu de elektronische order interface, de wederverkoop support desk en de wederverkoop portal. Tevens definieert UPC de voor het aanpassen van de systemen en interfaces te doorlopen stappen.

Met betrekking tot de interfaces tussen UPC en de WLR-afnemers merkt UPC hier nog op dat een keuze voor handmatige verwerking (in plaats van de voorgestelde geautoma- tiseerde invulling van die interfaces) een groot aantal nadelen heeft. Handmatige ver- werking heeft grote impact op de door UPC gebruikte systemen en processen, met als risico dat die niet of minder functioneren. Daarbij komen de kosten per order hoger te liggen, en moeten de service levels vanwege de grotere foutmarge naar beneden wor- den bijgesteld. Ook kan de handmatige verwerking het proces tussen UPC en de WLR- OPENBARE VERSIE 80





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

afnemer nadelig beïnvloeden, en vertraagt een keuze voor een initiële toepassing van handmatige verwerking de implementatie van een geautomatiseerde interface.


e) Het aanpassen van de configuratie. Dit element betreft het configureren van de WLR- afnemer in alle relevante systemen en databases.


- Mijlpalenplan initiële implementatie
Door middel van figuur 1 geeft UPC hier het mijlpalenplan voor de hiervoor genoemde elemen- ten voor de implementatie van WLR-C voor de eerste WLR-afnemer. De figuur geeft aan dat de voorbereidingsfase een doorlooptijd van vier maanden zal kennen, en de implementatiefase een doorlooptijd van zes maanden.

- Vervolgimplementatie
UPC geeft aan dat zij vanwege de impact op haar organisatie één WLR-afnemer tegelijkertijd zal kunnen aansluiten, op volgorde van het hebben afgesloten van een raamovereenkomst. UPC definieert hierbij de volgende aandachtspunten: (i) Afsluiten raamovereenkomst, (ii) In- formeren/ trainen van de organisatie, (iii) WLR-afnemerspecifieke operationalisering van sys- temen en interfaces, (iv) Configuratie van de WLR-afnemer in systemen en databases, en (vi) Externe acceptatietest. Door middel van figuur 2 geeft UPC het mijlpalenplan voor de imple- mentatie van een volgende WLR-afnemer. De gegeven doorlooptijd bedraagt twee maanden.
- Benodigde wijzigingen in systemen
In tabel 1 geeft UPC een nader overzicht van de geraakte systemen en interfaces (zie element d.), met daarbij globaal aangegeven welke wijzigingen moeten worden doorgevoerd.
- Benodigde wijzigingen in processen
UPC geeft een nadere uitwerking aan de aan te passen processen (zie element c.). Hieraan voegt UPC toe dat zij via haar moedermaatschappij Liberty Global is gebonden aan de regels van de SEC alsmede aan de Sarbanes Oxley regelgeving (SOX). De levering van WLR-C kan volgens UPC impact hebben op de in dat kader verplichte informatievoorziening. UPC zal in dit licht mogelijk bestaande processen en procedures dienen aan te passen.
- Kosten gerelateerd aan WLR-C
UPC besluit met een globale inschatting van de voor implementatie van WLR-C relevante kos- ten. UPC schat de algemene implementatiekosten in tussen de 2,7 en 3,1 miljoen Euro. De implementatiekosten per WLR-afnemer schat UPC in op 50.000 tot 100.000 euro, en de we- derkerende kosten per WLR-afnemer op 750.000 tot 1.000.000 miljoen euro per jaar. B.2. Standpunten tijdens de IG-besprekingen


426. In het kader van de IG WLR-C is de IG-leden gevraagd op het voorstel van UPC te reageren. Deze reactie wordt hier samengevat weergegeven.
OPENBARE VERSIE 81





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


427. Tele2 heeft aangegeven de voorgestelde implementatietijd te lang te vinden. Daarbij acht Te- le2 het onacceptabel dat UPC slechts één WLR-afnemer tegelijkertijd kan aansluiten, alleen al vanwe- ge het feit dat dit de mogelijkheid creëert dat één partij besluit zo snel mogelijk met de raamovereen- komst akkoord te gaan teneinde een snelle implementatie voor andere partijen uit te sluiten.
428. Tele2 stelt voor dat UPC parallel aan de voorgestelde implementatie start met een handmatig proces, dat in werking dient te blijven totdat de geautomatiseerde implementatie gereed is. De specifi- caties voor de handmatige interfaces voor gegevensoverdracht tussen UPC en de WLR-afnemers moeten aan het eind van de voorbereidingsfase vaststaan. Orderinfo moet daarbij in eerste instantie handmatig via e-mail tussen WLR-afnemer en UPC worden overgedragen, terwijl ondertussen de ge- automatiseerde interface wordt ontwikkeld en geïmplementeerd.
429. In het kader van de door UPC nodig geachte aanpassing van haar organisatie benadrukt Tele2 dat de implementatie van WLR-C niet door een interne adviesraad (Tele2 bedoelt klaarblijkelijk de OR van UPC) of andere interne omstandigheden mag worden geblokkeerd.
430. Ten aanzien van de door UPC nodig geachte aanpassing van processen geeft Tele2 aan dat haar prioriteit ligt bij het kunnen orderen van de overstap van klanten van UPC die reeds geabonneerd zijn op UPCs analoge rtv-pakket.

431. KPN verlangt van UPC dat de operationalisering tijdig klaar is, wat voor KPN betekent dat WLR-afnemers uiterlijk in september 2009 worden geïnformeerd over de technische informatie met betrekking tot de interface en andere noodzakelijke specificaties. KPN acht het net als Tele2 onaccep- tabel dat UPC slechts één WLR-afnemer tegelijkertijd kan aansluiten.
432. Online geeft als korte reactie dat zij zich in het geheel niet in de door UPC gegeven doorloop- tijden kan vinden, noch in de daarbij door UPC gestelde afhankelijkheden. Tevens acht Online de door UPC geraamde kosten veel te hoog. Hertzinger sluit zich hierbij aan. Online stelt voor om een sessie te organiseren met operationele experts teneinde eerst over de operationalisering overeenstemming te bereiken, zodat op basis van die uitkomst over kosten gesproken kan gaan worden.
433. Your.TV geeft aan dat de door UPC voorgestelde te operationaliseren standaardproces er niet aan in de weg staat om meerdere afnemers tegelijk aan te kunnen sluiten; integendeel. B.3. Second opinion Ordina


434. Ter ondersteuning van zijn oordeelsvorming heeft het college externe deskundigen van het ICT-bureau Ordina verzocht om een onafhankelijk oordeel te geven over het voorstel van UPC. Dit heeft op 27 oktober 2009 geresulteerd in het definitieve onderzoeksrapport ,,2nd opinion UPC imple- mentatievoorstel WLR-C.86 In het kader van dit onderzoek heeft Ordina een aantal interviews met UPC


86 De openbare versie van dit rapport is gepubliceerd op de website van OPTA. OPENBARE VERSIE 82





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

gehouden. Voor meer informatie over de in het onderzoek gevolgde aanpak verwijst het college naar het onderzoeksrapport zelf. Hier legt het college de focus op de door Ordina getrokken conclusies en gedane aanbevelingen.87
B.3.1 Geconstateerde uitgangspunten

435. In de eerste plaats stelt Ordina in haar onderzoek vast dat het operationaliseringsvoorstel van UPC nog niet definitief is en onvoldoende is gedetailleerd om een diepgaande schatting te kunnen maken van benodigde doorlooptijden en kosten. Daarbij is een deel van de inhoud afhankelijk van de uiteindelijke inhoud van de referentieaanbieding WLR-C. Ook mist Ordina in het voorstel mogelijke alternatieven voor de door UPC voorgestelde implementatie, bijvoorbeeld gericht op een snelle start met een groei naar een complete dienst.

436. Ordina heeft vervolgens geconstateerd dat UPC haar voorstel op een aantal eigen uitgangs- punten heeft gebaseerd:
UPC gaat uit van een ,,big-bang implementatie, waarbij de volledige WLR-C dienstverlening in één keer wordt ingericht, geïmplementeerd en aangeboden. Een fasering binnen de implemen- tatie op basis van plateaus of een groeimodel, waarbij bijvoorbeeld wordt gewerkt vanuit een meer handmatige oplossing naar een volledig geautomatiseerde oplossing, is niet door UPC in het voorstel betrokken;
UPC sluit één WLR-afnemer tegelijk aan; de volgende WLR-afnemer is pas aan de beurt als de vorige volledig operationeel is;
De continuïteit van de dienstverlening aan de eindgebruiker staat in het voorstel centraal, met andere woorden: de wijze van operationalisering van WLR-C lijkt op geen enkele wijze afbreuk te mogen doen aan de continuïteit van die dienstverlening. De eindgebruiker moet daarbij opti- maal het netwerk kunnen (blijven) gebruiken; Omdat UPC onderdeel is van Liberty Global, dienen alle veranderingen te passen in het pan- Europees systeem;
Wijzigingsvoorstellen moeten voor fiattering een standaard (pan-Europese) wijzigingsprocedure doorlopen; de doorlooptijd daarvan is ; De door UPC voorgenomen wholesale omgeving is gebaseerd op en maakt gebruik van de reeds binnen UPC bestaande applicatie omgeving. UPC voorziet geen apart wholesale sys- teem naast de bestaande retail systemen; Er wordt een aparte wholesale organisatie opgebouwd, bestaande uit ongeveer ;
Het beheer van een aantal essentiële systemen is belegd bij een externe partij; Data integriteit: de gegevens die in de informatiesystemen worden opgeslagen zijn betrouw- baar. Daarnaast is er te allen tijde aan te tonen wie, wat, wanneer en op basis waarvan heeft gemuteerd;


87 Zie in dit verband ook paragraaf 4.1.3 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 83





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

Het principe van enkelvoudige opslag met meervoudig gebruik: de gegevens die in de informa- tiesystemen worden vastgelegd, worden op één plek vastgelegd en bijgehouden. Gegevens kunnen in meerdere processen gebruikt worden, maar worden telkens vanaf deze unieke plek, de bron, opgehaald. Wijzigingen vinden aan de bron plaats en worden automatisch zichtbaar daar waar gebruik in andere processen plaatsvindt.


437. Ordina concludeert dat het operationaliseringsvoorstel dat is gebaseerd op deze uitgangspun- ten resulteert in een doorlooptijd voor implementatie die voorbij gaat aan de wens van de markt en van OPTA om WLR-C vroeg in 2010 orderbaar en afneembaar te hebben. Ordina merkt daarbij op dat er ­ indien niet van al deze uitgangspunten wordt uitgegaan ­ mogelijkheden zijn om de WLR-C dienstver- lening gefaseerd en daarmee sneller in te voeren.
B.3.2 Bevindingen en conclusies

438. Uitgaande van een beoordeling van het voorstel met inachtneming van de door UPC gehan- teerde uitgangspunten, luiden de belangrijkste conclusies van Ordina als volgt.88 Ordina onderschrijft de keuze dat WLR-C wordt ondergebracht binnen bestaande retail syste- men in combinatie met de inrichting van een aparte wholesale afdeling ter ondersteuning van de WLR-afnemers;
Ordina onderschrijft de keuze dat de implementatie zonder workarounds in alle betrokken sys- temen wordt doorgevoerd; een dergelijk implementatie zou moeten resulteren in een probleem- loze ordering en goed bediende eindgebruikers; Ordina constateert dat UPC niet voorziet in tijdelijke extra capaciteit waarmee een hogere ver- werkingscapaciteit kan worden gerealiseerd, die in de eerste periode na implementatie nodig kan zijn. De huidige door UPC aangegeven capaciteit kan een effectieve invoering van WLR-C in de weg staan;
Ordina concludeert dat ­ gegeven de door UPC gehanteerde uitgangspunten ­ de aangevoer- de aanpassingen in systemen realistisch en noodzakelijk zijn. Tegelijkertijd onderkent Ordina dat het grote aantal noodzakelijke systeemaanpassingen kan worden voorkomen door middel van de ontwikkeling van een gemeenschappelijk platform voor ordering. Een dergelijk platform leidt tot eenduidige systeemberichten en een enkelvoudige interface (tussen dat platform en UPC) in plaats van tussen UPC en alle WLR-afnemers afzonderlijk. Ordina ziet hiervoor moge- lijkheden en signaleert dat vergelijkbare oplossingen elders reeds zijn geïmplementeerd (COIN voor nummerportering, Digitenne, energiemarkt). Ordina stelt vast dat UPC heeft aangegeven hierin echter geen mogelijkheden te zien; Ordina komt op basis van een analyse van het in het voorstel relevante aantal ,,use case pun- ten tot de conclusie dat de bouwtijd uur zou bedragen. Op basis van een vergelijking met ervaringscijfers komt Ordina tot de conclusie dat de totale projectuitvoering ligt tussen de en uur. De complexiteit van deze wijziging rechtvaardigt volgens Ordina een doorlooptijd van tien maanden. Ordina consta-


88 Voor het volledige beeld zij verwezen naar 2.1.2, 2.1.3 en 2.1.4 van het onderzoeksrapport. OPENBARE VERSIE 84





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
teert daarbij wel dat deze raming aanmerkelijk hoger ligt dan die voor Ziggo, wat Ordina ver- klaart vanuit het complexe ICT-landschap binnen UPC dat ook nog eens pan-Europees is inge- richt;
Ordina onderkent dat een fasering in de wijziging van systemen zou leiden tot een kortere door- looptijd, resulterend in een zo snel mogelijke afneembaarheid van de dienst. Ordina denkt hier- bij aan een fasering waarin in eerste instantie aandacht wordt gegeven aan het wijzigen van bij- voorbeeld de ordering waarbij andere zaken, zoals bijvoorbeeld systeemaanpassingen ten be- hoeve van rapportagedoeleinden worden uitgesteld; Ordina geeft aan dat UPC heeft aangegeven pas met de implementatie te zullen beginnen als het implementatiebesluit van OPTA definitief is. Ordina doet in dit verband de suggestie dat tijdwinst geboekt zou kunnen worden als UPC en potentiële afnemers vooruitlopend op het de- finitieve besluit en in een open dialoog concrete afspraken zouden maken over onder andere de specificaties bij de onderlinge interfaces op proces- en systeemgebied; Met betrekking tot de organisatorische kosten geeft Ordina aan dat deze beperkt kunnen blijven als voor de afhandeling van WLR-C wordt uitgegaan van routing van binnenkomende gesprek- ken naar een team daartoe getraind personeel. UPC heeft aangegeven dat hiervoor de techni- sche mogelijkheden aanwezig zijn;
Ordina merkt op dat het door UPC gesignaleerde OR-traject van beperkte betekenis zal zijn gegeven dat WLR-C in de eerste plaats een opschaling van het aantal binnen UPC werkzame medewerkers betekent;
Ten aanzien van het supportdomein concludeert Ordina dat er geen sprake is van materiële impact; de reeds nu binnen UPC bestaande uitvraagprocedure tussen de eerste- en tweedelijns support kan grotendeels in het kader van WLR-C in de relatie tussen UPC en de WLR-afnemer worden hergebruikt;
Overall komt Ordina ten aanzien van de door UPC voorgestelde implementatie tot de conclusie dat er ­ gegeven de mate van detail en uitgaande van de door UPC in de implementatie gehan- teerde uitgangspunten ­ weinig op is aan te merken. B.3.3 Alternatieven en aanbevelingen

439. Afstand nemend van de door UPC gehanteerde uitgangspunten komt Ordina echter tot het oordeel dat de operationalisering van WLR-C anders zou moeten worden benaderd, waarbij ­ in lijn met de belangen van potentiële WLR-afnemers en de wens van OPTA ­ het primaat zou moeten lig- gen bij een zo snel mogelijke orderbaarheid en afneembaarheid van de dienst.
440. Startend vanuit dat uitgangspunt, definieert Ordina twee mogelijke alternatieven: het verzeke- ringsmodel en het groeimodel. In het verzekeringsmodel neemt Ordina afstand van het uitgangspunt dat de continuïteit van de dienstverlening aan de eindgebruiker centraal staat, met andere woorden: de wijze van operationalisering van WLR-C mag resulteren in een potentiële foutkans in termen van de continuïteit van die dienstverlening. In het groeimodel neemt Ordina afstand van het uitgangspunt dat WLR-C geïmplementeerd dient te worden binnen de huidige systemen en processen van UPC. Verzekeringsmodel
OPENBARE VERSIE 85





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


441. Ordina merkt op dat UPC in de implementatie uitgaat van het model waarin ­ ter bescherming van de eindgebruiker ­ met orderuitvoer wordt gewacht tot ook de latende WLR-afnemer c.q. de eind- gebruiker zelf bij UPC een separate opzegging heeft ingediend. Dit model zou moeten resulteren in een zo schoon mogelijke orderuitvoer waarbij klanten niet zonder dat zij dat weten of tegen hun zin overstappen op een andere aanbieder.

442. Ordina constateert dat dit model complexer is dan een eenvoudiger model waarin orders direct door UPC worden uitgevoerd op basis van de door de ontvangende WLR-afnemer bij UPC ingelegde order, en waarbij de latende WLR-afnemer alleen nog maar een melding van de mutatie ontvangt. Ordina acht dit ,,verzekeringsmodel vanuit het uitgangspunt van een zo snel mogelijke orderbaarheid van WLR-C te prefereren, gegeven dat dit model minder gecompliceerde business rules voor orderuit- voer behoeft dan het door UPC voorgestelde model. Daarenboven kan dit model in beginsel in eerste instantie zonder uitgebreide rapportage geïmplementeerd worden.
443. Ordina merkt ten aanzien van het verzekeringsmodel nog op dat deze oplossing los staat van het pan-Europese informatiesysteem waar UPC als dochter van Liberty Global rekening mee dient te houden, waardoor geen rekening behoeft te worden gehouden met afhankelijkheden vanuit dat per- spectief.
Groeimodel

444. Ordina merkt op dat het uitgangspunt dat WLR-C geïmplementeerd dient te worden binnen de huidige systemen en processen van UPC tot gevolg heeft dat een groot aantal (complexe) systemen aanpassing behoeven, waarbij de betreffende aanpassing in veel gevallen in zich zelf ook complex is. Ordina is van mening dat er alternatieven mogelijk zijn die de impact op de bestaande systeemomge- ving minimaliseren.

445. Als eerste alternatief ziet Ordina een vereenvoudiging van de orderafhandeling binnen UPC door gebruik te maken van een centrale database. Hierbij zou het gaan om de opzet van een eenvou- dige ordertool naast bestaande systemen, waarbij een eenvoudige webinterface de WLR-afnemers toegang tot de ordertool zou kunnen geven. Alle WLR-orders worden daarbij centraal verwerkt in een eenvoudig systeem. Ordina ziet hiervoor globaal de volgende opzet voor zich:
- Elke ingelegde WLR-order leidt automatisch tot een afmelding voor de bestaande aanbie- der;

- Ten behoeve van de facturering wordt in het CRM89 systeem van UPC het factuuradres gewijzigd;

- De WLR-afnemer ontvangt van UPC voor elke wederverkochte aansluiting de factuur, en zo mogelijk via een verzamelfactuur.


89 Customer Relationship Management.
OPENBARE VERSIE 86





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

In dit model zouden de orderinleg, de verwerking van die order in het portal, en de invoer in het CRM in eerste instantie handmatig kunnen plaatsvinden.


446. Als tweede alternatief ziet Ordina een variant op het eerste alternatief, waarbij een voor UPC en Ziggo gemeenschappelijke orderafhandelingsomgeving wordt opgezet toegankelijk voor alle WLR- afnemers. Een onafhankelijke partij zou hiervan het beheer op zich moeten nemen.
447. In algemene zin beveelt Ordina ten slotte aan om de operationalisering van WLR-C in eerste instantie in te steken op basis van een eenvoudige ordering en door middel van de opzet van een een- voudige orderdatabase zonder veel businesslogica. Een ook overigens zo eenvoudig mogelijke imple- mentatie zorgt dan voor een snel implementeerbare dienst en een eenvoudige verwerking van grote aantallen orders.
B.4. Beoordeling door het college
B.4.1 Algemeen
Relatie aanwijzingen en operationalisering

448. In algemene zin geldt dat UPC in de operationalisering van WLR-C waar relevant uitvoering dient te geven aan de in deel A van dit besluit door het college ten aanzien van het RA WLR-C gege- ven aanwijzingen.
Startmoment voor operationalisering

449. UPC stelt in haar operationaliseringsvoorstel dat UPC met de voorbereidingsfase aanvangt op het moment van publicatie van het definitieve referentieaanbod op haar website. Op grond van het marktbesluit UPC ligt dit moment uiterlijk zes weken na de datum van publicatie van het finale imple- mentatiebesluit.

450. Het college kan zich niet met dit startmoment verenigen. Vanuit het belang van de effectiviteit van de toegangsverplichting is het zaak dat WLR-C zo spoedig mogelijk orderbaar en afneembaar is. Dit betekent dat zo snel mogelijk door UPC met de operationalisering dient te worden gestart. Het eer- ste moment waarop voor UPC alle voor de operationalisering benodigde informatie (i.c. de door UPC in haar RA WLR-C door te voeren aanwijzingen en de door het college ten aanzien van de operationali- sering gegeven nadere invulling) beschikbaar is, is op het moment van publicatie van het finale imple- mentatiebesluit. UPC dient dan ook uiterlijk op dat moment met de operationalisering van WLR-C te starten.90

451. Ten overvloede zij nog opgemerkt dat UPC de operationalisering van WLR-C dient te starten ongeacht of er op dat moment sprake is van een concreet toegangsverzoek van een potentiële WLR- afnemer dan wel van een ander soort afname commitment.


90 Zie in dit verband ook paragraaf 4.1.5 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 87





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
Startmoment voor onderhandeling

452. UPC stelt dat zij op verzoek van een aanbieder in onderhandeling zal treden over het aanbie- den van WLR-C, maar niet eerder dan na publicatie van het definitieve referentieaanbod.
453. Het college acht het door UPC bedoelde startmoment voor onderhandelingen niet in overeen- stemming met de opgelegde toegangsverplichting. Het is immers zo dat de toegangsverplichting geldt vanaf het moment waarop het marktbesluit UPC in werking is getreden, i.c. 17 maart 2009, en dit im- pliceert dat UPC vanaf die datum gehouden is om naar aanleiding van een toegangsverzoek met de betreffende aanbieder in onderhandeling te treden; het door het college gedefinieerde implementatie- proces en de verplichting tot publicatie van een referentieaanbod doet hier niet aan af. Dit betekent dat UPC geacht wordt met een verzoekende partij in onderhandeling te treden zodra die partij het verzoek om toegang aan UPC heeft gericht.91
Voorbereidingsfase

454. UPC definieert in haar operationaliseringsvoorstel een voorbereidingsfase waarin UPC voorbe- reidingen voor de implementatie van WLR-C treft, zoals het vaststellen van de vereisten en specifica- ties en het maken van een functioneel ontwerp van processen en systemen. Uit UPCs mijlpalenplan blijkt dat deze fase een doorlooptijd kent van vier maanden.
455. In het marktbesluit UPC is UPC opgedragen om binnen twee maanden na inwerkingtreding van dat besluit in het operationaliseringsvoorstel een overzicht te geven van de noodzakelijke wijzigen in processen en systemen voor de operationalisering van WLR-C en toegang tot bijbehorende facilitei- ten. Het college stelt vast dat de door UPC voor de voorbereidingsfase voorgenomen activiteiten in feite de activiteiten betreffen ten aanzien waarvan verondersteld mag worden dat UPC deze had uitge- voerd teneinde het haar in het marktbesluit opgedragen overzicht te kunnen opleveren. Met andere woorden: de door UPC voorgenomen voorbereidingsfase is reeds in de voorbereiding van het operati- onaliseringsvoorstel door UPC doorlopen, en het operationaliseringsvoorstel is daarvan het resultaat.
456. Het college acht het derhalve niet aan de orde dat UPC in het kader van de feitelijke operatio- nalisering nogmaals een periode definieert die zou moeten worden besteed aan de voorbereiding van die operationalisering; de betreffende activiteiten mogen immers worden verondersteld reeds door UPC te zijn verricht. De enige valide reden voor een voorbereidingsfase zou gelegen kunnen zijn in het feit dat UPC de gelegenheid moet hebben om vast te stellen in hoeverre de in onderhavig besluit ge- geven aanwijzingen en de in onderhavig besluit aan UPC opgedragen operationalisering van invloed zijn op de reeds ten behoeve van het operationaliseringsplan vastgestelde vereisten en specificaties. Voor een dergelijke delta-analyse en herplanning acht het college een periode van enkele weken vol- doende.
Parallelle implementatie voor meerdere WLR-afnemers


91 Zie in dit verband ook hoofdstuk A.5 van onderhavig besluit en paragraaf 4.1.6 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 88





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


457. UPC gaat in haar voorstel uit van een sequentiële aansluiting van WLR-afnemers. Het college is van oordeel dat een dergelijke invulling van de operationalisering van WLR-C onverenigbaar is met de aan UPC opgelegde toegangsverplichting. In de eerste plaats acht het college de consequentie van de sequentiële aansluiting ­ namelijk dat WLR-afnemers niet in de gelegenheid worden gesteld om min of meer gelijktijdig op basis van WLR-C de retail markt te betreden ­ niet acceptabel want discri- minatoir. De sequentiële aansluiting is daarmee in strijd met de aan UPC opgelegde non-discriminatie verplichting.92

458. In de tweede plaats is het college van oordeel dat de voorgestelde sequentiële aansluiting is aan te merken als een vorm van strategisch productontwerp, gegeven dat de sequentiële aansluiting voor alle volgende WLR-afnemers als consequentie heeft dat zij pas na langere tijd van WLR-C ge- bruik kunnen maken en de retail markt kunnen betreden. Als zodanig is het college van oordeel dat de sequentiële aansluiting valt aan te merken als zijnde in strijd met het in de toegangsverplichting gespe- cificeerde verbod op het strategisch ontwerpen van WLR-C.93
459. In de derde plaats acht het college de sequentiële aansluiting een beperking die door UPC zonder objectiveerbare reden wordt opgelegd en ook daarmee in strijd is met de opgelegde toegangs- verplichting.94 Niet alleen voert UPC geen argumentatie aan waaruit blijkt dat de operationalisering van WLR-C niet tot stand zou kunnen worden gebracht zonder sequentiële aansluiting, maar ook is het zo dat in de operationalisering van andere door het college aan een partij met aanmerkelijke marktmacht opgelegde toegangsverplichtingen nooit eerder sprake is geweest van (de noodzakelijkheid van) se- quentiële in plaats van gelijktijdige aansluiting.
460. Ten slotte is het college van oordeel dat de voorgestelde sequentiële aansluiting dient te wor- den aangemerkt als een door UPC aan het realiseren van WLR-C verbonden onbillijke voorwaarde die tevens kan worden aangemerkt als een mogelijke vertragingstactiek in de implementatie van de toe- gangsdienst.

461. Het voorgaande brengt het college tot de conclusie dat UPC in de operationalisering van WLR- C de (min of meer) gelijktijdige aansluiting van meerdere om toegang verzoekende aanbieders moge- lijk te maken.95
,,Verzekeringsmodel

462. Met inachtneming van de in dit verband in hoofdstuk A.19 van deel A van dit besluit gegeven aanwijzing tot wijziging van het RA WLR-C van 3 augustus, en in navolging van de advisering van Ordina op dit onderwerp, dient UPC in de operationalisering van WLR-C te volstaan met het model waarin de WLR-order wordt uitgevoerd op basis van de ingelegde order zonder dat sprake is van op-


92 Dictumonderdeel x. van het marktbesluit UPC.
93 Dictumonderdeel ix., vijfde gedachtestreepje, van het marktbesluit UPC.
94 Dictumonderdeel ix., derde gedachtestreepje, van het marktbesluit UPC.
95 Zie in dit verband ook paragraaf 4.1.7 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 89





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

zegging door de eindgebruiker (in het geval UPC zelf de latende aanbieder is) of door de latende WLR-afnemer (het ,,verzekeringsmodel).96
Rapportage aan het college

463. UPC dient het college binnen twee weken na inwerkingtreding van onderhavig besluit schrifte- lijk te informeren over de planning op basis waarvan UPC uitvoering geeft aan de in onderhavig besluit aan UPC opgedragen operationalisering van WLR-C.97 UPC dient in die planning te voorzien in logi- sche en duidelijk meetbare mijlpalen.

464. Tijdens de feitelijke operationalisering dient UPC het college tweewekelijks schriftelijk te rap- porteren over de voortgang van die operationalisering.98 Bindende aanwijzingen tijdens de operationalisering
465. Het college behoudt zich het recht voor om gedurende de operationalisering van WLR-C bin- dende aanwijzingen aan UPC te geven, gericht op de realisatie van een effectieve implementatie bin- nen de gestelde tijdslijnen.
B.4.2 Stapsgewijze operationalisering

466. Het college constateert dat de doorlooptijd van de door UPC voorgestelde operationalisering van WLR-C uitgesproken lang is. Zo vergt de implementatie van WLR-C voor de eerste WLR-afnemer een totale doorlooptijd van tien maanden. De implementatie voor elke volgende WLR-afnemer vergt vervolgens nog eens twee maanden, met dien verstande dat slechts één WLR-afnemer tegelijk door UPC kan worden aangesloten. Dergelijke doorlooptijden staan in scherp contrast met de doorlooptijd van ongeveer achttien weken die KPN in 2006 nodig heeft gehad voor de operationalisering van WLR- T. Nog afgezien van de vraag of WLR-C naar zijn aard niet een eenvoudiger te operationaliseren toe- gangsverplichting is dan WLR-T, betekent dit dat UPC ruim meer dan twee keer zoveel tijd zegt nodig te hebben.

467. Uit het door Ordina uitgevoerde onderzoek leidt het college af dat de volgens UPC benodigde doorlooptijd samenhangt met de door UPC voor de operationalisering gekozen uitgangspunten. In die uitgangspunten herkent het college niet het belang van een zo spoedig mogelijke orderbaarheid en afneembaarheid van WLR-C.

468. Echter, met het oog op het voor de effectiviteit van de toegangsverplichting grote belang van een zo spoedig mogelijke implementatie van WLR-C is het college van oordeel dat een zo kort moge- lijke doorlooptijd moet gelden als het primaire ontwerpvereiste; overige ontwerpvereisten dienen daar- aan in beginsel ­ en in redelijkheid ­ ondergeschikt te worden gesteld. Als een van de belangrijkste


96 Zie in dit verband ook paragraaf 4.1.8 van de nota van bevindingen.
97 In het ontwerp implementatiebesluit was deze termijn op maximaal een week gesteld; naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen heeft het college de termijn verdubbeld. Zie randnummer 307 van de nota van bevindingen.
98 Zie in dit verband ook paragraaf 4.1.9 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 90





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

belemmeringen voor een zo spoedig mogelijke orderbaarheid en afneembaarheid ziet het college in dit verband de door UPC in haar voorstel gemaakte keuze voor de door Ordina zo genoemde ,,big-bang implementatie, waarbij de volledige WLR-C dienstverlening in één keer wordt ingericht, geïmplemen- teerd en aangeboden.

469. Een dergelijke ,,big-bang invulling van de operationalisering sluit de figuur uit waarin WLR-C in opeenvolgende en elkaar deels overlappende stappen wordt geïmplementeerd, waarbij WLR-C evolu- eert van een rudimentaire doch zo spoedig mogelijk afneembare dienst tot een volledig geïmplemen- teerde dienst die voldoet aan alle daaraan in het referentieaanbod gedefinieerde randvoorwaarden.
470. Tegen deze achtergrond acht het college het derhalve proportioneel dat UPC in de operationa- lisering van WLR-C dient uit te gaan van een stapsgewijze implementatie. Deze stapsgewijze imple- mentatie behelst dat UPC in een eerste stap de operationalisering start met de implementatie van een rudimentaire invulling van WLR-C, die als doel heeft om de dienst ­ zij het met de aan het rudimentaire karakter verbonden beperkingen ­ op zo kort mogelijke termijn orderbaar en afneembaar te maken (hierna: release 1). De tweede stap in de operationalisering bestaat er vervolgens uit dat de rudimen- taire invulling wordt uitgebouwd tot de volledige implementatie van WLR-C en die beantwoordt aan de in het referentieaanbod gedefinieerde dienst (hierna release 2).99
471. In de volgende paragrafen wordt de stapsgewijze operationalisering door het college nader uitgewerkt.
B.4.3 Release 1: rudimentaire implementatie

472. In deze paragraaf gaat het college nader in op de inhoud van release 1. Naar aanleiding van de in de nationale consultatie van het ontwerp implementatiebesluit UPC ontvangen zienswijzen en de op grond daarvan door het college geconstateerde aanleiding tot aanpassing van de opgelegde opera- tionalisering, kent deze paragraaf een andere inhoud dan in het ontwerpbesluit.100
473. Waar in het ontwerpbesluit de inhoud van release 1 in feite volledig aan UPC werd voorge- schreven, is het college naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen tot de conclusie gekomen dat met betrekking tot die inhoud de ruimte moet worden gelaten voor de door UPC in haar zienswijze voor release 1 voorgestelde alternatieve benadering.101 Dit betekent dat de in dit finale implementatiebesluit opgedragen operationalisering van release 1 niet zozeer het karakter heeft van een dwingend voor- schrift inzake de inhoud van release 1, maar veeleer dat van een opsomming van de door het college aan de inhoud van release 1 gestelde randvoorwaarden of minimumeisen. Deze benadering laat UPC de benodigde ruimte om, binnen de in dit besluit gestelde randvoorwaarden en in afstemming met de haar reeds als zodanig bekende potentiële WLR-afnemers, aan (de operationalisering van) release 1 een werkbare invulling te geven.


99 Zie in dit verband ook de paragrafen 4.1.2, 4.1.10, 4.1.11 en 4.1.12 van de nota van bevindingen.
100 Zie paragraaf 4.2.1 van de nota van bevindingen.
101 Zie paragraaf 4.2.2 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 91





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


474. De in deze paragraaf met betrekking tot release 1 gestelde randvoorwaarden en minimumei- sen worden door het college gedefinieerd als nadere uitwerking van de in het marktbesluit UPC opge- legde toegangsverplichting. Het rudimentaire karakter brengt daarbij met zich mee dat release 1 een- voudig dient te zijn en tegen relatief lage kosten gerealiseerd kan worden. Voorts brengt het rudimen- taire karakter noodzakelijkerwijs met zich mee dat release 1 vanuit het perspectief van de WLR- afnemer functionele en kwalitatieve beperkingen heeft. Het college acht deze beperkingen echter on- dergeschikt aan het grote belang dat potentiële WLR-afnemers stellen in een implementatie die op zo kort mogelijke termijn beschikbaar is.

475. Voor zover release 1 vanuit het perspectief van UPC tot beperkingen leidt, acht het college deze overkomelijk enerzijds vanuit het grote belang van een zo spoedig mogelijke orderbaarheid van de dienst, en anderzijds vanuit de tijdelijkheid van die beperkingen. Algemeen

476. In release 1 dient UPC zoveel mogelijk van de in het RA WLR-C bepaalde functionaliteiten te realiseren, en ten minste die functionaliteiten die ten behoeve van het kunnen functioneren van release
1 noodzakelijk zijn.

477. Release 1 dient zoveel als mogelijk de basis te bieden voor de uiteindelijk in release 2 te reali- seren volledige implementatie, in de zin dat release 2 kan voortbouwen op wat voor release 1 tot stand is gebracht.

478. UPC dient in release 1 de voorzieningen te treffen die nodig zijn om de tijdens release 1 over- gestapte eindgebruikers eenvoudig, probleemloos en zo snel als mogelijk naar release 2 te migre- ren.102

479. De afneembaarheid van release 1 door een WLR-afnemer veronderstelt dat UPC en die WLR- afnemer tot een overeenkomst zijn gekomen over de levering van WLR-C door UPC aan die afnemer. In de praktijk zal dit betekenen dat partijen de raamovereenkomst WLR-C hebben getekend. Voor zo- ver release 1 dit nodig maakt, zullen de specifieke in het kader van release 1 nog nader overeen te komen bepalingen moeten zijn opgenomen in een bijlage bij de raamovereenkomst. Randvoorwaarde 1: Implementatietermijn

480. UPC dient de operationalisering van release 1 te starten uiterlijk op het moment van publicatie van het finale implementatiebesluit. De operationalisering van release 1 dient vervolgens binnen een periode van tien weken door UPC gerealiseerd te zijn. Dit betekent dat na die periode van maximaal tien weken release 1 in zoverre door UPC dient te zijn geoperationaliseerd dat alle aspecten van re-


102 In het ontwerpbesluit was bepaald dat UPC een overzicht dient bij te houden van de eindgebruikers die gedurende release 1 zijn overgestapt. De betreffende bepaling is naar aanleiding van de randnummers 388 en 389 van de nota van bevindingen aangepast.
OPENBARE VERSIE 92





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

lease 1 die daarna nog operationalisering behoeven WLR-afnemer-specifiek zijn (met andere woorden: alleen maar kunnen worden uitgevoerd indien de aan te sluiten WLR-afnemer bekend is).
481.
De WLR-afnemer-specifieke operationalisering van release 1 (inclusief de eventueel benodigde tijd voor tussen UPC en een WLR-afnemer uit te voeren tests) dient ­ er van uitgaande dat zich onder- tussen WLR-afnemers hebben aangediend ­ aansluitend aan de periode van tien weken plaats te vinden en omvat een periode van maximaal twee weken.103 Een en ander betekent dat WLR-C release
1 binnen een periode van maximaal twaalf weken na publicatie van het finale implementatiebesluit, en daarmee uiterlijk op 2 juni 2010, door de betreffende WLR-afnemers orderbaar dient te zijn.
482. oor de nadere motivering van de hier gedefinieerde implementatietermijn in relatie tot de in het V
ontwerp implementatiebesluit gestelde implementatietermijn van maximaal acht weken, zij hier verwe- zen naar hoofdstuk 4 van de nota van bevindingen, en in het bijzonder naar paragraaf 4.2.3 in samen- hang met paragraaf 4.2.1.
Randvoorwaarde 2: Scope104

483.
Release 1 dient ten minste mogelijk te maken dat een eindgebruiker waarvoor geldt dat die be- schikt over een abonnement bij UPC op diens analoge rtv-pakket105 en waaraan UPC in aanvulling op dat abonnement geen additionele diensten (zoals digitale televisie, internettoegang of telefonie) levert, voor zijn analoge rtv-pakket over kan stappen op het aanbod van een WLR-afnemer.106
484. t betekent dat release 1, in termen van het RA WLR-C van UPC, niet hoeft te zien op het order- Di
type ,,new install, en evenmin op het ordertype ,,overstappen voor zover het daarbij gaat om een over- stap anders dan van UPC naar een WLR-afnemer.

485. venmin hoeft release 1 te zien op de overstap op het analoge rtv-aanbod van een WLR-afnemer E
die tegelijk met een verhuizing plaatsvindt. Release 1 dient echter wel te faciliteren dat eindgebruikers die zijn overgestapt op een WLR-afnemer en vervolgens verhuizen, de bij de WLR-afnemer afgeno- men analoge rtv-dienst kunnen meeverhuizen. Indien de verhuizing plaatsvindt naar buiten het dek- kingsgebied van de kabelinfrastructuur van UPC, dan moet opzegging mogelijk zijn.
486. Niet uit te sluiten is dat een eindgebruiker al gedurende de looptijd van release 1 besluit om zijn overeenkomst met de WLR-afnemer op te zeggen. De beëindiging door de eindgebruiker van diens overeenkomst met de WLR-afnemer betekent dat ook de relatie tussen de WLR-afnemer en


103 Zie in dit verband ookde randnummers 353, 354 en 355 van de nota van bevindingen.
104 Zie in dit verband ook paragraaf 4.1.13 van de nota van bevindingen.
105 Bedoeld wordt dat de eindgebruiker het UPC-abonnement afneemt genaamd "Standaard radio & TV".
106 Opgemerkt zij dat een en ander niet uitsluit dat ook andere eindgebruikers reeds tijdens release 1 kunnen overstappen, zij het dat zij zich daartoe als eerste stap op UPCs analoge pakket moeten abonneren (in het geval zij dat nog niet zijn), of hun abon- nement tot het analoge pakket moeten beperken (als zij naast het analoge pakket ook nog andere diensten van UPC afnemen). OPENBARE VERSIE 93





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

UPC wat betreft die eindgebruiker verbroken moet worden. In het kader van release 1 dient UPC hierin te voorzien.107

487. Release 1 dient zich uit te strekken tot alle aansluitingen op het omroeptransmissieplatform van UPC, en daarmee ook tot de situatie waarin sprake is van een SOP of een anders dan residentiële eindgebruiker.108
Randvoorwaarde 3: Wederverkoop support desk (WSD)

488.
Het RA WLR-C voorziet in een wederverkoop support desk, zijnde de bemenste interface tussen UPC en de WLR-afnemer. Release 1 dient in ieder geval dezelfde functionaliteit te bieden, en met dezelfde openingstijden als de uiteindelijke WSD.109 Randvoorwaarde 4: Wederverkoop portal

489. Het RA WLR-C voorziet in een wederverkoop portal die dient als geautomatiseerde interface tussen UPC en de WLR-afnemer en die de uitwisseling van informatie mogelijk maakt, in ieder geval wat betreft blokstoringen en postcode check. In release 1 zal door UPC ten minste in dezelfde functio- naliteit moeten worden voorzien, zij het dat UPC er daarbij indien noodzakelijk voor kan kiezen om deze functionaliteit op een andere en voorlopige wijze te organiseren. Doel moet daarbij in ieder geval zijn dat de WLR-afnemer dezelfde informatie (i.c. de postcode check en de mededeling van blokstorin- gen) van UPC kan verkrijgen als met de uiteindelijke portal (zij het dus mogelijk op een wat meer pro- visorische wijze).110
Randvoorwaarde 5: Informatiedienst

490. Op grond van de in hoofdstuk A.9 van onderhavig implementatiebesluit gegeven aanwijzing tot wijziging van het RA WLR-C dient UPC binnen de wederverkoop portal te voorzien in een informatie- dienst waarmee de WLR-afnemer de van de eindgebruiker verkregen ordergegevens kan valideren, corrigeren dan wel aanvullen. De betreffende informatiedienst dient in release 1 voor WLR-afnemers beschikbaar te zijn.
Randvoorwaarde 6: Ordering en facturering

491. In het kader van release 1 dient UPC zorg te dragen voor een zo effectief en efficiënt mogelijke inrichting van het orderings- en leveringsproces en van de wholesale facturering.
492. Wat betreft ordering en levering dient UPC hierbij uit te gaan van het in haar RA WLR-C be- schreven (en naar aanleiding van de in deel A van onderhavig besluit gegeven aanwijzingen aan te vullen of aan te passen) orderingsproces. Dit betekent in ieder geval dat UPC ten behoeve van de


107 Zie in dit verband ook de randnummers 370 en 371 van de nota van bevindingen.
108 Vergelijk ook hoofdstuk A.2 van onderhavig besluit, in samenhang met paragraaf 3.2 van de nota van bevindingen.
109 Zie in dit verband ook de randnummers 361, 362 en 363 van de nota van bevindingen.
110 Zie in dit verband ook de randnummers 364 en 365 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 94





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

ordering van release 1 de Elektronische Order Interface (EOI) in plaats dient te hebben in een vorm waarmee release 1 orderbaar is.111

493. Met het oog op het karakter van release 1 en de relatief korte termijn waarbinnen release 1 door UPC (en WLR-afnemers) moet zijn geïmplementeerd, acht het college het gerechtvaardigd dat gedurende de eerste maand waarin release 1 door een specifieke WLR-afnemer van UPC wordt afge- nomen geen minimaal clean order percentage behoeft te worden gerealiseerd. Over de tweede maand dient een clean order percentage van minimaal 90% te worden behaald, en vanaf de derde maand het in het RA WLR-C door UPC te specificeren percentage van minimaal 95%.112
494. Overigens gaat het college er van uit dat in het kader van release 1, gegeven de beperking tot orders van bestaande klanten van UPC, in de uitvoering van een WLR-order in geen geval sprake zal zijn van de noodzakelijkheid van een zogenaamde truck roll. In haar zienswijze is dit door UPC onder- schreven.
Randvoorwaarde 7:Service levels

495. De in het kader van release 1 te realiseren service levels dienen minimaal de in het RA WLR-C ten aanzien van het orderings- en leveringsproces gedefinieerde service levels te betreffen (service level ,,reactietijd en ,,levertijd). Dit geldt ook voor de door UPC en de WLR-afnemer gedurende release
1 inzake de gerealiseerde service levels aan elkaar te verschaffen rapportages.113
496. Met het oog op het tijdelijke en rudimentaire karakter van release 1 acht het college het ge- rechtvaardigd dat de service levels in eerste instantie op een lager niveau worden vastgesteld. Wat betreft de service level ,,reactietijd (i.c. de periode tussen ontvangst van de WLR-order door UPC en de mededeling van acceptatie of afwijzing daarvan) is het college daarbij van oordeel dat deze gedurende de eerste drie maanden vanaf het moment dat release 1 voor het eerst aan een WLR-afnemer gele- verd wordt moet worden vastgesteld op 90% binnen drie werkdagen. Na deze periode van drie maan- den dient UPC dit service level in overeenstemming te brengen met de op grond van de in paragraaf A.21.4 van dit besluit aan UPC gegeven aanwijzing minimaal door UPC te realiseren norm. Randvoorwaarde 8: Capaciteit

497. Release 1 dient in termen van voor WLR-afnemers beschikbare ordercapaciteit in overeen- stemming te zijn met de ter zake in hoofdstuk A.6 van onderhavig besluit gegeven beoordeling en de op grond daarvan gegeven aanwijzing tot wijziging van het RA WLR-C. Zoals het college in de nota van bevindingen ten aanzien van dit onderwerp heeft aangegeven, dient UPC capaciteit voor order-


111 Zie in dit verband ook de randnummers 366 en 367 van de nota van bevindingen.
112 Zie in dit verband ook de randnummers 368 en 369 van de nota van bevindingen.
113 Zie in dit verband ook de randnummers 372 en 373 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 95





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

verwerking non-discriminatoir in te zetten, zodat de verwerking van orders van WLR-afnemers en van UPC (retail) eenzelfde kwaliteitsgarantie kunnen behalen.114 Randvoorwaarde 9: Servicing

498. In het kader van release 1 blijft het onderwerp servicing (storingsafhandeling en onderhoud) in het domein van UPC. In geval van een eventuele storing zal de WLR-afnemer in beginsel het eerste aanspreekpunt zijn voor zijn eindgebruiker. De WLR-afnemer dient deze vervolgens ­ indien nodig ­ door te verwijzen naar UPC.115 De storingsafhandeling dient vervolgens op de gebruikelijke wijze en non-discriminatoir plaats te vinden. Een en ander betekent dat de EOI tijdens release 1 nog niet functi- oneel behoeft te zijn als interface voor onderhoudsverzoeken. Ten slotte

499. Met de hiervoor geformuleerde randvoorwaarden is de opgelegde operationalisering naar aan- leiding van de op het ontwerpbesluit ontvangen zienswijzen zodanig aangepast dat deze de ruimte laat voor de door UPC ingebrachte alternatieve benadering. Naar het oordeel van het college wordt zo- doende de door UPC in haar zienswijze betrokken stelling dat de operationalisering van WLR-C door middel van de door het college gedefinieerde release 1 in praktisch opzicht niet mogelijk is, in redelij- kerwijs afdoende mate geadresseerd. Met de verruiming van de implementatietermijn met vier weken wordt daarbij de door UPC in haar zienswijze betrokken stelling als zou release 1 binnen de hiertoe gestelde termijn niet implementeerbaar zijn, redelijkerwijs in afdoende mate geadresseerd.
500. Tevens is met de in de opgedragen operationalisering aangebrachte aanpassingen aan de zorg van de Europese Commissie tegemoet gekomen. De aanpassingen hebben immers tot gevolg dat release 1 nu ruimte laat voor de invulling van een rudimentaire versie van WLR-C die aansluit bij het- geen door UPC en Ziggo uitvoerbaar wordt geacht, terwijl daarbij de voor die operationalisering be- schikbare implementatietermijn aanzienlijk is verruimd. B.4.4 Release 2: volledige implementatie

501. Release 2 bestaat uit de volledige operationalisering van WLR-C. Dit betekent dat op het mo- ment waarop release 2 door UPC is geïmplementeerd de in het referentieaanbod gespecificeerde dienstverlening in al zijn aspecten voor WLR-afnemers orderbaar en afneembaar is. Release 2 bouwt daarbij voort op hetgeen reeds in release 1 tot stand is gebracht.
502. In de operationalisering van release 2 dient UPC uit te gaan van het door haar ingediende operationaliseringsvoorstel, met dien verstande dat zij (i) daarbij gevolg geeft aan de hiervoor in para- graaf B.4.1 aan UPC opgedragen aanpassingen, en (ii) de operationalisering van release 2 aanpast voor het feit dat er op het moment van implementatie van release 2 al sprake is van een operationele release 1 waarop in de operationalisering van release 2 dient te worden voortgebouwd.


114 Zie paragraaf 3.9 van de nota van bevindingen.
115 Naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen is hier afgezien van de figuur dat de WLR-afnemer namens diens klant inzake een storing contact opneemt met UPC. Zie randnummer 376 van de nota van bevindingen. OPENBARE VERSIE 96





Implementatiebesluit WLR-C: UPC


503. In de operationalisering van release 2 dient UPC te voorzien in een proces op basis waarvan de in release 1 aan WLR-afnemers geleverde WLR-C gemigreerd kan worden naar release 2.
504. Met inachtneming van wat in paragraaf 4.2.4 in samenhang met paragraaf 4.2.1 van de nota van bevindingen naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen ten aanzien van release 2 is overwo- gen, is het college van oordeel dat de operationalisering van release 2 een periode van maximaal drie- ëntwintig weken in beslag mag nemen. Dit betekent dat WLR-C binnen acht maanden na publicatie van het finale implementatiebesluit volledig door UPC geïmplementeerd dient te zijn. B.4.5 Kosten van operationalisering

505. Aan de operationalisering van WLR-C zijn kosten verbonden. Deze kosten zijn onderwerp van een separaat door het college uitgevoerd beoordelingstraject, dat heeft geresulteerd in het tariefbesluit WLR-C.

506. Randnummer 465 van de nota van bevindingen bij het marktbesluit luidt als volgt: "Het college wijst Ziggo en UPC op het feit dat niet alleen in het implementatiebesluit voor WLR bij KPN de proportionaliteit van de maatregel is behandeld, maar dat ook reeds in het oorspronkelijke marktanalysebesluit is geoordeeld dat de verplichting naar verwachting propor- tioneel zou zijn. Gelijk daaraan, neemt de beoordeling van de proportionaliteit van de WLR-C verplichting in onderhavig besluit niet weg dat het college ook in het implementatiebesluit zich opnieuw een oordeel zal moeten vormen over de proportionaliteit van de opgelegde verplich- ting op basis van dan beschikbare nadere informatie."
507. Aangezien in de in dit citaat bedoelde oordeelsvorming afhankelijk is van de hoogte van de door het college in zijn beoordeling vastgestelde implementatiekosten, maakt die oordeelsvorming onderdeel uit van het tariefbesluit, en niet, zoals in het geciteerde randnummer is aangegeven, van onderhavig implementatiebesluit.
OPENBARE VERSIE 97




Implementatiebesluit WLR-C: UPC

DEEL C. DICTUM


98
OPENBAREVERSIE




Implementatiebesluit WLR-C: UPC

C.1 Aanwijzingen tot wijziging van het RA WLR-C van 3 augustus 2009

iii. UPC dient haar referentieaanbod aan te vullen met die contractuele of juridische voorwaarden ten aanzien waarvan UPC voornemens was deze onderdeel te laten zijn van de raamovereenkomst en waarvoor geldt dat die nodig zijn voor het kunnen afnemen van toegang.

iv. UPC dient randnummer 63 te schonen van de zin "In de Raamovereenkomst zijn aanvullende taken en verantwoordelijkheden opgenomen", dan wel bij die zin te expliciteren dat de bedoelde aan- vullende taken en verantwoordelijkheden uitsluitend een contractueel of juridisch (en daarmee niet een technisch of operationeel) karakter hebben, en zonder betekenis zijn voor het afnemen van de toe- gangsdienst WLR-C.

v. UPC dient met betrekking tot de reikwijdte van het dienstaanbod WLR-C het RA WLR-C in over- eenstemming te brengen met de in het marktbesluit UPC aan UPC opgelegde verplichtingen, met dien verstande dat het dienstaanbod WLR-C zich dient uit te strekken tot alle aansluitingen op het om- roeptransmissieplatform van UPC, en daarmee ook tot de situatie waarin sprake is van een SOP of een anders dan residentiële eindgebruiker.

vi. UPC dient met betrekking tot het onderwerp van de regeling van doorgifterechten haar referen- tieaanbod in overeenstemming te brengen met de in het marktbesluit UPC aan UPC opgelegde ver- plichtingen, met dien verstande dat UPC in het referentieaanbod niet vooruitloopt op de nog ten aan- zien van de regeling van doorgifterechten te verkrijgen duidelijkheid. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat UPC de bepaling als opgenomen in randnummer 32 van het referentieaanbod achterwege laat, evenals het in randnummer 71 voorafgaand aan het sluiten van een raamovereenkomst door UPC verlangde statusoverzicht van de door de WLR-afnemer te regelen doorgifterechten.

vii. UPC dient met betrekking tot het onderwerp van wijzigingen in haar analoge pakket, en meer specifiek de in dat kader te stellen termijnen, het RA WLR-C in overeenstemming te brengen met de in het marktbesluit UPC aan UPC opgelegde verplichtingen, met dien verstande dat UPC in het RA WLR- C niet vooruitloopt op de nog ten aanzien van de regeling van doorgifterechten te verkrijgen duidelijk- heid.

viii. In het geval en vanaf het moment waarop is gebleken dat de regeling van doorgifterechten er uit bestaat dat de WLR-afnemer verantwoordelijk is voor de verwerving van die rechten, dient UPC in het RA WLR-C de in randnummer ix., zevende gedachtestreepje van het dictum van het marktbesluit UPC bedoelde termijn minimaal op drie maanden te stellen. Het staat UPC daarbij vrij om te bepalen dat een binnen die periode van drie maanden door haar in overeenstemming met al haar WLR-afnemers tot stand gebrachte regeling van de betreffende rechten kan resulteren in een kortere termijn, met dien verstande dat de termijn nooit korter kan zijn dan de periode die een WLR-afnemer redelijkerwijs nodig heeft om de voorgenomen wijziging aan zijn eindgebruikers te communiceren.

ix. In het geval en vanaf het moment waarop is gebleken dat de regeling van doorgifterechten er uit
99 OPENBAREVERSIE





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

bestaat dat de WLR-afnemer geen doorgifterechten hoeft te regelen, dient UPC in het RA WLR-C de in randnummer ix., zevende gedachtestreepje van het dictum van het marktbesluit UPC bedoelde termijn minimaal op zes weken te stellen.

x. Ongeacht de regeling van doorgifterechten, dient UPC de vanuit de beleidskeuze tot verkleining van het analoge pakket voorgenomen beëindiging van een bepaald programma minimaal zes weken voorafgaand aan die beëindiging aan haar WLR-afnemers te communiceren.

xi. UPC dient het RA WLR-C te schonen van de in randnummer 71 gespecificeerde voorafgaand aan het sluiten van een raamovereenkomst te verstrekken informatie inzake de concept operationele forecast en het concept implementatieplan.

xii. UPC dient het RA in overeenstemming te brengen met de verplichting dat zij ieder verzoek om toegang tijdig en adequaat in behandeling neemt. Concreet betekent dit in ieder geval dat UPC in haar RA WLR-C de bepaling opneemt dat UPC ieder toegangsverzoek binnen een termijn van vijf werkda- gen in behandeling neemt, waarvan UPC de betreffende toegangsverzoeker binnen die termijn op de hoogte stelt. Tevens dient UPC te voorzien in de bepaling dat zij ­ tegelijk met de binnen vijf werkda- gen na ontvangst van het toegangsverzoek te versturen ontvangstbevestiging ­ aangeeft of het ver- zoek compleet is dan wel welke specifieke informatie nog ontbreekt, dat zij binnen tien werkdagen (na ontvangst van de aanvraag of van de eventuele aanvullende informatie) uitsluitsel geeft over de vraag of het betreffende verzoek redelijk wordt geacht, en dat door haar op datzelfde moment een voorstel wordt gedaan voor de binnen een redelijke termijn te plannen eerste afspraak voor contractonderhan- delingen (althans, voor zover die nog nodig zijn).

xiii. UPC dient het RA WLR-C te schonen van de bepalingen met betrekking tot de maximale order- capaciteit voor WLR-C. Concreet betekent dit dat UPC in ieder geval randnummer 128 van het RA WLR-C van 3 augustus 2009 achterwege dient te laten.

xiv. UPC dient in het RA WLR-C te voorzien in de bepaling die ziet op het feit dat de forecast proce- dure gedurende de eerste twee kwartalen die door een WLR-afnemer dienen te worden geprognosti- ceerd een niet-verbindend karakter heeft, wat wil zeggen dat gedurende die periode door UPC aan een inadequate forecast (i.c. een forecast die afwijkt van de realisatie) geen consequenties mogen worden verbonden.

xv. In aansluiting daarop dient UPC in haar RA te voorzien in de bepaling dat de betreffende perio- de wordt afgesloten met een door UPC met de WLR-afnemers uit te voeren evaluatie, waarin de in die periode opgedane ervaring wordt besproken en waarin wordt vastgesteld of en in hoeverre de forecast procedure hierop dient te worden aangepast.

xvi. UPC dient in randnummer 76 van het RA WLR-C te verduidelijken wat is bedoeld met de bepa- ling dat de operationele forecasts van een kwartaal ten opzichte van die van het vorige kwartaal binnen een bandbreedte van +/- 20% dienen te blijven, met dien verstande dat niet bedoeld mag zijn dat de OPENBARE VERSIE 100





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

prognose voor twee opvolgende kwartalen niet meer dan 20% van elkaar mogen afwijken.

xvii. In aanvulling op de in randnummer 77 van het RA WLR-C geformuleerde bepaling dat de door WLR-afnemers buiten de bovenkant van de door hen voor de betreffende periode geprognosticeerde bandbreedte geplaatste WLR-orders tegen een meerprijs kunnen worden uitgevoerd, dient UPC te voorzien in de bepaling dat:

in voorkomend geval de WLR-afnemer de keuze zal worden voorgelegd of de extra orders tegen een meerprijs moeten worden uitgevoerd, of dat de extra orders met vertraging wor- den uitgevoerd;
in het geval waarin de WLR-afnemer kiest voor de uitvoering van de extra orders tegen meerprijs, deze orders worden uitgevoerd conform de reguliere service levels; de meerprijs kostengeoriënteerd is.

xviii. UPC dient het RA WLR-C te schonen van de bepalingen geformuleerd in de randnummers 102,
107 en 199.

xix. UPC dient aan de bepalingen in de randnummers 121, 218 en 219 van het RA WLR-C toe te voegen dat UPC in voorkomend geval bij het klantcontact expliciet vermeldt dat UPC (i) dit contact met de klant opneemt namens de WLR-afnemer, en (ii) met als doel om de overstap van de klant naar de WLR-afnemer mogelijk te maken (randnummer 121), een nieuwe aansluiting bij een WLR-afnemer (inclusief heractivering van een buiten gebruik zijnde aansluiting) te realiseren, dan wel om een storing te verhelpen (randnummers 218 en 219).

xx. UPC dient met betrekking tot de aan WLR-afnemers beschikbaar gestelde informatiediensten haar referentieaanbod in overeenstemming te brengen met de in het marktbesluit UPC aan UPC opge- legde verplichtingen, in die zin dat WLR-afnemers over dezelfde mogelijkheden kunnen beschikken als waar de eigen organisatie van UPC over kan beschikken met betrekking tot het valideren, aanvullen of corrigeren van door eindgebruikers verstrekte gegevens op het niveau van afzonderlijke aansluitingen. Concreet betekent dit in ieder geval het volgende:

UPC dient het referentieaanbod uit te breiden met een informatiedienst op basis waarvan WLR-afnemers voorafgaand aan de inleg van een WLR-order de door UPC voor een order vereiste gegevens van de eindgebruiker kunnen valideren dan wel corrigeren of aanvullen. De informatiedienst dient via de wederverkoop portal te worden aangeboden. De door de WLR-afnemer voor de dienst te leveren input dient te bestaan uit i) de postco- de van de betreffende eindgebruiker, en ii) het huisnummer van de betreffende eindgebrui- ker.
De output van de dienst dient te bestaan uit alle gegevens die door UPC in het kader van een WLR-order van WLR-afnemers worden vereist en voor zover die bij UPC bekend zijn. Dit betekent dat de informatiedienst in ieder geval als output dient te geven i) de volledige naam van de betreffende eindgebruiker, ii) de postcode van de betreffende eindgebruiker, OPENBARE VERSIE 101





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

iii) het huisnummer van de betreffende eindgebruiker, iv) een eventuele toevoeging op het huisnummer, en, indien UPC het UPC klant-ID als ordergegeven vereist en voor zover aanwezig, v) het UPC klant-ID van de betreffende eindgebruiker. Indien UPC op één post- code-huisnummer combinatie meerdere uitkomsten bekend zijn (bijvoorbeeld verschillende achternamen of huisnummertoevoegingen), dan betreft de output van de informatiedienst al deze gegevens, en is het aan de WLR-afnemer om de match te maken met diens klant. UPC dient de informatiedienst vergezeld te doen gaan van daarvoor relevante service le- vels en dient hiertoe te voorzien in relevante kwaliteitsparameters, de resultaatsverplichting voor het realiseren van het minimum service level, een rapportage aan WLR-afnemers in- zake de gerealiseerde service levels, en een boetebeding in geval van niet-nakoming van de gestelde kwaliteitsniveaus.
Het college acht het redelijk dat UPC ten aanzien van het gebruik van de informatiedienst bepaalde regels stelt (te denken valt bijvoorbeeld aan een fair use policy), maar die regels mogen het gebruik van de dienst niet onnodig belemmeren of een discriminatoire werking hebben.
Tevens dient UPC de in een WLR-order vereiste informatie te beperken tot die informatie die strikt noodzakelijk is om de betreffende order te kunnen doorvoeren. Concreet betekent dit in ieder geval dat UPC dient af te zien van het verlangen van het telefoonnummer van de eindgebruiker (dan wel andere contactgegevens zoals bijvoorbeeld een e-mailadres), en van de gegevens van de huidige aanbieder (in het geval van het ordertype ,,overstap- pen).

xxi. UPC dient de in randnummer 127 van het RA WLR-C gedefinieerde norm voor het clean order percentage vast te stellen op 95%.

xxii. UPC dient het RA WLR-C te schonen van de voorwaarde dat de WLR-afnemer het UPC klant-ID in al haar communicatie met UPC dient te gebruiken, evenals van de voorwaarde dat de WLR-afnemer een up-to-date database bij dient te houden van de UPC klant-IDs. Tevens dient UPC het RA WLR-C te schonen van de voorwaarde dat zij toegang dient te hebben tot de databases van de WLR-afnemer. Concreet betekent dit dat UPC de randnummers 114 en 115 van het RA WLR-C achterwege dient te laten.

xxiii. UPC dient aan randnummer 117 van het RA WLR-C van 3 augustus de volgende bepaling toe te voegen en het betreffende randnummer daar overigens mee in overeenstemming te brengen:

"UPC kan een WederverkoopOrder on hold zetten. UPC kan dit doen in de volgende gevallen: ­ De Eindgebruiker heeft eerder een andere order bij UPC ingediend, die moet worden afge- rond voordat de nieuwe order in behandeling kan worden genomen; ­ In het geval van een dubbel opgevoerde order;"

UPC informeert de WLR-afnemer dagelijks over on hold gezette WederverkoopOrders. Een order kan maximaal 30 werkdagen on hold staan en wordt na afloop van deze termijn gere- OPENBARE VERSIE 102





Implementatiebesluit WLR-C: UPC
tourneerd aan de WLR-afnemer. Indien de on hold situatie binnen die periode niet is opgehe- ven, geldt de order als een niet-clean order."

xxiv. UPC dient het RA WLR-C te schonen van de voorwaarde dat de WLR-afnemer het bewijs van de expliciete instemming aan UPC dient te verstrekken, en tevens van de betreffende afwijzingsgrond. Concreet betekent dit dat UPC de randnummers 116 en 118, vierde gedachtestreepje, van het RA WLR-C achterwege dient te laten.

xxv. UPC dient met betrekking tot de openingstijden van de wholesale dienstverlening voor WLR- afnemers met betrekking tot de verwerking van orders en het melden en oplossen van storingen, te controleren of deze gelijk zijn aan de feitelijke openingstijden van dezelfde functionele dienstverlening die UPC voor haar eigen retail organisatie verleent en zo niet, het RA hierop aan te passen. In het service level voor het wholesale loket dienen openingstijden en beschikbaarheid van de wholesale dienstverlening te worden gespecificeerd.

xxvi. UPC dient de in randnummer 79 van het RA WLR-C gegeven opsomming van criteria limitatief te maken.

xxvii. UPC dient het RA WLR-C te schonen van de voorwaarde dat de WLR-afnemer op diens factuur aan de eindgebruiker inzichtelijk dient te maken welk gedeelte van de factuur betrekking heeft op de rtv-dienst. Dit betekent concreet dat UPC de laatste zin in randnummer 66 van het RA WLR-C achter- wege dient te laten.

xxviii. UPC dient met betrekking tot het onderwerp van de regeling van betalingsachterstanden het RA WLR-C in overeenstemming te brengen met de in het marktbesluit UPC aan UPC opgelegde verplich- tingen, met dien verstande dat UPC een situatie waarin een eindgebruiker niet of niet volledig heeft voldaan aan zijn financiële verplichtingen ten opzichte van UPC niet mag opnemen als afwijzingsgrond voor een WLR-C orderverzoek.

xxix. UPC dient haar referentieaanbod van 3 augustus te schonen van de bepaling dat zij geen on- dersteuning zal bieden voor een tijdelijke buitendienststelling van de rtv-dienst van de WLR-afnemer. Concreet betekent dit dat zij randnummer 52 van het RA WLR-C van 3 augustus achterwege dient te laten.

In plaats daarvan dient UPC haar RA aan te vullen met een bepaling waarmee voor WLR- afnemers non-discriminatoir de mogelijkheid wordt gecreëerd om de door hen aan een eindgebruiker geleverde dienst tijdelijk buiten dienst te stellen. Het staat UPC daarbij vrij om de vereiste voorziening te beperken tot die aansluitingen waarvoor geldt dat daarover door UPC geen aanvullende diensten worden geleverd. In het geval UPC voor de tijdelijke afsluiting van een eigen klant die klant daarvoor een re- tail tarief in rekening brengt, staat het UPC vrij om per tijdelijke buitendienststelling een wholesale tarief aan WLR-afnemers in rekening te brengen. Dit wholesale tarief dient OPENBARE VERSIE 103





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

daarbij bepaald te worden door het geschoonde retail tarief met daarop in mindering ge- bracht de door het college in het tariefbesluit WLR-C bepaalde minus.

xxx. UPC dient het RA WLR-C te schonen van de voorwaarde dat (naast het orderverzoek van de WLR-afnemer) een verzoek tot opzegging van de betreffende eindgebruiker dan wel de latende WLR- afnemer ontvangen moet zijn alvorens UPC het orderverzoek als ontvangen beschouwt. Concreet betekent dit in ieder geval dat UPC de randnummers 145, 146 en 148 van het RA WLR-C dient aan te passen.

xxxi. UPC dient in haar RA WLR-C van 3 augustus de bepalingen met betrekking tot het begrip op- zegtermijn in overeenstemming te brengen met haar recent gewijzigde algemene voorwaarden en daarmee met artikel 7.2a, derde lid, van de Tw.

xxxii. UPC dient met betrekking tot de aan WLR-afnemers afgegeven service levels het RA WLR-C in overeenstemming te brengen met de in het marktbesluit UPC aan UPC opgelegde verplichtingen, in de zin dat UPC in haar wholesale dienstverlening service levels hanteert waarmee WLR-afnemers in staat worden gesteld om op retail niveau minimaal dezelfde performance te halen als UPC haar eigen klan- ten biedt (en ongeacht of UPC die performance als door UPC te realiseren kwaliteitsniveau richting haar eindgebruikers heeft geëxpliciteerd of gegarandeerd). UPC dient uit te gaan van concrete en meetbare kwaliteitsparameters, en UPC dient elk service level vergezeld te doen gaan van een perio- dieke rapportage en een boetebeding.


- In de bepaling van de hoogte van de relevante service levels dient UPC deze waar relevant (en in ieder geval wat betreft de service levels ten aanzien van ordering en levering) in overeenstemming te brengen met de daadwerkelijke marktbreed gerealiseerde performance, wat wil zeggen dat UPC hierin de op haar retail dienstverlening gerealiseerde kwaliteitsniveaus dient te betrekken.
- UPC dient daarbij maandelijks schriftelijk aan de WLR-afnemers te rapporteren over de werkelijke realisaties op de relevante kwaliteitsparameters, niet alleen gespecificeerd naar de betreffende WLR-afnemer maar ook naar alle afnemers ­ inclusief UPCs eigen retail bedrijf ­ tezamen.
- UPC dient het RA WLR-C in ieder geval uit te breiden met een service level voor de beschikbaar- heid van de wederverkoopinterface, bestaande uit de wederverkoop support desk, de elektronische order interface en de wederverkoop portal.

C.2 Operationalisering

xxxiii. UPC dient in de operationalisering van WLR-C waar relevant uitvoering te geven aan de in on- derhavig besluit door het college ten aanzien van het RA WLR-C gegeven aanwijzingen.

xxxiv. UPC dient de operationalisering van WLR-C te starten uiterlijk op het moment van publicatie van het finale implementatiebesluit.

OPENBARE VERSIE 104





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

xxxv. UPC dient met een om WLR-C verzoekende partij in onderhandeling te treden zodra die partij het verzoek om toegang aan UPC heeft gericht.

xxxvi. UPC dient in de operationalisering van WLR-C de (min of meer) gelijktijdige aansluiting van meerdere om toegang verzoekende aanbieders mogelijk te maken.

xxxvii. UPC dient in de operationalisering van WLR-C te volstaan met het model waarin de WLR-order wordt uitgevoerd op basis van de ingelegde order zonder dat sprake is van opzegging door de eindge- bruiker (in het geval UPC zelf de latende aanbieder is) of door de latende WLR-afnemer (het ,,verzeke- ringsmodel).

xxxviii. UPC dient het college binnen twee weken na inwerkingtreding van onderhavig besluit schriftelijk te informeren over de planning op basis waarvan UPC uitvoering geeft aan de in onderhavig besluit aan UPC opgedragen operationalisering van WLR-C. UPC dient in die planning te voorzien in logische en duidelijk meetbare mijlpalen.

xxxix. Tijdens de feitelijke operationalisering dient UPC het college tweewekelijks schriftelijk te rappor- teren over de voortgang van die operationalisering.

xl. UPC dient in het kader van de operationalisering van WLR-C invulling en uitvoering te geven aan een rudimentaire versie van WLR-C. Deze release 1 dient te beantwoorden aan de in paragraaf B.4.3 van onderhavig besluit door het college gedefinieerde randvoorwaarden.

xli. UPC dient de operationalisering van release 1 te starten uiterlijk op het moment van publicatie van het finale implementatiebesluit. De generieke operationalisering van release 1 dient vervolgens binnen een periode van tien weken door UPC gerealiseerd te zijn. De WLR-afnemer-specifieke opera- tionalisering van release 1 (inclusief de eventueel benodigde tijd voor tussen UPC en een WLR- afnemer uit te voeren tests) dient aansluitend aan de periode van tien weken plaats te vinden en omvat een periode van maximaal twee weken. Een en ander betekent dat WLR-C release 1 binnen een peri- ode van maximaal twaalf weken na publicatie van het finale implementatiebesluit, en daarmee uiterlijk op 2 juni 2010, door de betreffende WLR-afnemers orderbaar dient te zijn.

xlii. UPC dient uitvoering te geven aan de in paragraaf B.4.4 van onderhavig besluit door het college gedefinieerde release 2, zodanig dat WLR-C binnen vijfendertig weken na publicatie van het finale implementatiebesluit volledig en conform de in het referentieaanbod gespecificeerde dienstverlening door UPC geïmplementeerd is.

OPENBARE VERSIE 105





Implementatiebesluit WLR-C: UPC

C.3 Inwerkingtreding

xliii. De datum van inwerkingtreding van dit besluit is 10 maart 2010.

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT

w.g.

mr. C.A. Fonteijn, voorzitter

Beroepsmogelijkheid
Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven te Den Haag. Het postadres is: College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA s-Gravenhage. Het beroepschrift moet zijn ondertekend en moet ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening en een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht bevatten. Voorts moet het beroepschrift de gronden van het beroep bevatten en dient een afschrift van het bestreden besluit te worden meegezonden. Voor het instellen van beroep is griffierecht verschuldigd. Informatie hierover kan worden ingewonnen bij de griffie van het Colle- ge, telefonisch bereikbaar op (070) 381 39 10 of (070) 381 39 30.

OPENBARE VERSIE 106




Implementatiebesluit WLR-C: UPC

BIJLAGE 1. DEELNEMERS IG WLR-C

OPENBAREVERSIE




Implementatiebesluit WLR-C: UPC

DEELNEMENDE PARTIJEN AAN DE IG WLR-C

In alfabetische volgorde:


1. CanalDigitaal B.V.

2. CLT-UFA S.A. (RTL)

3. Discovery Networks Benelux

4. Extension Group B.V. (mailing list)

5. Hertzinger B.V.

6. Koninklijke KPN N.V.

7. MTV Networks International

8. Online Breedband B.V.

9. SBS Broadcasting B.V.

10. Scarlet Telecom B.V.

11. Tele2 Nederland B.V.

12. UPC Nederland B.V.

13. Vodafone Netherlands (mailing list)

14. VoiceDatabridge (mailing list)

15. YouCa B.V.

16. Your.TV

17. Ziggo Holding B.V.

OPENBAREVERSIE




Implementatiebesluit WLR-C: UPC

BIJLAGE 2. NOTA VAN BEVINDINGEN

OPENBAREVERSIE




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

Nota van bevindingen Implementatiebesluiten WLR-C

0 INLEIDING ....................................................................................................................................... 2
1 BELANGRIJKSTE WIJZIGINGEN NAAR AANLEIDING VAN DE CONSULTATIE ..................... 3
1.1 DEEL A. AANWIJZINGEN TOT WIJZIGING REFERENTIEAANBOD WLR-C ............................................ 3
1.2 DEEL B. OPERATIONALISERING .................................................................................................... 5
2 ALGEMENE OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN
......................................................... 5
3 AANWIJZINGEN TOT WIJZIGING REFERENTIEAANBOD WLR-C (DEEL A) ............................ 7
3.1 RELATIE TUSSEN HET RA EN DE RAAMOVEREENKOMST (A.1) ......................................................... 7
3.2 REIKWIJDTE VAN HET AANBOD WLR-C (A.2)................................................................................. 9
3.3 RELATIE MET HET ONDERWERP DOORGIFTERECHTEN (A.3).......................................................... 10
3.4 WIJZIGINGEN IN HET ANALOGE PAKKET (A.4) ............................................................................... 12
3.5 VOORAFGAANDE VOORWAARDEN (A.5)
....................................................................................... 14
3.6 ZEKERHEIDSSTELLING (ZIGGO: A.6) ........................................................................................... 16
3.7 MAXIMALE ORDERCAPACITEIT (UPC: A.6, ZIGGO: A.7) ............................................................... 16
3.8 FORECAST PROCEDURE (UPC: A.7, ZIGGO: A.8) ........................................................................ 22
3.9 RELATIE UPC / ZIGGO ­ WLR-AFNEMER ­ EINDGEBRUIKER (UPC: A.8, ZIGGO: A.9) ................... 24
3.10 WAARBORGEN GOEDE STAAT AOP (ZIGGO: A.10) ...................................................................... 26
3.11 ORDERPROCES: VEREISTE GEGEVENS EN INFORMATIEDIENST (UPC: A.9, ZIGGO: A.11) ............... 27
3.12 CLEAN ORDER PERCENTAGE (UPC: A.10, ZIGGO: A.12) ............................................................. 35
3.13 DOOR WLR-AFNEMERS IN TE RICHTEN DATABASE (UPC: A.11) ................................................... 36
3.14 ,,ON HOLD VAN GEACCEPTEERDE ORDERS (UPC: A.12) .............................................................. 36
3.15 WILSUITING (A.13) .................................................................................................................... 37
3.16 NON-DISCRIMINATOIRE OPENINGSTIJDEN WHOLESALE DIENSTVERLENING (A.14) .......................... 39
3.17 CRITERIA VOOR DE BEOORDELING VAN FORECASTS (UPC: A.15) ................................................. 40
3.18 INRICHTING VAN DE FACTUUR (UPC: A.16) ................................................................................. 40
3.19 REGELING VAN BETALINGSACHTERSTANDEN (UPC: A.17, ZIGGO: A.15) ...................................... 40
3.20 TIJDELIJKE BUITENDIENSTSTELLING (UPC: A.18, ZIGGO: A.16) ................................................... 41
3.21 VERZOEK TOT OPZEGGING (UPC: A.19) ..................................................................................... 43
3.22 OPZEGTERMIJN (UPC: A.20, ZIGGO: A.17) ................................................................................ 43
3.23 SERVICE LEVELS (UPC: A.21, ZIGGO: A.19) .............................................................................. 44
3.24 VOLLEDIGHEID VAN HET RA (ZIGGO: A.19) ................................................................................. 48
3.25 TUSSENTIJDSE BEËINDIGING OVEREENKOMST (ZIGGO) ................................................................ 48
4 OPERATIONALISERING WLR-C (DEEL B)................................................................................. 51
4.1 NATIONALE CONSULTATIE .......................................................................................................... 51
4.2 CONSEQUENTIES VOOR DE OPGEDRAGEN OPERATIONALISERING .................................................. 79
4.3 EUROPESE NOTIFICATIE ............................................................................................................. 86

OPENBARE VERSIE 1




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


0 Inleiding

1. Het college heeft op 30 oktober 2009 twee ontwerpbesluiten bekendgemaakt betreffende de im- plementatie van de in de marktanalysebesluiten van 5 maart 2009 aan respectievelijk UPC en Ziggo opgelegde toegangsverplichting WLR-C (hierna ook: ontwerp implementatiebesluiten of kortweg ont- werpbesluiten).1 Overeenkomstig artikel 6b.1 van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) zijn belang- hebbenden gedurende zes weken in de gelegenheid gesteld hun schriftelijke zienswijze op de ont- werp implementatiebesluiten bij het college kenbaar te maken.
2. De volgende belanghebbenden hebben met betrekking tot de ontwerp implementatiebesluiten WLR-C schriftelijk hun zienswijze naar voren gebracht:
- Ziggo, zienswijze ten aanzien van het ontwerpbesluit Ziggo;
- UPC, zienswijze ten aanzien van het ontwerpbesluit UPC;
- KPN, zienswijze ten aanzien van beide ontwerpbesluiten;
- Tele2 & Online, zienswijze ten aanzien van beide ontwerpbesluiten;
- YouCa, zienswijze ten aanzien van beide ontwerpbesluiten;
- RTL, zienswijze ten aanzien van beide ontwerpbesluiten;
- Your.TV, zienswijze ten aanzien van beide ontwerpbesluiten.


3. In deze nota van bevindingen worden de zienswijzen van belanghebbenden samengevat weer- gegeven en door het college in overweging genomen. Daar waar de zienswijzen het college in de finale implementatiebesluiten WLR-C hebben geleid tot een aanpassing ten opzichte van de ontwerp- besluiten is dit geëxpliciteerd.

4. Omdat de meeste zienswijzen zien op beide ontwerpbesluiten en de reactie van het college en eventuele wijzigingen naar aanleiding hiervan veelal voor beide besluiten relevant zijn, behandelt het college de ontvangen zienswijzen in één gezamenlijke nota van bevindingen.
5. Enkele partijen hebben in hun zienswijze hun eerder in de Industry Group (hierna ook: IG) gege- ven reacties of hun beroepschrift tegen de marktbesluiten van 5 maart 20092 ingelast of hiernaar ver- wezen. Het college merkt op dat deze inbreng van partijen veelal dezelfde strekking heeft als hun


1 OPTA/AM/2009/202876 (UPC) en OPTA/AM/2009/202878 (Ziggo), 30 oktober 2009.
2 Marktanalysebesluit Omroep inzake de analyse van de wholesale markt voor doorgifte van rtv-signalen via en het op wholesa- le niveau leveren van de aansluiting op het transmissieplatform van UPC in het verzorgingsgebied van UPC, OP- TA/AM/2009/200374, 5 maart 2009; Marktanalysebesluit Omroep inzake de analyse van de wholesale markt voor doorgifte van rtv-signalen via en het op wholesale niveau leveren van de aansluiting op het transmissieplatform van Ziggo in het verzorgings- gebied van Ziggo, OPTA/AM/2009/200373, 5 maart 2009. OPENBARE VERSIE 2




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

zienswijze op het ontwerpbesluit. Op deze reacties wordt derhalve niet steeds specifiek ingegaan; het college heeft de schriftelijke reacties op de ontwerpbesluiten als uitgangspunt genomen.
6. De ontwerp implementatiebesluiten zijn op 12 november 2009 Europees genotificeerd, en op 14 december 2009 heeft het college de reactie van de Europese Commissie ontvangen. Andere NRAs hebben niet op de ontwerpbesluiten gereageerd. Ook de zienswijze van de Europese Commissie komt in deze nota van bevindingen aan de orde.

1 Belangrijkste wijzigingen naar aanleiding van de consultatie
7. Het college is op basis van de ontvangen zienswijzen tot een aantal wijzigingen van de ontwerp- besluiten gekomen. De belangrijkste wijzigingen zijn als volgt.
1.1 Deel A. Aanwijzingen tot wijziging referentieaanbod WLR-C
8. Relatie tussen het RA en de raamovereenkomst (A.1) UPC hoeft niet langer de bepaling te schrappen dat in de raamovereenkomst aanvullende ta- ken en verantwoordelijkheden zijn opgenomen, mits UPC in die bepaling expliciteert dat de bedoelde aanvullende taken en verantwoordelijkheden uitsluitend een contractueel of juridisch (en daarmee niet een technisch of operationeel) karakter hebben, en zonder betekenis zijn voor het afnemen van de toegangsdienst WLR-C.
9. Relatie met het onderwerp doorgifterechten (A.3) In de aanwijzing dat Ziggo in het RA WLR-C niet vooruit mag lopen op de nog duidelijk te worden regeling van de auteursrechten is nu inbegrepen dat dit ook ziet op de door Ziggo in het RA WLR-C opgenomen figuur van een vrijwaring.
10. Voorafgaande voorwaarden (A.5)
De aanwijzing is aangevuld in de zin dat UPC en Ziggo in hun RA WLR-C dienen op te ne- men dat zij ­ tegelijk met de binnen vijf werkdagen na ontvangst van het toegangsverzoek te versturen ontvangstbevestiging ­ aangeven of het verzoek compleet is dan wel welke speci- fieke informatie nog ontbreekt, en dat UPC en Ziggo binnen tien werkdagen (na ontvangst van de aanvraag of van de eventuele aanvullende informatie) uitsluitsel moeten geven over de vraag of het betreffende verzoek redelijk wordt geacht. Op datzelfde moment zal dan door UPC en Ziggo een voorstel moeten worden gedaan voor de binnen een redelijke termijn te plannen eerste afspraak voor contractonderhandelingen (althans, voor zover die nog nodig zijn).

11. Maximale ordercapaciteit voor WLR-C (UPC: A.6; Ziggo: A.7) Aan het met betrekking tot de maximale ordercapaciteit door UPC en Ziggo in acht te nemen non-discriminatie beginsel is de vertaling gegeven dat UPC en Ziggo hun RA WLR-C dienen te schonen van de bepalingen met betrekking tot die maximale ordercapaciteit, gegeven dat de non-discriminatoire service level leidend is. OPENBARE VERSIE 3




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


12. Forecast procedure (UPC: A7; Ziggo: A.8)
De periode waarin UPC en Ziggo aan de forecast procedure een niet-verbindend karakter moeten toekennen, is van vier kwartalen teruggebracht tot de eerste twee kwartalen waarin een WLR-afnemer van UPC of Ziggo WLR-C afneemt. UPC wordt vrijgelaten om in het RA WLR-C de bepaling te handhaven dat door WLR- afnemers buiten de bovenkant van de door hen voor de betreffende periode geprognosticeer- de bandbreedte geplaatste WLR-orders tegen een meerprijs kunnen worden uitgevoerd.
13. Relatie UPC / Ziggo ­ WLR-afnemer ­ eindgebruiker (UPC: A.8; Ziggo: A.9) Ziggo dient haar RA WLR-C te schonen van bepalingen die de WLR-afnemer verplichten je- gens zijn klanten door Ziggo bepaalde algemene voorwaarden te hanteren.
14. Orderproces: vereiste gegevens en informatiedienst (UPC: A.9; Ziggo: A.11) UPC wordt de vrijheid gelaten om het UPC klant-ID te verlangen als onderdeel van de in een WLR-order door de WLR-afnemer te leveren informatie, mits UPC het betreffende klant-ID als output van de informatiedienst aan die WLR-afnemer ter beschikking stelt. UPC en Ziggo dienen de voor de informatiedienst door de WLR-afnemer aan te leveren input te beperken tot postcode en huisnummer (en dus daarbij de achternaam en de eventuele huisnummertoevoeging achterwege te laten). Ziggo dient de informatiedienst vergezeld te doen gaan van de daarvoor relevante service le- vels.

15. ,,On hold van geaccepteerde orders (UPC: A.12) UPC dient de situatie van een betalingsachterstand achterwege te laten als geval waarin een geaccepteerde order ,,on hold gezet kan worden. De in ontwerp voor dit onderwerp aan UPC opgelegde service level is (vooralsnog) achterwe- ge gelaten.

16. Tijdelijke buitendienststelling (UPC: A.18; Ziggo: A.16) De onderhavige aanwijzing is genuanceerd in de zin dat het UPC en Ziggo vrijstaat om de vereiste voorziening te beperken tot die aansluitingen waarvoor geldt dat daarover door UPC en Ziggo geen aanvullende diensten worden geleverd. De aanwijzing is aangevuld met de bepaling dat ­ in het geval UPC en Ziggo voor de tijdelijke afsluiting van een eigen klant die klant daarvoor een retail tarief in rekening brengen ­ het hen vrij staat om voor een tijdelijke buitendienststelling een (op de ,,retail-minus methodiek geba- seerd) wholesale tarief in rekening te brengen. OPENBARE VERSIE 4




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


17. Tussentijdse beëindiging (Ziggo: A.20)
Ziggo dient haar RA WLR-C in overeenstemming te brengen met dictumonderdeel viii, derde gedachtestreepje van het marktbesluit Ziggo. Ziggo dient de bepaling te schrappen die haar de mogelijkheid biedt de overeenkomst tussen- tijds te beëindigen wanneer het gemiddeld aantal eindgebruikers van de WLR-afnemer over de laatste zes maanden niet minimaal gelijk is aan een nog door Ziggo in te vullen aantal eindgebruikers.
Ziggo dient de WLR-afnemer na ingebrekestelling nog een redelijke termijn te bieden om alsnog aan de verplichtingen te kunnen voldoen.
1.2 Deel B. Operationalisering

18. Waar in de ontwerpbesluiten de inhoud van release 1 aan UPC en Ziggo werd voorgeschreven, is het college naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen tot de conclusie gekomen dat met betrek- king tot die inhoud de ruimte moet worden gelaten voor de door UPC voor release 1 voorgestelde en door Ziggo onderschreven alternatieve benadering. Dit betekent dat de in dit finale implementatiebe- sluit opgedragen operationalisering van release 1 niet het karakter heeft van een dwingend voorschrift inzake de inhoud van release 1, maar veeleer dat van een opsomming van de door het college aan de inhoud van release 1 gestelde randvoorwaarden of minimumeisen. Deze benadering laat UPC en Ziggo de benodigde ruimte om, binnen de in dit besluit gestelde randvoorwaarden en in afstemming met de hen reeds als zodanig bekende potentiële WLR-afnemers, aan (de operationalisering van) release 1 een werkbare invulling te geven. De implementatietermijn voor release 1 is daarbij met vier weken verruimd tot in totaal twaalf weken (inclusief de WLR-afnemer-specifieke operationalisering).
19. Met betrekking tot de voor release 2 relevante implementatietermijn heeft het college besloten om daarin de door UPC en Ziggo zelf voorgestelde implementatietermijnen als uitgangspunt te kiezen, waarmee tegemoet wordt gekomen aan de bezwaren van UPC en Ziggo ten aanzien van de in ont- werp gestelde termijn. Deze aanpassing betekent een verruiming van zeven weken, en impliceert dat de volledige en conform de referentieaanbiedingen geoperationaliseerde versies van WLR-C nu bin- nen een periode van maximaal acht maanden na publicatie van de finale implementatiebesluiten or- derbaar en leverbaar dient te zijn.

2 Algemene opmerkingen van belanghebbenden

20. Tele2&Online zijn in het algemeen verheugd met de ontwerp implementatiebesluiten. Op de meeste punten heeft het college volgens hen een gedegen afweging gemaakt tussen de belangen van UPC en Ziggo enerzijds en WLR-afnemers anderzijds. KPN stelt vast dat het college in de ontwerp implementatiebesluiten aan een (groot) aantal van haar bezwaren tegen de referentieaanbiedingen tegemoet is gekomen. YouCa merkt op dat zij in de ontwerp implementatiebesluiten de oprechte wil van OPTA leest om concurrentie op de kabel mogelijk te maken.
21. In de begeleidende brief waarmee UPC haar zienswijze aan het college heeft aangeboden, vraagt UPC zich in het licht van het ontwerp implementatiebesluit af wat de relevantie is geweest van het traject met de Industry Group, waarin de voorstellen van UPC en Ziggo met andere aanbieders OPENBARE VERSIE 5




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

zijn besproken. UPC geeft aan dat zij op 3 augustus 2009 enkele aanpassingen in haar referentieaan- bod heeft doorgevoerd en in de veronderstelling was dat daarmee overeenstemming is bereikt met IG- leden. UPC wijst erop dat het doel van de IG volgens het marktbesluit uitdrukkelijk is dat partijen over- eenstemming bereiken over de voorstellen van UPC en Ziggo. Daar waar overeenstemming is bereikt, zou OPTA volgens UPC terughoudend moeten zijn in het opleggen van wijzigingen. OPTA heeft vol- gens UPC echter ook op die punten naar eigen inzicht aanwijzingen gegeven.
22. Het college herkent niet het door UPC geschetste beeld als zouden de door UPC in haar voorstel van 3 augustus doorgevoerde aanpassingen tot overeenstemming met IG-leden hebben geleid; hoog- stens is het zo dat UPC met enkele van deze aanpassingen de bezwaren van IG-leden deels tege- moet is gekomen. Deze situatie blijkt overigens ook uit de laatste reacties van IG-leden op de aange- paste voorstellen en uit de laatste bespreking in de IG van 10 augustus 2009. Daarbij is het zo dat UPC in de meerderheid der gevallen er niet voor heeft gekozen om (waar relevant) de door OPTA tijdens het proces gegeven informele adviezen in haar RA op te volgen. Dat hierover informeel advies is gevraagd, impliceert in zichzelf al dat op de betreffende onderwerpen geen overeenstemming is bereikt, en dat, op basis van het UPC bekende proces, OPTA vervolgens zou bezien in hoeverre die onderwerpen geregeld dienen te worden met een aanwijzing. Overigens mag hierbij niet worden ver- geten dat OPTA ook een zelfstandige verantwoordelijkheid heeft om het RA te toetsen aan de hand van het marktbesluit en de Tw.3

23. In diezelfde brief stelt UPC vervolgens dat onzorgvuldig is gehandeld doordat het rapport van Ordina pas eind oktober 2009 aan haar is verstrekt, terwijl Ordina eerder had aangegeven dat zij UPC het ontwerp rapport nog ter beoordeling zou geven voordat het aan OPTA zou worden voorgelegd. Daarnaast vindt UPC het onnavolgbaar dat het definitieve rapport van Ordina ingaat op een wijze van operationalisering van WLR-C die nooit tussen Ordina en UPC is besproken. In samenhang met de wijze waarop OPTA omgaat met de IG uitkomsten, leidt UPC uit deze gang van zaken af dat het op korte termijn operationaliseren van WLR-C voor OPTA blijkbaar een doel op zich is. Volgens UPC is dit niet te rijmen met het uitgangspunt dat een zorgvuldig handelend toezichthouder de belangen van alle betrokken partijen ­ en dus ook UPC ­ in haar besluitvorming dient te betrekken. Ook het belang van de eindgebruiker maakt OPTA ondergeschikt aan het tempo en de invulling van de operationalise- ring, vindt UPC.

24. Het college kan zich niet vinden in het door UPC opgeroepen beeld als zou het implementatie- proces zo zijn ingericht dat het belang van UPC ondergeschikt is gemaakt aan de wens tot een spoe- dige operationalisering van WLR-C. Vooropgesteld zij dat het college een zo spoedig mogelijke opera- tionalisering van WLR-C van groot belang vindt. Dit is inherent aan het gegeven dat WLR-C een toe- gangsverplichting is waarmee geconstateerde mededingingsproblemen moeten worden weggenomen; hoe eerder WLR-C in de markt effectief is, des te eerder de gewenste concurrentieontwikkeling ver- wacht mag worden. In dit verband wijst het college ook op de reactie van de Europese Commissie op de ontwerp marktanalysebesluiten, waarin de Commissie OPTA uitnodigt tot een zo spoedig mogelijke


3 Een en ander zal in randnummer 34 van de implementatiebesluiten worden verduidelijkt. OPENBARE VERSIE 6




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

operationalisering van WLR-C, "om aldus snel een markt structuur te ontwikkelen die meer neigt naar een concurrentiële dynamiek." 4

25. Dit neemt echter niet weg dat OPTA in alle opzichten een zorgvuldig proces heeft ingericht en gevolgd, waarin het belang van UPC net als dat van andere belanghebbenden uitgebreid aan bod is gekomen. Het college wijst hierbij op de gehouden IG-bijeenkomsten en de hierbinnen door UPC be- nutte mogelijkheden om haar standpunten naar voren te brengen, de door Ordina met UPC gehouden diepte-interviews, en de mogelijkheid die UPC is geboden om steeds de feitelijke bevindingen van Ordina op juistheid te controleren.

26. Van groot belang in dit zorgvuldige proces is uiteraard ook de gehouden marktconsultatie, waarin UPC net als andere belanghebbenden de gelegenheid heeft gehad om op de voornemens van het college te reageren. Het is ook de fase van marktconsultatie waarin het college UPC de conclusies en aanbevelingen van Ordina heeft voorgelegd, in de wetenschap dat UPC in haar zienswijze voldoende mogelijkheden heeft om op die conclusies en aanbevelingen te reageren. Dat Ordina abusievelijk in eerste instantie ook haar conclusies en aanbevelingen in ontwerp aan UPC heeft toegezegd, doet aan de door OPTA betrachte zorgvuldigheid niet af.

3 Aanwijzingen tot wijziging referentieaanbod WLR-C (deel A)
3.1 Relatie tussen het RA en de raamovereenkomst (A.1)
27. UPC is van oordeel dat het marktbesluit een limitatieve opsomming geeft van onderwerpen die in een referentieaanbod dienen te worden opgenomen, en het onderwerp van de contractuele voorwaar- den is in deze opsomming niet opgenomen. UPC werkt daarom de typisch juridische contractuele voorwaarden, waarbij het niet draait om voorwaarden met een technisch of operationeel karakter, uit in een raamovereenkomst.

28. Het college merkt op dat hij UPC niet kan volgen in haar standpunt dat het marktbesluit beoogd om een limitatieve opsomming te geven van onderwerpen die in het referentieaanbod dienen te wor- den opgenomen. Het college meent dat UPC in de bewoordingen " dat de volgende onderwerpen onderdeel dienen uit te maken van het voorstel voor het referentieaanbod" ten onrechte heeft gelezen dat het college hier een limitatieve opsomming heeft willen bedoelen. Het college heeft slechts willen weergeven welke onderwerpen in het RA WLR-C tenminste terug dienen te komen. Dit strookt ook met dictumonderdeel xii van het marktbesluit waarin het college met betrekking tot dit onderwerp heeft aangegeven: "deze referentieaanbiedingen dienen in elk geval de volgende onderdelen te omvatten ."5

29. UPC geeft voorts aan dat OPTA in het ontwerp implementatiebesluit WLR-C nu een nieuw criteri- um aandraagt, namelijk dat de juridische voorwaarden ,,zonder betekenis moeten zijn voor het kunnen afnemen van toegang. Dat criterium volgt volgens UPC niet uit het marktbesluit.


4 Brief inzake Zaak NL/2009/0873, wholesale markt voor omroeptransmissiediensten en wholesale toegang tot het om- roeptransmissieplatform van de individuele kabelexploitanten Ziggo, UPC, Delta en CAIW (Kenmerk: C(2009)985; SG-Greffe (2009) D/723), van 9 februari 2009.

5 Vergelijk ook voetnoot 20 van het implementatiebesluit UPC. OPENBARE VERSIE 7




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


30. Naar het oordeel van het college doet UPC met deze typering geen recht aan hetgeen het colle- ge in het ontwerp implementatiebesluit heeft gesteld. Het college betoogt immers niet dat de juridische voorwaarden zonder betekenis moeten zijn, maar stelt dat de in de raamovereenkomst op te nemen contractuele of juridische voorwaarden beperkt moeten blijven tot die onderwerpen die in het normale economische verkeer ongeacht de aard van het afgenomen product tussen aanbieder en afnemer geregeld dienen te worden. Dergelijke voorwaarden zijn zeer zeker niet zonder betekenis, maar be- treffen niet de voorwaarden die voor een potentiële WLR-afnemer kenbaar moeten zijn wil hij tot een afgewogen beslissing kunnen komen over het al of niet afnemen van WLR-C. Naar het oordeel van het college volgt een en ander onverkort uit het marktbesluit, gegeven dat een referentieaanbod alle voor toegang relevante informatie dient te bevatten.
31. Met betrekking tot de door het college gegeven aanwijzing dat UPC randnummer 63 van het RA WLR-C dient te schonen van de aankondiging dat "in de raamovereenkomst zijn aanvullende taken en verantwoordelijkheden opgenomen", geeft UPC aan dat deze aankondiging redelijk is nu dit juridische taken of verantwoordelijkheden betreft die niet tot de reikwijdte van het referentieaanbod WLR-C be- horen. UPC zal echter in het referentieaanbod de verduidelijking aanbrengen dat het om juridische taken en verantwoordelijkheden gaat.

32. Het in randnummer 30 geformuleerde standpunt van het college impliceert dat de door UPC ge- suggereerde verduidelijking niet kan volstaan. Ook aanvullende taken en verantwoordelijkheden die- nen te worden opgenomen in het referentieaanbod. Slechts de taken en verantwoordelijkheden die (i) niet een technisch of operationeel maar een contractueel of juridisch karakter hebben en (ii) zonder betekenis zijn voor het afnemen van toegang mogen in een aparte raamovereenkomst worden opge- nomen.

33. Het voorgaande heeft het college tot de conclusie geleid dat UPC kan worden toegestaan de betreffende bepaling te handhaven, mits UPC daarbij expliciteert dat de bedoelde aanvullende taken en verantwoordelijkheden uitsluitend een contractueel of juridisch (en daarmee niet een technisch of operationeel) karakter hebben, en zonder betekenis zijn voor het afnemen van de toegangsdienst WLR-C. De betreffende aanwijzing aan UPC zal door het college in deze zin worden aangepast.
34. Ziggo vindt de aanwijzing van OPTA om alle contractuele en juridische voorwaarden in het RA WLR-C op te nemen niet (meer) nodig, omdat de bedoelde bepalingen volgens Ziggo gebruikelijke contractsbepalingen betreffen waarvan ook de IG-leden hebben aangegeven dat deze niet in het refe- rentieaanbod thuis horen. Tevens is het punt ingehaald door de realiteit, omdat Ziggo reeds een con- ceptovereenkomst heeft opgesteld welke tezamen met het uiteindelijke RA WLR-C door Ziggo zal worden gepubliceerd.

35. Het college herhaalt met betrekking tot deze zienswijze van Ziggo zijn hierboven weergegeven standpunt. Indien het inderdaad zo is dat Ziggo zich in haar raamovereenkomst beperkt tot contrac- tuele of juridische voorwaarden waarvoor niet geldt dat ze nodig zijn voor het afnemen van toegang, dan handelt Ziggo in overeenstemming met het marktbesluit en behoeft Ziggo haar referentieaanbod inderdaad niet aan te vullen. Zonder inzicht in de door Ziggo voorgenomen raamovereenkomst blijft de noodzaak van de onderhavige aanwijzing echter onverlet. OPENBARE VERSIE 8




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


36. KPN wijst het college er op dat zij niet inziet waarom de raamovereenkomst niet als bijlage bij het RA WLR-C zou kunnen worden opgenomen. Dit geldt temeer nu in het referentieaanbod al diverse voorwaarden zijn opgenomen die volgens KPN in het normale economische verkeer gebruikelijk zijn zonder dat deze betekenis hebben voor het afnemen van toegang. KPN zou dan ook graag in de im- plementatiebesluiten opgenomen zien worden dat de raamovereenkomst in de referentieaanbiedingen als bijlage dient te worden toegevoegd.

37. Tele2&Online betreuren het dat het college aan UPC en Ziggo toestaat bepaalde zaken in een raamovereenkomst te regelen. Tele2&Online zijn bang dat UPC en Ziggo deze door het college toe- gestane uitzondering, mede gelet op haar open en brede formulering, zullen misbruiken om WLR-C te frustreren.

38. In deze door KPN en Tele2&Online reeds tijdens de IG-besprekingen aangevoerde en hier her- haalde argumenten heeft het college onvoldoende reden gevonden om de onderhavige aanwijzingen te heroverwegen. Juist gegeven dat de raamovereenkomst beperkt zal moeten blijven tot die juridi- sche of contractuele voorwaarden die niet kenbaar behoeven te zijn voor het afnemen van toegang, is het naar het oordeel van het college niet nodig om te vereisen dat de raamovereenkomst onderdeel dient uit te maken van de referentieaanbieding.

39. Het college merkt hierbij nog op dat UPC en Ziggo ook met betrekking tot de inhoud van hun raamovereenkomsten gebonden zijn aan de aan hen opgelegde verplichtingen ter zake van non- discriminatie en transparantie. Dat dit in ieder geval door Ziggo zo is begrepen, moge blijken uit haar toezegging dat de raamovereenkomst tezamen met de naar aanleiding van het finale implementatie- besluit aangepaste referentieaanbieding gepubliceerd zal worden.6 Mocht in de praktijk blijken dat UPC of Ziggo de figuur van een raamovereenkomst misbruiken om de toegangsdienst WLR-C te frus- treren, dan zal het college hier voortvarend tegen optreden.
3.2 Reikwijdte van het aanbod WLR-C (A.2)

40. UPC vindt dat WLR-C geen betrekking kan hebben op SOPs (groepsaansluitingen). UPC voert aan dat er bij SOPs sprake is van een wholesale markt en niet van een retail markt zoals in het marktbesluit bedoeld is. Voor zover er wel sprake zou zijn van een retail markt kent deze markt voor ,,grootverbruikers een andere dynamiek en andere concurrentieomstandigheden dan de residentiële markt. Onder verwijzing naar de recente uitspraak van het CBb inzake ULL en de marktbesluiten in- zake telefonie stelt UPC dat het niet nader specificeren van een type aansluiting niet automatisch kan betekenen dat alle typen aansluitingen bedoeld zijn. Volgens UPC volgt uit de marktafbakening dat WLR-C betrekking heeft op residentiële eindgebruikers waarmee UPC op retail niveau een contrac- tuele relatie heeft. Bovendien is een SOP volgens UPC geen netwerkaansluitpunt voor een residentië- le eindgebruiker, maar ligt een SOP ,,hoger in de netwerkarchitectuur dan een AOP.
41. Ziggo voert in wezen dezelfde argumenten aan als UPC, waar Ziggo vindt dat SOPs een funda- menteel andere dienstverlening betreffen dan standaard residentiële aansluitingen. Bij SOPs is er geen sprake van een contractuele relatie tussen de eindgebruiker en Ziggo, maar gaat het om een wholesale relatie tussen Ziggo en een zakelijke afnemer, die het signaal vervolgens verspreid naar


6 UPC heeft tijdens de IG-besprekingen aangegeven de raamovereenkomst kenbaar te zullen maken. OPENBARE VERSIE 9




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

eindgebruikers die zijn aangesloten op het netwerk van die zakelijke afnemer. Ziggo stelt geen verde- re bemoeienis te hebben met de verdere distributie van het signaal achter het SOP. Nu het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de specifieke kenmerken van het SOP kunnen de verplich- tingen volgens Ziggo niet op SOPs van toepassing worden verklaard.
42. YouCa geeft aan dat reeds in release 1 levering over alle typen aansluitingen mogelijk moet zijn.
43. Het college constateert dat de door zowel UPC als Ziggo aangevoerde argumentatie niet wezen- lijk verschilt van de argumentatie die door UPC en Ziggo reeds tijdens de IG-besprekingen is aange- voerd, en door het college in de ontwerp aanwijzing is betrokken. De zienswijzen van UPC en Ziggo geven het college daarom geen aanleiding om de onderhavige aanwijzing aan te passen. De markt- besluiten expliciteren immers op verschillende plaatsen dat SOPs binnen de werking van die beslui- ten begrepen dienen te worden.

44. In dit verband wijst het college bijvoorbeeld op randnummer 900 van het marktbesluit UPC en randnummer 899 van het marktbesluit Ziggo. Hierin is aangegeven dat aansluitingen verschillende technische en functionele kenmerken kunnen hebben, waarmee sprake is van verschillende aanslui- tingstypen. Hierbij geeft het college aan dat het bijvoorbeeld kan gaan om SOPs. Een nadere illustra- tie hiervan wordt door het college gegeven in randnummer 450 van de nota van bevindingen bij de marktbesluiten UPC en Ziggo. Hierin geeft het college expliciet aan dat een deel van de op de afge- bakende markt relevante aansluitingen SOPs betreft. Tevens wordt in dit randnummer aangegeven dat het marktbesluit beoogt toetreders in staat te stellen om op alle typen aansluitingen een concurre- rende dienst aan te bieden.

3.3 Relatie met het onderwerp doorgifterechten (A.3)
45. UPC voert aan dat de door UPC verlangde aantoonbaarheid van de door de WLR-afnemer ver- worven auteursrechten noodzakelijk is om zeker te kunnen stellen dat geen sprake is van een inbreuk op die auteursrechten. UPC merkt op dat het college in de nota van bevindingen bij het marktbesluit zelf heeft aangegeven dat het aan UPC is om met de WLR-afnemer vast te leggen wat de verant- woordelijkheden van beide partijen zijn ten aanzien van auteursrechten en op welke wijze partijen aansprakelijk zijn in het geval van een inbreuk op het auteursrecht. Volgens UPC loopt zij, wanneer de WLR-afnemer de rechten niet of niet voldoende heeft geregeld, het risico om al dan niet gezamenlijk met de WLR-afnemer aansprakelijk te worden gesteld door de programma-aanbieder.
46. Het zou UPC in ieder geval toegestaan dienen te worden om in het RA WLR-C op te nemen dat (1) UPC geen verplichting heeft de rechten namens de WLR-afnemer te regelen, (2) de WLR-afnemer aantoont de doorgifterechten te hebben geregeld, (3) de WLR-afnemer er voor in staat dat zijn activi- teiten niet zullen leiden tot enig inbreuk op de doorgifterechten, en (4) de WLR-afnemer UPC vrijwaart voor schade die het gevolg is van enige auteursrechtelijke inbreuk door enig doen of nalaten van de WLR-afnemer.

47. Ziggo merkt op dat het college met de gegeven aanwijzing een impasse creëert, gegeven dat OPTA zichzelf niet bevoegd acht maar Ziggo desondanks verbiedt om in het RA WLR-C van WLR- afnemers te verlangen dat de auteursrechtelijke aspecten van WLR-C zijn geregeld. Hiermee schuift OPTA dit onderwerp door naar de civiele rechter, terwijl OPTA hangende deze onzekerheid toch van OPENBARE VERSIE 10




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

Ziggo verlangd dat zij voortvarend de implementatie van WLR-C ter hand neemt. Ziggo vindt dit niet aanvaardbaar.7

48. Ziggo ziet ook geen valide argumenten van het college om Ziggo te verbieden van WLR- afnemers te verlangen de rechten zelf te regelen; zeker nu het regelen van de rechten geen verant- woordelijkheid is van Ziggo maar duidelijk is dat het regelen van de rechten de verantwoordelijkheid is van de WLR-afnemer, en dat rechthebbenden thans geen auteursrechtelijke toestemming hebben gegeven voor doorgifte aan de eindgebruikers van WLR-afnemers.
49. Tele2&Online zijn van mening dat het college de auteursrechtelijke problematiek in de implemen- tatiebesluiten dient op te lossen en niet door zou moeten schuiven naar een niet nader geïdentificeer- de instantie. Het ongeregeld laten van deze problematiek leidt tot grote onzekerheid voor de WLR- afnemer; denkbaar is bijvoorbeeld dat een zender uit het standaardpakket gewijzigd wordt en de rechthebbende geen toestemming geeft voor doorgifte aan de klanten van WLR-afnemers.
50. Volgens KPN is er in het geval van WLR-C geen sprake van een nieuwe openbaarmaking in de zin van de Auteurswet. Het enige dat geregeld dient te worden is de toestemming van de rechtheb- bende om een programma onder de naam van de WLR-afnemer aan te bieden; deze toestemming kan door UPC en Ziggo zelf geregeld worden. KPN verzoekt voorts dat in het referentieaanbod door UPC en Ziggo de mogelijkheid van een sublicentie wordt opgenomen. Deze sublicentie mag dan geen slechtere voorwaarden bevatten dan de voorwaarden die UPC en Ziggo voor zichzelf hebben bedon- gen.

51. YouCa geeft in haar zienswijze aan dat het weliswaar de verantwoordelijkheid van de WLR- afnemer is om de doorgifterechten te regelen, maar is daarbij van oordeel dat UPC en Ziggo de leve- ring van WLR-C hiervan niet afhankelijk mogen maken.
52. Het college constateert dat de strekking van de door deze belanghebbenden aangevoerde ar- gumentatie niet (wezenlijk) verschilt van de argumentatie die door hen reeds tijdens de IG- besprekingen naar voren is gebracht, en door het college in de ontwerp aanwijzingen op dit onder- werp is betrokken. Naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen overweegt het college hier nog het volgende.

53. De kern van de voorgenomen aanwijzing is dat het college het onbillijk acht indien UPC en Ziggo in hun referentieaanbod richting (potentiële) WLR-afnemers een uitkomst van het auteursrechtelijke vraagstuk dicteren die op voorhand niet in rechte vaststaat. Vooralsnog is de veronderstelling dat het de verantwoordelijkheid is van de WLR-afnemer om de rechten te regelen immers niets anders dan een standpunt van UPC en Ziggo (dat door anderen wordt weersproken). In de naar voren gebrachte zienswijzen ziet het college daarom geen aanleiding om in deze tot een ander oordeel te komen.


7 Ziggo wijst op randnummer 65 van het ontwerp tariefbesluit WLR-C van 26 november 2009 (OPTA/AM/2009/203236), waar het college heeft gesteld dat het college in paragraaf 13.2 van de marktbesluiten heeft toegelicht dat alternatieve aanbieders die WLR-C willen afnemen zelf zorg dienen te dragen voor de rechten op de content en de kosten daarvan. In het finale tariefbesluit (OPTA/AM/2009/200749) is toegelicht dat het hier gaat om een kennelijke verschrijving. Hetzelfde geldt randnummer 166 van het ontwerp tariefbesluit WLR-C.
OPENBARE VERSIE 11




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


54. In het licht van het voorgaande acht het college de logische consequentie van zijn standpunt dat in het RA WLR-C van Ziggo ook niet met de figuur van een vrijwaring op de nog ten aanzien van de regeling van de doorgifterechten te verkrijgen duidelijkheid wordt vooruitgelopen. De onderhavige aanwijzingen aan Ziggo wordt in deze zin aangepast.
55. Met betrekking tot het RA WLR-C van UPC is een vergelijkbare consequentie dat randnummer 99 van het ontwerp implementatiebesluit UPC in het finale besluit achterwege wordt gelaten. In het be- treffende randnummer is gesteld dat in de situatie waarin vast is komen te staan dat de WLR-afnemer verantwoordelijk is voor de verwerving van de doorgifterechten, het college het niet aan de orde acht dat UPC die verwerving als voorwaarde stelt voor de afneembaarheid van WLR-C. Hiermee zou het college zelf vooruit zou lopen op de nog te blijken duidelijkheid over de regeling van doorgifterechten, wat het college niet in lijn vindt met de strekking van de onderhavige aanwijzing. Een en ander wordt in het implementatiebesluit UPC duidelijk gemaakt.
56. Naar de mening van Tele2&Online en KPN dient OPTA te verbieden dat UPC en Ziggo met pro- gramma-aanbieders exclusieve overeenkomsten aangaan die het voor WLR-afnemers onmogelijk maken om met die programma-aanbieders een overeenkomst aan te gaan.
57. Het college merkt op dat dit onderwerp reeds is geadresseerd in de marktbesluiten.8 Het college heeft daar overwogen dat hij, ondanks een grondige analyse, geen mogelijkheid ziet om op grond van de Tw (artikel 6a.6 en/of 6a.8 Tw) aanvullende verplichtingen op te leggen die de relatie tussen de kabelexploitant en de programma-aanbieder reguleert. De zienswijzen van Tele2&Online en KPN bieden geen nieuwe inzichten die het college tot een andere uitkomst leiden.
58. RTL benadrukt dat het inderdaad zo is dat de contracten van RTL met UPC en Ziggo er aan in de weg staan dat UPC c.q. Ziggo meewerken aan een situatie waarin de rtv-signalen onder een andere dan de eigen naam worden geleverd. UPC en Ziggo hebben uitsluitend het recht de programmas van RTL aan hun abonnees te verstrekken. De contracten bevatten een uitdrukkelijk verbod op beschik- kingstelling aan derden, en RTL geeft aan dat zij UPC en Ziggo aan hun contractuele verplichtingen zal houden. RTL ziet dan ook niet hoe UPC en Ziggo afspraken met WLR-afnemers zouden kunnen maken die hiervan afwijken.

59. Het college merkt op dat hij, binnen de grenzen van zijn bevoegdheden, alle voorwaarden heeft gecreëerd voor het mogelijk maken van marktwerking in de kabelsector. Het college gaat er van uit dat ook programma-aanbieders bij dergelijke marktwerking zijn gebaat en veronderstelt dan ook dat programma-aanbieders hem in zijn streven naar marktwerking zullen steunen. Niets staat RTL er aan in de weg om (bij voorkeur onder vergelijkbare voorwaarden) licenties af te geven aan WLR-afnemers om zodoende het auteursrechtelijke vraagstuk op te lossen.
3.4 Wijzigingen in het analoge pakket (A.4)

60. UPC veronderstelt dat bij de in de onderhavige aanwijzingen gedefinieerde periode van drie maanden nog een maand moet worden opgeteld, waarin UPC haar eindgebruikers over de wijziging kan informeren. UPC redeneert dan ook verder vanuit de veronderstelling dat zij met de aanwijzing


8 Zie randnummer 360 e.v. van de nota van bevindingen bij de marktbesluiten UPC en Ziggo. OPENBARE VERSIE 12




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

gehouden wordt om WLR-afnemers minimaal vier maanden voordat een pakketwijziging wordt door- gevoerd daarover te informeren. UPC stelt dat OPTA met deze termijn voorbij gaat aan de operatione- le en commerciële realiteit. UPC kan WLR-afnemers niet informeren voordat zij met programma- aanbieders overeenstemming heeft bereikt, hetgeen in de praktijk soms later is dan vier maanden voordat de wijziging wordt doorgevoerd. Het informeren van WLR-afnemers voorafgaand aan over- eenstemming met programma-aanbieders zou die programma-aanbieders in staat stellen om UPC en WLR-afnemers tegen elkaar uit te spelen. De aanwijzing zou daarom volgens UPC moeten komen te vervallen, ook omdat de door UPC in het RA WLR-C gedefinieerde termijn van zes weken volstaat. Ziggo acht voor wijzigingen die het gevolg zijn van haar eigen keuzes een termijn van twee maanden voldoende.

61. UPC en Ziggo stellen ten aanzien van de situatie waarin een programma onvoorzien en op korte termijn niet meer beschikbaar is, dat OPTA niet mag verlangen dat ook dan een termijn van drie maanden geldt. Dit zou immers betekenen dat het kanaal lange tijd op ,,zwart gaat, wat onevenredig in het nadeel is van de eindgebruikers van UPC en Ziggo.
62. Het college merkt op dat het in de onderhavige aanwijzing gaat om een periode van drie maan- den tussen het informeren van de WLR-afnemer over een voorgenomen pakketwijziging en het door- voeren van die wijziging in de zin van de start van uitzending van het toegevoegde programma. UPC (en de WLR-afnemer) dient haar eindgebruikers binnen die periode van drie maanden te informeren, en de door UPC bedoelde extra maand is dus niet aan de orde.
63. Het college merkt daarnaast op dat de essentie van de met deze aanwijzing gedefinieerde termijn is dat een WLR-afnemer redelijkerwijs voldoende tijd heeft om zelf de rechten te regelen van een pro- gramma dat met een pakketwijziging aan het analoge rtv-pakket wordt toegevoegd. Mede op aange- ven van WLR-afnemers is deze termijn op minimaal drie maanden gesteld. Binnen deze periode moe- ten WLR-afnemers ook nog hun eindgebruikers over de wijziging kunnen informeren, wat, gegeven dat UPC hier zelf blijkbaar een doorlooptijd van een maand voor nodig heeft, betekent dat WLR- afnemers zo een ,,netto periode van twee maanden hebben om met een programma-aanbieder de rechten overeen te komen. Als het voor UPC blijkens haar zienswijze al een probleem is om in de periode tussen (uiterlijk) 1 mei en 1 juli met alle programma-aanbieders tot overeenstemming te ko- men, dan mag niet worden verwacht dat dit voor WLR-afnemers anders is.
64. Vanuit de gewenste effectiviteit van de WLR-C verplichting acht het college het redelijk om bij de bepaling van deze termijn het belang van WLR-afnemers voorop te stellen, zelfs als dit tot consequen- tie heeft dat UPC en Ziggo in een enkel geval niet in staat zullen zijn om een wijziging op het door hen voorgenomen wijzigingsmoment (bijvoorbeeld UPCs wijzigingsmoment op 1 juli) door te voeren. Daarbij zullen UPC en Ziggo in de praktijk mogelijkheden hebben om de doorlooptijd van de onder- handelingen tussen WLR-afnemers en programma-aanbieders te bekorten, bijvoorbeeld door tussen hen te bemiddelen. Hoe die programma-aanbieder daarbij dan UPC respectievelijk Ziggo en WLR- afnemers tegen elkaar kan uitspelen, blijft in de zienswijze van UPC onduidelijk.
65. Voor pakketwijzigingen waarvan de oorzaak buiten haar invloedssfeer ligt, stelt Ziggo dat zij geen termijn kan garanderen, en kan er volgens haar slechts een inspanningsverplichting gelden. Het col- lege kan Ziggo niet in dit standpunt volgen. Als op enig moment blijkt dat de WLR-afnemer verant- woordelijk is voor de regeling van de rechten, dan moet die WLR-afnemer vanuit het gereguleerde OPENBARE VERSIE 13




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

aanbod voldoende garantie hebben dat hij voldoende gelegenheid heeft om de betreffende rechten te regelen. Resulteert de door Ziggo geleverde inspanning in een daarvoor te korte periode dan zou dat immers tot gevolg hebben dat de WLR-afnemer een programma wederverkoopt zonder de bijbeho- rende rechten geregeld te hebben, waarop hij dan door de programma-aanbieder juridisch aan- spreekbaar is.

66. Met betrekking tot de door het college gesuggereerde figuur waarin UPC bij een programma- aanbieder sublicentiëring als voorwaarde stelt, merkt UPC op dat dit buiten elke realiteit is, en dat OPTA niet bevoegd is om UPC te dwingen om sublicenties te regelen.
67. Het college merkt op dat hij niet beoogt om UPC tot sublicentiëring te dwingen, maar slechts heeft aangegeven dat UPC de keuze heeft om (te trachten om) ten behoeve van WLR-afnemers sub- licentiëring te regelen. Alternatieven zijn dat UPC tussen programma-aanbieder en WLR-afnemers bemiddelt, of dat het kanaal inderdaad langere tijd ,,op zwart staat. Vanuit de effectiviteit van WLR-C is van groter belang dat WLR-afnemers niet met de situatie worden geconfronteerd dat zij ,,rechteloos het vervangende programma wederverkopen, te meer niet daar de situatie waarin een programma onvoorzien en op korte termijn niet meer beschikbaar is zich in de praktijk nauwelijks voordoet.
68. Het college ziet op grond van het bovenstaande geen aanleiding om de gegeven aanwijzingen met betrekking tot dit onderwerp te wijzigen.

3.5 Voorafgaande voorwaarden (A.5)

69. UPC geeft in haar zienswijze aan dat het vragen van een concept operationele volumevoorspel- ling en een concept implementatieplan, die pas definitief worden gemaakt op het moment van het sluiten van de raamovereenkomst, wel degelijk redelijk is. Met zijn concept implementatieplan geeft de WLR-afnemer immers aan op welke wijze hij bepaalde aanpassingen zal realiseren om de interfaces van UPC te kunnen laten communiceren met de systemen van de WLR-afnemer zelf. Zonder volume- voorspelling is UPC niet in staat om de juiste bedrijfseconomische keuzes te maken aangezien die keuzes mede afgestemd moeten zijn op de te verwachten businessomvang.
70. Ziggo acht de door haar verlangde informatie van belang voor nadere duiding van het toegangs- verzoek, voor Ziggos beoordeling van de redelijkheid van het verzoek, en voor het onderhandelings- proces. Met betrekking tot de volumevoorspelling geeft Ziggo aan dat deze onder meer van belang is voor de bepaling van de hoogte van de zekerheidsstelling, en voor de inrichting van de voor WLR-C relevante systemen en processen.

71. Het college merkt op dat de zienswijzen van UPC en Ziggo ten opzichte van de door hen reeds tijdens de IG-besprekingen ingebrachte argumenten geen nieuwe argumenten bevatten op grond waarvan de conclusie nu zou moeten zijn dat UPC en Ziggo de bedoelde informatie wel voorafgaand aan een onderhandelingsproces mogen vereisen.

72. De kern van de aanwijzing met betrekking tot met name de volumevoorspelling en het implemen- tatieplan is dat UPC en Ziggo bepaalde informatie niet voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst van een potentiële WLR-afnemer mogen verlangen; van belang is immers dat wordt uitgesloten dat bijvoorbeeld de hoogte van een volumevoorspelling van invloed is op het verloop van OPENBARE VERSIE 14




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

contractsonderhandelingen en de totstandkoming van een overeenkomst. In dit verband zij overigens opgemerkt dat de onderhavige aanwijzingen niet beogen uit te sluiten dat UPC en Ziggo informatie zoals een volumevoorspelling of een implementatieplan na de totstandkoming van een overeenkomst van de WLR-afnemer verlangen.

73. Wat betreft de door Ziggo opgemerkte samenhang tussen de door Ziggo tijdens de contractson- derhandelingen opvraagbare volumevoorspelling en de door Ziggo van een WLR-afnemer verlangde zekerheidsstelling, verwijst het college hier naar paragraaf 3.6 van deze nota van bevindingen. Hier volstaat het college met de constatering dat deze samenhang niet noodzakelijkerwijs tot gevolg hoeft te hebben dat Ziggo de opvraagbaarheid van de volumevoorspelling tijdens de contractsonderhande- lingen moet worden toegestaan.

74. UPC acht een termijn van vijf tot tien werkdagen redelijk voor het in behandeling nemen van een toegangsverzoek. Ziggo geeft aan minimaal tien werkdagen nodig te hebben om te kunnen beoorde- len of een toegangsverzoek redelijk is. KPN merkt op dat een referentieaanbod dusdanig compleet moet zijn dat op grond daarvan direct een overeenkomst kan worden aangegaan, wat volgens KPN betekent dat er geen ruimte zou mogen zijn voor langdurige onderhandelingen. KPN vraagt daarom de aanwijzing aan te vullen met de bepaling dat UPC en Ziggo tegelijk met de binnen vijf werkdagen te versturen ontvangstbevestiging aangeven of het verzoek compleet is, en dat UPC en Ziggo binnen veertien dagen na ontvangst van het verzoek (of eventuele aanvullende gegevens) over de toe- of afwijzing van het verzoek moeten hebben beslist.

75. Het college constateert dat UPC noch Ziggo nieuwe argumenten presenteren op grond waarvan het college zou moeten komen tot een aanpassing van de aanwijzing dat UPC en Ziggo ieder toe- gangsverzoek binnen vijf werkdagen in behandeling dienen te nemen. Naar aanleiding van de ziens- wijze van KPN is het college daarbij tot het standpunt gekomen dat UPC en Ziggo in hun RA WLR-C dienen op te nemen dat zij tegelijk met de binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek te ver- sturen ontvangstbevestiging aangeven of het verzoek compleet is dan wel welke specifieke informatie nog ontbreekt, en dat UPC en Ziggo binnen tien werkdagen (na ontvangst van de aanvraag of van de eventuele aanvullende informatie) uitsluitsel moeten geven over de vraag of het betreffende verzoek redelijk wordt geacht. Op datzelfde moment zal dan door UPC en Ziggo een voorstel moeten worden gedaan voor de binnen een redelijke termijn te plannen eerste afspraak voor contractonderhandelin- gen (althans, voor zover die nog nodig zijn). Het college zal de onderhavige aanwijzing in deze zin aanpassen.9

76. Tele2&Online wijzen op de noodzaak dat wat betreft het proces van totstandkoming van een overeenkomst de aanwijzing maatregelen moet bevatten om vertragingstactieken van de kant van UPC en Ziggo te voorkomen. Een dergelijke maatregel kan zijn dat wanneer binnen een bepaalde termijn na het verzoek om toegang geen overeenkomst tot stand is gekomen er sprake is van een geschil als bedoeld in artikel 12.2 Tw.


9 Gegeven dat zowel UPC als Ziggo in hun zienswijze lijken te bedoelen dat de door hen voorgestelde termijn van vijf tot tien werkdagen respectievelijk minimaal tien werkdagen ziet op de tijd die nodig is om zich een oordeel te kunnen vormen over de redelijkheid van het betreffende verzoek, acht het college deze aanpassing ­ waarmee UPC en Ziggo voor precies die oor- deelsvorming een termijn van tien werkdagen is gegeven ­ geen verzwaring van de aanwijzing. OPENBARE VERSIE 15




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


77. Met betrekking tot deze zienswijze is het college van mening dat hij met de aan UPC en Ziggo gegeven en met randnummer 75 aangepaste aanwijzing tegemoet komt aan de wensen van Te- le2&Online. Het college merkt op dat wanneer partijen niet tot overeenstemming komen met betrek- king tot een ingediend verzoek om toegang, een partij bij het college een geschil aanhangig kan ma- ken. Het college acht het overbodig om de mogelijkheid tot geschilbeslechting op te nemen in een aanwijzing.

3.6 Zekerheidsstelling (Ziggo: A.6)

78. Ziggo geeft in haar zienswijze aan bereid te zijn om haar RA WLR-C wat betreft het onderwerp van de zekerheidsstelling in overeenstemming te brengen met de voorgenomen aanwijzing.
79. Ziggo merkt daarbij echter op dat volgens het tweede aandachtspunt van punt xi van het dictum van het ontwerp implementatiebesluit zekerheid gevraagd mag worden over de verwachte vergoeding over een periode van drie maanden. Volgens Ziggo zal zij hiervoor voorafgaand aan de overeenkomst over de operationele volumevoorspelling van de WLR-afnemer moeten kunnen beschikken, terwijl het haar op grond van de aanwijzing inzake de voorafgaand aan de totstandkoming van een overeen- komst van een WLR-afnemer te verlangen informatie10 niet is toegestaan om die van de WLR- afnemer te vereisen. Ziggo acht beide aanwijzingen daarom inconsistent.
80. Het college volgt Ziggo in de noodzaak van een volumevoorspelling om de hoogte van een ze- kerheidsstelling vast te kunnen stellen. Het college verbindt hieraan echter niet de conclusie dat het Ziggo om deze reden kan worden toegestaan om de volumevoorspelling voorafgaand aan de tot- standkoming van een overeenkomst van de potentiële WLR-afnemer te verlangen. Het college sugge- reert daarom hier de mogelijkheid dat Ziggo in haar RA WLR-C voorziet in de bepaling dat in voorko- mend geval de betreffende WLR-afnemer binnen een nader te bepalen termijn na het sluiten van de overeenkomst Ziggo voorziet van de volumeprognose en de op basis daarvan berekende zekerheids- stelling. Zodoende is de volumevoorspelling pas benodigd nadat de overeenkomst tussen Ziggo en de WLR-afnemer tot stand is gekomen, en doet de door Ziggo veronderstelde inconsistentie zich niet voor.

81. Het voorgaande leidt het college tot de conclusie dat de onderhavige aanwijzing ongewijzigd in stand dient te blijven.

3.7 Maximale ordercapaciteit (UPC: A.6, Ziggo: A.7)
82. UPC geeft in haar zienswijze aan dat de totale ordercapaciteit van UPC (retail en wholesale) wordt gelimiteerd door de capaciteit van gebruikte systemen en interfaces. Op grond hiervan heeft UPC de maximale ordercapaciteit voor WLR-C bepaald. UPC heeft hierbij het uitgangspunt uit het marktbesluit gehanteerd dat digitalisering niet beperkt mag worden door wederverkoop. UPC licht vervolgens toe dat de maximale ordercapaciteit voor WLR-C niet door UPC is ,,bedacht, maar dat .
83. Met betrekking tot de door OPTA uitgevoerde analyse van UPCs churn gegevens, waarop OPTA baseert dat UPC zichzelf niet dezelfde maximale ordercapaciteit oplegt als die zou gelden voor WLR-


10 Zie paragraaf 3.5 van deze nota.
OPENBARE VERSIE 16




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

afnemers, constateert UPC dat deze ten onrechte miskent dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen opzeggingen enerzijds en nieuwe aansluitingen anderzijds. OPTA gaat hierdoor ten onrechte uit van gemiddeld verwerkte orders. UPC heeft het maximale ordervolume voor WLR-C gelijkgesteld aan het huidige product-ordervolume (ofwel: installatieorders), dat afgelopen jaar ongeveer betrof. De rest van de orders betrof vooral opzeggingen, die volgens UPC dus niet in de bepaling van een maximale ordercapaciteit betrokken horen te worden. Ernst&Young concludeert volgens UPC dat deze een reële representa- tie is van de daadwerkelijk beschikbare capaciteit en in overeenstemming is met de beperkingen die ook voor UPC gelden.11 UPC merkt daarbij nog op dat indien het aantal WLR-orders de maximale capaciteit overschrijdt, dit betekent dat het service level niet gegarandeerd kan worden.
84. Het college wijst UPC er op dat zij in haar RA WLR-C stelt dat de maximale ordercapaciteit van
7.500 orders per maand ziet op alle typen WLR-orders, en van alle WLR-afnemers gezamenlijk. Hier- bij gaat het dus om de ordertypes ,,new install, overstappen, fysieke mutatie (verhuizingen), admini- stratieve mutatie, en opzeggingen. Echter, de door UPC in haar zienswijze gevoerde argumentatie impliceert dat het maximum van 7.500 orders uitsluitend ziet op het WLR-ordertype ,,new install (het verzoek om WLR-C voor een eindgebruiker die op dit moment nog geen abonnee is van UPCs stan- daardpakket). Dit betekent dat het in het RA WLR-C gestelde maximum in elk geval al dient te worden opgehoogd om ook te kunnen gelden voor de overige drie (of vier) door UPC gedefinieerde WLR- ordertypes. Daar verwacht mag worden dat de grootste categorie WLR-orders zal bestaan uit het type ,,overstappen (i.c. het overstappen van UPC op een WLR-afnemer of van een WLR-afnemer op een andere WLR-afnemer), zal deze ophoging zeer aanzienlijk moeten zijn. Blijkens UPCs zienswijze zal een dergelijke ophoging naar verwachting niet snel op systeembeperkingen stuiten. UPC benadrukt immers dat het verschil tussen ,,new install en ,,opzeggingen qua beslag op systeemcapaciteit niet mag worden miskend, waarmee bedoeld lijkt te worden dat juist het ordertype ,,new install (en dus niet andere ordertypes zoals ,,overstappen) een aanslag doet op de beschikbare systeemcapaciteit.
85. Tevens overtuigt UPC niet in haar stelling dat er een wezenlijk verschil bestaat in de verwerking van een order van het type ,,new install versus een order van het type ,,opzegging, daar zij dit niet toelicht of concreet maakt en het overgrote deel van te verwachten WLR-orders slechts geautomati- seerde administratieve handelingen zal vergen.

86. Het college wijst UPC er daarbij nog op dat twaalf maanden maal 7.500 optelt tot 90.000 orders maximumcapaciteit per jaar. Dit betekent dat het daadwerkelijke aantal installatieorders voor UPCs analoge standaardpakket (te weten orders) het afgelopen jaar in feite % hoger lag dan de systeembeperking ten aanzien waarvan UPC aangeeft met betrekking tot WLR-C gebonden te zijn. Daarbij is het nog onwaarschijnlijk dat UPCs orders ge- durende een jaar gelijkmatig gespreid zijn ontvangen en verwerkt. Er is derhalve een wezenlijk ver- schil tussen de begrippen maximum ordercapaciteit, bepaald door systemen, en het daadwerkelijk door UPC in specifiek het afgelopen jaar gerealiseerde aantal orders van één ordertype, die UPC in haar zienswijze desondanks aan elkaar gelijkstelt. De door UPC gestelde maximumcapaciteit acht het college om bovenstaande redenen wel degelijk ,,bedacht.


11 Analyse UPC Operationaliseringsplan, rapportage van Ernst&Young in opdracht van UPC (bijlage bij de zienswijze van UPC),
10 december 2009.
OPENBARE VERSIE 17




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


87. Met betrekking tot het rapport van Ernst&Young dat stelt dat de nieuwe installatieorders ,, van de totale orderverwer- king betreffen, wijst het college er op dat UPC als enige in staat is om precies aan te geven welk deel van de ordercapaciteit voor elk type order wordt gebruikt en wat de precieze capaciteit op dit moment is. UPC geeft deze duidelijkheid niet door simpelweg te verwijzen naar de rapportage van Ernst&Young.

88. Ziggo stelt voorop dat zij geen afzonderlijk retail bedrijf heeft en daarom niet de WLR-C orderca- paciteit in lijn kan brengen met die van ,,haar eigen retail bedrijf. Ziggo stelt verder dat de ordercapaci- teit is beperkt door de maximale hoeveelheid orders die door het klantadministratiesysteem per dag kan worden verwerkt; met die capaciteit zal zowel de vraag vanuit Ziggo als vanuit WLR-afnemers moeten worden bediend. Met betrekking tot de vraag wat een redelijk maximum is, stelt Ziggo vervol- gens voor om aan te sluiten bij de maximale ordercapaciteit die KPN in haar RA WLR-T hanteert. Uitgaande van het door KPN voor de eerste maand gehanteerde aantal van 13.000 orders en voor daaropvolgende maanden van 17.800 orders, komt Ziggo ­ na een correctie voor Ziggos regionale ten opzichte van KPNs landelijke dekking ­ op maximaal 345 respectievelijk 472 orders per dag.
89. Vervolgens geeft Ziggo aan een redelijke verdeling tussen eigen orders en orders van WLR- afnemers te zoeken, waarbij Ziggo de ordercapaciteit ook voor andere diensten nodig heeft (digitale televisie, telefonie en internet). De verhouding tussen analoge en andere diensten is daarbij volgens Ziggo ongeveer 1 op 2. Hierdoor behoeft het aantal WLR-orders per dag volgens Ziggo maximaal 173 respectievelijk 236 per dag te zijn, wat binnen de door Ziggo in haar RA WLR-C gestelde 400 valt.
90. Het college merkt op dat ook de rekenexercitie van Ziggo een aantal mancos en inconsistenties kent. Immers, waar de maximale ordercapaciteit voor WLR-T volledig beschikbaar is voor met KPN concurrerende aanbieders, rekent Ziggo de van WLR-T afgeleide ordercapaciteit voor WLR-C ook toe aan haar eigen dienstverlening, en ook nog eens in de verhouding 1 staat tot 2. Daarbij geeft Ziggo met haar rekenexercitie niets prijs over de daadwerkelijke, huidige, eigen administratieve ordercapaci- teit, en gaat Ziggo in haar zienswijze geheel niet in op de door het college in het ontwerpbesluit in het licht van de non-discriminatie verplichting uitgevoerde churn analyse. Ziggos stelling dat 400 orders per dag als maximum voldoet, is naar de mening van het college derhalve onvoldoende onderbouwd, discriminatoir en onredelijk.

91. Daarnaast gaat Ziggo er, net als UPC, aan voorbij dat ,,het systeem voor WLR-C orders nog niet is gebouwd, dat het operationaliseringplan van Ziggo niet door het college is goedgekeurd, en dat de te realiseren ordercapaciteit derhalve nog niet vast staat. Ook heeft het college in de ontwerpbesluiten aangegeven, onder meer in het kader van het onderwerp service levels, dat het er niet toe doet of Ziggo haar retail afdeling of -organisatie ook daadwerkelijk zo noemt; relevant is of WLR-afnemers in staat zijn eenzelfde performance te realiseren als Ziggo doet bij het ontplooien van haar retail activitei- ten.

92. Your.TV merkt met betrekking tot de maximale ordercapaciteit op dat er seizoensinvloeden zijn waardoor de capaciteit nooit maximaal zal worden benut. Volgens Your.TV is met de aangegeven beperkte capaciteit van zowel UPC als Ziggo in drie jaar tijd met 75% capaciteitsbenutting maximaal
8% marktaandeel te verdelen onder alle WLR-afnemers, wat niet overeenkomt met de uitgangspunten van de marktbesluiten en de groeikansen van WLR-afnemers beperkt. OPENBARE VERSIE 18




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


93. Tele2&Online ondersteunen de door OPTA gekozen toepassing van het non-discriminatie begin- sel. Onduidelijk is volgens Tele2&Online echter wat de capaciteit nu is en of er nu nog een beperking geldt. Bij WLR-T was er volgens Tele2&Online geen sprake van een maximale ordercapaciteit, anders dan een verlangde operationele volumevoorspelling voor benodigde capaciteit. Tele2&Online wensen dezelfde benadering bij WLR-C. Met het oog op de in Annex 2 van KPNs RA WLR-T gedefinieerde maximale ordercapaciteiten vraagt het college zich echter af of de hier door Tele2&Online gemaakte vergelijking met WLR-T geheel juist is. Dat die in Annex 2 gedefinieerde maxima in de praktijk even- wel niet beperkend hebben uitgewerkt, blijkt uit het feit dat in het eerste jaar dat WLR-T afneembaar was (2007) 342.000 eindgebruikers zijn overgestapt; een aantal dat op basis van de gedefinieerde maxima niet mogelijk was geweest. In zoverre hebben Tele2&Online een punt, waarbij het college wel opmerkt dat getuige het RA WLR-T de capaciteitsbeperkingen bij WLR-T vooral gerelateerd waren aan het aantal bij KPNs operator toegang beschikbare werkplekken (terwijl UPC en Ziggo aanvoeren dat sprake is van systeembeperkingen).

94. Verder is het Tele2&Online onvoldoende duidelijk of de huidige orderaantallen bij UPC en Ziggo voor analoge rtv groot zijn, nu innovatie en orderaantallen vooral in het digitale aanbod zitten. Volgens Tele2&Online dient daarom voor WLR-afnemers evenveel ordercapaciteit beschikbaar te zijn als voor de gehele retail organisaties van UPC en Ziggo.

95. Het college kan Tele2&Online hierin niet volgen; naar het oordeel van het college is de relevante vergelijking die met het ,,analoge retail loket van UPC en Ziggo. De in de randnummers 148 (UPC) en
163 (Ziggo) van de ontwerp implementatiebesluiten op basis van de daadwerkelijk gerealiseerde churn op analoge kabel rtv-aansluitingen heeft uitgewezen dat er in de praktijk voor het vergelijkbare product geen vergelijkbare beperking geldt voor de eigen retail organisaties.12
96. YouCa vraagt OPTA ten aanzien van de maximale ordercapaciteit om een nadere specificatie van aantallen, maar gaat uit van een capaciteit per afnemer van minimaal 10.000 orders per dag in release 1, daar YouCa deze noodzakelijk acht gezien haar marktambities. Het college verbaast zich over deze eis van YouCa en acht deze op basis van zijn ervaring onwaarschijnlijk en daarmee onre- delijk hoog, en daarmee niet een redelijke ontwerpeis voor de in te richten systemen en processen.13
97. Naar aanleiding van de ten aanzien van het onderwerp maximale ordercapaciteit ontvangen zienswijzen, overweegt het college ten aanzien van de eventuele betekenis daarvan voor de aanwij- zingen het volgende.

98. De kern van de in de ontwerpbesluiten gegeven aanwijzing is dat het wholesale loket van UPC en Ziggo pas tegen een maximum mag aanlopen bij hetzelfde aantal orders als waarbij hun analoge retail loket het daarvoor geldende maximum zou bereiken. De door het college in de ontwerpbesluiten uit-


12 In de implementatiebesluiten zal het college de gemaakte vergelijking verduidelijken.
13 Een maximumaantal van 10.000 orders per dag per afnemer komt neer op maximaal 200.000 overstappers per maand (werkdagen) tot 300.000 overstappers per maand (inclusief weekenden), oftewel ruwweg 10% van het klantenbestand van UPC of Ziggo per maand per afnemer. Een vergelijkbaar hoge mate van overstap is in geen enkele elektronische communicatiemarkt in Nederland voorgekomen. Zelfs wanneer door variatie en acties orders zeer onregelmatig worden ingelegd en slechts een enkele keer dit door YouCa gestelde maximum (per afnemer) wordt bereikt, zou dit een unicum zijn en daarmee geen redelijk uitgangspunt als ontwerpeis.
OPENBARE VERSIE 19




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

gevoerde analyse laat echter zien dat een beoordeling van de door UPC en Ziggo in hun referentie- aanbiedingen gedefinieerde maxima uitwijst dat hun analoge retail loket in ieder geval [VERTROU- WELIJK ] respectievelijk keer groter is dan het door hen voorgestelde who- lesale loket. Het college merkt hierbij nog op dat de in de ontwerpbesluiten uitgevoerde analyse in feite slechts alleen iets zegt over de door UPC en Ziggo aangeboden wholesale capaciteit in relatie tot gerealiseerde retail orders, wat nog iets anders is dan het aantal retail orders dat UPC en Ziggo maximaal hadden kunnen accommoderen.

99. Zoals hiervoor is aangegeven, geven de zienswijzen van UPC noch Ziggo aanleiding om te ver- onderstellen dat deze analyse onjuist zou zijn. Ziggo reageert in het geheel niet op de uitgevoerde analyse, en UPC geeft een naar het oordeel van het college inconsistente vergelijking met het in deze context slechts deels relevante aantal retail installatieorders. De stelling van zowel UPC als Ziggo als zou er in de praktijk geen sprake zijn van een onderscheid in een retail en een wholesale loket ­ zo- wel de WLR-orders als de retail orders delen dezelfde systeemcapaciteit ­ doet daarbij volgens het college niet ter zake, gegeven dat beide zienswijzen suggereren dat het wholesale loket een oneven- redig klein deel van die systeemcapaciteit krijgt toegewezen. Het college handhaaft derhalve zijn con- clusie dat UPC en Ziggo met de door hen gestelde maxima in strijd handelen met de non-discriminatie verplichting. Deze conclusie in zichzelf rechtvaardigt naar het oordeel van het college het ongewijzigd in stand laten van de aanwijzing op dit onderwerp.
100. chter, naar aanleiding van de van UPC en Ziggo op onderhavig onderwerp ontvangen zienswij- E
zen, ziet het college zich geroepen om de in dit verband gegeven aanwijzing hier nader te verduidelij- ken en te herformuleren.

101.
De aan UPC en Ziggo in de marktbesluiten opgelegde non-discriminatie verplichting impliceert dat WLR-afnemers op basis van WLR-C ten minste op gelijke voet moeten kunnen concurreren met UPC's en Ziggo's eigen analoge retail aanbod. Zou dit niet zo zijn, dan zou de gewenste concurrentie al bij voorbaat niet tot stand komen. In termen van de ordering en levering van WLR-C impliceert dit dat die ordering en levering minimaal tegen dezelfde kwaliteitsniveaus gerealiseerd moet worden als UPC en Ziggo richting hun retail klanten realiseren. Zou dit niet het geval zijn, dan bevoordelen UPC en Ziggo hun eigen retail bedrijf door middel van bijvoorbeeld kortere levertijden.
102. m zeker te stellen dat de ordering en levering van WLR-C inderdaad non-discriminatoir ge- O
schiedt, is door het college in de implementatiebesluiten bepaald dat het door UPC en Ziggo met be- trekking tot ordering en levering aan WLR-afnemers te garanderen service level zodanig hoog moet zijn dat die WLR-afnemers daarmee in staat zijn om op retail niveau minimaal dezelfde performance te halen als UPC en Ziggo hun eigen klanten bieden (zie hoofdstuk A.21 respectievelijk A.19 van de implementatiebesluiten UPC en Ziggo).

103.
De betekenis van het voorgaande voor de binnen UPC en Ziggo beschikbare ordercapaciteit is dat die capaciteit non-discriminatoir ­ en dus zonder onderscheid te maken naar het criterium retail order of WLR-order ­ benut moet worden. In een situatie waarin de maximale ordercapaciteit wordt overschreden, impliceert dit dat de consequentie van het capaciteitstekort ­ in termen van het niet kunnen realiseren van orders binnen het gestelde service level ­ voor retail orders van UPC en Ziggo zelf en voor WLR-orders hetzelfde moet zijn. Met andere woorden: als het totaal aan retail orders en WLR-orders leidt tot een overschrijding van de totaal beschikbare ordercapaciteit, dan dient dit voor OPENBARE VERSIE 20




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

retail orders en WLR-orders er in gelijke mate toe te leiden dat het relevante service level niet gehaald wordt, en dus dat retail orders van UPC of Ziggo in een gelijke mate langer op de plank moeten liggen als dat voor WLR-orders het geval is.

104.
De consequentie hiervan is dat het stellen van een maximale ordercapaciteit specifiek voor WLR- orders in feite zinledig is; de maximale ordercapaciteit geldt altijd voor het aantal retail orders en WLR- orders tezamen, en met die capaciteit dienen zowel de retail orders als de WLR-orders tegen de rele- vante service levels te worden bediend.

105. f UPC en Ziggo in de praktijk de beschikbare ordercapaciteit non-discriminatoir tegen de rele- O
vante service levels inzetten, blijkt uit de door het college van UPC en Ziggo verlangde maandelijkse rapportage over het op het service level voor ordering en levering behaalde resultaat. De vergelijking van de rapportage gespecificeerd naar de betreffende WLR-afnemer met de rapportage gespecifi- ceerd naar alle afnemers ­ inclusief UPC's dan wel Ziggo's eigen 'analoge retail bedrijf' - tezamen, zal immers uitwijzen of de WLR-orders van de betreffende WLR-afnemers non-discriminatoir zijn behan- deld. Blijkt dat niet het geval, dan staat het de WLR-afnemer vrij om het college op deze schending van het non-discriminatie beginsel te wijzen, waarop het college maatregelen kan overwegen.
106.
Het voorgaande leidt het college tot de conclusie dat de in de ontwerpbesluiten gegeven aanwij- zing niet de meest correcte vertaling is van wat de toepassing van het non-discriminatie beginsel in de context van ordering en levering van WLR-C moet betekenen. Immers, op basis van het voorgaande kan worden vastgesteld dat non-discriminatie impliceert dat specifiek voor het aantal WLR-orders geen maximale ordercapaciteit kan worden vastgesteld. De aanwijzing zal daarom worden geherfor- muleerd in de bepaling dat UPC en Ziggo hun referentieaanbiedingen van de bepalingen ter zake van de maximale ordercapaciteit zullen moeten schonen.
107.
UPC merkt op dat in het RA WLR-C is aangegeven dat WLR-afnemers met UPC in overleg kun- nen treden over extra capaciteit. Deze optie valt volgens UPC buiten de door UPC voorgestelde ope- rationalisering, en omdat iedere WLR-afnemer hierover met UPC in overleg kan treden, is er volgens UPC geen sprake van verstoring van het concurrentiële ,,level playing field. Anders dan OPTA veron- derstelt, is de voor extra capaciteit benodigde uitbreiding vooral gelegen in de uitbreiding van de be- perkte capaciteit van bestaande systemen, en volgens Ernst&Young is [VERTROUWELIJK ].
108. nder verwijzing naar zijn motivering in de ontwerpbesluiten, is het college van oordeel dat de O
figuur van het tegen een aanvullende kostengeoriënteerde vergoeding kunnen doen realiseren van extra ordercapaciteit uitsluitend aanvaardbaar is in de situatie waarin een WLR-afnemer de WLR- orders die de door hem voor de betreffende periode ingediende volumevoorspelling te boven gaan tegen het reguliere service level uitgevoerd wil zien worden.14


14 Zie in dit verband de randnummers 119 en 120 van onderhavige nota. OPENBARE VERSIE 21




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


3.8 Forecast procedure (UPC: A.7, Ziggo: A.8)
109.
UPC herhaalt in haar zienswijze het door haar tijdens de IG-besprekingen naar voren gebrachte standpunt dat het kunnen beschikken over een adequate operationele volumevoorspelling nodig is om zo goed mogelijk invulling te kunnen geven aan de vraag van de WLR-afnemer.
110. dit verband merkt het college op het hier niet met UPC over oneens te zijn. Het college acht In
een bandbreedtemodel met ,,rolling forecasts, waarbij afnemers een boete krijgen bij een ten opzichte van de prognose significante onderrealisatie en bij een significante afwijking naar boven niet langer op de gestelde service level kunnen rekenen, in principe redelijk. Belangrijk is hierbij overigens dat boe- tes er niet toe dienen een groot financieel risico bij de afnemer neer te leggen, maar als prikkel om een betrouwbare voorspelling te doen waarmee ook de capaciteitsplanning beter verloopt. Wanneer de capaciteit wordt afgestemd op de volumeprognose, kunnen UPC en Ziggo gemakkelijker de met betrekking tot ordering en levering vastgestelde service levels behalen. Wanneer een volumevoorspel- ling ruim wordt overschreden, is het daarom logisch dat voor de betreffende WLR-afnemer de service level voor de betreffende periode niet langer wordt gegarandeerd.15
111. n de implementatiebesluiten wordt UPC en Ziggo dan ook niet de mogelijkheid ontzegd dat zij I
van WLR-afnemers een volumevoorspelling verlangen.16 Aan de orde in de onderhavige aanwijzing is dat de door WLR-afnemers in te dienen voorspellingen niet al meteen vanaf de start van WLR-C bin- dend mogen zijn (bijvoorbeeld in de zin dat zij boetes verschuldigd zijn als zij hun voorspellingen niet in de praktijk realiseren).

112.
Het college begrijpt UPCs punt daarom zo dat UPC er van uitgaat dat van een adequate voor- spelling pas sprake is indien de voorspelling ook bindend is. Hoewel het college inziet dat het binden- de karakter van een volumevoorspelling WLR-afnemers de prikkel zal geven om hun voorspelling zo goed mogelijk te doen, mag volgens het college niet worden verwacht dat een volumevoorspelling zonder bindend karakter onvoldoende adequaat is om voor UPC in haar capaciteitsplanning bruikbaar te kunnen zijn. De WLR-afnemer heeft immers als belang om zijn nieuwe klanten zo goed mogelijk te bedienen, waarvoor de WLR-afnemer afhankelijk is van de bij UPC beschikbare capaciteit om de overstaporder van die klant te verwerken. Naar het oordeel van het college is een niet-bindende voor- spelling daarom niet hetzelfde als een onbruikbare voorspelling, wat door het college in de overwegin- gen ten aanzien van onderhavige aanwijzing is betrokken. In deze zin is het belang van UPC ­ anders dan UPC in haar zienswijze stelt ­ wel degelijk door het college gewogen.
113. iggo geeft aan bereid te zijn het RA WLR-C aan te passen en op te nemen dat de operationele Z
volumevoorspelling gedurende het eerste half jaar van de overeenkomst niet bindend is (in termen van boetes noch service levels). Volgens Ziggo moet een WLR-afnemer vanaf de tweede helft van het eerste jaar reeds in staat zijn een betrouwbare volumevoorspelling te doen, waarbij Ziggo ook wijst op de mogelijkheid om de voorspelling tussentijds aan te passen. Ziggo stelt voor om ook in de tweede helft van het eerste jaar nog af te zien van de boeteregeling, waarbij dan wel geldt dat Ziggo bij een


15 Het college acht het overigens redelijk wanneer WLR-afnemers door UPC en Ziggo in staat worden gesteld om hun eventuele ,,volumeprognoseruimte onderling her te verdelen. Dit is bij diverse gereguleerde diensten en forecast procedures de praktijk.
16 Zij het niet voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst (zie paragraaf 3.5 van deze nota). OPENBARE VERSIE 22




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

van de voorspelling afwijkende realisatie niet meer aan de service levels gebonden is. Ziggo acht hiermee de gevolgen die zij aan een van de prognose afwijkende realisatie verbindt redelijk.
114. ar aanleiding van dit voorstel van Ziggo en zich rekenschap gevend van de zienswijze van Na
UPC, acht het college een gedeeltelijke heroverweging van de onderhavige aanwijzing aan de orde. Het college acht het redelijk om de in de ontwerpbesluiten bepaalde termijn van vier kwartalen te be- korten tot twee kwartalen, waarbij zij opgemerkt dat ongewijzigd blijft dat UPC en Ziggo gedurende die twee kwartalen geen consequenties mogen verbinden aan de situatie waarin een prognose buiten de gestelde bandbreedte afwijkt van de realisatie. Met deze bekorting van de bedoelde periode acht het college de belangen van UPC en Ziggo en van WLR-afnemers in een juiste balans. Het college zal beide implementatiebesluiten hiermee in lijn brengen.
115. veneens naar aanleiding van de inbreng van Ziggo komt het college tot de conclusie dat de E
bedoelde termijn van twee kwartalen betrekking dient te hebben op de eerste twee kwartalen die door een specifieke WLR-afnemer geprognosticeerd moeten worden (en niet, zoals in de ontwerp aanwij- zing is bepaald, vanaf het moment waarop WLR-C bij UPC en Ziggo orderbaar en afneembaar is). Immers, voor elke nieuwe WLR-afnemer zal gedurende een eerste periode onvoldoende vast te stel- len zijn welk ordervolume hij in de praktijk mag verwachten, wat naar het oordeel van het college moet betekenen dat elke WLR-afnemer een periode van twee kwartalen gegund moet zijn om zich dat in- zicht te verschaffen. Het college zal de aanwijzing in deze zin aanpassen.
116.
Met betrekking tot de aanwijzing dat met een bandbreedte van 20% niet bedoeld mag zijn dat de prognoses voor twee opvolgende kwartalen niet meer dan 20% van elkaar mogen afwijken, geeft UPC aan dat de op- en afschaling van capaciteit een bepaalde doorlooptijd heeft en dat een bandbreedte voor deze opschaling noodzakelijk is en standaard is in verschillende branches. De bepaling uit het RA is volgens UPC dus inderdaad bedoeld zoals OPTA aangeeft en de daaruit voortvloeiende beper- king is volgens UPC gerechtvaardigd, waardoor de aanwijzing dient te vervallen. UPC benadrukt dat een overschrijding van de volumevoorspelling slechts tot gevolg heeft dat UPC de service level niet meer kan waarborgen; het is in voorkomend geval niet zo dat orderverzoeken zonder meer worden geweigerd.

117. Het college kan UPC in het bovenstaande niet volgen. De consequentie van dit model is, zoals in het ontwerpbesluit is aangegeven, dat groei niet of onvoldoende van de grond kan komen of dat WLR-afnemers vanaf de eerste periode met een onrealistisch hoge volumevoorspelling moeten gaan werken om in latere periodes wel te kunnen groeien. Te meer daar UPC met een kwartaalprog- nose werkt en een prognose voor vier kwartalen vereist, is het college van oordeel dat UPC op basis van die lange termijn volumevoorspelling reeds voldoende tijd heeft om capaciteit op en af te schalen.
118. Het door het college redelijk geachte model sluit dus niet uit dat de op 1 januari voor Q3 inge- diende prognose meer dan 20% hoger ligt dan de op hetzelfde moment ingediende prognose voor Q2. Zonder deze mogelijkheid zou het voor een WLR-afnemer immers bijvoorbeeld niet mogelijk zijn om een marketingcampagne te starten ten aanzien waarvan op voorhand is te verwachten dat de daaruit resulterende vraag meer dan 20% hoger ligt dan de vraag in het voorgaande kwartaal. Het op- en OPENBARE VERSIE 23




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

afschalingsargument speelt in deze geen rol, gegeven dat de sprong in het aantal orders al ver van te voren door de WLR-afnemer in zijn prognose is aangekondigd.17
119.
Het ontwerp implementatiebesluit UPC bepaalt dat UPC haar RA WLR-C dient te schonen van de bepaling dat WLR-afnemers tegen meerprijs WLR-orders kunnen inleggen buiten de bovenkant van de door hen geprognosticeerde bandbreedte.18 Aangezien OPTA slechts een opmerking met betrek- king tot de meerprijs maakt, gaat UPC er vanuit dat OPTA accepteert dat orders buiten de bovenkant van de door geprognosticeerde bandbreedte met vertraging kunnen worden uitgevoerd. In reactie op de opmerking van OPTA dat voor de door UPC bedoelde meerprijs geen tariefelement in UPCs kos- tentoerekeningssysteem is voorzien, merkt UPC op dat de meerprijs afhankelijk is van de omstandig- heden van een geval en derhalve op individuele basis moet worden vastgesteld.
120.
Deze inbreng van UPC heeft het college geleid tot een heroverweging van de onderhavige aan- wijzing. Met het door het college hiervoor in randnummer 110 beschreven bandbreedtemodel acht het college de figuur verenigbaar dat WLR-afnemers de gelegenheid hebben om buiten de bovenkant van de door hen geprognosticeerde bandbreedte er voor te kiezen dat zij de extra orders tegen een kos- tengeoriënteerde meerprijs bediend krijgen; dat een dergelijke meerprijs niet in het tarieftraject door UPC is voorgesteld acht het college onvoldoende reden om WLR-afnemers deze gelegenheid niet te geven. De hierbij te gelden voorwaarde is dan wel dat voor deze extra orders de reguliere service levels van toepassing zijn. Het college zal het implementatiebesluit UPC hiermee in lijn brengen.
121.
UPC geeft aan dat haar RA WLR-C reeds in evaluatie en overleg voorziet tussen UPC en de WLR-afnemer, waarbij ook de volumevoorspelling wordt besproken. De aanwijzing is daarom volgens UPC op dit punt overbodig. Ziggo geeft aan bereid te zijn na afloop van het eerste half jaar de opera- tionele forecast procedure te evalueren.

122.
Het college merkt op dat hij een gezamenlijke evaluatie met alle afnemers voor ogen heeft waar- bij de forecast procedure wordt besproken om deze eventueel beter op de praktijk aan te laten sluiten, wat verschilt van een periodiek overleg tussen UPC en individuele afnemers. Het college ziet in de ontvangen zienswijzen derhalve geen aanleiding om de aanwijzing op dit punt te heroverwegen.
3.9 Relatie UPC / Ziggo ­ WLR-afnemer ­ eindgebruiker (UPC: A.8, Ziggo: A.9)
123.
UPC geeft aan veel waarde te hechten aan de relatie met de eindgebruiker, onder meer vanwege de uitstraling die de wijze waarop de WLR-afnemer omgaat met zijn eindgebruiker heeft op UPC. Dit geldt temeer als deze eindgebruiker ook nog klant is bij UPC voor andere diensten. Ook is er de kans dat een eindgebruiker UPC en de WLR-afnemer vereenzelvigd, bijvoorbeeld als er sprake is van een storing. Als OPTA een propositie van een WLR-afnemer toelaat, die inhoudt dat een eindgebruiker niet wordt geïnformeerd over storingen of onderhoud in ruil voor een lager tarief, versterkt dat het risi- co op negatieve uitstraling op UPC. UPC is dan ook van mening dat, als de WLR-afnemer dit ook na een verzoek van UPC nalaat, het voor haar belangrijk is om de eindgebruiker zelf te kunnen informe-


17 Iets anders is de situatie waarin de WLR-afnemer op 1 april zijn prognose voor Q2 aanpast: in die situatie is het naar het oordeel van het college wel redelijk dat vereist is dat die prognose zich binnen een bandbreedte bevindt ten opzichte van de op
1 januari voor datzelfde kwartaal ingediende prognose. In die situatie geldt immers wel het op- en afschalingsargument.
18 Randnummer 181 van het ontwerp implementatiebesluit UPC. OPENBARE VERSIE 24




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

ren over storingen of onderhoud. De door OPTA voorgenomen aanwijzing staat haaks op de doelstel- ling van OPTA de belangen van eindgebruikers te bevorderen.
124. iggo geeft in haar zienswijze aan dat zij de onderhavige bepalingen heeft opgenomen met een Z
tweeledig doel. Ten eerste benadrukt Ziggo dat de WLR-afnemer de klantrelatie overneemt en daar- mee volledig verantwoordelijk is voor het informeren van de eindgebruiker. Ten tweede moet het tijdig informeren van eindgebruikers over storingen en wijzigingen voorkomen dat Ziggo veel vragen van niet of slecht geïnformeerde eindgebruikers van een WLR-afnemer te verwerken krijgt. De argumenta- tie van OPTA dat de onderhavige bepalingen de mogelijkheid voor een WLR-afnemer uitsluiten om een ,,kale propositie aan afnemers te doen (een lager tarief voor een abonnement dat geen recht geeft op informatie over storingen, onderhoud en wijzigingen in het zenderpakket) is volgens Ziggo niet overtuigend. Tijdens de IG-besprekingen is volgens Ziggo immers niet gebleken dat er interesse be- staat in het aanbieden van een dergelijk kaal abonnement aan eindgebruikers en ook het privaatrecht zou daaraan in de weg staan (wanprestatie).

125.
Het college constateert dat de hier door UPC en Ziggo naar voren gebrachte argumenten voor een belangrijk deel reeds door hen zijn ingebracht in het kader van de IG-besprekingen. Naar het oordeel van het college dient voorop te staan dat WLR-C zo door UPC en Ziggo wordt ingericht dat de WLR-afnemer daadwerkelijk in staat is om de klantrelatie over te nemen, om zodoende in alle opzich- ten in staat te zijn om een concurrerende retail dienst te definiëren. Dit impliceert dat de WLR-afnemer de gelegenheid wordt gelaten om die klantrelatie zelf vorm te geven, en daarin eigen keuzes kan ma- ken ten aanzien van zijn informatievoorziening met betrekking tot pakketwijzigingen, gepland onder- houd en blokstoringen. Hier past volgens het college niet bij dat UPC of Ziggo deze informatievoorzie- ning richting hun WLR-afnemers voorschrijven, laat staan dat bij het uitblijven van die informatievoor- ziening UPC de vrijheid zou kunnen nemen om de informatievoorziening over te nemen.
126. ls de WLR-afnemer met zijn klanten een bepaalde invulling van de informatievoorziening over- A
een is gekomen, dan is het vervolgens de verantwoordelijkheid van de WLR-afnemer om zijn klanten conform die invulling te informeren. Laat hij dit na, dan is hij daarop in principe door zijn klanten aan- spreekbaar, en zal in de eerste plaats hij zelf daar de reputatieschade van ondervinden. Voor zover al gesproken zou kunnen worden van een negatieve uitstraling op UPC, en voor zover het al zo zou zijn dat door hun WLR-afnemer niet-geïnformeerde klanten zich al tot Ziggo zullen richten, acht het colle- ge dit in zijn overwegingen van minder doorslaggevend belang dan het uitgangspunt dat WLR-C WLR-afnemers in staat moet stellen om de klantrelatie over te nemen.
127.
UPC geeft verder aan akkoord te gaan met de in dictumonderdeel xvii van het ontwerp implemen- tatiebesluit UPC gegeven aanwijzing inzake de vormvoorschriften die UPC in acht moet nemen in die gevallen waarin contact tussen UPC en de klant van een WLR-afnemer aan de orde is, en zal deze in haar RA WLR-C overnemen.

128. en aanzien van dezelfde aanwijzing (dictumonderdeel xvi. van het ontwerp implementatiebesluit T
Ziggo) geeft Ziggo aan dat van contact tussen Ziggo en een klant van een WLR-afnemer uitsluitend sprake is in geval van tweedelijnssupport. Voorafgaand daaraan is dan altijd contact geweest tussen de klant en de WLR-afnemer zelf, waarin de WLR-afnemer de situatie aan zijn klant duidelijk kan ma- ken. De door OPTA voorgenomen aanwijzing voegt daarom niets toe. Naar het oordeel van het colle- ge mag er niet op voorhand op worden vertrouwd dat het in alle gevallen zo zal zijn dat een WLR- OPENBARE VERSIE 25




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

afnemer in de gelegenheid is geweest om zijn klant adequaat te informeren over het feit dat Ziggo met hem contact zal opnemen of ter plekke een handeling zal komen verrichten. Dit maakt de onderhavige aanwijzing niet zinledig, en het college ziet derhalve geen aanleiding om de aanwijzing achterwege te laten.

129.
KPN wijst ten aanzien van het RA WLR-C van Ziggo op de bijlage bij dat referentieaanbod, en verzoekt het college te bepalen dat Ziggo geen algemene voorwaarden mag voorschrijven gegeven dat dit in de contractuele relatie tussen de WLR-afnemer en de eindgebruiker zou treden.
130.
Met het oog op de hiervoor in de randnummers 125 en 126 aangevoerde argumentatie, kan het college KPN volgen in diens standpunt dat het niet zo kan zijn dat Ziggo door middel van het voor- schrijven van de door de WLR-afnemer richting diens klanten te stellen algemene voorwaarden in de relatie tussen die WLR-afnemer en die klanten kan treden. Het college zal daarom de onderhavige aanwijzing uitbreiden met de aanwijzing dat Ziggo het RA WLR-C dient te schonen van bepalingen die de WLR-afnemer verplichten jegens zijn klanten door Ziggo bepaalde algemene voorwaarden te han- teren.

131. en en ander neemt niet weg dat het college Ziggo kan volgen in het feit dat Ziggo een rol van E
betekenis houdt in de relatie met de eindgebruiker van een WLR-afnemer, met name in het kader van zaken die betrekking hebben op het behoud van de integriteit van het netwerk van Ziggo. Wil Ziggo echter in dergelijke zaken voorzien, dan zal zij dit in het RA WLR-C moeten regelen in haar relatie met de WLR-afnemer; hoe die WLR-afnemer vervolgens richting zijn klanten aan de betreffende bepalin- gen uitwerking geeft, is aan de WLR-afnemer zelf.19
132. ouCa stelt in haar zienswijze een aantal regels voor ter bescherming van het belang van YouCa Y
en de eindgebruiker. Zo zal bepaald moeten worden dat de monteur van UPC of Ziggo uitsluitend servicematige activiteiten verricht, en dat YouCa in voldoende mate door UPC en Ziggo (elektronisch) geïnformeerd moet worden om die servicematige activiteiten bij de eindgebruiker te verifiëren (inclu- sief reden van de activiteit, de bestede tijd en de gemaakte kosten). Vergelijkbare voorstellen presen- teert YouCa in het kader van de samenwerking tussen het eerste en tweedelijns service proces. Met betrekking tot deze input van YouCa is het college van oordeel dat het niet opportuun is om ten aan- zien van de betreffende punten reeds nu in detail tot aanwijzingen te komen; het college acht de nade- re uitwerking van de betreffende punten in eerste instantie een onderwerp voor (operationeel) overleg tussen UPC en WLR-afnemers.

3.10 Waarborgen goede staat AOP (Ziggo: A.10)
133. iggo stelt dat het college het veertiende punt van paragraaf 1.3. van Ziggos RA WLR-C onjuist Z
heeft geïnterpreteerd. Ziggo legt in de betreffende bepaling geen verplichting op aan de WLR-afnemer om te waarborgen dat de eindgebruiker het AOP in goede staat handhaaft. In plaats daarvan vraagt Ziggo aan WLR-afnemers om een dergelijke verplichting door middel van hun algemene voorwaarden aan hun eindgebruikers op te leggen. Ziggo heeft een dergelijke verplichting ook opgenomen in de


19 Met andere woorden: Ziggo mag in het RA WLR-C niet de door de WLR-afnemer richting diens eindgebruiker te hanteren algemene voorwaarden dicteren; zie ook erandnummer 130 van deze nota. OPENBARE VERSIE 26




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

eigen algemene voorwaarden en acht het opnemen daarvan door WLR-afnemers dan ook niet dispro- portioneel, onbillijk of onredelijk bezwarend.

134. samenhang met hetgeen hiervoor is gesteld in randnummer 131, overweegt het college hier In
het volgende. De onderhavige aanwijzing betreft niet het feit dat Ziggo met de betreffende bepaling van de WLR-afnemer verlangt dat deze de goede staat van het AOP waarborgt. Integendeel, Ziggo geeft met dit deel van de bepaling juist invulling aan wat hiervoor in randnummer 131 is bedoeld: Zig- go regelt de gewenste staat van het AOP in haar relatie met de WLR-afnemer, en laat de WLR- afnemer vrij om zelf te bepalen hoe hij op dit punt invulling geeft aan zijn relatie met zijn klant. De door Ziggo in haar zienswijze geformuleerde interpretatie van de betreffende bepaling wordt daarom niet alleen door het college niet herkend, maar kan ook niet worden gevolgd.
135.
De onderhavige aanwijzing betreft wel het feit dat Ziggo met de bepaling tevens verlangd dat de WLR-afnemer de goede staat van het AOP ook waarborgt nadat diens klant zijn abonnement heeft beëindigd. In de zienswijze van Ziggo vindt het college geen aanleiding om op de voorgenomen aan- wijzing terug te komen.

3.11 Orderproces: vereiste gegevens en informatiedienst (UPC: A.9, Ziggo: A.11)
136. haar zienswijze herhaalt UPC haar in de IG-besprekingen gecommuniceerde standpunt dat het In
UPC klant-ID noodzakelijk is voor het in UPCs systemen kunnen verwerken van orders. Het UPC klant-ID is volgens UPC voor de eindgebruiker op meerdere plaatsen makkelijk terug te vinden, en levert de unieke identificatie van een eindgebruiker. Dit laatste is noodzakelijk omdat op hetzelfde adres meerdere aansluitingen kunnen bestaan, waardoor NAW gegevens ­ anders dan OPTA in het ontwerpbesluit veronderstelt ­ niet afdoende zijn. UPC verwijst in deze naar de energiesector waar het gebruik van een ID zoals het UPC klant-ID gebruikelijk en geaccepteerd is.
137.
UPC wijst op de door haar in het RA WLR-C gekozen constructie waarin ook zonder de verstrek- king van een UPC klant-ID de order van een WLR-afnemer in behandeling kan worden genomen, mits met de UPC-ID tool door UPC een unieke match kan worden gemaakt tussen de door de WLR- afnemer verstrekte klantgegevens en een UPC klant-ID. Hierdoor hoeft volgens UPC het verplichte gebruik van het UPC klant-ID niet in de weg te staan aan een effectieve uitvoering van WLR-C.
138. Volgens UPC stelt het college ten onrechte dat er ondanks het gebruik van de UPC-ID tool (die

overigens vergelijkbaar is met de check die UPC zelf uitvoert) nog afwijzingen van orders kunnen ontstaan als gevolg van onjuist verstrekte klantgegevens. De door OPTA opgelegde door UPC in te richten en te leveren informatiedienst is daarmee onredelijk en disproportioneel. UPC geeft daarbij aan dat het risico op onjuistheden in klantgegevens net zo goed voor UPC zelf bestaat; ook als UPC te weinig informatie van een potentiële eindgebruiker heeft gevraagd, kan het zijn dat UPC de UPC klant-ID niet kan achterhalen en naar de eindgebruiker terugmoet.
139.
Naar aanleiding van de zienswijze van UPC overweegt het college het volgende. In het orde- ringsproces is het van groot belang dat orders ,,clean worden ingeschoten, wat wil zeggen dat de door UPC of Ziggo weder te verkopen aansluiting ook inderdaad de aansluiting is van de klant die richting de WLR-afnemer kenbaar heeft gemaakt van diens diensten gebruik te willen maken. Een te laag percentage ,,clean orders heeft tot gevolg dat het rendement van het orderingsproces te lijden heeft, OPENBARE VERSIE 27




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

met als risico dat niet die aantallen overstaporders binnen de gestelde termijnen gerealiseerd kunnen worden als anders het geval was geweest.

140. veneens van belang is dat de WLR-afnemer in diens klantwerving niet gedwongen is om van E
een potentiële nieuwe klant informatie te moeten verlangen die voor die klant niet of niet in voldoende mate (op dat moment) beschikbaar is. Zou dit wel zo zijn, dan zou dit in de praktijk uitwerken als een overstapdrempel: de eindgebruiker wil in beginsel immers overstappen, maar heeft informatie X niet bij de hand, en weet zo gauw ook niet waar dit te vinden, met als risico dat de betreffende wervingsac- tie wat betreft die potentiële klant verzandt.

141. het kader van de onderhavige aanwijzing is de vraag aan de orde hoe beide aspecten van het In
orderingsproces op een redelijke en proportionele wijze in het RA WLR-C geadresseerd moeten wor- den. De hierin door het college in de ontwerpbesluiten gemaakte keuze is dat WLR-afnemers met behulp van de door UPC en Ziggo aan te bieden informatiedienst zelf ­ voorafgaand aan het plaatsen van een WLR-order en zo nodig op het moment van hun klantcontact ­ kunnen valideren of er een match is tussen de betreffende eindgebruiker en de klantgegevens die UPC en Ziggo van die eindge- bruiker hebben, en op basis waarvan vervolgens de clean order kan worden geplaatst. Door de valida- tie mogelijk te maken op basis van uitsluitend NAW gegevens, kan de bij de potentiële klant benodig- de uitvraag beperkt blijven tot die informatie waarvan redelijkerwijs verwacht mag worden dat iedereen die paraat heeft.

142.
Doorslaggevend verschil tussen een orderproces met een dergelijke informatiedienst en de door UPC voorgestane toepassing van een UPC-ID tool is dat de UPC-ID tool pas wordt toegepast nadat de betreffende WLR-order door de WLR-afnemer is geplaatst. Dit betekent dat als de UPC-ID tool een negatieve uitkomst geeft, de betreffende order door UPC afgewezen wordt als niet zijnde een clean order, waarna de WLR-afnemer opnieuw contact zal moeten zoeken met de potentiële klant, en het gehele proces nogmaals moet worden doorlopen. Naar het oordeel van het college komt deze bena- dering daarom niet tegemoet aan de effectiviteit die van het orderingsproces moet worden vereist en is ze daarmee niet acceptabel.

143.
UPC stelt dat met het gebruik van de UPC-ID tool niet de situatie kan ontstaan dat UPC een WLR-order niet accepteert omdat de door de eindgebruiker verstrekte gegevens onjuistheden bevat- ten. Het college kan UPC niet in deze stelling volgen. In een situatie waarin in de vanuit de WLR- afnemer in de WLR-order aangeleverde gegevens spelfouten staan ­ wat in het geval van naam en adresgegevens zeker niet uit te sluiten is ­ , dan zal ook UPC met de UPC-ID tool daar niet in alle gevallen een correct ID uit kunnen halen. Het college merkt bovendien op dat de UPC-ID tool in han- den blijft van UPC en dat WLR-afnemers er zelf niet over kunnen beschikken, zij kunnen bijvoorbeeld ook niet meerdere spelwijzen ,,uitproberen. UPC erkent bovendien zelf dat de UPC-ID tool niet in alle situaties een oplossing kan bieden (ook niet voor zichzelf).
144.
De door UPC met de energiesector gemaakte vergelijking is volgens het college overigens niet geheel op zijn plaats. In de energiesector wordt gebruik gemaakt van een universeel aansluit-ID dat gekoppeld is aan het aansluitadres en niet aan de gebruiker. Het aansluit-ID zal te allen tijde aan de- zelfde locatie gekoppeld blijven en niet meeverhuizen met de eindgebruiker, zoals dat bij het UPC klant-ID wel het geval is. Daarnaast wijst het college er op dat er in de energiesector sprake is van OPENBARE VERSIE 28




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

een situatie waarin het aansluit-ID wordt toebedeeld door een netbeheerder die niet zelf retail activitei- ten ontplooit, wat in het geval van UPC anders is.
145.
UPC geeft aan dat de informatiedienst resulteert in aanzienlijk hogere implementatiekosten die UPC niet in het door haar reeds bij OPTA ingediende kostentoerekeningssysteem heeft kunnen be- trekken.

146.
Met betrekking tot deze zienswijze, en voor zover het inderdaad zo is dat er sprake is van additi- onele kosten die UPC niet in haar in juli 2009 ingediende kostentoerekeningssysteem heeft kunnen opnemen, merkt het college het volgende op. Op grond van de marktbesluiten UPC en Ziggo geldt in het kader van WLR-C éénjarige tariefregulering, wat zoveel wil zeggen als dat UPC en Ziggo jaarlijks een kostentoerekeningsysteem aan het college dienen voor te leggen, dat vervolgens door het college wordt beoordeeld, en op basis waarvan ten slotte de voor WLR-C relevante tarieven worden vastge- steld.20 Impliciet aan deze éénjarige tariefregulering is dat UPC en Ziggo de door UPC bedoelde even- tuele additionele aan WLR-C toerekenbare kosten in het volgende jaar in hun kostentoerekenigssys- teem kunnen opvoeren. Dat UPC de met de informatiedienst samenhangende kosten niet in haar rapportage van juli 2009 heeft kunnen opnemen, staat derhalve niet aan de onderhavige aanwijzing in de weg.

147.
UPC en Ziggo wijzen op de privacyrechtelijke vraagstukken die samenhangen met de door het college opgelegde informatiedienst, waar OPTA geheel aan voorbij zou zijn gegaan. In dit verband is het college van oordeel dat de opgelegde verplichting tot het ter beschikking stellen van een informa- tiedienst niet leidt tot privacyschending. In de eerste plaats heeft de eindgebruiker baat bij de verwer- king van de persoonsgegevens (zoals bedoeld in art 8 onder d. van de Wet bescherming persoonsge- gevens, Wbp), gegeven dat hij daarmee in staat wordt gesteld een overeenkomst aan te gaan met de WLR-afnemer. Daarnaast wijst het college er in dit verband op dat UPC en Ziggo dienen mee te wer- ken aan de uitvoering van de verplichtingen zoals deze voor hen voortvloeien uit hoofdstuk 6a Tw (zie art. 8 aanhef en onder c. Wbp). Het college acht het gebruik van de persoonsgegevens niet onvere- nigbaar met de doeleinden waarvoor deze zijn verkregen (art. 9 Wbp). In het bijzonder benadrukt het college dat het bij deze informatiedienst uitsluitend gaat om gegevens die gekoppeld zijn aan individu- ele aansluitingen waarop de wederverkoopverplichting rust en dat er geen sprake is van een algeme- ne verwerking of op grote schaal beschikbaarstelling van de gehele gegevensdatabank. Het college benadrukt dat wanneer UPC en Ziggo een correcte invulling geven aan nadere gebruiksregels, bij- voorbeeld een fair use policy, voldoende waarborgen bestaan voor de bescherming van de privacy. In verband hiermee benadrukt het college dat op grond van randnummer 231 respectievelijk 236 van de ontwerp implementatiebesluiten UPC en Ziggo het college het redelijk acht dat UPC en Ziggo ten aanzien van het gebruik van de informatiedienst regels stellen. Hierbij wordt aangegeven dat dit bij- voorbeeld ingevuld kan worden met een fair use policy, maar niet beperkt daartoe.
148.
Met betrekking tot het punt dat UPC het telefoonnummer van de eindgebruiker niet mag verlan- gen als de in een order vereiste informatie, geeft UPC aan niet in te zien hoe zij op een andere wijze dat telefoonnummer zou moeten verkrijgen. In het dringende geval van een storing zou het erg om- slachtig zijn om eerst contact op te moeten nemen met de betreffende WLR-afnemer, en ook hier gelden privacyrechtelijke belemmeringen.


20 Zie de paragrafen 13.5.4 en 13.5.5 van de marktbesluiten UPC en Ziggo. OPENBARE VERSIE 29




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


149.
Het is het college echter niet duidelijk wat UPC er (ook privacyrechtelijk) aan in de weg staat om, bijvoorbeeld, met WLR-afnemers de afspraak te maken dat in het geval waarin een WLR-afnemer aan UPC een adres meldt waar monteursinzet nodig is daarbij tegelijk het telefoonnummer van de betref- fende eindgebruiker wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld ook het geval is in het kader van KPNs WLR- T dienstverlening.

150.
Met betrekking tot de informatiedienst is Ziggo van mening dat de door het college gevraagde voorziening WLR-afnemers faciliteert tot misbruik van Ziggos database ten behoeve van agressieve telemarketing- en slammingacties (,,fishing expeditions). Daarnaast vindt Ziggo dat de mogelijkheid tot het valideren, corrigeren of aanvullen van de vereiste gegevens voorafgaand aan het plaatsen van een order WLR-afnemers laat meeliften op de investeringen die Ziggo in haar klantenbestand heeft gepleegd.

151. iggo geeft verder aan dat de kans op fouten minimaal is wanneer een eindgebruiker zelf zijn Z
gegevens opgeeft, en Ziggo herhaalt dat kleine kennelijke verschrijvingen en spelfouten geen invloed zullen hebben op de clean order norm. Ook heeft Ziggo al een applicatie toegezegd om op postcode en huisnummer de leverbaarheid van de dienst te controleren. De door OPTA verlangde dienst is daarmee niet noodzakelijk voor de succesvolle toetreding van marktpartijen.
152.
Het is Ziggo niet duidelijk hoe zij ten aanzien van het gebruik van de informatiedienst regels zou kunnen stellen die een discriminatoire werking zouden hebben. Tevens is het Ziggo niet duidelijk wat voor fair use policy het college voor ogen heeft en hoe deze misbruik kan voorkomen.
153. algemene zin herhaalt het college ten aanzien van deze inbreng van Ziggo hetgeen het colle- In
ge hiervoor reeds met betrekking tot UPC heeft opgemerkt. Naar het oordeel van het college is de verlangde informatiedienst wel degelijk een proportionele voorziening die noodzakelijk is ten behoeve van een zo effectief mogelijke inrichting van het orderproces.
154. pecifiek ten aanzien van Ziggos standpunt dat de door het college gewenste invulling van een S
informatiedienst misbruik zou faciliteren, merkt het college het volgende op. In randnummer 236 van het ontwerpbesluit Ziggo heeft het college Ziggo nadrukkelijk de ruimte gelaten om ten aanzien van het gebruik van de informatiedienst regels te stellen waarmee oneigenlijk gebruik kan worden voor- komen. In dit verband kan worden gedacht aan een fair use policy, waarmee een relatief los verband kan worden gelegd tussen het aantal door een WLR-afnemer geplaatste orders en het aantal door die afnemer met de informatiedienst uitgevoerde validaties, of aan gebruiksquota, waarin dat verband dwingender is.21 Hiermee staan naar het oordeel van het college voor Ziggo voldoende mogelijkheden open om oneigenlijk gebruik van de informatiedienst te voorkomen.
155. en aanzien van de stelling van Ziggo dat de kans op fouten minimaal is als de eindgebruiker zelf T
zijn gegevens opgeeft, merkt het college op dat hier het nodige aan af is te doen. Te denken valt bij- voorbeeld aan het feit dat de eindgebruiker geen weet heeft hoe zijn huisnummertoevoeging in de administratie van Ziggo is opgenomen (bijv.: /1hg of ­III). Die eindgebruiker kan derhalve naar eer en geweten een huisnummertoevoeging aan de WLR-afnemer opgeven die desondanks niet matcht met


21 Gewezen kan worden op de door KPN voor WLR-T gehanteerde benadering (zie paragraaf 3 van Annex 4 van KPNs RA WLR-T).
OPENBARE VERSIE 30




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

de administratie van Ziggo. Ten aanzien van haar eigen retail klanten is Ziggo zelf in de gelegenheid om dit soort zaken direct te controleren, wat naar het oordeel van het college op basis van de informa- tiedienst voor WLR-afnemers hetzelfde moet zijn. Is dat niet het geval, dan kunnen zij hun orderpro- ces niet zo efficiënt inrichten als Ziggo dat voor zichzelf wel heeft gedaan.
156. iggos handreiking dat kleine verschrijvingen in de aangeleverde gegevens geen invloed zullen Z
hebben op het clean order percentage geeft veel onzekerheid aan WLR-afnemers omdat op voorhand niet duidelijk is hoe groot of klein een verschrijving mag zijn, wil die in de orderinleg wel of niet geac- cepteerd worden.

157. ok de door Ziggo toegezegde check op huisnummer en postcode is onvoldoende om deze be- O
zwaren te kunnen ondervangen. In algemene zin moet bedacht worden dat de output die de informa- tiedienst zal moeten geven afhankelijk is van de gegevens die door UPC en Ziggo in het kader van een order van WLR-afnemers wordt vereist. Met behulp van de informatiedienst dient de WLR- afnemer immers alle gegevens te kunnen valideren, corrigeren of aanvullen op grond waarvan Ziggo een order (bijvoorbeeld op grond van onjuistheid of onvolledigheid) kan afwijzen. In die zin biedt Zig- gos postcodecheck een andere ­ beperktere ­ functionaliteit dan de benodigde informatiedienst, ge- geven dat die check alleen zal uitwijzen of op het betreffende adres WLR-C leverbaar is. De postco- decheck zal geen voorafgaande validatie mogelijk maken van alle ordergegevens die ­ indien onjuist of onvolledig ­ tot een afwijzing van de order kunnen leiden.
158. Naar aanleiding van het vorige randnummer concludeert het college dat in de implementatie- besluiten tot uitdrukking zal moeten worden gebracht dat de output van de informatiedienst dient te bestaan uit alle gegevens die door UPC en Ziggo in het kader van een WLR-order van WLR-afnemers worden vereist en voor zover die bij UPC en Ziggo bekend zijn. Met betrekking tot UPC leidt dit het college ­ anders dan in het ontwerpbesluit UPC ­ tot de conclusie dat UPC de vrijheid kan worden gelaten om het UPC klant-ID te verlangen als onderdeel van de in een WLR-order door de WLR- afnemer te leveren informatie, mits UPC het betreffende klant-ID als output van de informatiedienst aan die WLR-afnemer ter beschikking stelt. Het college zal de implementatiebesluiten op dit punt aan- passen.


159.
Met betrekking tot de gegevens die Ziggo van WLR-afnemers vraagt, merkt Ziggo op dat het haar niet duidelijk is hoe zij de benodigde NAW gegevens en ­ indien van toepassing ­ het klant- nummer van Ziggo nader kan specificeren. Ten aanzien hiervan merkt het college op dat Ziggo in het RA WLR-C dient te expliciteren welke gegevens Ziggo bij een orderinleg van de WLR-afnemer ver- langt (zie Ziggos RA WLR-C paragraaf 3.3 sub 1). In het RA WLR-C vermeldt Ziggo immers nergens voldoende duidelijk welke gegevens hierbij vereist worden. Het college verwacht dat Ziggo deze omis- sie herstelt.

160. ele2&Online benadrukken dat de achternaam van de eindgebruiker niet nodig is om met de T
informatiedienst een volledige validatie te kunnen doen. UPC en Ziggo zijn in staat om op basis van enkel een postcode en een huisnummer een match terug te koppelen, en in voorkomend geval meer- dere matches. In het laatste geval kiest de WLR-afnemer uit de matches de (naam van de) eindge- bruiker die richting hem heeft aangegeven te willen overstappen, en vervolgens hoeft de WLR- afnemer enkel nog de zo verkregen informatie als clean order in te schieten. Het extra vereiste van ook een achternaam resulteert in een kans op meer fouten en een lager gerealiseerd clean order per- OPENBARE VERSIE 31




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

centage. Tele2&Online verwijzen naar de KPN informatiediensten voor MDF-access (specifiek: MIP15z) en WLR-T waar een en ander staande praktijk is.
161.
Het college kan Tele2&Online volgen in hun pleidooi dat er geen noodzaak is om UPC en Ziggo te verplichten om de achternaam van de eindgebruiker op te nemen als verplichte invoer van het in- formatieproduct; volstaan lijkt inderdaad te kunnen worden met postcode en huisnummer. Het college onderstreept dat met name de (achter)naam van de eindgebruiker gevoelig is voor spelfouten, en het zou de bruikbaarheid van het informatieproduct in onaanvaardbare mate aantasten als de achternaam als verplichte invoer deel uit zou maken van het informatieproduct. Het college meent dat ook huis- nummertoevoegingen op vergelijkbare wijze extra gevoelig zijn voor fouten. Om deze reden wil het college ook huisnummertoevoegingen uitsluiten van de verplichte invoer in het informatieproduct.
162. mdat deze door Tele2&Online ingediende zienswijze het college heeft doen overwegen om de O
informatiedienst inderdaad in de door Tele2&Online voorgestelde zin aan te passen, welke aanpas- sing door UPC en Ziggo gepercipieerd zou kunnen worden als een verzwaring van de implementatie- besluiten, heeft het college de betreffende zienswijze voor een reactie aan UPC en Ziggo voorgelegd.
163. haar reactie geeft UPC aan dat WLR-C niet ziet op een aansluiting op adresniveau maar op In
een klantrelatie. De klant kan daarbij met het UPC klant-ID uniek worden gemaakt. UPC herhaalt daarbij haar in de randnummers 136 en 137 hiervoor aangegeven standpunt, en geeft aan dat indien een WLR-afnemer bij de orderinleg niet alleen niet het UPC klant-ID zou hoeven geven, maar even- min de NAW gegevens, dit UPC geen enkele mogelijkheid zou overlaten om de betreffende eindge- bruiker te identificeren, met ongewenste chaos tot gevolg. Daarbij zou de door Tele2&Online voorge- stelde optie als risico hebben dat de WLR-afnemer lukraak het klantenbestand van UPC zou kunnen ,,leegtrekken.

164. en aanzien van deze reactie van UPC op de zienswijze van Tele2&Online merkt het college op T
dat de door Tele2&Online gesuggereerde achterwegelating van de achternaam als in de informatie- dienst benodigde input niet uitsluit dat het UPC klant-ID onderdeel uitmaakt van de in de orderinleg door de WLR-afnemer in te schieten klantgegevens. In dat geval dient het UPC klant-ID echter wel onderdeel uit te maken van de met de informatiedienst te leveren output (vergelijk ook randnummer
158 hiervoor). Wat betreft het argument van UPC dat de optie van Tele2&Online zou ontaarden in oneigenlijk gebruik, verwijst het college hier naar randnummer 154 hiervoor. In de reactie van UPC vindt het college derhalve geen overtuigende reden om Tele2&Online niet in hun verzoek te volgen.
165. iggo geeft in haar reactie op de zienswijze van Tele2&Online in de eerste plaats een samenvat- Z
ting van het door Ziggo in haar RA WLR-C voorgestelde orderproces. In de tweede plaats gaat Ziggo in op de zienswijze van Tele2&Online. Ziggo herhaalt daarbij haar reeds in haar eigen zienswijze ver- woorde standpunt dat het aan de WLR-afnemer is om de juiste NAW gegevens van zijn klanten te achterhalen en om die vervolgens als clean order bij Ziggo in te schieten; het eerdere contact tussen de WLR-afnemer en de betreffende klanten maakt dit ook voor de WLR-afnemer mogelijk. Ziggo her- haalt tevens haar standpunten met betrekking tot oneigenlijk gebruik en de relatie met de wettelijke bescherming van persoonsgegevens. Het college constateert dat de reactie van Ziggo geen inzichten geeft die het college reeds op grond van Ziggos eigen zienswijze bekend waren. OPENBARE VERSIE 32




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


166. Naar aanleiding van het voorgaande komt het college dan ook tot de conclusie dat Tele2&Online

in hun voorstel dienen te worden gevolgd, met dien verstande dat de voorgestelde benadering onver- kort tevens dient te gelden ten aanzien van huisnummertoevoegingen. Het college zal de implementa- tiebesluiten met deze conclusie in overeenstemming brengen.
167.
KPN meent dat UPC een controlemiddel zou moeten bieden waarmee WLR-afnemers kunnen nagaan welke gebieden op welke data in de nabije toekomst binnen het ,,ready for service gebied komen te vallen. Ziggo zou volgens KPN verplicht gesteld moeten worden om WLR-afnemers tijdig in kennis te stellen van een voorgenomen uitbreiding van het verzorgingsgebied inclusief de beschik- baarstelling van een controlemiddel daarvoor. Tevens dienen UPC en Ziggo hiervoor passende servi- ce levels en boetebedingen op te nemen.

168.
Het college meent dat met de door haar bedoelde informatiedienst voldoende gegevens worden verstrekt aan WLR-afnemers. Het college overweegt hierbij dat de analoge rtv-dienst een bestaande dienst is die reeds is uitgerold en in beginsel beschikbaar is in geheel het verzorgingsgebied. Er is geen sprake van een fundamenteel nieuwe dienst waarbij de aanbieder steeds keuzes zou moet ma- ken voor verdere stapsgewijze uitrol over deelgebieden. Het college wijst er overigens op dat reeds op grond van het non-discriminatie beginsel nieuwe aansluitingen in nieuwbouwgebieden niet eerder orderbaar mogen zijn voor de retail afdelingen van UPC respectievelijk Ziggo dan voor hun wholesale afnemers.

169. ouCa stelt zich op het standpunt dat de uitgangspunten voor de fair use policy door OPTA ver- Y
der gespecificeerd moeten worden dan in de ontwerpbesluit. YouCa vindt dat zij ongelimiteerd gebruik moet kunnen maken van de postcode check en van de informatiedienst zolang er aan het opvragen van informatie een verzoek van een potentiële YouCa klant ten grondslag ligt. Tevens wil YouCa dat de technische responstijden van de interfaces in het RA WLR-C worden vastgelegd. YouCa wijst er ook op dat UPC voor de elektronische postcode check momenteel verwijst naar de website van UPC. YouCa verzoekt UPC en Ziggo tot een implementatie van een postcode check via een ,,realtime au- tomatische interface die de garantie biedt het volledige verzorgingsgebied van UPC respectievelijk Ziggo af te dekken.

170.
Het college verwijst voor een nadere uitwerking van een mogelijke fair use policy naar hetgeen zij hiervoor naar aanleiding van de zienswijze van Ziggo heeft overwogen (zie randnummer 154). Het college staat op het standpunt dat de performance van de informatiedienst voor WLR-afnemers ten- minste gelijkwaardig dient te zijn aan de informatiedienst die UPC en Ziggo intern gebruiken. In het ontwerp implementatiebesluit UPC is voor UPC bepaald dat zij hiervoor service levels en een boete- beding dient op te nemen.22 Met betrekking tot Ziggo constateert het college dat in het ontwerp im- plementatiebesluit Ziggo de reeds op grond van het marktbesluit door Ziggo voor de informatiedienst in het RA WLR-C te definiëren service levels niet zijn geëxpliciteerd.23 Het college zal dit in het finale implementatiebesluit aanpassen en in lijn brengen met het implementatiebesluit UPC. Voor het overi- ge acht het college de nadere uitwerking van onderhavig onderwerp bij uitstek een onderwerp voor (operationeel) overleg tussen UPC en WLR-afnemers.


22 Zie randnummer 230 van het ontwerp implementatiebesluit UPC.
23 Zie in dit verband randnummer 837, onder h) van het marktbesluit Ziggo. OPENBARE VERSIE 33




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


171. m de communicatie tussen de WLR-afnemer en UPC of Ziggo te optimaliseren, wenst Your.TV O
dat er voor klanten van de WLR-afnemer een al dan niet nieuw uniek klantnummer beschikbaar is dat bij zowel UPC dan wel Ziggo als de WLR-afnemer bekend is. Your.TV verwijst ook naar de opmerking van Ziggo dat er een match plaats vindt op basis van NAW gegevens. Your.TV stelt dat het algemeen bekend is dat deze benadering minder betrouwbaar is dan het matchen op een uniek gegeven zoals een klantnummer. Net als in het voorstel van UPC, stelt Your.TV voor om primair te matchen op basis van het klantnummer, en pas indien dit niet beschikbaar is op basis van NAW gegevens. Ook Ziggo beschikt over een uniek klantnummer en maakt hier zelf veelvuldig gebruik van bij de identificatie van klanten.

172.
Het college meent echter dat een klantnummer van een retail partij dat niet gebonden is aan een specifieke aansluiting onvoldoende betrouwbaar is om te dienen als primair gegeven om orderinleg op te baseren. Dit wordt versterkt door het gegeven dat een klantnummer vervalt bij opzegging en voor nieuwe klanten niet bestaat.
Overige zienswijzen met betrekking tot ,,ordering

173. YouCa stelt ten aanzien van het annuleren van een ingelegde order voor dat Ziggo, net als UPC, voor de mogelijkheid tot annulering van een order een periode van zeven kalenderdagen voor- afgaand aan de orderuitvoerdatum hanteert, teneinde zo een werkbare situatie te creëren. Tevens stelt YouCa voor dat tijdens de eerste drie maanden na de marktopening gekeken wordt naar het marktconforme annuleringspercentage. Op basis hiervan dient volgens YouCa een grens en een tarief voor de overschrijding van dit percentage te worden vastgesteld.
174. Het college stelt vast dat deze zienswijze van YouCa niet een door het college in het ont- werpbesluit Ziggo (c.q. UPC) geformuleerde aanwijzing betreft. Uit het feit dat een dergelijke aanwij- zing niet is gegeven, mag in principe worden afgeleid dat het college geen reden heeft gezien om te constateren dat het ontbreken van de betreffende bepaling in het RA WLR-C van Ziggo niet in over- eenstemming is met de in het marktbesluit Ziggo opgedragen verplichtingen. In de door YouCa aan- gevoerde zienswijze vindt het college ook geen aanleiding om op dit punt tot een andere conclusie te komen. Specifiek met betrekking tot de annulering van orders ligt naar het inzicht van het college de verantwoordelijkheid in de eerste plaats bij de WLR-afnemer om te zorgen dat hij zo min mogelijk orders behoeft te annuleren. Een WLR-afnemer kan er bijvoorbeeld voor kiezen om orders pas na de op grond van de Wet Koop op afstand geldende zeven werkdagen bedenktijd in te leggen, om even- tuele annuleringsrisicos en ­kosten te voorkomen.

175. evens verzoekt YouCa om naast de elektronische bevestiging van de uitvoering van een order T
(met daarbij de geplande uitvoeringsdatum) ook de acceptatie van de order (met daarbij de definitieve aansluitdatum) elektronisch gemeld te krijgen. Hiermee wordt volgens YouCa de daadwerkelijke leve- ring bevestigd en wordt voorkomen dat een consument onterecht een dubbele rekening ontvangt in- dien de geplande en gecommuniceerde datum niet door UPC of Ziggo wordt nagekomen.
176.
Het college verwijst voor de garantie van ordering en levering naar de aanwijzing met betrekking tot de door UPC en Ziggo te garanderen service levels.24 Verder verwijst het college naar de RAs van


24 Hoofdstuk A.21 van het implementatiebesluit UPC; hoofdstuk A.19 van het ontwerpbesluit Ziggo. OPENBARE VERSIE 34




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

UPC en Ziggo waarin de bevestiging van acceptatie van orders reeds is aangegeven. Het college verwacht dat dit elektronisch zal geschieden en volgt YouCa derhalve niet in zijn verzoek.
177. Tele2&Online geven aan het onduidelijk te vinden waarom Ziggo niet ook de plicht heeft om orders elektronisch te accepteren. Het lijkt Tele2&Online nuttig en noodzakelijk dat zowel UPC als Ziggo op een eenduidige wijze hiermee starten. Tele2&Online verzoeken daarom met klem om deze verplichting ook voor Ziggo op te nemen.

178.
Het college merkt op dat er op basis van de marktbesluiten geen grondslag bestaat om in detail voor te schrijven hoe de orderinleg dient te worden ingericht. Uiteraard is ook op orderinleg het uit- gangspunt van non-discriminatie van toepassing. Het staat Ziggo echter vrij om zelf te bepalen op welke wijze zij invulling geeft aan een oplossing die gelijkwaardig is aan de oplossing die zij zelf rich- ting haar eigen eindgebruikers gebruikt. Het college ziet derhalve geen aanleiding om Tele2&Online in hun verzoek te volgen.

3.12 Clean order percentage (UPC: A.10, Ziggo: A.12)
179.
UPC stelt in haar zienswijze dat OPTA onvoldoende heeft onderbouwd waarom het clean order percentage bij WLR-C 95% zou moeten zijn. Naar de mening van UPC kan OPTA niet volstaan met een verwijzing naar KPNs WLR-T. UPC stelt dat de operationele inrichting is afgestemd op 99%, wat WLR-afnemers met de UPC ID-tool ook kunnen realiseren. UPC verwijst naar de rapportage van Ernst&Young waarin wordt gesteld dat een verlaging van het percentage de kwaliteit van de dienstver- lening negatief beïnvloedt. Ziggo geeft aan bereid te zijn het percentage op 95% te stellen indien de zorgvuldigheid waarmee de informatievoorziening wordt verzorgd navenant is.
180. dit verband onderstreept het college het belang en de relevantie van een vergelijking met de In
praktijk bij WLR-T. Ten aanzien van WLR-T is immers sprake van een situatie waarin de betrokken marktpartijen uitgebreide ervaring hebben met de ordering van een gereguleerde toegangsdienst, zowel aan de vraagkant (WLR-afnemers) als aan de aanbodkant (KPN), te meer daar de betrokken afnemers in veel gevallen ook juist die partijen zijn die al jaren van KPN de diens carrier(pre)selectie afnemen. Daarbij biedt KPN ten behoeve van WLR-T de nodige informatiediensten op basis waarvan afnemers voorafgaand aan hun orderinleg de klantgegevens kunnen valideren. Ondanks deze erva- ring, en ondanks de beschikbaarheid van deze informatiediensten, geldt voor WLR-T een clean order percentage van 95%. In de door UPC en Ziggo ingediende zienswijzen vindt het college geen enkele reden om tot de conclusie te komen dat in het geval van de nieuwe en in de praktijk nog onbeproefde dienst WLR-C een hoger percentage aan de orde zou moeten zijn.
181. verigens merkt het college nog op dat UPC met de door haar verlangde 99% het risico in over- O
wegende mate bij de WLR-afnemers legt, te meer daar moet worden bedacht dat UPC niet bereid is om te voorzien in een informatiedienst. UPC volstaat met de UPC ID-tool, en verlangt daarmee dat WLR-afnemers zich aan een zeer hoog clean order percentage committeren in de wetenschap dat zij daarvoor afhankelijk zijn van een systeem waar zij zelf geen directe toegang toe hebben.
182. evens ziet het college niet in waarom Ziggo WLR-C wel op basis van het gestelde percentage T
zou kunnen inrichten, en UPC niet. Het college wijst er daarbij op dat in de analyse van Ernst&Young staat dat vanuit UPC een verlaging van het clean order percentage als ongewenst wordt beschouwd. OPENBARE VERSIE 35




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

Het college benadrukt dat de door UPC beweerde negatieve invloed op de performance van WLR-C niet door Ernst&Young wordt onderbouwd, en dat uit het bedoelde stuk niet blijkt of Ernst & Young deze stelling ondersteunt, en evenmin of deze stelling door Ernst & Young onderzocht is.
183.
Het college ziet op grond van bovenstaande geen aanleiding om de gegeven aanwijzing met be- trekking tot dit onderwerp te wijzigen.

3.13 Door WLR-afnemers in te richten database (UPC: A.11)
184.
UPC herhaalt hier dat het gebruik van het UPC klant-ID vereist is voor een unieke identificatie van de eindgebruiker.25 Om deze reden is het volgens UPC noodzakelijk dat de WLR-afnemer het UPC klant-ID in iedere communicatie met UPC gebruikt. Er is geen sprake van een extra inspanning voor de WLR-afnemer omdat deze bij het inleggen van de order al dient te beschikken over het UPC klant- ID.

185.
Het college merkt op dat in paragraaf 3.11 door het college is geconcludeerd dat UPC de vrijheid kan worden gelaten om het UPC klant-ID te verlangen als onderdeel van de in een WLR-order door de WLR-afnemer te leveren informatie, mits UPC het betreffende UPC klant-ID als output van de in- formatiedienst aan die WLR-afnemer ter beschikking stelt. Echter, naar het oordeel van het college betekent dit nog niet dat het UPC klant-ID in iedere communicatie tussen WLR-afnemer en UPC als verplichte ,,identifier moet worden gebruikt, en evenmin dat de WLR-afnemer op grond van het RA WLR-C gehouden moet worden om een up to date database bij te houden van de UPC klant-IDs.
186. e conclusie van het college is hier dan ook dat deze zienswijze van UPC geen aanleiding geeft D
om de onderhavige aanwijzing aan te passen of in te trekken.
3.14 `On hold' van geaccepteerde orders (UPC: A.12)
187. UPC stelt in haar zienswijze dat zij met betrekking tot het ,,on hold zetten van reeds geaccep- teerde orders haar referentieaanbod conform het volgende zal aanpassen: "UPC kan een WederverkoopOrder on hold zetten. UPC kan dit doen in de volgende gevallen: De Eindgebruiker heeft niet of niet volledig voldaan aan zijn financiële verplichtingen ten opzichte van UPC;
De Eindgebruiker heeft eerder een andere order bij UPC ingediend, die moet worden afge- rond voordat de nieuwe order in behandeling kan worden genomen; In het geval van een dubbel opgevoerde order;

UPC informeert de WLR-afnemer dagelijks over on hold gezette WederverkoopOrders. Een or- der kan maximaal 30 werkdagen on hold staan en wordt na afloop van deze termijn geretour- neerd aan de WLR-afnemer. Indien de on hold situatie binnen die periode niet is opgeheven, geldt de order als een niet-clean order."


25 In de zienswijze staat "unieke identificatie van de Wederverkoper", maar het college gaat er vanuit dat hier "unieke identifica- tie van de eindgebruiker" is bedoeld.
OPENBARE VERSIE 36




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


188.
Het college waardeert de voorgenomen aanpassing en verduidelijking, doch wijst UPC met be- trekking tot het eerste gedachtestreepje (i.c. het niet of niet volledig voldaan hebben aan financiële verplichtingen ten opzichte van UPC) op hetgeen het college heeft bepaald met betrekking tot het onderwerp betalingsachterstanden (paragraaf 3.19 van deze nota en hoofdstuk A.17 van het imple- mentatiebesluit UPC). Op basis van de betreffende aanwijzing dient UPC hier het eerste gedachte- streepje achterwege te laten.

189.
UPC geeft aan dat in dit verband geen service level kan worden gedefinieerd, gegeven dat er voor het ,,on hold zetten van een order meer dan één reden kan bestaan. Aan de betreffende aanwij- zing kan daarom geen gevolg worden gegeven.

190.
Het college wijst UPC er op dat het feit dat er meerdere redenen kunnen zijn op grond waarvan een order ,,on hold wordt gezet, logischerwijs moet leiden tot een procedure en een service level per onderscheidenlijke reden, en dus niet tot de conclusie dat er geen enkele service level dient te worden vastgesteld. Daarbij wijst het college er op dat ­ gegeven dat de reden ter zake van een betalingsach- terstand achterwege dient te blijven ­ er sprake is van slechts twee redenen.
191. de bredere samenhang van de door UPC te definiëren service levels (zie ook paragraaf 3.23) In
is het college echter tot de slotsom gekomen dat er vooralsnog onvoldoende aanleiding is om UPC specifiek met betrekking tot dit onderwerp tot service levels te verplichten. Zich rekenschap gevend van de met een service level samenhangende rapportageverplichtingen en boetebedingen, acht het college de meerwaarde van onderhavig service level op voorhand niet voldoende groot om de voor de operationalisering ervan benodigde inspanning te kunnen rechtvaardigen. Het college zal daarom dit aspect van de onderhavige aanwijzing in het finale implementatiebesluit UPC achterwege laten.
192. anneer tegen de verwachting van het college in de praktijk blijkt dat een significant aantal or- W
ders ,,on hold wordt gezet en/of dat het niet-clean order percentage van een WLR-afnemer door met name geretourneerde ,,on hold gezette orders te hoog uitvalt, zal het college UPC alsnog opdragen het onderhavige service level te definiëren en te operationaliseren.
3.15 Wilsuiting (A.13)

193.
UPC geeft aan dat OPTA met de onderhavige aanwijzing voorbij gaat aan de redelijke belangen van UPC als huidige contractuele partij en aan de belangen van de eindgebruiker. Door het niet toe- staan van het vereiste dat de WLR-afnemer de expliciete instemming van de eindgebruiker aan UPC moet aantonen alvorens een WLR-order wordt geaccepteerd, miskent OPTA het risico van ,,slam- ming. Dit terwijl bij telefonie ,,slamming een reëel probleem is gebleken. Het RA WLR-C van UPC is op dit punt geen strategisch ontwerp, maar gaat ,,slamming effectief tegen. OPTA daarentegen lijkt enkel voor ogen te hebben om WLR-C zo eenvoudig mogelijk te realiseren. UPC moet in ieder geval bij gerede twijfel om de toestemming van de eindgebruiker kunnen vragen. Of het document met be- trekking tot WLR-T, waarnaar OPTA in het ontwerpbesluit verwijst, volstaat, kan door UPC niet wor- den beoordeeld.
OPENBARE VERSIE 37




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


194. olgens Ziggo26 stelt OPTA in het dictum van het ontwerp implementatiebesluit dat het niet V
noodzakelijk is dat een WLR-afnemer over een expliciete wilsuiting beschikt, waarbij OPTA als onder- bouwing verwijst naar de praktijk van WLR-T en refereert naar het WLR-T proces- en afsprakendocu- ment uit 2007.

195. en aanzien van deze inbreng van Ziggo wijst het college Ziggo op haar verkeerde lezing van T
het dictum. Het dictum stelt dat Ziggo het RA WLR-C dient te schonen van de voorwaarde dat de WLR-afnemer het bewijs van de expliciete instemming in alle gevallen dan wel op het eerste verzoek aan Ziggo dient te verstrekken. Het college stelt niet dat een WLR-afnemer niet over dit bewijs dient te beschikken; dat is immers een wettelijke verplichting (zoals ook is aangegeven in randnummer 256 van het ontwerpbesluit).

196. iggo betoogt verder dat, gegeven dat de wilsuiting bij de WLR-afnemer aanwezig moet zijn, het Z
niet onredelijk is dat Ziggo van de WLR-afnemer verlangt om die wilsuiting te ontvangen. Waar OPTA stelt dat het niet aan Ziggo is om hierop toe te zien, gaat OPTA voorbij aan het belang dat Ziggo heeft als de huidige aanbieder. Ziggo mag niet lichtvaardig aannemen dat zij een overeenkomst dient te beëindigen. Daarbij is het in het belang van eindgebruikers en van Ziggo zelf dat Ziggo kan vaststellen dat het over de juiste eindgebruiker gaat. Het verbod van OPTA om dit bewijs op eerste verzoek te verkrijgen weegt niet op tegen het risico en de financiële en administratieve gevolgen van het door Ziggo onterecht beëindigen van een abonnement met eigen klanten. Ziggo acht het niet onredelijk dat zij de mogelijkheid heeft om in geval van twijfel daaromtrent naar de wilsuiting te vragen.
197. our.TV geeft aan in het incidentele geval waarin een order onterecht door een WLR-afnemer is Y
ingegeven, de klant naar aanleiding van de bevestigingsbrief van die WLR-afnemer voldoende tijd heeft om de fout te corrigeren en de order te laten intrekken.
198.
Het college constateert dat de door UPC en Ziggo naar voren gebrachte argumenten grotendeels al door het college in de ontwerpbesluiten zijn betrokken, en het college ziet dan ook geen aanleiding om de onderhavige aanwijzingen aan te passen. In aanvulling hierop overweegt het college hier nog het volgende.

199. de ontwerpbesluiten is door het college aangegeven dat de redelijke benadering zou zijn dat In
UPC en Ziggo er a priori van uitgaan dat de WLR-afnemer aan zijn wettelijke verplichtingen voldoet, en dat pas in het geval waarin er daartoe voldoende aanleiding bestaat er sprake van kan zijn dat door UPC en Ziggo aanspraak kan worden gemaakt op een door de WLR-afnemer te verstrekken bewijs van de wilsuiting. Voor WLR-T is deze benadering verzekerd in het genoemde document ,,Af- spraken tussen vaste telefoonaanbieders voor het overnemen van elkaars klanten (WLR-proces) van juni 2007. Naar het oordeel van het college heeft deze benadering al voldoende de werking die UPC en Ziggo ten aanzien van hun bepalingen in het RA WLR-C veronderstellen, namelijk dat een effectief vangnet is gecreëerd waarmee op voorhand voldoende het risico op ,,slamming is voorkomen. Hier- mee zouden zowel het belang van de eindgebruiker als dat van UPC en Ziggo zelf afdoende zijn ge- borgd, en is het derhalve niet nodig dat UPC en Ziggo voor elke WLR-order komen te beschikken over het bewijs van de expliciete wilsuiting.


26 Ziggo geeft aan de inconsistentie tussen paragraaf 3.2 en 3.3 van het RA, waarop OPTA wijst, te zullen aanpassen. OPENBARE VERSIE 38




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


200.
Het college constateert in zowel de zienswijze van UPC als die van Ziggo de bereidheid om aan deze benadering gevolg te geven: UPC geeft aan dat het in elk geval mogelijk moet zijn dat de WLR- afnemer het bewijs op verzoek van UPC moet kunnen leveren, bijvoorbeeld als de eindgebruiker be- strijdt dat hij zijn instemming heeft gegeven; Ziggo acht het niet onredelijk dat zij de mogelijkheid heeft om in geval van twijfel naar de wilsuiting te vragen.
201. de ontwerpbesluiten heeft het college in dit verband aangegeven er van uit te gaan dat zowel In
UPC en Ziggo als WLR-afnemers zich wat betreft het onderwerp van de (opvraagbaarheid van) de expliciete wilsuiting zullen conformeren aan het WLR-T afsprakendocument van juni 2007. Van belang hierbij is te onderkennen dat het voorkomen van ,,slamming een zaak is van elke betrokken aanbie- der, en niet alleen van UPC en Ziggo; immers, ook de klanten van een WLR-afnemer kunnen worden ,,geslammed. Wederzijds geldende afspraken over dit onderwerp zijn daarom het beste belegd in een gezamenlijk document, waarvan voor telefonie het document uit juni 2007 de uitdrukking is.
202.
Met UPC kan het college zich voorstellen dat dit WLR-T afsprakendocument niet op alle onderde- len even passend is voor WLR-C. Hoewel het college de strekking van de afspraken met betrekking tot WLR-T relevant en passend acht voor WLR-C, dient dus mogelijk een apart doch vergelijkbaar document voor WLR-C te worden opgesteld. Dit document kan tevens afspraken rond de praktische invulling van relevante aspecten van de Wet Koop op afstand, zoals bijvoorbeeld bevestigingsbrieven voor WLR-C, bevatten. Het college roept betrokken partijen op om tot een gezamenlijk overleg te ko- men om vast te stellen in hoeverre een dergelijk WLR-C afsprakendocument naast of in aanvulling op het WLR-T afsprakendocument nodig is, c.q. om het gezamenlijke document tot stand te brengen. Op verzoek van partijen is het college daarbij bereid te overwegen om hierin een rol te nemen.
3.16 Non-discriminatoire openingstijden wholesale dienstverlening (A.14)
203.
UPC geeft aan in de IG-besprekingen herhaaldelijk te hebben aangegeven dat de openingstijden van de diverse interfaces gelijk zijn aan de openingstijden voor UPC zelf. UPC merkt op dat de we- derverkoop portal 24/7 beschikbaar is waarbij orders en incidenten automatisch worden verwerkt. Uitval wordt daarbij tijdens kantooruren direct opgepakt, en buiten kantooruren de volgende werkdag. Algemene netwerkstoringen raken alle netwerkklanten en worden derhalve naar hun aard non- discriminatoir door UPC opgepakt. Alleen wanneer een monteur op locatie nodig is, wordt dit, zover buiten kantooruren gemeld, de volgende werkdag opgepakt. Voor retail klanten van UPC bestaat naast de mogelijkheid om orders en incidenten te melden via de website ook de mogelijkheid om con- tact op te nemen met de eerstelijns helpdesk, die geopend is van 8 tot 22 uur. Buiten kantoortijden geldt hier dezelfde follow-up voor verwerking van orders en incidenten als voor orders van WLR- afnemers. Voor algemene storingen gelden SLAs.

204. t alles betekent volgens UPC dat, naast de eigen eerstelijns helpdesk van een WLR-afnemer, Di
alle zaken rondom orderverwerking en storingen op gelijke wijze worden opgelost tijdens en buiten kantoortijden, en dat OPTAs constatering dat de door UPC voor WLR-C voorgestelde tijden minder gunstig zijn feitelijke grondslag mist.

205.
Het college merkt op dat hij in het ontwerp implementatiebesluit UPC in randnummer 288 heeft geconstateerd dat de in het RA WLR-C genoemde openingstijden voor diverse vormen van wholesa- ledienstverlening onderling verschillen, te weten de elektronische orderinterface (24/7), de storingsop- OPENBARE VERSIE 39




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

lossingsdienst (8 tot 18 uur, maandag tot en met vrijdag), en dat de wholesale support desk (WSD) die deze twee moet coördineren minder ruim geopend is (9 tot 17 uur, maandag tot en met vrijdag). Daar- naast heeft het college in de randnummers 294 en 295 van het ontwerpbesluit aangegeven dat het onwaarschijnlijk is dat UPC tijdens ,,primetime s avonds geen grote storingen zou oplossen en daad- werkelijk alleen overdag een storingsoplossingsdienst heeft, waarop UPC in haar zienswijze heeft geantwoord dat een dergelijke storing non-discriminatoir wordt opgepakt. Dit ziet het college graag verduidelijkt in de nadere invulling van de service levels voor de wederverkoopinterface (zoals aan UPC opgelegd in hoofdstuk A.21 van het implementatiebesluit). De verplichting tot non-discriminatie en het kunnen behalen van eenzelfde kwaliteit als UPC retail weet te realiseren, acht het college lei- dend voor de openingstijden en beschikbaarheid van wholesale loketten voor bijvoorbeeld ordering en storingsoplossing.

206. iggo geeft aan in te stemmen met de aanwijzing dat zij dient te controleren of de in haar RA Z
WLR-C gedefinieerde openingstijden van de wholesale dienstverlening non-discriminatoir zijn ten opzicht van haar retail dienstverlening (dictumonderdeel xxi van het ontwerp implementatiebesluit) en zegt toe het RA WLR-C hiermee in lijn te zullen brengen. Ten aanzien van de eveneens met betrek- king tot dit onderwerp gedefinieerde aanwijzing dat zij het RA WLR-C dient uit te breiden met een service level voor de beschikbaarheid van de wholesale dienstverlening (dictumonderdeel xxii van het ontwerpbesluit) geeft Ziggo aan dat het marktbesluit geen grondslag geeft voor het door OPTA ge- noemde service level of de daarbij verlangde rapportage. Ziggo gaat hier nader op in bij de aanwijzing ter zake van het bredere onderwerp van de service levels. Het college verwijst hier dan ook verder naar paragraaf 3.23 van deze nota.

207. Op basis van het voorgaande ziet het college geen aanleiding de onderhavige aanwijzing te wijzigen. Het college zal in de finale implementatiebesluiten verduidelijken dat openingstijden en be- schikbaarheid onderdeel dienen uit te maken van de nog op te stellen service levels voor het wholesa- le loket.

3.17 Criteria voor de beoordeling van forecasts (UPC: A.15)
208.
UPC geeft aan in te stemmen met de onderhavige aanwijzing van het college en zal, teneinde de opsomming limitatief te maken, de woorden ,,onder andere laten vervallen. Vooruitlopend op deze door UPC toegezegde aanpassing ziet het college geen aanleiding om de aanwijzing te wijzigen, en het college ziet de door UPC toegezegde aanpassing tegemoet.
3.18 Inrichting van de factuur (UPC: A.16)

209.
UPC geeft aan in te stemmen met de onderhavige aanwijzing van het college en zal de genoem- de bepaling in de laatste zin van randnummer 66 van UPCs RA WLR-C laten vervallen. Vooruitlopend op deze door UPC toegezegde aanpassing ziet het college geen aanleiding om de aanwijzing te wij- zigen, en het college ziet de door UPC toegezegde aanpassing tegemoet.
3.19 Regeling van betalingsachterstanden (UPC: A.17, Ziggo: A.15)
210.
UPC merkt op dat UPC tijdens de IG-besprekingen wel degelijk inhoudelijk op het onderwerp van de regeling van betalingsachterstanden is ingegaan, waarbij door UPC is aangegeven dat OPTA het belang van het voorkomen van slecht betaalgedrag miskent. Met de betreffende afwijzingsgrond wil UPC voorkomen dat eindgebruikers doelbewust van aanbieder op aanbieder kunnen overstappen OPENBARE VERSIE 40




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

terwijl steeds sprake is van een betalingsachterstand. In de vaste telefoniemarkt is dit een reëel pro- bleem gebleken. UPC begrijpt dat OPTAs belangrijkste bezwaar is dat de geformuleerde afwijzings- grond alleen ziet op de situatie waarin een eindgebruiker een betalingsachterstand heeft bij UPC, en niet op de situatie waarin een eindgebruiker met een betalingsachterstand wil overstappen van WLR- afnemer A op WLR-afnemer B, wat discriminatoir zou zijn. UPC geeft aan de afwijzingsgrond niet- UPC-specifiek te zullen herformuleren.

211.
Naar aanleiding van de zienswijze van UPC merkt het college op dat het discriminatoire karakter van de onderhavige bepaling door het college in het ontwerpbesluit is aangevoerd als een argument aanvullend op het reeds daarvoor geconstateerde onbillijke karakter van de bepaling. De door UPC gesuggereerde herformulering komt daarom niet aan de bezwaren van het college tegemoet.
212.
Het door UPC naar voren gebrachte argument dat de onderhavige bepaling noodzakelijk is om kwaadwillende eindgebruikers bij voorbaat te stoppen, acht het college niet opwegen tegen de door het college in het ontwerpbesluit aangevoerde motivering. Het college voegt hier nog aan toe dat UPCs algemene voorwaarden ook niet bepalen dat een gewenste opzegging van het abonnement op het analoge rtv-pakket pas geëffectueerd kan worden vanaf het moment dat de betreffende eindge- bruiker zijn betalingsachterstand heeft voldaan.

213. Ziggo geeft aan dat zij het RA WLR-C op dit punt in lijn zal brengen met de in dictumonderdeel

xxiii van het ontwerpbesluit geformuleerde aanwijzing. Tele2&Online stellen voor dat de onderhavige aanwijzing wordt aangevuld met de bijzin luidende: "en dat Ziggo een orderverzoek niet mag weigeren op voornoemde grond." Het college is echter van oordeel dat die bijzin niets aan de gegeven aanwij- zing toevoegt, en neemt deze daarom niet over.

214. p basis van het voorgaande ziet het college geen aanleiding om de onderhavige aanwijzing te O
wijzigen.

3.20 Tijdelijke buitendienststelling (UPC: A.18, Ziggo: A.16)
215.
UPC benadrukt dat in haar algemene voorwaarden staat dat UPC een tijdelijke buitendienststel- ling kán doen. UPC geeft aan dat er verschil bestaat tussen een softwarematige afsluiting van een internet, telefonie of digitale TV dienst enerzijds en de fysieke afsluiting van de analoge aansluiting. Voor laatstbedoelde afsluiting is een monteursinzet nodig, waarbij de aansluiting in eerste instantie fysiek wordt afgesloten en in tweede instantie weer fysiek aangesloten. Op de afsluiting zal bovendien een hoger service level noodzakelijk zijn dan bij reguliere monteursinzet, opdat de eindgebruiker het effect meteen zal merken, wat resulteert in hogere kosten en planningsproblemen. Daarnaast geeft UPC aan dat nog belangrijker is dat het buiten gebruik stellen van de analoge rtv-dienst van een WLR-afnemer betekent dat UPC haar eigen digitale diensten niet meer aan de betreffende eindge- bruiker kan leveren, ook als er met betrekking tot die diensten geen betalingsproblemen bestaan. UPC stelt ook niet discriminatoir te handelen gegeven dat ze de buitendienststelling niet actief gebruikt ten aanzien van haar eigen eindgebruikers.

216.
Het college volgt UPC in haar argument dat een richting WLR-afnemers te bieden voorziening waarmee een tijdelijke buitendienststelling beschikbaar wordt gemaakt niet mag betekenen dat ook de eventuele over die aansluiting door UPC geleverde diensten daardoor worden geraakt. De hieraan OPENBARE VERSIE 41




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

door het college verbonden consequentie is dat de onderhavige aanwijzing wordt genuanceerd in de zin dat het UPC en Ziggo vrijstaat om de vereiste voorziening te beperken tot die aansluitingen waar- voor geldt dat daarover door UPC of Ziggo geen aanvullende diensten worden geleverd.
217.
Dat UPC in de praktijk de in haar algemene voorwaarden geformuleerde bepaling inzake de tijde- lijke buitendienststelling blijkbaar niet in alle gevallen effectueert, doet naar het oordeel van het colle- ge niet af aan het feit dat zij voor zichzelf wel de mogelijkheid heeft gecreëerd om tot een tijdelijke buitendienststelling over te gaan. Die mogelijkheid dient de WLR-afnemer non-discriminatoir ook te worden geboden, en het is vervolgens aan die WLR-afnemer om te bepalen of hij daar al dan niet richting zijn eindgebruikers gebruik van maakt. In dit argument van UPC ziet het college derhalve geen reden om de onderhavige aanwijzing geheel achterwege te laten.
218. iggo betwijfelt of er behoefte bestaat bij WLR-afnemers om gebruik te maken van een mogelijk- Z
heid om de WLR-C tijdelijk buiten dienst te stellen. De kosten van de benodigde monteursinzet voor het af- en opnieuw aansluiten zullen namelijk minimaal 120 bedragen. Mocht er echter een WLR- afnemer zijn die hiervan gebruik wil maken tegen de daarvoor gebruikelijke tarieven dan is Ziggo be- reid de mogelijkheid te leveren.

219.
KPN verzoekt het college om UPC en Ziggo te verplichten om ondersteuning te bieden voor tijde- lijke buitengebruikstelling ingeval van bijvoorbeeld wanbetaling van een eindgebruiker en hierbij een concreet service level en boetebeding op te doen nemen.
220. our.TV wenst eveneens de mogelijkheid om een klant in geval van betalingsachterstand fysiek Y
te kunnen afsluiten. Naar de mening van Your.TV staat dit verzoek niet gelijk aan een opzegorder, omdat de betreffende eindgebruiker op basis van een incassotraject vanuit de WLR-afnemer weer heraangesloten kan worden. Gedurende dit traject blijft de eindgebruiker een relatie van de WLR- afnemer. Het is volgens Your.TV overigens niet wenselijk dat deze statuswijzigingen zichtbaar zijn in de klantadministratiesystemen systemen van UPC en Ziggo, om te voorkomen dat er direct marktbe- werking op plaats vindt.

221.
Het college ziet de door Ziggo ten aanzien van de vraag naar deze voorziening geuite twijfel weersproken met de zienswijzen van KPN en Your.TV. Het college begrijpt de zienswijze van Ziggo dan ook zo dat zij haar RA WLR-C met de onderhavige aanwijzing in overeenstemming zal brengen.
222. n aanzien van het standpunt van Ziggo dat de WLR-afnemer voor het daadwerkelijke gebruik Te
van de voorziening per gelegenheid een tarief aan UPC of Ziggo verschuldigd is, overweegt het colle- ge het volgende. Indien UPC en Ziggo voor de tijdelijke afsluiting van een eigen klant die klant daar- voor een retail tarief in rekening brengen, dan acht het college het redelijk dat WLR-afnemers per tijdelijke buitendienststelling een wholesale tarief betalen. Dit wholesale tarief dient daarbij bepaald te worden door het geschoonde retail tarief met daarop in mindering gebracht de door het college in het tariefbesluit WLR-C bepaalde minus.27 Indien UPC en Ziggo voor de tijdelijke afsluiting geen retail tarief kennen, dan acht het college een wholesale tarief ook niet aan de orde. In dat geval moet im- mers worden verondersteld dat WLR-afnemers reeds met het maandelijkse wholesale tarief voor de standaardaansluiting aan de relevante kosten bijdragen.


27 OPTA/AM/2010/200749.
OPENBARE VERSIE 42




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


223.
Naar aanleiding van de zienswijze van Your.TV is het college tot de conclusie gekomen dat in de aanwijzing geëxpliciteerd moet worden dat de onderhavige voorziening non-discriminatoir ingericht en geleverd dient te worden. De inrichting van het door KPN verzochte service level met bijbehorende rapportageverplichting en boetebeding acht het college echter vooralsnog disproportioneel.
3.21 Verzoek tot opzegging (UPC: A.19)

224.
UPC is van mening dat eindgebruikers die hun abonnement willen beëindigen ook een verzoek tot opzegging in moeten dienen en ziet niet in waarom dit voor eindgebruikers een belemmering zou zijn. UPC verzet zich tegen de houding van OPTA dat UPC zich niet als bewaker van eindgebruiker- belangen zou mogen opstellen. Volgens UPC dient het eindgebruikerbelang ook bij OPTAs missie tot het vergemakkelijken van overstappen centraal te staan. Wet- en regelgeving tegen ongewenst over- stappen is pas achteraf inroepbaar. UPC is van mening de het verzoek tot opzegging geen belemme- ring vormt, maar een waarborg, die niet gegeven kan worden door de WLR-afnemer.
225.
Het college merkt op dat UPC hier geen nieuwe argumenten aanvoert en dat de bovenstaande argumentatie in het ontwerp implementatiebesluit en ook in de onderhavige nota in het kader van an- dere onderwerpen28 door het college is geadresseerd. De zienswijze van UPC leidt het college hier dan ook niet tot een heroverweging van de onderhavige aanwijzing.
3.22 Opzegtermijn (UPC: A.20, Ziggo: A.17)

226. owel UPC als Ziggo geven in hun zienswijze aan dat zij na het moment van publicatie van de Z
ontwerp implementatiebesluiten hun algemene voorwaarden in overeenstemming hebben gebracht met artikel 7.2a van de Tw, hetgeen door het college aan partijen is bevestigd.
227. en en ander neemt echter niet weg dat de onderhavige aanwijzing nog steeds relevant is, gege- E
ven dat de betreffende aanpassing vooralsnog niet ook in het RA WLR-C van UPC en Ziggo is door- gevoerd. Het college zal de aanwijzing derhalve wijzigen in de zin dat zij zal luiden dat UPC en Ziggo de bepalingen in het RA WLR-C met betrekking tot de opzegtermijn in overeenstemming dienen te brengen met hun algemene voorwaarden.

228. ouCa vraagt OPTA de opzegtermijn nader te specificeren tot maximaal dertig dagen voor alle Y
eindgebruikers, ongeacht of deze een contract voor bepaalde of onbepaalde tijd hebben.
229.
Het college wijst YouCa op de beoordeling in randnummer 344 van het ontwerp implementatie- besluit UPC, waarin het college aangeeft dat artikel 7.2a, derde lid, Tw een wettelijke maximale op- zegtermijn van één maand voorschrijft, wat niet gelijk is aan dertig dagen. Tevens lijkt YouCa voorbij te gaan aan de geldigheid van bestaande contractuele relaties tussen Ziggo of UPC en een eindge- bruiker. Het college wijst YouCa er op dat eindgebruikers met een lopend contract voor een bepaalde (al dan niet initiële) tijd, dat nog langer dan één maand loopt, aan hun contractuele periode en opzeg- termijn met UPC dan wel Ziggo zijn gebonden, zoals het college ook in de IG-bespreking van 23 juli
2009 in zijn informele advies heeft aangegeven.


28 Zie met name de paragrafen 3.15 en 4.1.8.
OPENBARE VERSIE 43




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


3.23 Service levels (UPC: A.21, Ziggo: A.19)

230.
UPC en Ziggo benadrukken dat zij hun eigen eindgebruikers geen beschikbaarheid van het net- werk en het analoge rtv-pakket garanderen. Volgens UPC zou het daarom discriminatoir zijn als UPC wel service levels zou afgeven aan WLR-afnemers. UPC geeft verder aan dat de randnummers 27 en
29 van haar RA WLR-C er al in voorzien dat WLR-afnemers op retail niveau dezelfde performance kunnen halen als UPC zelf. Ziggo geeft in dit verband aan dat het technisch onmogelijk is om onder- scheid te maken tussen de beschikbaarheid van het analoge signaal tussen eigen abonnees en die van WLR-afnemers.

231. t college wijst er hier op dat ten aanzien van de beschikbaarheid van het netwerk en de ana- He
loge rtv-dienst geen verplichting tot een service level wordt opgelegd. Dit is in randnummer 379 van het ontwerp implementatiebesluit UPC en randnummer 338 van het ontwerp implementatiebesluit Ziggo zo aangegeven. Met betrekking tot de overige service levels merkt het college op dat het in deze niet relevant is of UPC en Ziggo richting hun eigen eindgebruikers al dan niet expliciet service levels benoemen of beschikbaarheid garanderen. Het gaat om de feitelijke performance van de dien- sten. Juist daarom is het voor WLR-afnemers van belang dat zij op basis van service levels en rappor- tages kunnen beoordelen of de dienst(en) inderdaad conform het referentieaanbod zijn geleverd.
232. en aanzien van de opgelegde rapportageplicht merkt UPC op dat het op basis van haar syste- T
men niet mogelijk is om WLR-afnemers afzonderlijk te informeren. UPC kan bijvoorbeeld [VER- TROUWELIJK
]. UPC meent bovendien dat de opgelegde rapporta- geplicht disproportioneel is, en geeft aan dat met de hieraan verbonden kosten geen rekening is ge- houden in UPCs tariefvoorstel.

233. VERTROUWELIJK:
[

].

234. el verwacht het college dat UPC aan WLR-afnemers een rapportage per WLR-afnemer zal W
opleveren over alle van toepassing zijnde service levels. Het college acht een dergelijke verplichting niet disproportioneel, UPC is immers klaarblijkelijk ook in staat om per WLR-afnemer te bepalen of deze gedurende een bepaalde periode met zijn geplaatste WLR-orders binnen zijn volumevoorspel- ling is gebleven. Het lijkt het college daarom onwaarschijnlijk dat UPC niet in staat zou zijn om per afzonderlijke WLR-afnemer een rapportage ter beschikking te stellen.
235.
Met betrekking tot het door UPC aangevoerde kostenargument zij hier verwezen naar randnum- mer 146 van deze nota.

236.
UPC geeft nog aan dat haar wederverkoop service desk (WSD) op werkdagen geopend is van 9 tot 17 uur, en dan zowel telefonisch als per e-mail bereikbaar is. De WSD is daarbij bedoeld voor uit- sluitend escalaties of vragen rondom facturatie. De WSD hoeft niet open te zijn om de reguliere dienstverlening doorgang te laten vinden; orderverzoeken die s avonds via de elektronische order OPENBARE VERSIE 44




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

interface binnenkomen, kunnen gewoon worden verwerkt. Deze orders zullen ook, non-discrminatoir worden opgevolgd conform de hiervoor ingerichte processen en gedurende de openingstijden die ook gelden voor de UPC retail klanten.

237.
Het college begrijpt deze inbreng van UPC zo dat er volgens UPC geen aanleiding bestaat om gevolg te geven aan de aanwijzing dat UPC haar RA WLR-C dient uit te breiden met een service level voor de beschikbaarheid van de wederverkoopinterface (i.c. de WSD, de elektronische order interface, en de wederverkoop portal).29 In dit verband merkt het college op dat het onderhavige service level als doel heeft om aan WLR-afnemers garanties dient te geven over de feitelijke beschikbaarheid van de wederverkoopinterface, waarbij de gerealiseerde beschikbaarheid blijkt uit de door UPC op te leveren periodieke rapportage. Het college constateert dat in dit licht UPCs reactie geen aanleiding geeft om onderhavige aanwijzing te heroverwegen.

238. iggo geeft aan dat het marktbesluit Ziggo aan OPTA geen grondslag biedt om ten aanzien van Z
WLR-C service levels op te leggen. In dictumonderdeel ix, achtste streepje van het betreffende dictum gaat het volgens Ziggo uitsluitend om doorgifte, en in dictumonderdeel xii, derde streepje worden geen eisen omtrent service levels gesteld. Hetzelfde stelt Ziggo met betrekking tot de rapportage- plicht.

239.
Het college volgt Ziggo niet in haar stelling dat voor de onderhavige aanwijzing inzake de rappor- tageplicht een grondslag in het marktbesluit Ziggo ontbreekt. Op grond van dictumonderdeel xii, derde en vierde gedachtestreepje van het marktbesluit Ziggo dient Ziggo een referentieaanbod op te stellen dat tenminste alle relevante kwaliteitsparameters omvat, inclusief de informatieverstrekking daarover. In dit verband acht het college het van belang dat WLR-afnemers een juiste inschatting kunnen maken inzake de door hen aan hun eindgebruikers te garanderen service levels, maar daarnaast eveneens zelf in staat zijn om vast te stellen of er sprake is van een level playing field. Om dit kunnen beoorde- len, is zowel informatie over de aan hen geleverde performance als marktbrede informatie over het geleverde service level niveau noodzakelijk. Anders dan Ziggo stelt, is in het marktbesluit dus wel degelijk in de benodigde grondslag voorzien.

240.
Met betrekking tot de stelling van Ziggo als zou voor het opleggen van service levels geen grond- slag in het marktbesluit gegeven zijn, merkt het college op dat in dictumonderdeel ix, achtste streepje van dat marktbesluit blijkbaar abusievelijk de zinsnede "en WLR-C" is weggevallen. Het college wijst in dit verband op randnummer 837, onder h) van dat marktbesluit, waarin WLR-C nadrukkelijk wel is geëxpliciteerd als toegangsdienst ten aanzien waarvan Ziggo service levels dient te garanderen.30
241. iggo besluit haar zienswijze op de onderhavige aanwijzing met de bereidheid om ten aanzien Z
van de klanten van WLR-afnemers een teruggaveregeling te hanteren in geval van niet- beschikbaarheid van de dienst gedurende een bepaalde periode. Het college juicht deze bereidheid toe, ook al omdat er voor Ziggos eigen klanten ook een dergelijke regeling geldt. In dit verband merkt het college echter op dat juist ook in het kader van een teruggaveregeling het van belang is dat de


29 Randnummer 385 van het ontwerp implementatiebesluit UPC.
30 Voor zover er over de grondslag nog twijfel zou bestaan: gewezen kan worden op dictumpunt ix, achtste streepje van het marktbesluit UPC, waar WLR-C wel is genoemd.
OPENBARE VERSIE 45




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

normen duidelijk zijn en dat objectief beoordeeld kan worden of er sprake is van overschrijding van die normen.

242.
KPN is van mening dat naast de door het college genoemde door UPC te verbeteren of nog vast te stellen service levels, tevens service levels en passende boetebepalingen dienen te worden vast- gesteld voor:

- Het ready for service gebied

- De technische kwaliteit van de wederverkoopdienst
- Ondersteuning tijdelijke buitendienststelling van wederverkoopdienst
- De storingsoplossingsdienst

- De informatiedienst

- Het tijdbestek waarbinnen wederverkooporders worden afgehandeld
- De wederverkoopcapaciteit

- De beschikbaarheid van het netwerk en de wederverkoopdienst
243.
Het college wijst erop dat UPCs RA WLR-C reeds voorziet in service levels voor ordering (inclu- sief reactie- en levertijd) en servicing. Het college heeft reeds in het ontwerp implementatiebesluit een verplichting voor UPC opgenomen om deze aan te scherpen en ook service levels af te geven voor de wederverkoopinterface31 en de in het ontwerpbesluit opgedragen informatiedienst.32
244.
De wederverkoopcapaciteit en ,,het tijdsbestek waarbinnen wederverkooporders worden afgehan- deld worden geacht inbegrepen te zijn in de service levels voor ordering en levering. De met betrek- king tot dit laatste onderwerp door KPN gevraagde nadere uitwerking acht het college bij uitstek een onderwerp voor (operationeel) overleg tussen UPC en WLR-afnemers. Ditzelfde geldt voor de door KPN gevraagde aanvullingen op het onderwerp storingsoplossingdienst. Voor het overige worden onderhoudsaspecten geacht inbegrepen te zijn in de service levels voor servicing.
245.
Reeds in het ontwerp implementatiebesluit UPC (randnummer 379) heeft het college aangegeven geen reden te zien voor een service level met betrekking tot de (technische) kwaliteit of beschikbaar- heid van het netwerk, en in de zienswijze van KPN vindt het college geen aanleiding om tot een ander standpunt te komen.33 Met betrekking tot het ready for service gebied verwijst het college hier naar randnummer 168 van onderhavige nota, en met betrekking tot de tijdelijke buitendienststelling van WLR-C naar randnummer 223.

246.
KPN is verder van mening dat naast de door het college genoemde door Ziggo te verbeteren of nog vast te stellen service levels, tevens service levels en passende boetebepalingen dienen te wor- den vastgesteld voor:

- Verzorgingsgebied

- De technische kwaliteit van de dienst
- Ondersteuning tijdelijke buitengebruikstelling van analoge rtv-dienst


31 Randnummer 385 van het ontwerp implementatiebesluit UPC.
32 Randnummer 230 van het ontwerp implementatiebesluit UPC.
33 Zie in dit verband ook randnummer 231 van onderhavige nota. OPENBARE VERSIE 46




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


- Beschikbaarheid van het netwerk en de analoge rtv-dienst
- Onderhoud

- Orderafhandeling

- Ordercapaciteit


247.
Het college wijst er op dat Ziggos RA WLR-C al voorziet in service levels voor ordering en on- derhoud. Het college heeft reeds in het ontwerp implementatiebesluit een verplichting voor Ziggo op- genomen om deze aan te scherpen en ook service levels af te geven voor het ,,wholesale loket.34 Met betrekking tot de overige hier door KPN voorgestelde service levels verwijst het college hier naar het- geen hij in dit verband hiervoor in de randnummers 244 en 245 met betrekking tot UPC heeft opge- merkt.

248. ele2&Online onderschrijven de onderhavige aanwijzing van het college. Wel verzoeken zij het T
college om in het definitieve implementatiebesluit ook daadwerkelijk de verplichting op te nemen dat UPC en Ziggo aan WLR-afnemers dezelfde service levels moeten bieden als aan de eigen retail or- ganisatie. Daarnaast dient het college op te nemen dat een nog lopende discussie tussen UPC en Ziggo met WLR-afnemers over de nadere invulling van de service levels geen reden kan zijn voor UPC en Ziggo om nog geen aanvang te nemen met de WLR-C dienstverlening, inclusief de toepas- sing van non-discriminatoire service levels.

249. en slotte verwijzen Tele2&Online OPTA in dit verband nog naar het feit dat service levels binnen T
bedrijven in de regel vooral gedreven worden door concurrentie. Tele2&Online zijn dan ook van me- ning dat OPTA UPC/Ziggo moet verplichten service levels aan WLR-afnemers te bieden die tenminste vergelijkbaar zijn met de service levels die worden aangeboden in competitieve markten zoals vaste telefonie.

250.
Het college benadrukt dat het evident is dat de UPC en Ziggo aan WLR-afnemers tenminste hetzelfde service level dienen te bieden als zij intern aan hun eigen retail onderdelen leveren. Evenzo is het evident dat de WLR-C dienstverlening van start dient te gaan zoals bepaald is in deel B van de implementatiebesluiten. Met betrekking tot de wens van Tele2&Online dat het college UPC en Ziggo verplicht om service levels te hanteren die gelijk zijn aan die op markten zoals vaste telefonie, merkt het college op dat non-discriminatie de basis is voor de te hanteren service niveaus. Service levels op wholesale niveau dienen bepaald te worden op basis van de performance die UPC respectievelijk Ziggo intern leveren binnen de relevante markt, niet op basis van service levels in andere markten.
251. ouCa acht het noodzakelijk dat de service level eisen met betrekking tot performance vastlig- Y
gen. Dit mag geen onderdeel zijn van onderhandelingen tussen WLR-afnemer en UPC/Ziggo. YouCa wenst dat de service levels voor de operationele dienstlevering door zowel Ziggo als ook UPC ten tijde van het finale implementatiebesluit zijn gespecificeerd, inclusief de reguliere en irreguliere storings- en onderhoudstijden. Hierdoor ontstaat helderheid over de overall performance die geboden wordt aan de eindgebruiker. YouCa wijst verder op het ontbreken van een bijlage boetes die WLR-afnemers kunnen opleggen aan UPC of Ziggo bij het niet nakomen van gemaakte afspraken. YouCa verzoekt het college om een aanwijzing te geven wat op gebied van geldelijke sanctionering redelijk is. Daar- naast vraagt YouCa OPTA om vast te stellen dat de definitieve aansluitdatum op maximaal dertig


34 Randnummer 344 van het ontwerp implementatiebesluit Ziggo. OPENBARE VERSIE 47




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

dagen na orderinleg is en dat deze dertig dagen niet pas mag starten na het verstrijken van de opzeg- termijn.

252.
Het college benadrukt het belang dat de WLR-C dienstverlening zo spoedig mogelijk van start gaat en wel zoals bepaald is in het onderdeel B van de implementatiebesluiten. Het college verwacht dat partijen (UPC, Ziggo en potentiële WLR-afnemers) zich inspannen om de nadere discussie over de operationele invulling van de service levels op tijd af te ronden. De service levels waar UPC en Ziggo toe verplicht worden met betrekking tot ordering bieden naar het oordeel van het college vol- doende waarborgen voor een correcte orderafhandeling. Het college wijst YouCa er op dat de aanwij- zing reeds een verplichting voor UPC en Ziggo omvat om bij de service levels boetebedingen op te nemen. Op dit moment acht het college het niet opportuun om nu reeds in detail voorschriften uit te vaardigen over de hoogtes van de boetes. Het college wijst er op dat een dergelijke aanwijzing op een later moment alsnog gegeven kan worden als de praktijk daartoe aanleiding geeft. Ten aanzien van de door YouCa gewenste vergaande invulling van de service levels ten aanzien van orderafhandeling wijst het college er op dat deze zich niet laat rijmen met het karakter van het aanwijzingsbesluit.
3.24 Volledigheid van het RA (Ziggo: A.19)

253. Ziggo geeft aan dat zij overal waar nodig en redelijkerwijs mogelijk de termen ,,redelijke ter- mijn en ,,tijdig reeds in haar RA WLR-C heeft geconcretiseerd. De dienst en het RA kennen echter een aantal omstandigheden waarbij vooraf geen termijn kan worden gesteld. Het is in contractsver- keer volstrekt gebruikelijk dan termen als redelijke termijn of tijdig te blijven hanteren.
254. Het college constateert dat Ziggo blijkbaar niet voornemens is om uitvoering te geven aan de aanwijzing zoals deze opgenomen is in het ontwerp implementatiebesluit. Het college overweegt daarbij dat Ziggo in haar zienswijze in wezen geen nieuwe argumenten naar voren heeft gebracht. Ook is het college van oordeel dat niet gesteld kan worden dat Ziggo ,,deze termen overal waar nodig en waar dit redelijkerwijs mogelijk is in het RA-WLR-C nader heeft ingevuld en geconcretiseerd. Ge- wezen kan bijvoorbeeld worden op het in paragraaf 41 van het RA ontbrekende boetebedrag. Van Ziggo moet daarom verlangd blijven worden dat zij haar RA WLR-C alsnog completeert en concreti- seert, wat betekent dat het college concludeert dat er geen reden is om de opgelegde aanwijzing te heroverwegen.

3.25 Tussentijdse beëindiging overeenkomst (Ziggo)
255.
KPN wijst op de mogelijkheid die Ziggo in paragraaf 2.8 van het RA WLR-C heeft opgenomen om een overeenkomst tussentijds te kunnen beëindigen. KPN kan zich niet vinden in de bepaling dat Zig- go de overeenkomst tussentijds kan opschorten of beëindigen wanneer (onverkorte) voortzetting van de levering van de dienst redelijkerwijs niet van Ziggo kan worden verlangd. Deze bepaling is volgens KPN onvoldoende concreet en daarmee onredelijk. Daarnaast heeft Ziggo een bepaling opgenomen die de mogelijkheid biedt de overeenkomst tussentijds te beëindigen wanneer het gemiddeld aantal eindgebruikers van de WLR-afnemer over de laatste zes maanden niet minimaal gelijk is aan een nog door Ziggo in te vullen aantal eindgebruikers. KPN vindt ook deze bepaling onredelijk.
256. ovendien verzoekt KPN om verwijdering van het zesde bullet point en om toevoeging aan het B
zevende bullet point van de zin "toerekenbaar tekort schiet in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit het contract en het referentieaanbod welke tekortkoming de beëindiging en op- OPENBARE VERSIE 48




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

schorting rechtvaardigt". In de derde alinea moet worden verduidelijkt dat tussentijdse beëindiging alleen mogelijk is nadat de WLR-afnemer ook na ingebrekestelling nalaat om aan zijn verplichtingen te voldoen.

257. Het college wijst erop dat hij in het marktbesluit de verplichting heeft opgenomen dat UPC en

Ziggo het aanbod WLR-C niet kunnen intrekken tenzij dit aanbod redelijkerwijs niet van hen kan wor- den verlangd. Een voornemen tot beëindiging van WLR-C dient verder vooraf, met een termijn van minimaal drie maanden voorafgaand aan de voorgenomen datum van intrekking, aan het college en de afnemers te worden gemeld. Ziggo dient haar referentieaanbod met deze verplichting in overeen- stemming te brengen.

258.
Het college wijst er verder op dat UPC en Ziggo de verplichting hebben om te goeder trouw te onderhandelen met afnemers van WLR-C en dat UPC en Ziggo aan het realiseren van WLR-C geen onbillijke voorwaarden mogen verbinden. Daarnaast dienen UPC en Ziggo redelijke contractuele be- palingen te hanteren. In dit kader past dan ook niet dat Ziggo een bepaling opneemt die de mogelijk- heid biedt de overeenkomst tussentijds te beëindigen wanneer het gemiddelde aantal eindgebruikers van de WLR-afnemer over de laatste zes maanden niet minimaal gelijk is aan een nog door Ziggo in te vullen aantal eindgebruikers. Deze bepaling is te onbepaald en derhalve alleen al daarom onrede- lijk. Ook overigens ziet het college geen ruimte voor een bepaling die de strekking heeft dat Ziggo WLR-C alleen blijft leveren indien een minimum afname gerealiseerd wordt; op grond van het markt- besluit dient Ziggo de vraag naar WLR-C te bedienen ongeacht of Ziggo van mening is dat de vraag van een specifieke WLR-afnemer te laag is. Ziggo dient deze bepaling derhalve uit het referentieaan- bod te schrappen.

259. ok de bepaling in het RA WLR-C van Ziggo, die bepaalt dat tussentijdse beëindiging mogelijk is O
nadat de WLR-afnemer ook na ingebrekestelling nalaat om aan zijn verplichtingen te voldoen, dient naar het oordeel van het college te worden aangepast. Het college acht het redelijk, en in lijn met wat in het civiele recht gangbaar is, dat Ziggo de WLR-afnemer na ingebrekestelling nog een termijn biedt om alsnog aan de verplichtingen te voldoen.

260. Het college ziet op grond van het bovenstaande aanleiding om Ziggo een nieuwe aanwijzing te geven in die zin dat Ziggo haar RA WLR-C in overeenstemming dient te brengen met dictumonder- deel viii, derde gedachtestreepje van het marktbesluit Ziggo, dat Ziggo de bepaling schrapt die de mogelijkheid biedt de overeenkomst tussentijds te beëindigen wanneer het gemiddelde aantal eindge- bruikers van de WLR-afnemer over de laatste zes maanden niet minimaal gelijk is aan een nog door Ziggo in te vullen aantal eindgebruikers, en dat Ziggo de WLR-afnemer na ingebrekestelling nog een termijn biedt om alsnog aan de verplichtingen te voldoen.
261. Omdat de door KPN ingediende zienswijze het college deze nieuwe aanwijzing heeft doen overwegen, welke aanpassing door Ziggo gepercipieerd zou kunnen worden als een verzwaring van het implementatiebesluit, heeft het college de betreffende zienswijze voor een reactie aan Ziggo voor- gelegd. In haar reactie van 1 maart 2010 heeft Ziggo het volgende opgemerkt.35


35 In haar reactie gaat Ziggo tevens in op de zienswijze van KPN met betrekking tot het onderwerp algemene voorwaarden, gegeven dat het college in zijn verzoek aan Ziggo onvoldoende duidelijk had aangegeven dat Ziggos reactie beperkt mocht OPENBARE VERSIE 49




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


262. Ziggo merkt op dat de opmerkingen van KPN zien op de algemene regel die Ziggo heeft ge- formuleerd onder nummer 2.8 van haar RA WLR-C. Hierin worden de gronden voor opschorting en ontbinding gegeven. Deze algemene norm is volgens Ziggo nader geconcretiseerd in de vierde alinea van het RA WLR-C. Ziggo geeft aan bereid te zijn om te volstaan met deze concretisering van de vierde alinea en de andere eerder genoemde alinea te laten vervallen. Het college begrijpt Ziggo in deze zo dat Ziggo in haar RA WLR-C de eerste twee alineas van paragraaf 2.8 achterwege zal laten.
263. Met betrekking tot KPNs punten ten aanzien van de minimumnorm geeft Ziggo aan zich op het standpunt te stellen dat zij tot het hanteren van een dergelijke norm gerechtigd is. Zonder een dergelijk minimum bestaat het risico dat Ziggo geconfronteerd wordt met WLR-afnemers die slechts een zeer klein groepje eindgebruikers bedienen en waarbij de kosten voor de instandhouding van de dienst geenszins opwegen tegen de lasten en baten voor Ziggo. Ziggo geeft aan graag met potentiële afnemers van gedachten te wisselen over de concrete invulling van deze norm.
264. Met betrekking tot KPNs tekstsuggestie voor het zevende bullet point geeft Ziggo aan bereid te zijn om het woord ,,toerekenbaar aan de betreffende bepaling toe te voegen.
265. De reactie van Ziggo geeft het college geen aanleiding om van de in randnummer 260 gefor- muleerde aanwijzing af te zien. De vraag of het RA WLR-C met de door Ziggo op enkele onderdelen uitgesproken bereidheid tot aanpassing in overeenstemming wordt gebracht met de opgelegde ver- plichting, zal eerst in de door Ziggo te publiceren aangepaste versie van het RA blijken.
266. Met betrekking tot de door Ziggo aangevoerde argumentatie ten aanzien van de minimum- norm overweegt het college nog het volgende. Het door Ziggo geschetste risico dat zij ­ als gevolg van het moeten aanbieden van WLR-C aan WLR-afnemers met elk een klein klantenbestand ­ met kosten voor de instandhouding wordt geconfronteerd die niet tegen de baten opwegen, acht het colle- ge geen voldoende rechtvaardiging voor het hanteren van een minimumnorm. Vooropgesteld hierbij zij dat het college niet verwacht dat Ziggo in de praktijk met deze situatie zal worden geconfronteerd; WLR-afnemers hebben immers ook hun eigen vaste kosten voor de implementatie van WLR-C, die zich alleen met (uitzicht op) een voldoende groot klantenbestand zullen laten rechtvaardigen. Het in het finale tariefbesluit WLR-C geïntroduceerde zogenaamde deelnametarief ter grootte van 30.000 euro, dat elke WLR-afnemer voor het kunnen afnemen van WLR-C aan Ziggo zal moeten vergoeden, draagt hier nog verder aan bij.

267. Daarbij gaat Ziggo in haar argumentatie voorbij aan het feit dat op grond van de marktbeslui- ten UPC en Ziggo in het kader van WLR-C éénjarige tariefregulering geldt, wat zoveel wil zeggen als dat UPC en Ziggo jaarlijks een kostentoerekeningsysteem aan het college dienen voor te leggen, dat vervolgens door het college wordt beoordeeld. Indien Ziggo in de praktijk geconfronteerd wordt met WLR-afnemers met elk slechts een beperkt klantenbestand, dan zal dit zijn weerslag kennen in het in volgende jaren in te dienen kostentoerekeningssysteem, waarmee een en ander in de WLR-C tarie- ven tot uitdrukking wordt gebracht.

blijven tot het onderwerp contractbeëiniging. Ziggos reactie met betrekking tot het onderwerp algemene voorwaarden komt hier verder niet aan de orde.
OPENBARE VERSIE 50




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


4 Operationalisering WLR-C (deel B)

268. dit hoofdstuk van de nota van bevindingen gaat het college in op de zienswijzen ten aanzien In
van de operationalisering van WLR-C (deel B van de ontwerp implementatiebesluiten.) Paragraaf 4.1 betreft de in de nationale consultatie ontvangen zienswijzen. In paragraaf 4.2 overweegt het college de betekenis van deze zienswijzen voor de opgedragen operationalisering, en komt het college op onderdelen tot een aanpassing. Paragraaf 4.3 behandelt ten slotte de van de Europese Commissie ontvangen zienswijze.

4.1 Nationale consultatie

4.1.1 Inleiding

269. deze paragraaf geeft het college samengevat de ten aanzien van de operationalisering van In
WLR-C van marktpartijen ontvangen zienswijzen weer, waarbij het college steeds op deze zienswijzen ingaat.

4.1.2 Doelstelling van OPTA

270. t de wijze waarop OPTA volgens UPC omgaat met de IG uitkomsten (zie ook randnummer 21 Ui
van deze nota van bevindingen) in samenhang met de wijze van totstandkoming van de Ordina rap- portage (zie paragraaf 4.1.3 hierna), leidt UPC af dat het op korte termijn operationaliseren van WLR- C voor OPTA blijkbaar een doel op zich is. Volgens UPC is dit niet te rijmen met het uitgangspunt dat een zorgvuldig handelend toezichthouder de belangen van alle betrokken partijen ­ en dus ook UPC ­ in haar besluitvorming dient te betrekken. Ook het belang van de eindgebruiker maakt OPTA onder- geschikt aan het tempo en de invulling van de operationalisering, vindt UPC.
271. iggo maakt in haar zienswijze een vergelijkbare opmerking waar Ziggo stelt dat OPTA verzuimt Z
om een deugdelijke afweging te maken tussen het beoogde doel van een snelle operationalisering en de belangen van Ziggo en van eindgebruikers. De kosten van de door OPTA met release 1 opgelegde inefficiënte orderverwerking komen als gevolg van de opgedragen kostentoerekening voor het groot- ste deel terecht bij Ziggo zelf, terwijl onduidelijk is of een orderaantal te verwachten is dat die kosten rechtvaardigt. Daarbij schaadt de opgedragen operationalisering zowel Ziggo als eindgebruikers in hun belangen.

272.
Het college kan zich niet vinden in het door UPC en ook Ziggo opgeroepen beeld als zou het implementatieproces zo zijn ingericht dat het belang van UPC en Ziggo ondergeschikt is gemaakt aan de wens tot een spoedige operationalisering van WLR-C. Vooropgesteld zij dat het college een zo spoedig mogelijke operationalisering van WLR-C van groot belang vindt. Dit is inherent aan het gege- ven dat WLR-C een toegangsverplichting is waarmee geconstateerde mededingingsproblemen moe- ten worden weggenomen; hoe eerder WLR-C in de markt effectief is, des te eerder de gewenste con- currentieontwikkeling verwacht mag worden. In dit verband wijst het college ook op de reactie van de Europese Commissie op de ontwerp marktanalysebesluiten, waarin de Commissie OPTA uitnodigt tot OPENBARE VERSIE 51




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

een zo spoedig mogelijke operationalisering van WLR-C, "om aldus snel een markt structuur te ont- wikkelen die meer neigt naar een concurrentiële dynamiek."36
273.
De wenselijkheid van een zo spoedig mogelijke operationalisering van WLR-C neemt echter niet weg dat OPTA in alle opzichten een zorgvuldig proces heeft ingericht en gevolgd, waarin de belangen van UPC en Ziggo net als die van andere belanghebbenden uitgebreid aan bod zijn gekomen. Het college wijst hierbij op het feit dat het proces is gestart vanuit voorstellen van UPC en Ziggo zelf, op de gehouden IG-bijeenkomsten en de hierbinnen door UPC en Ziggo benutte mogelijkheden om hun standpunten naar voren te brengen, op de door Ordina met UPC en Ziggo gehouden diepte- interviews, en op de mogelijkheid die UPC en Ziggo is geboden om steeds de feitelijke bevindingen van Ordina op juistheid te controleren.

274. an groot belang in dit zorgvuldige proces is uiteraard ook de gehouden marktconsultatie, waarin V
UPC en Ziggo net als andere belanghebbenden de gelegenheid hebben gehad om op de voornemens van het college te reageren. Het is ook de fase van marktconsultatie waarin het college UPC en Ziggo de conclusies en aanbevelingen van Ordina heeft voorgelegd, in de wetenschap dat UPC en Ziggo in hun zienswijzen voldoende mogelijkheden hebben om op die conclusies en aanbevelingen te reage- ren.

4.1.3 `Second opinion' Ordina

275.
UPC stelt dat OPTA medio juli Ordina opdracht heeft gegeven om UPCs operationaliserings- voorstel WLR-C te beoordelen, nadat UPC dit vier maanden eerder had gepubliceerd. De hier door UPC gekozen formulering insinueert volgens het college dat OPTA de beoordeling van UPCs voor- stel niet voortvarend ter hand heeft genomen. Het college wijst er echter op dat UPC haar voorstel in eerste instantie op 18 mei 2009 heeft ingediend, en daarmee geen vier maar minder dan twee maan- den voordat OPTA begin juli aan Ordina heeft gevraagd om UPCs voorstel aan een second opinion te onderwerpen. Daarbij is het in eerste instantie door UPC ingediende voorstel door het college onvol- ledig bevonden, waarop UPC om aanvulling is verzocht. Het op 10 juni 2009 ontvangen aangevulde voorstel is vervolgens onderwerp geweest van de IG besprekingen, en eerst daarna heeft het college het voorstel ­ inclusief de resultaten van de IG besprekingen ­ willen voorleggen voor Ordinas se- cond opinion.

276.
UPC geeft vervolgens aan constructief te hebben meegewerkt met Ordina, ook al betrof het de zomervakantieperiode. UPC heeft daarbij een drietal gesprekken met Ordina gevoerd en de ge- spreksverslagen daarvan op feitelijke juistheid beoordeeld. Daarna heeft UPC gedurende twee maan- den niets vernomen, ondanks dat door Ordina was toegezegd dat UPC het concept rapport van Ordi- na zou ontvangen voordat dit aan OPTA zou worden verstrekt.
277. dit verband merkt het college op dat Ordina blijkbaar abusievelijk aan UPC de toezegging In
heeft gedaan dat UPC de gehele rapportage in concept ter becommentariëring voorgelegd zou krij- gen. Met Ordina was het college echter overeengekomen dat Ordina haar bevindingen op feitelijke


36 Brief inzake Zaak NL/2009/0873, wholesale markt voor omroeptransmissiediensten en wholesale toegang tot het om- roeptransmissieplatform van de individuele kabelexploitanten Ziggo, UPC, Delta en CAIW (Kenmerk: C(2009)985; SG-Greffe (2009) D/723), van 9 februari 2009.
OPENBARE VERSIE 52




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

juistheid door UPC zou laten toetsen, en daarmee niet de door Ordina getrokken conclusies en ge- formuleerde aanbevelingen. Deze toetsing op feitelijke juistheid heeft steeds plaatsgevonden, niet alleen met betrekking tot de weergave van de gevoerde gesprekken maar ook ten aanzien van de rapportage zelf. In de consultatie van het ontwerp implementatiebesluit, waarin het college de second opinion van Ordina heeft betrokken, heeft UPC vervolgens de gelegenheid gehad om ook te reageren op Ordinas conclusies en aanbevelingen. Dat UPC deze gelegenheid als zodanig heeft herkend, mo- ge wel blijken uit UPCs zienswijze.37

4.1.4 Relatie met het referentieaanbod WLR-C

278.
KPN vraagt zich af hoe de door OPTA opgedragen operationalisering van WLR-C zich verhoudt tot de bepalingen met betrekking tot implementatie en oplevering die door UPC en Ziggo in hun refe- rentieaanbiedingen zijn opgenomen. Het standpunt van het college in deze is als volgt: UPC en Ziggo zullen op grond van de finale implementatiebesluiten hun operationaliseringsplannen in lijn moeten brengen met de aan hen opgedragen operationalisering, en die vervolgens ten uitvoer moeten bren- gen binnen de daartoe gedefinieerde termijnen. Voor zover de referentieaanbiedingen WLR-C bepa- lingen kennen die raken aan of overlappen met de operationalisering van WLR-C, zullen UPC en Zig- go die referentieaanbiedingen daarmee in overeenstemming moeten brengen.
279. de ontwerp implementatiebesluiten WLR-C is ten aanzien van de omgekeerde relatie bepaald In
dat UPC en Ziggo in de operationalisering van WLR-C waar relevant uitvoering moeten geven aan de ten aanzien van de referentieaanbiedingen gegeven aanwijzingen.38 Blijkens haar zienswijze lijkt UPC deze bepaling te hebben begrepen als zouden de bedoelde aanwijzingen de door het college in het kader van de operationalisering van WLR-C gegeven aanwijzingen (deel B van het ontwerp imple- mentatiebesluit UPC) betreffen. Het college benadrukt hier dat in de betreffende bepaling de in deel A van het implementatiebesluit bedoelde aanwijzingen zijn bedoeld.
4.1.5 Start van de operationalisering

280. de ontwerp implementatiebesluiten is door het college bepaald dat UPC en Ziggo de operatio- In
nalisering van WLR-C dienen te starten uiterlijk op het moment van publicatie van het finale imple- mentatiebesluit. UPC brengt ten aanzien hiervan naar voren dat dit betekent dat OPTA het operatio- nele risico volledig bij UPC legt, gegeven dat op het moment van publicatie van het finale implementa- tiebesluit nog geen zicht is op de vraag of zich een WLR-afnemer zal melden, evenmin als op de ope- rationele volumevoorspellings op basis waarvan UPC WLR-C zou moeten dimensioneren. In UPCs eigen voorstel is daarom uitgegaan van een voorbereidingsfase (fase 1) die pas wordt gevolgd door een implementatiefase (fase 2) op het moment dat met de eerste WLR-afnemer een raamovereen- komst is gesloten. De benadering van het college is volgens UPC in strijd met de vereisten van pas- sendheid en proportionaliteit.

281. iggo merkt in haar zienswijze op dat zij de start van de operationalisering samen zou willen Z
laten vallen met een concreet verzoek van een potentiële WLR-afnemer. Volgens Ziggo zijn er ver- schillende scenarios denkbaar waarin het starten van de operationalisering niet opportuun is. In de


37 Overigens is het in OPTAs praktijk niet ongebruikelijk om door externe bureaus uitgevoerd onderzoek niet eerder dan in de fase van martkconsultatie in zijn geheel aan belanghebbenden voor commentaar voor te leggen.
38 Randnummer 412 van het ontwerp implementatiebesluit UPC; randnummer 367 van het ontwerp implementatiebesluit Ziggo. OPENBARE VERSIE 53




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

eerste plaats is dit het geval indien er geen enkel daadwerkelijk verzoek om de door Ziggo aangebo- den toegang wordt gedaan. In de tweede plaats kan worden gedacht aan de situatie waarin slechts één enkele partij de dienst wil afnemen, zij het tegen nader overeen te komen voorwaarden.
282.
Het college merkt ten aanzien van deze punten van UPC en Ziggo op dat de vraag in hoeverre er in de markt vraag bestaat naar WLR-C reeds in het kader van de marktbesluiten positief is beant- woord.39 Deze marktvraag is daarna ­ tijdens het implementatieproces ­ bevestigd door het aantal in de IG WLR-C deelnemende potentiële afnemers en hun actieve deelname in de totstandbrenging van een afneembaar aanbod, alsmede door hun reacties in de nationale consultatie. Het operationele risico dat UPC aanvoert en op grond waarvan UPC voorstelt om de feitelijke operationalisering pas aan te vangen op het moment dat een WLR-afnemer zich gecommitteerd heeft, is naar het oordeel van het college derhalve in onvoldoende mate aanwezig.
283.
Daarbij overweegt het college dat een uitstel van de start van de operationalisering tot het mo- ment waarop een aanbieder zich heeft gemeld of het moment waarop een overeenkomst is gesloten, betekent dat het moment waarop WLR-C daadwerkelijk effectief kan worden verder in de tijd komt te liggen. Met name ten aanzien van UPCs benadering ziet het college daarbij tevens het risico van strategisch gedrag, gegeven dat het in deze benadering kan lonen om het onderhandelingsproces zo lang mogelijk te laten voortduren.40 Een en ander betekent dat UPC en Ziggo ­ ook met het oog op een zo spoedig mogelijke afneembaarheid van WLR-C ­ de operationalisering van WLR-C zonder meer en vooruitlopend op de feitelijke effectuering van de vraag ter hand zullen moeten nemen.
284.
KPN verzoekt in haar zienswijze om een aanpassing van de implementatiebesluiten zodanig dat UPC en Ziggo wordt opgedragen om de operationalisering gelijktijdig te starten met het startmoment voor eventuele onderhandelingen, te weten 17 maart 2009, en in ieder geval op het moment dat een toegangsverzoek is ingediend. Het college veronderstelt dat KPN hiermee een regeling beoogt te treffen voor de situatie waarin door een potentiële WLR-afnemer tijdens het door het college in de marktbesluiten UPC en Ziggo gedefinieerde implementatieproces een toegangsverzoek bij UPC of Ziggo wordt ingediend. Echter, gegeven dat dit implementatieproces met het finale implementatiebe- sluit nagenoeg is afgerond, acht het college een dergelijke aanpassing niet opportuun.
285.
UPC geeft nog aan dat de feitelijke operationalisering (fase 2 in UPCs terminologie) afhankelijk is van het hebben van kennis van de systemen en processen van de WLR-afnemer, gegeven dat in de operationalisering van WLR-C die systemen en processen geïntegreerd zullen moeten worden met die van UPC zelf. Volgens UPC betreft dit maatwerk, en kan UPC hier niet eerder mee beginnen dan nadat duidelijk is wie de betreffende WLR-afnemer is.
286.
Naar het oordeel van het college doet UPC het met deze voorstelling van zaken voorkomen alsof UPC voor elke WLR-afnemer opnieuw de toegangsdienst WLR-C volledig en op maat moet operatio- naliseren. Het college acht deze beeldvorming in belangrijke mate onjuist: de interactie tussen de systemen en processen van UPC en die van verschillende WLR-afnemers laat zich vergaand stan-


39 Zie bijvoorbeeld randnummer 680 van het marktbesluit UPC en randnummer 678 van het marktbesluit Ziggo.
40 In de marktbesluiten is naast toegangsweigering tevens vertragingstactiek als (potentieel) mededingingsprobleem geconsta- teerd, zie paragraaf 11.3.3 van de marktbesluiten UPC en Ziggo. OPENBARE VERSIE 54




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

daardiseren.41 Voor zover het in de operationalisering van WLR-C inderdaad zo is dat UPC is aange- wezen op kennis van de systemen van toegangsvragers, dan staat er volgens het college niets aan in de weg dat UPC met de meest geïnteresseerde partijen daarover al eerder overleg voert. Van zowel de zijde van UPC als die van Ziggo heeft het college overigens begrepen dat al voorafgaand aan de publicatie van het finale implementatiebesluit dergelijk operationeel overleg inderdaad heeft plaatsge- vonden met . In ieder geval is het niet zo dat WLR-C zich pas zou laten operationaliseren vanaf het moment dat tussen UPC en een WLR-afnemer een overeenkomst is ge- sloten.

287. het ontwerp implementatiebesluit UPC is door het college aangegeven dat de door UPC gede- In
finieerde fase 1 ­ de voorbereidingsfase ­ de activiteiten omvat ten aanzien waarvan zou mogen wor- den verwacht dat deze reeds door UPC zijn uitgevoerd ten behoeve van de formulering van haar ope- rationaliseringsvoorstel.42 UPC is het hier niet mee eens, en geeft als voorbeeld dat het OR traject niet kan worden doorlopen voordat voldoende duidelijk is hoe WLR-C definitief vormgegeven dient te wor- den.

288.
Het college acht UPCs reactie op dit punt niet overtuigend: UPC definieert in haar operationali- seringsvoorstel de voorbereidingsfase nadrukkelijk als de fase waarin voorbereidingen worden getrof- fen, zoals het vaststellen van de vereisten en de specificaties en het maken van een functioneel ont- werp van processen en systemen. Het college is van oordeel dat dit precies de activiteiten zijn die UPC (op grond van het marktbesluit UPC) voor de totstandkoming van haar operationaliseringsvoor- stel heeft moeten ondernemen. Het door UPC gekozen voorbeeld van het OR traject als voorberei- dende activiteit is in dit verband overigens ook enigszins ongelukkig, gegeven dat UPCs eigen mijlpa- lenplan laat zien dat van de hiervoor geplande doorlooptijd van drie maanden slechts één maand on- derdeel zou uitmaken van de voorbereidingsfase.43

289. oorts geeft UPC aan dat op basis van haar operationaliseringsvoorstel de implementatie van V
WLR-C zes maanden vergt, voorafgegaan door een periode van vier maanden voor de voorberei- dingsfase. UPC concludeert vervolgens dat zij, wil de operationalisering binnen zes maanden na pu- blicatie van het finale implementatiebesluit afgerond zijn, gedurende de vier maanden voorafgaand aan het finale besluit de voorbereidingsfase moet doorlopen. UPC stelt vervolgens vast dat dit niet mogelijk is gegeven de onduidelijkheden en knelpunten in het ontwerpbesluit. Het college acht deze reactie niet ter zake, gegeven dat juist de door UPC gedefinieerde voorbereidingsfase vanwege de overlap daarvan met de activiteiten ten behoeve van het operationaliseringsvoorstel door het college niet aan de orde wordt geacht.

290.
UPC merkt nog op dat het analyseren van de impact van de wijzigingen in het finale implementa- tiebesluit ten opzichte van het ontwerpbesluit en het verwerken daarvan hoe dan ook tijd in beslag zal nemen, waardoor de uiteindelijke planning zal meeschuiven. Het college zal dit aspect meewegen in zijn afweging ter zake van de vraag in hoeverre de zienswijzen van betekenis dienen te zijn voor de opgedragen operationalisering (zie paragraaf 4.2 van deze nota).


41 Dit is ook de praktijk bij de aan KPN opgelegde toegangsverplichtingen, en de vraag van de IG-leden.
42 Randnummer 419 en 420 van het ontwerp implementatiebesluit UPC.
43 Operationaliseringsvoorstel UPC d.d. 10 juni 2009, figuur 1. OPENBARE VERSIE 55




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


4.1.6 Start van onderhandelingen

291. het ontwerp implementatiebesluit UPC is bepaald dat UPC met een potentiële WLR-afnemer in In
onderhandeling dient te treden zodra die het verzoek om toegang aan UPC heeft gericht.44 Ten aan- zien van deze bepaling merkt UPC op dat in het marktbesluit UPC het implementatieproces gedetail- leerd is beschreven, en OPTA dient naar de betreffende regels te handelen. Wat UPC betreft kan dus pas na afronding van het gedefinieerde implementatieproces ­ i.c. de publicatie door UPC van haar definitieve referentieaanbod ­ op zinnige wijze met onderhandelingen worden gestart: voor die tijd staan immers de voorwaarden van WLR-C niet vast.

292.
Het college kan UPC niet in deze redenering volgen. De aan UPC opgelegde toegangsverplich- tingen gelden vanaf het moment waarop het marktbesluit UPC in werking is getreden, te weten 17 maart 2009, en niet vanaf het moment waarop een ,,definitieve referentieaanbieding door UPC is ge- publiceerd. Dat door OPTA een implementatieproces is gedefinieerd doet hier niet aan af. Hieruit volgt dat UPC gehouden is om onderhandelingen te starten zodra door een potentiële WLR-afnemer een toegangsverzoek is ingediend.

293.
KPN verzoekt om niet alleen voor UPC maar ook voor Ziggo te bepalen dat met een potentiële WLR-afnemer in onderhandeling wordt getreden zodra die partij een toegangsverzoek aan Ziggo heeft gericht. Het college ziet hier echter geen aanleiding toe, gegeven dat Ziggo niet net als UPC in haar operationaliseringsvoorstel heeft opgenomen dat pas in onderhandeling zal worden getreden na pu- blicatie van Ziggos ,,finale referentieaanbieding. Voor het overige verwijst het college hier naar de in paragraaf A.4.5 van het implementatiebesluit Ziggo aan Ziggo gegeven aanwijzing.
4.1.7 Gelijktijdige aansluiting

294.
Het ontwerp implementatiebesluit UPC bepaalt dat UPC in de operationalisering van WLR-C de (min of meer) gelijktijdige aansluiting van meerdere om toegang verzoekende aanbieders mogelijk dient te maken.45 In haar operationaliseringsvoorstel had UPC aangegeven WLR-afnemers volgorde- lijk te zullen aansluiten, omdat de organisatie van UPC niet is ingericht op het tegelijkertijd aansluiten van meerdere aanbieders.

295. our.TV merkt op dat volgens haar de door UPC voorgestelde volgordelijke aansluiting allerminst Y
noodzakelijk is; de aanpassingen in de systemen van UPC zijn generiek voor alle WLR-afnemers.
296.
UPC herhaalt in haar zienswijze de stelling dat zij niet meerdere aanbieders tegelijk kan aanslui- ten. UPC voert daarbij aan dat zij in haar systeem maar één configuratie tegelijk de ontwikkel-, test- en productiecyclus kan laten doorlopen. Het opvoeren van de product- en prijsconfiguratie is bijvoor- beeld specifiek per WLR-afnemer. Gelijktijdige aansluiting zou daarom volgens UPC neerkomen op het heen en weer schuiven van mensen en middelen, wat een nadelig effect heeft op de doorlooptijd en de kwaliteit van de implementatie. UPC merkt daarbij nog op dat OPTA blijkbaar ook zelf de onmo- gelijkheid ziet van gelijktijdige aansluiting, daar OPTA spreek van ,,min of meer gelijktijdige aanslui- ting.


44 Randnummer 417 van het ontwerp implementatiebesluit UPC.
45 Randnummer 425 van het ontwerp implementatiebesluit UPC. OPENBARE VERSIE 56




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


297.
Met de toevoeging ,,min of meer heeft het college niet meer willen aangeven dan dat in beginsel aanvaardbaar is dat meerdere WLR-aanbieders niet precies gelijktijdig alle in de aansluiting van een afnemer te onderscheiden stappen gelijktijdig doorlopen; niet uit te sluiten is dat bepaalde stappen inderdaad slechts per WLR-afnemer kunnen worden genomen. Dit neemt echter niet weg dat het col- lege met de opgedragen gelijktijdige aansluiting van meerdere WLR-afnemers iets compleet anders voor ogen staat dan de volledig volgordelijke aansluiting zoals UPC die voorziet. Het voorstel van UPC betekent immers dat pas met de aansluiting van een volgende WLR-afnemer wordt begonnen nadat de aansluiting van de voorgaande WLR-afnemer volledig is afgerond. De opgedragen gelijktijdi- ge aansluiting daarentegen betekent dat UPC de aansluiting van meerdere WLR-afnemers gelijktijdig moet uitvoeren, waarbij de verschillende stappen in de implementatie zoveel als mogelijk op hetzelfde moment worden doorlopen. Meerdere WLR-afnemers doorlopen op die manier nagenoeg tegelijk de implementatiestappen, met als resultaat dat de aansluiting van die partijen zo goed als gelijktijdig kan worden gefinaliseerd (en zij zo goed als gelijktijdig de markt kunnen betreden).
298. verigens is het college ook niet overtuigd door het argument van UPC dat zij in haar systeem O
maar één configuratie tegelijk de ontwikkel-, test- en productiecyclus kan laten doorlopen. Onduidelijk is bijvoorbeeld wat UPC bedoelt met het feit dat het opvoeren van de product- en prijsconfiguratie specifiek is per WLR-afnemer; de voor WLR-C te hanteren wholesale tarieven zijn door het college in het tariefbesluit WLR-C bepaald en gelden non-discriminatoir richting alle WLR-afnemers, en ook de in het RA WLR-C gespecificeerde dienst zelf kent geen verschillende te implementeren varianten. Bovendien is er sprake van een vergaande standaardisatie van de tussen UPC en WLR-afnemers over te dragen gegevens en derhalve zullen er geen verschillende interfaces per WLR-afnemer nood- zakelijk zijn.

299.
UPC merkt in dit kader nog op dat er geen sprake is van strategisch productontwerp, vertragings- tactiek of discriminatie, en dat de door OPTA in het ontwerp implementatiebesluit gemaakte vergelij- king met WLR-T niet relevant is. UPC en KPN zijn verschillende organisaties die hun processen op hun eigen manier hebben ingericht.

300.
UPC mist hier echter de strekking van de door het college gemaakte vergelijking, namelijk dat UPC in het kader van de operationalisering van WLR-C haar organisatie en processen nu zodanig dient in te richten dat een (min of meer) gelijktijdige aansluiting van meerdere om toegang verzoeken- de aanbieders mogelijk is; als de bestaande inrichting van UPCs organisatie en processen hieraan in de weg staat, dan zal UPC deze dienen aan te passen. In dit verband acht het college nog relevant dat Ziggo zich blijkens haar operationaliseringsvoorstel niet beperkt ziet tot een volgtijdelijke aanslui- ting; ten opzichte van Ziggo en KPN is het standpunt van UPC daarmee op zijn minst opmerkelijk.
4.1.8 `Verzekeringsmodel'

301. de ontwerp implementatiebesluiten is bepaald dat UPC en Ziggo in de operationalisering die- In
nen te volstaan met het ordermodel waarin een WLR-order wordt uitgevoerd op basis van de ingeleg- de order zonder dat sprake is van opzegging door de eindgebruiker c.q. de latende WLR-afnemer (het ,,verzekeringsmodel).46 UPC geeft in haar zienswijze aan dat haar belangrijkste bezwaar tegen dit model is dat dit niet in de IG is besproken en evenmin door OPTA nader is onderzocht; pas in de rap-


46 Randnummer 426 van het ontwerp implementatiebesluit UPC; randnummer 371 van het ontwerp implementatiebesluit Ziggo. OPENBARE VERSIE 57




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

portage van Ordina is dit model naar voren gekomen. Een en ander is onzorgvuldig omdat UPC voor het eerst in het ontwerpbesluit met het verzekeringsmodel wordt geconfronteerd.
302. our.TV onderschrijft het verzekeringsmodel, gegeven dat deze benadering het orderproces Y
versimpelt. Deze versimpeling resulteert in een snellere implementatie en in lagere implementatiekos- ten. Daarbij nuanceert Your.TV het potentiële nadeel voor de eindgebruiker, gegeven dat in het inci- dentele geval waarin een overstap ongewenst is de eindgebruiker op basis van de bevestigingsbrief van de WLR-afnemer zal kunnen acteren en waarna er in het orderproces voldoende tijd is om de foutieve order te corrigeren.

303.
Het college is van oordeel dat het bezwaar van UPC geen stand houdt. Het verzekeringsmodel impliceert niets meer of minder dan de figuur waarin voor een overstap naar een WLR-afnemer geen aparte opzegbrief aan UPC of Ziggo meer nodig is van de overstappende eindgebruiker; de WLR- order als zodanig volstaat als de bewijsvoering voor de door die eindgebruiker geuite wens om over te stappen. Deze figuur is uitgebreid onderwerp geweest van de discussies in de IG, gegeven dat UPC in haar voorstel voor de referentieaanbieding zowel een bewijs van de expliciete instemming van de eindgebruiker (in de vorm van een voice log of schriftelijke overeenkomst) had vereist, als een ver- zoek tot opzegging van de overstappende eindgebruiker (c.q. de latende WLR-afnemer). UPC heeft bijvoorbeeld in het kader van de IG besprekingen in haar reactie van 21 juli 2009 op het verzoek om informeel advies van GPA aangegeven dat de verlangde opzegbrief dient ter bescherming van de eindgebruiker om niet geconfronteerd te worden met een ongewenste overstap.47 Het nu hier aange- voerde bezwaar van UPC als zou het verzekeringsmodel ,,uit de lucht komen vallen acht het college derhalve ongegrond.

304. haar zienswijze wijst UPC verder op het negatieve effect dat het verzekeringsmodel zou heb- In
ben op met name de positie van de eindgebruiker, gegeven dat het ontbreken van het vereiste van een opzegbrief de kans op een ongewenste overstap zou vergroten. Voor zijn reactie op deze inbreng verwijst het college hier naar paragraaf 3.21 van deze nota van bevindingen, waar het college rea- geert op UPCs zienswijze met betrekking tot de aanwijzing dat UPC haar referentieaanbieding dient te schonen van het vereiste van een verzoek tot opzegging, en naar paragraaf 3.15, waar het college reageert op UPCs zienswijze met betrekking tot de aanwijzing dat UPC haar referentieaanbieding dient te schonen van het vereiste van de aantoonbaarheid van een expliciete wilsuiting.
4.1.9 Rapportage aan het college

305.
Het college heeft UPC en Ziggo in het ontwerp implementatiebesluiten opgedragen om het colle- ge binnen een week na inwerkingtreding van het finale besluit te informeren over hun planning op basis waarvan zij uitvoering geven aan de opgedragen operationalisering. Tevens is bepaald dat UPC en Ziggo tijdens de operationalisering tweewekelijks schriftelijk aan het college dienen te rapporteren over de voortgang.48 In haar zienswijze verwijst UPC voor de planning van de operationalisering van WLR-C echter naar haar operationaliseringsvoorstel, en ziet geen aanleiding om deze planning aan te passen. Daarbij vloeit een dergelijke informatieplicht volgens UPC niet voort uit het marktbesluit UPC.


47 Zie ook randnummer 267 van het ontwerp implementatiebesluit UPC.
48 Randnummer 427 en 428 van het ontwerp implementatiebesluit UPC; randnummer 372 en 373 van het ontwerp implementa- tiebesluit Ziggo.
OPENBARE VERSIE 58




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


306.
Het college merkt hier op dat zonder zicht op de planning van UPC en de daarin door UPC te definiëren mijlpalen het voor het college in onvoldoende mate mogelijk is om op de in het implementa- tiebesluit opgedragen operationalisering toe te zien, en, in geval blijkt dat UPC nalaat aan de opge- dragen operationalisering uitvoering te geven, handhavend op te treden. Het college zal zo nodig overwegen om de bedoelde informatie op grond van artikel 18.7 Tw van UPC te vorderen.
307.
De overweging dat UPC en Ziggo enige tijd nodig zullen hebben om een analyse te maken van de deltas tussen enerzijds de ontwerpbesluiten en anderzijds de finale besluiten, leidt het college hier tot de conclusie dat de in de ontwerpbesluiten voor de oplevering van hun planning gegeven termijn van maximaal een week wordt verdubbeld tot een termijn van maximaal twee weken. Het college past de implementatiebesluiten dienovereenkomstig aan.

4.1.10 Zorgvuldigheid stapsgewijze operationalisering
308.
UPC en Ziggo merken op dat de stapsgewijze operationalisering met release 1 en 2 in IG ver- band noch door Ordina of OPTA met UPC respectievelijk Ziggo is besproken. UPC concludeert ver- volgens dat OPTA hiermee onzorgvuldig heeft gehandeld. Had OPTA wel met UPC over deze voor- nemens gesproken, dan had zij moeten constateren dat aan release 1 en 2 een groot aantal bezwa- ren kleeft.

309.
Het college betwist het door UPC gemaakte verwijt van onzorgvuldigheid. Het verwijt zou immers alleen hout snijden in het geval UPC geen mogelijkheid zou zijn geboden om inhoudelijk op het voor- nemen van een stapsgewijze operationalisering te reageren. Maar het tegendeel is waar: met de con- sultatie van de ontwerp implementatiebesluiten is UPC samen met andere belanghebbenden uitge- breid de gelegenheid gegeven om het college te overtuigen van de bezwaren die UPC tegen de voor- nemens van het college heeft. Dat UPC deze gelegenheid ook als zodanig heeft herkend en voor dit doel weet te gebruiken, moge blijken uit de omvang en het detail van haar reactie, alsmede uit de door UPC bijgevoegde door Ernst&Young uitgevoerde analyse. Waarschijnlijk had UPC graag de gelegen- heid gehad om reeds voor publicatie van de ontwerpbesluiten kennis te nemen van de voornemens van het college, maar dat in zichzelf doet aan de door het college betrachte zorgvuldigheid niet af.
310.
De bezwaren van UPC tegen de stapsgewijze operationalisering met release 1 en 2 blijken uit de door UPC ingediende zienswijze, en het is nu aan het college om deze bezwaren in deze nota van bevindingen op hun merites te beoordelen. Als deze beoordeling het college tot de conclusie leidt dat UPCs bezwaren gegrond zijn dan zal dit tot een aanpassing van de voornemens leiden, waarmee UPC in haar belangen tegemoet wordt gekomen.

311.
UPC betwist overigens dat zij zou hebben gekozen voor een ,,big bang implementatie van WLR- C.49 UPC voert daarbij aan dat zij juist verschillende fases voor de implementatie heeft ingebouwd. Het college merkt op dat hier blijkbaar sprake is van een misverstand. UPC doelt met de fasering op de voorbereidingsfase, de implementatiefase en de fase van het aansluiten van volgende WLR- afnemers. Deze fasering staat echter ten dienste aan de door UPC voorgenomen operationalisering van de volledige versie van WLR-C, zonder dat die volledige versie wordt voorafgegaan door een


49 Randnummers 432 en 433 van het ontwerp implementatiebesluit UPC. OPENBARE VERSIE 59




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

voorlopige, rudimentaire versie. Het is deze niet-stapswijze van operationalisering die door het college (en Ordina) is aangeduid als ,,big bang implementatie.
4.1.11 Grondslag stapsgewijze operationalisering
312.
UPC stelt dat voor de door het college geïntroduceerde stapsgewijze operationalisering van WLR-C geen grondslag in het marktanalysebesluit bestaat. UPC leidt dit af uit haar constatering dat release 1 ­ als rudimentaire versie van WLR-C ­ blijkbaar niet aan het marktanalysebesluit voldoet, gegeven dat pas met release 2 de rudimentaire versie wordt uitgebouwd tot een volledige implemen- tatie van WLR-C die beantwoordt aan het marktanalysebesluit.
313. de ontwerp implementatiebesluiten is door het college aangegeven dat op het moment waarop In
release 2 door UPC is geïmplementeerd de in het referentieaanbod gespecificeerde dienstverlening in al zijn aspecten voor WLR-afnemers orderbaar en afneembaar is.50 Naar het oordeel van het college gaat het te ver om hieraan de conclusie te verbinden dat er geen grond zou zijn voor een stapsgewijze operationalisering. Relevant is dat de functionaliteit van release 1 geen uitbreiding betreft ten opzichte van de functionaliteit die in de marktbesluiten is gedefinieerd. Dit betekent dat in termen van de door UPC te leveren toegang release 1 geen verzwaring van de verplichting betekent; de introductie van de stapsgewijze implementatie beperkt zich tot het proces van operationalisering van WLR-C.
314.
Dat het resultaat van de stapsgewijze operationalisering is dat release 1 niet zo volledig is dat daarmee de volledige toegangsverplichting is geïmplementeerd, is naar het oordeel van het college verdedigbaar vanuit de doelstelling van de stapsgewijze operationalisering. Deze doelstelling ­ te weten de implementatie van WLR-C zodanig dat de toegangsverplichting zo spoedig mogelijk effect sorteert ­ rechtvaardigt de introductie van een rudimentaire versie van WLR-C, zeker als die versie in termen van de te leveren toegang voor UPC geen verzwaring ten opzichte van de opgelegde toegang betekent. Daarbij is release 1 een voorlopige versie, die zo spoedig mogelijk wordt aangevuld tot re- lease 2.

315. an belang bij de hiervoor weergegeven overweging is ook dat de introductie van een stapsge- V
wijze operationalisering en van release 1 binnen die stapsgewijze operationalisering een keuze is die door potentiële WLR-afnemers wordt verwelkomd. Zo geven Tele2&Online aan de opsplitsing in ver- schillende releases de juiste keuze te vinden, die er waarschijnlijk voor zal zorgen dat het proces van daadwerkelijk openstellen van de netwerken van UPC/Ziggo een stuk sneller zal kunnen plaatsvinden. YouCa onderkent dat de indeling in een release 1 en een release 2 de invoering kan versnellen, en juicht de stapsgewijze operationalisering daarmee toe. KPN merkt op dat zij zich kan vinden in de opdeling van het operationaliseringsproces in twee fasen, en in release 1 en 2 daarbinnen. Het colle- ge trekt uit deze reacties de conclusie dat voor de potentiële WLR-afnemers de spoedige afneem- baarheid van WLR-C die met de stapsgewijze operationalisering is beoogd, prevaleert boven de wen- selijkheid van een volledige implementatie van de toegangsdienst.
316. en slotte merkt het college hier nog op dat de keuze voor een stapsgewijze operationalisering T
zich pas heeft kunnen laten maken ten tijde van het implementatieproces; dat de door UPC en Ziggo


50 Randnummer 465 van het ontwerp implementatiebesluit UPC; randnummer 410 van het ontwerp implementatiebesluit Ziggo. OPENBARE VERSIE 60




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

voorgestelde doorlooptijden dermate lang zouden zijn dat de introductie van een voorlopige rudimen- taire versie van WLR-C noodzakelijk is, was ten tijde van de marktbesluiten nog niet te voorzien.
317. iggo geeft aan dat met release 1 ­ waarin sprake is van verrekening achteraf ­ de kern van Z
WLR-C wordt verlaten. Release 1 is volgens Ziggo gebaseerd op instandhouding van de eindgebrui- kersrelatie met Ziggo, nu de WLR-afnemer ,,namens de eindgebruiker de retail facturen zal voldoen en ter zake het incassorisico van Ziggo blijft bestaan. Volgens Ziggo kan release 1 daarmee niet als WLR-C worden aangemerkt en daarom niet op het marktbesluit Ziggo worden gebaseerd.
318.
Het college merkt op dat deze reactie in hoge mate vergelijkbaar is met die van UPC ten aanzien van de stapsgewijze operationalisering (zie randnummer 312). Kortheidshalve verwijst het college dan ook naar zijn reactie aldaar (zie randnummer 313 tot en met 316). Overigens kan het college Ziggos opmerking ten aanzien van het incassorisico niet volgen: in de in de ontwerpbesluiten voorgestelde release 1 heeft Ziggo een ,,wholesale vordering op de WLR-afnemer, die op zijn beurt een ,,retail vor- dering heeft op diens eindgebruiker. Als de eindgebruiker nalaat om zijn WLR-afnemer te betalen, dan laat dit de wholesale vordering onverlet. In deze zin is de situatie in release 1 niet anders dan die in release 2.

319. aar YouCa de stapsgewijze operationalisering met een release 1 en 2 toejuicht, acht YouCa W
het wel noodzakelijk dat OPTA voor de versnelling van de invoering de noodzakelijke voorwaarden schept in de vorm van duidelijke termijnen waarbinnen UPC en Ziggo (toegangs)besluiten moeten nemen, vergezeld van maatregelen en sancties die het ontwijken daarvan tegengaan, mede door de uitgesproken intentie van OPTA om die maatregelen en sancties, indien nodig, ook toe te zullen pas- sen.

320. en aanzien van deze zienswijze van YouCa merkt het college op dat hij van oordeel is dat de T
door YouCa gewenste noodzakelijke voorwaarden in de implementatiebesluiten voldoende zijn ge- steld; zonder een nadere specificatie van eventueel nog volgens YouCa ontbrekende voorwaarden ziet het college derhalve geen aanleiding om nog aanvullende voorwaarden te formuleren.
321.
Naar aanleiding van YouCas oproep tot een zo nodig effectief handhavend optreden van de kant van OPTA, merkt het college op dat het college in het algemeen toepassing geeft aan een zo effectief mogelijk handhavingsbeleid. Dat zal in dit dossier niet anders zijn. Het college zal derhalve strikt moni- toren op de door UPC en Ziggo betrachtte voortgang in de operationalisering van WLR-C, en zo nodig handhavend optreden indien de gestelde termijnen daarbij niet worden gerealiseerd.
4.1.12 WLR-T en directe interconnectie

322.
UPC merkt (naar aanleiding van randnummer 430 van het ontwerpbesluit) op dat de implementa- tie van WLR-C door UPC en van WLR-T door KPN niet één op één met elkaar vergeleken kunnen worden: UPC en KPN zijn verschillende bedrijven met eigen systemen en processen.
323.
Het college is zich bewust van dergelijke verschillen, en geeft zich bijvoorbeeld rekenschap van het feit dat KPN, na ruim tien jaar toegangsregulering, meer ervaring heeft met wholesale dienstverle- ning dan dat UPC dat heeft. Waar het college de vergelijking maakt tussen WLR-T en WLR-C doet het college dit dus nadrukkelijk niet ,,één op één, en beperkt het college het doel van de vergelijking tot OPENBARE VERSIE 61




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

het geven van inzicht in de in het oog springende verschillen. Dat het operationaliseringsvoorstel van UPC er op neerkomt dat UPC voor de implementatie van WLR-C twee keer zoveel tijd nodig heeft dan KPN nodig had voor WLR-T acht het college bijvoorbeeld indicatief voor de constatering dat de door UPC voorgestelde doorlooptijd uitgesproken lang is; het is niet zo dat het college UPC opdraagt om de implementatie van WLR-C in de helft van de door UPC gesuggereerde doorlooptijd te realiseren.
324.
UPCs bezwaar tegen de vergelijking tussen WLR-C en WLR-T staat haar er blijkbaar niet aan in de weg om zelf een vergelijking te maken: UPC voert aan dat OPTA voor het realiseren van directe interconnectie een termijn van zes maanden redelijk vindt. UPC vindt het daarom niet reëel om te veronderstellen dat de implementatietermijn van WLR-C 75% korter zou moeten zijn.
325.
Het college merkt ten aanzien hiervan op dat een vergelijking tussen de realisatie van een direc- te interconnectie en de voorlopige, rudimentaire operationalisering van WLR-C in dit verband niet re- levant is. Het onderscheid dat een directe vergelijking onbruikbaar maakt, betreft het feit dat in het geval van directe interconnectie onderdeel van de te realiseren functionaliteit is dat twee verschillende elektronische communicatienetwerken fysiek met elkaar worden gekoppeld. In het geval van WLR-C is dit, net als overigens in het geval van WLR-T, niet aan de orde, gegeven dat bij WLR-C uitsluitend sprake is van overdracht van administratieve gegevens tussen administratieve systemen (die in het geval van directe interconnectie overigens ook benodigd is). De fysieke koppeling van twee telecom- municatienetwerken kent alleen al vanuit technisch perspectief fundamenteel andere vereisten dan de implementatie van een administratieve wederverkoop, bijvoorbeeld in termen van de aanleg van de verbindingen, de inregeling van de benodigde signalering en het testen van de koppeling van fysieke verbindingen en apparatuur.

326.
UPC geeft overigens niet aan in welke specifieke context het college voor de realisatie van een directe interconnectie een implementatietermijn van zes maanden redelijk heeft geacht. Opgemerkt zij dat het college in geschillen steeds in de context van de voorliggende omstandigheden uitspraak doet. In het kader van een geschil inzake lokale interconnectie51 heeft het college bijvoorbeeld een periode van zes maanden gedefinieerd voor de realisatie door KPN van de voor lokale interconnectie beno- digde directe interconnectie, maar alleen voor de complexe situatie waarin op de betreffende centrale onvoldoende capaciteit aanwezig was en rekening houdend met de situatie dat sprake zou zijn van een aanzienlijk aantal gelijktijdig te realiseren directe interconnecties.
327. zoverre UPC heeft willen refereren aan de zes maanden termijn welke is genoemd in het In
marktbesluit Interegionale gespreksdoorgiftediensten52 merkt het college het volgende op. Met de in dat besluit genoemde zesmaandentermijn is in geen geval een implementatietermijn bedoeld om di- recte interconnectie te realiseren, maar slechts een overgangstermijn waarbinnen KPN aan bestaande klanten de interreginale gespreksdoorgiftedienst onder de oude condities moest blijven leveren. Bin- nen deze termijn zouden afnemers de mogelijkheid hebben om een alternatief te bewerkstelligen, bijvoorbeeld door middel van directe interconnecties.


51 Geschilbesluit OPTA/TN/2007/202553 van 27 november 2007 en herstelbesluit OPTA/AM/2009/201960 van 10 augustus
2009 (herstelbesluit).

52 OPTA/TN/2005/203467 van 21 december 2005
OPENBARE VERSIE 62




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


328. verigens gaat de door UPC gemaakte vergelijking al mank gegeven dat UPC daarin de realisa- O
tie van een directe interconnectie ­ zijnde de implementatie van een volledige functionaliteit, i.c. de koppeling van twee fysieke netwerken ­ vergelijkt met de implementatie van een rudimentaire versie van WLR-C (waarbij UPC overigens ten onrechte niet de aanvullende twee weken betrekt die be- schikbaar zijn voor de daadwerkelijke aansluiting van een WLR-afnemer).
329. ou UPC de relevantere vergelijking hebben gemaakt ­ immers de vergelijking tussen de door Z
UPC zelf in haar voorstel begrootte implementatietermijn van tien maanden (voor alleen nog maar de eerste WLR-afnemer) en de door UPC aangevoerde implementatietermijn van zes maanden voor een directe interconnectie ­ dan was de vraag geweest hoe UPC het feit dat UPC blijkbaar vier maanden langer de tijd nodig heeft voor de operationalisering van een administratieve wederverkoop dan voor de realisatie van een fysieke directe interconnectie steekhoudend verklaard zou hebben. Het college tekent daarbij overigens nog aan dat aanbieders in de praktijk zeer wel in staat zijn gebleken om meerdere directe interconnecties in de tijd parallel te realiseren, wat in contrast staat tot UPCs stelling dat zij beperkt is tot sequentiële aansluiting van WLR-afnemers.
4.1.13 `Analoog-only'

330.
UPC constateert dat release 1 betekent dat gedurende de looptijd van die release alleen eindge- bruikers kunnen overstappen die van UPC uitsluitend het analoge standaardpakket afnemen.53 Vol- gens UPC zal deze beperking in de praktijk leiden tot problemen en verwarring in de communicatie naar eindgebruikers. UPC noemt in dit verband dat het volgens haar veel zal voorkomen dat overge- stapte eindgebruikers alsnog digitale producten van UPC zullen willen afnemen, maar hiervan worden uitgesloten. Dit resulteert in frustratie en een negatief effect op de publieke beeldvorming over UPC. De situatie dat een overgestapte eindgebruiker geen digitale diensten van UPC meer kan afnemen, acht UPC daarbij een ongewenste beperking van de digitalisering en daarmee ook in strijd met het marktbesluit UPC. Ziggo geeft aan dat OPTA met release 1 zonder nadere toelichting voorbij gaat aan de grote kans op fouten ten nadele van eindgebruikers
331. en aanzien van deze punten merkt het college het volgende op. Het feit dat de scope van re- T
lease 1 is beperkt tot ,,analoog-only klanten is rechtstreeks gerelateerd aan de door het college be- oogde spoedige operationalisering van WLR-C. Deze beperking maakt het immers mogelijk dat in release 1 wordt volstaan met de ,,her-adressering van de retail factuur (waarbij het adres van de over- gestapte eindgebruiker door UPC en Ziggo wordt gewijzigd in dat van de betreffende WLR-afnemer), wat één van de elementen is die een relatief korte implementatietermijn mogelijk maakt.
332.
Het college zou het met deze bezwaren van UPC en Ziggo eens zijn geweest als het zo was dat deze beperking van release 1 een blijvend karakter zou hebben. Dit is echter niet aan de orde: de beperking hangt samen met het rudimentaire karakter van release 1, wat betekent dat de beperking vervalt op het moment waarop release 2 (de volledige implementatie van WLR-C) door UPC en Ziggo is geoperationaliseerd.

333.
De afweging die het college in het ontwerpbesluit heeft gemaakt is daarom die tussen enerzijds het belang van de spoedige implementatie van WLR-C voor de effectiviteit van de opgelegde toe-


53 Randnummer 446 van het ontwerp implementatiebesluit UPC; randnummer 391van het ontwerp implementatiebesluit Ziggo. OPENBARE VERSIE 63




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

gangsverplichting en anderzijds het belang van UPC en Ziggo om hun digitale diensten aan te kunnen (blijven) bieden, respectievelijk het belang van eindgebruikers. In deze afweging heeft het college het grootste gewicht toegekend aan de spoedige implementatie van WLR-C, zich daarbij rekenschap ge- vend van het tijdelijke karakter van deze situatie. Hierbij heeft ook de verwachting een rol gespeeld dat WLR-C in de praktijk mede zal dienen als de toegangsdienst op basis waarvan alternatieve aan- bieders aan hun bestaande aanbod van internettoegang en telefonie het aanbod van televisie kunnen toevoegen; de situatie waarin een eindgebruiker naast WLR-C digitale diensten van UPC of Ziggo wenst af te nemen, zal zich naar verwachting slechts in relatief beperkte mate voordoen. De door UPC geuite verwachting dat ,,het veel zal gaan voorkomen dat eindgebruikers van de WLR-afnemer toch UPC digitale producten willen afnemen wordt dan ook niet door het college gedeeld.
334.
Met betrekking tot de relatie tussen release 1 en de positie van de eindgebruiker moet nog wor- den benadrukt dat de zo spoedig mogelijke implementatie van WLR-C ook nadrukkelijk in het belang is van die eindgebruiker, gegeven dat WLR-C voor hem resulteert in een grotere keuze en lagere ta- rieven. Daarbij is een heldere en eenduidige communicatie over WLR-C, en daarmee over de aan- vankelijke beperking tot ,,analoog, net zo zeer in het belang van de WLR-afnemer als van UPC zelf: de WLR-afnemer zal geen dienst willen verkopen ten aanzien waarvan de eindgebruiker pas later de beperkingen blijken. De door UPC en Ziggo op dit punt aangevoerde bezwaren laten zich derhalve nuanceren.

335. dit verband voert UPC nog aan dat het standpunt van OPTA dat een overgestapte eindgebrui- In
ker niet ook van UPC andere (digitale) diensten kan afnemen onredelijk beperkend is. Het effect hier- van is volgens UPC dat OPTAs regulering zich verder zou uitstrekken dan de wederverkoop van het analoge pakket, waar het marktbesluit geen grondslag voor biedt. Volgens UPC leidt het ontwerp im- plementatiebesluit zodoende ook tot een rem op digitalisering. Dit is strijdig met het uitgangspunt in het marktbesluit UPC dat de regulering de digitalisering niet mag belemmeren.
336.
Het college merkt op dat de situatie dat overgestapte eindgebruikers geen andere diensten van UPC kunnen afnemen vooral de logische consequentie is van de keuze voor de in de ontwerpbeslui- ten opgelegde invulling van release 1, waarin het overstaptype is beperkt tot bestaande, analoog-only klanten van UPC. Het college acht een spoedige operationalisering van WLR-C cruciaal voor de effec- tiviteit van de toegangsverplichting. Als de voor die spoedige operationalisering noodzakelijke rudi- mentaire implementatie als consequentie heeft dat overgestapte eindgebruikers voor de duur van die rudimentaire implementatie geen andere diensten van UPC kunnen afnemen, dan acht het college dit, zoals hiervoor in randnummer 332 is gemotiveerd, een aanvaardbare situatie. Dat het hier dus vooral gaat om een consequentie van de opgelegde rudimentaire versie van WLR-C impliceert dat, zou UPC hier zelf de mogelijkheden voor zien, het UPC vrij zou staan om release 1 vergezeld te doen gaan van voorzieningen op grond waarvan het wel mogelijk zou zijn om aan overgestapte eindgebruikers nog eigen (digitale) diensten aan te bieden (mits de betreffende voorzieningen geen afbreuk doen aan release 1).

337. ele2&Online geven aan de stapsgewijze operationalisering en de rudimentaire operationalise- T
ring door middel van release 1 te begrijpen vanuit de gewenste zo spoedig mogelijke implementatie van WLR-C. Tele2&Online begrijpen ook dat de beperking tot ,,analoog-only is gekozen vanuit de voor release 1 benodigde beperking van de administratieve impact op UPC en Ziggo. Tele2&Online wijzen echter op de situatie waarin een eindgebruiker die nu als klant van UPC of Ziggo een alles-in-1 pak- OPENBARE VERSIE 64




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

ket54 afneemt wil overstappen naar een vergelijkbaar pakket van Tele2&Online. In de redenering va OPTA zou deze klant eerst voor zijn telefonie en breedbandtoegang moeten overstappen op Te- le2&Online, waarmee de klant voldoet aan het criterium ,,analoog-only, waarna de klant in tweede instantie ook kan overstappen voor zijn analoge rtv. Naar het oordeel van Tele2&Online is dit een zeer omslachtig en ook overbodig proces. Tele2&Online wijzen er hierbij op dat deze situatie niet resulteert in de administratieve impact op UPC en Ziggo die OPTA met het criterium ,,analoog-only wil voorko- men: de betreffende klant wenst immers voor al zijn diensten afscheid van UPC en Ziggo te nemen.
338.
Naar het oordeel van Tele2&Online zou release 1 daarom uitgebreid moeten worden tot die eind- gebruikers van UPC en Ziggo die met hun gehele pakket diensten willen overstappen naar een ande- re aanbieder. Release 1 zou dan alleen de overstap van die eindgebruikers uitsluiten die ervoor kie- zen om voor een andere dienst dan analoge rtv bij UPC en Ziggo te blijven.
339.
Het college ziet in deze zienswijze van Tele2&Online geen aanleiding om de scope van release 1 uit te breiden. De door Tele2&Online gewenste uitbreiding zou naar het oordeel van het college een mate van complexiteit aan de operationalisering van release 1 toevoegen die zou betekenen dat de voor release 1 gedefinieerde implementatietermijn onvoldoende lang zou zijn, en daarmee dispropor- tioneel. Voor de door het college ­ en Tele2&Online ­ gewenste zo spoedig mogelijke effectuering van WLR-C is dit wat het college betreft een onaanvaardbaar risico.
340. ouCa formuleert in haar zienswijze het voorstel om in het implementatiebesluit UPC in rand- Y
nummer 439 de opsomming van additionele diensten limitatief te maken en te beperken tot digitale televisie, internettoegang, of telefonie, en in het implementatiebesluit Ziggo randnummer 384 tot aan- vullende digitale televisiezenders, internettoegang of telefonie. Dit zou betekenen dat andere factuur- regels of productleveringen (YouCa noemt als voorbeeld een digitale decoder) geen reden kunnen zijn om de klant niet over te dragen aan de WLR-afnemer.
341.
Het college kan YouCa niet in dit voorstel volgen. De essentie van het criterium ,,analoog-only is dat de door UPC en Ziggo aan de WLR-afnemer te heradresseren retail factuur schoon is in de zin dat uitsluitend het factuurbedrag voor het analoge rtv-pakket aan de WLR-afnemer in rekening wordt ge- bracht. Het open laten van de mogelijkheid dat andere factuurregels of productleveringen dan het analoge rtv-pakket op de factuur vermeld blijven, gaat hier aan voorbij.
4.1.14 Praktische problemen

342.
UPC voert aan dat zij, [VERTROUWELIJK

]. Dit bezwaar substantieert UPC met een analyse die UPC door Ernst&Young heeft laten uitvoeren van de door UPC bij release 1 (en 2) geplaatste kanttekeningen. De rapportage van Ernst&Young is door UPC bij haar zienswijze gevoegd. De strekking van UPCs bezwaren is dat OPTA op belangrijke punten voorbij gaat aan de situatie bij UPC.


54 Bijvoorbeeld een gebundeld aanbod van analoge rtv, digitale rtv, internettoegang en telefonie. OPENBARE VERSIE 65




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


343.
Het college heeft er begrip voor dat UPC functioneert binnen een pan-Europese context. [VER- TROUWELIJK

].
344.
Het college ziet zich in zijn standpunt gesterkt door het rapport van Ernst&Young, waarin wordt gesteld: "[VERTROUWELIJK

].

345. en vergelijkbare argumentatie wordt door UPC aangevoerd op grond van de situatie dat het E
blijkbaar zo is dat onderhoud en beheer (van de verschillende pan-Europese systemen) is uitbesteed aan een derde partij: [VERTROUWELIJK

], met dien verstande dat het college er van uitgaat dat het in de relatie tussen UPC of LGE en die derde partij zo is dat - zoals te doen gebruikelijk ­ de opdrachtgever bepaalt op welk moment bepaalde wijzigingen dienen te worden doorgevoerd, en dat de derde partij daarvan niet meer dan de uitvoerder is.

346.
UPC stelt dat ten aanzien van release 1 ook praktische problemen spelen in de zin dat de in- spanningen die nodig zijn voor de implementatie van release 1 verder zouden reiken dan het doorvoe- ren van de administratieve mutatie zelf. Ziggo geeft aan dat door OPTA geen rekening is gehouden met de extra aanpassingen in de systemen die voor release 1 noodzakelijk zijn, evenmin als met de ontregeling van de bedrijfsvoering van Ziggo die het gevolg zal zijn van release 1. UPC constateert in dit verband dat release 1 de operationalisering veronderstelt van de elektronische order interface, de UPC-ID tool, de publicatie van blokstoringen, de SLA rapportage en de facturatie functionaliteiten. Daarnaast zullen bestaande processen aangepast moeten worden. UPC wijst in dit verband ook op de benodigde herziening van financiële en operationele (controle-)rapportages, en op de noodzaak dat in UPCs (verkoop)processen beperkingen worden ingebouwd samenhangend met het gegeven dat een tijdens release 1 overgestapte eindgebruiker geen digitale diensten meer van UPC kan afnemen.
347. en volgend praktisch probleem dat wordt aangevoerd betreft de situatie dat klanten van UPC op E
verschillende manieren hun betalingen aan UPC geregeld kunnen hebben ([VERTROUWELIJK OPENBARE VERSIE 66




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

], of met vooruitbetaling). Een weer andere categorie problemen vloeit volgens UPC voort uit de bepalingen dat release 1 dient te voorzien in de mogelijkheid dat een overgestapte eindgebruiker bij een verhuizing de door hem van de WLR-afnemer afgenomen dienst kan meeverhuizen, en dat als die eindgebruiker verhuist buiten UPCs dekkingsgebied een opzegging mogelijk is; deze bepalingen zouden de implementatie van een business logica veronderstellen die volgens OPTA zelf pas thuis- hoort in release 2. Vergelijkbare problemen hangen volgens UPC samen met de TNT verhuisberichten die UPC op dit moment automatisch uitvoert. De door UPC aangevoerde praktische problemen leiden UPC tot de conclusie dat het realiseren van release 1 binnen de door OPTA gestelde termijn operati- oneel gezien niet mogelijk is.

348. olgens Ziggo is zes weken een volstrekt onrealistische termijn waarbinnen de door OPTA voor- V
gestelde release 1 gerealiseerd zou kunnen worden. Echter, afgezien van de opmerking dat door OP- TA geen rekening is gehouden met de extra aanpassingen in systemen die voor release 1 noodzake- lijk zijn, wordt naar het oordeel van het college deze stelling verder niet door Ziggo onderbouwd.
349.
Reagerend op de door UPC aangevoerde praktische bezwaren, ontkent het college niet dat de operationalisering van release 1 inspanningen zal vergen. Integendeel: het op relatief korte termijn realiseren van zelfs een rudimentaire versie van WLR-C zal van UPC en Ziggo een aanzienlijke inzet vragen. In haar zienswijze wordt dit door UPC bevestigd door middel van een opsomming van de za- ken die in de praktijk in de (systeem)organisatie van UPC aangepast of toegevoegd moeten worden (in UPCs termen: praktische problemen). UPC onderbouwt hierbij echter niet waarom de ten behoeve van release 1 benodigde inspanningen niet binnen de gestelde termijn realiseerbaar zouden zijn; al- thans niet met argumenten die een aanvulling zouden zijn op de elders in haar zienswijze door UPC aangevoerde bezwaren. In het midden blijft hoe omvangrijk de vereiste inspanningen zijn, en in hoe- verre die inspanningen ook daadwerkelijk en in alle redelijkheid niet binnen de termijn uitgevoerd zou- den kunnen worden. Daarbij constateert het college dat UPC voor een aantal door haar aangevoerde ,,praktische problemen kan aansluiten bij bestaande functionaliteiten.
350. evens constateert het college dat de door UPC te leveren inspanningen in belangrijke mate pa- T
rallel in de tijd ter hand kunnen worden genomen, en dat de voor die inspanningen benodigde capaci- teit schaalbaar is: meer handen maken lichter werk. Dat het beheer en onderhoud van systemen door een externe partij wordt uitgevoerd, is in dit opzicht vooral een voordeel: UPC behoeft voor de uitvoe- ring van de werkzaamheden niet in de eerste plaats haar eigen organisatie op te schalen, maar kan een beroep doen op een extern bureau waarvan mag worden verwacht dat dit zijn deel van de in- spanningen ,,turn-key en binnen strakke tijdslijnen realiseert.
351. verigens beaamt UPC dat de beperking van release 1 tot eindgebruikers die van UPC uitslui- O
tend het analoge pakket afnemen het aantal klantscenarios in het orderproces vermindert. Het colle- ge neemt aan dat UPC hiermee heeft bedoeld dat deze beperking de complexiteit van het orderpro- ces beperkt, wat in overeenstemming is met het rudimentaire karakter van release 1 en de voor relea- se 1 relevant geachte implementatietermijn.

352.
Met betrekking tot het praktische probleem dat klanten van UPC op verschillende manieren hun betalingen aan UPC geregeld kunnen hebben, wijst het college er op dat de algemene voorwaarden OPENBARE VERSIE 67




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

van UPC in artikel 6.2 bepalen dat periodieke tarieven door UPC vooraf worden gefactureerd.55 In het geval van UPCs standaard pakket geldt dat sprake is van een periodiek maandtarief, dat UPC steeds driemaandelijks vooruit factureert. Het is voor het college derhalve onduidelijk op welk praktisch pro- bleem UPC hier precies doelt. Dat de algemene voorwaarden van UPC geen ruimte lijken te bieden voor een facturering anders dan ,,(drie)maandelijks vooraf, doet vermoeden dat, als er al sprake is van een probleem, dit van beperkte omvang is.

353.
UPC stelt verder dat de implementatietermijn voor een WLR-afnemer van twee weken niet realis- tisch is.56 De praktijk leert dat het volledig inregelen van de benodigde communicatiestromen tussen twee partijen met een dergelijke complexiteit minimaal maanden kost. Een periode van twee weken laat volgens UPC geen enkele tijd voor de na de constatering van fouten benodigde systeemaanpassingen en hertests.

354.
UPC refereert naar een praktijk waarin het minimaal maanden zou kosten voor het realiseren van een aansluiting van een specifieke wholesale afnemer. Het college is niet met die praktijk bekend, althans, het college kent die praktijk alleen in de context van de realisatie van wholesale toegang waarbij uit de aard der zaak de fysieke koppeling van elektronische communi- catienetwerken aan de orde is. Verwezen zij hier ook naar de reactie van het college op de door UPC gemaakte vergelijking tussen de implementatie van release 1 en de realisatie van een directe inter- connectie (zie ook paragraaf 4.1.12). Het is het college derhalve onduidelijk naar welke praktijk UPC hier refereert, te meer daar UPC die praktijk ook niet nader preciseert. Het college concludeert daar- om dat uit hetgeen UPC hier aanvoert niet kan worden afgeleid dat de aansluiting van een specifieke WLR-afnemer niet binnen een periode van twee weken gerealiseerd zou kunnen worden.
355. evens merkt het college hier nog op dat UPC hier volledig voorbij gaat aan het rudimentaire T
karakter van release 1. Een aspect van dit rudimentaire karakter is bijvoorbeeld dat UPC gedurende de periode waarin release 1 effectief is in termen van service levels hogere foutmarges wordt toege- staan. In termen van de implementatietermijn benodigd voor de aansluiting van een specifieke WLR- afnemer vertaalt dit zich in een relatief beperktere benodigde inspanning en een navenant kortere periode.

356.
UPC stelt voorts dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met Sox compliancy. UPC voert dit bezwaar aan als één van de bezwaren op basis waarvan ook Ernst&Young zou hebben ge- concludeerd dat de stapsgewijze implementatie tot extra kosten voor UPC leidt alsmede tot additione- le risicos in de uitvoering. Het college merkt echter op dat de rapportage van Ernst&Young geen gewag maakt van het onderwerp Sox compliancy, zodat niet gesteld kan worden dat Sox compliancy enige rol heeft gespeeld in de door Ernst&Young getrokken conclusies. Dit in zichzelf al nuanceert het gewicht van dit bezwaar van UPC.

357.
UPC stelt dat ­ om aan Sox wetgeving te voldoen ­ voor release 1 backoffice Sox processen en rapportages moeten worden ingericht die voldoen aan de daarvoor gestelde eisen. Een en ander is volgens UPC niet door het college in de voor release 1 beschikbaar gestelde implementatietermijn betrokken.


55 http://www.upc.nl/pdf/upc_algemene_voorwaarden.pdf
56 Randnummer 438 van het ontwerp implementatiebesluit UPC; randnummer 383 van het ontwerp implementatiebesluit Ziggo. OPENBARE VERSIE 68




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


358.
Het college merkt in dit verband op dat Ordina in haar rapportage heeft aangegeven dat UPC ­ gegeven dat UPCs moeder, Liberty Global, aan de Amerikaanse beurs is genoteerd ­ dient te vol- doen aan de Sarbanes-Oxley Act (kortweg: Sox). Ordina licht toe dat Sox controls er op zijn gericht te borgen dat de financiële verslaglegging klopt en dat onderliggende processen, die leiden tot financiële feiten, gecontroleerd verlopen. Sox implementatie richt zich voornamelijk op het inrichten van key controls en het testen en borgen van deze controls. Volgens Ordina zullen in kader van de implemen- tatie van WLR-C mogelijk extra controls moeten worden opgezet die ook getest moeten worden. Rich- ting Ordina heeft UPC aangegeven dat mede vanuit de Sox regelgeving het handmatig verwerken van orders niet realistisch is. Het bemoeilijkt de beheersing van de uitvoering van processen en maakt de verplichte uitvoering van controles te gecompliceerd.
359.
Het college merkt in dit verband verder op dat hij bij de bepaling van de voor release 1 relevante implementatietermijn op de hoogte was van de Sox regelgeving zoals die door UPC dient te worden nageleefd, wat al uit de rapportage van Ordina moge blijken, en deze ook daarbij heeft betrokken. Het college heeft daarbij echter geoordeeld dat de in het kader van release 1 ten behoeve van Sox com- pliancy benodigde inspanningen ­ mede gegeven de in release 1 te implementeren rudimentaire ver- sie van WLR-C ­ naar verwachting niet dermate groot of complex zijn dat deze zich niet zouden kun- nen verhouden tot de implementatietermijn van zes weken. Daarbij mag verondersteld worden dat UPC ­ als dochter van Liberty Global ­ ervaren is op dit gebied, en zo nodig de benodigde expertise bij haar moeder kan betrekken. Overigens substantieert UPC ook hier niet haar claim dat de benodig- de inspanningen niet binnen de termijn realiseerbaar zouden kunnen zijn. Ten slotte benadrukt het college dat release 1 ­ hoewel rudimentair in een aantal aspecten ­ niet de operationalisering is van een handmatige versie van WLR-C, waarmee het college tegemoet heeft willen komen aan het be- zwaar van UPC dat een handmatige orderverwerking vanuit Sox compliance niet realistisch zou zijn.
360. en volgend praktisch probleem dat door UPC wordt aangevoerd betreft de situatie waarin een E
overstappende eindgebruiker kampt met een betalingsachterstand met betrekking tot de voorafgaand aan de overstap door UPC gefactureerde bedragen. UPC geeft aan van mening te zijn dat in voorko- mende gevallen de WLR-afnemer de achterstallige betalingen over dient te nemen, althans dat het niet zo kan zijn dat dit financiële risico op UPC wordt afgewenteld. Met betrekking tot dit punt verwijst het college naar de ten aanzien van UPCs referentieaanbieding gegeven aanwijzing met betrekking tot het onderwerp betalingsachterstanden (paragraaf A.17 van het implementatiebesluit UPC). Deze aanwijzing heeft als strekking dat een betalingsachterstand geen reden kan zijn voor UPC om een overstaporder af te wijzen. Deze aanwijzing geldt onverkort in het kader van release 1.
361.
UPC constateert dat binnen release 1 dezelfde functionaliteit dient te worden geboden als met de in UPCs referentieaanbieding voorziene wederverkoop support desk (WSD).57 Na een opsomming van de voor het inrichten van de WSD benodigde inspanningen concludeert UPC dat de korte door OPTA voor release 1 gegeven implementatietermijn samen met de nog aanwezige onduidelijkheden een risico vormt voor een veilige implementatie van de dienstverlening.
362.
Met enkel een opsomming van de voor het inrichten van de WSD benodigde inspanningen gaat UPC naar het oordeel van het college volledig voorbij aan het feit dat UPC in release 1 niet dient te voorzien in de WSD, maar in de met de WSD geboden functionaliteit. Hiermee heeft het college be-


57 Randnummer 449 van het ontwerp implementatiebesluit UPC. OPENBARE VERSIE 69




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

doeld dat tijdens release 1 kan worden volstaan met een rudimentaire voorlopige versie van de uitein- delijke WSD. Een dergelijke versie van de WSD stelt minder hoge eisen aan de voor implementatie te verrichten inspanningen, en maakt een en ander implementeerbaar binnen de voor release 1 gestelde termijn. Zo voor de operationalisering van WLR-C al een OR-traject benodigd is, mag verwacht wor- den dat dit voor de rudimentaire en voorlopige versie van de WSD in ieder geval niet zo is, en even- min zal de huisvesting van de WSD minder definitief geregeld hoeven te zijn als voor de uiteindelijke versie.

363. verigens merkt het college op dat UPC hier niet stelt dat de operationalisering van de WSD O
binnen de gestelde termijn onmogelijk is; UPC stelt dat er een risico is voor een veilige implementatie van de dienstverlening. Het college gaat er vanuit dat het feit dat het college voor release 1 een voor- lopige en rudimentaire versie van de WSD heeft beoogd, en niet zoals door UPC lijkt te zijn veronder- steld een definitieve versie van de WSD, het bedoelde risico tot een acceptabel niveau minimaliseert. Overigens wijst het college er hier nog op dat UPC gedurende release 1 met betrekking tot haar we- derverkoopinterface, waar de WSD onderdeel van is, geen service level behoeft te garanderen.
364.
Met betrekking tot de bepaling dat UPC in release 1 dient te voorzien in de functionaliteit van de in de referentieaanbieding gedefinieerde wederverkoop portal58 geeft UPC aan dat de ontwikkeling hiervan meer tijd zal vergen dan de voor release 1 gegeven implementatietermijn. [VERTROUWE- LIJK

]. Een vergelijkbaar bezwaar geldt daarbij het door het college geformuleerde vereiste dat de ten behoeve van de ordering van WLR-C door UPC aan te bie- den informatiedienst in release 1 uitgebreid moet worden met output op grond waarvan de WLR- afnemer voor een specifieke eindgebruiker de orderbaarheid van release 1 kan valideren.59
365. ok ten aanzien van deze bezwaren van UPC moet het college constateren dat UPC onvol- O
doende inzichtelijk en daarmee onvoldoende aannemelijk maakt dat de onderhavige bepaling niet binnen de gedefinieerde termijn implementeerbaar zou kunnen zijn. Relevant daarbij is ook hier dat UPC volledig voorbij gaat aan het feit dat UPC de ruimte is gelaten om de gewenste functionaliteiten op een voorlopige en rudimentaire (provisorische) wijze te realiseren. Voor de functionaliteit op basis waarvan WLR-afnemers geïnformeerd dienen te worden over blokstoringen kan het college zich bij- voorbeeld goed voorstellen dat hiervoor voorlopig gewerkt wordt met een menselijke interface die de in het netwerk geconstateerde blokstoringen aan WLR-afnemers doorbelt.
366. het ontwerp implementatiebesluit UPC is bepaald dat UPC in release 1 de elektronische order In
interface operabel dient te hebben in een vorm waarmee release 1 orderbaar is.60 UPC stelt zich ten aanzien van deze bepaling op het standpunt dat het ontwikkelen en testen van de volledige orderinter- face absoluut niet haalbaar is binnen de voor release 1 gestelde implementatietermijn. UPC voegt daaraan toe dat UPCs front-end organisatie en processen niet zijn ingericht op handmatige verwer- king (die volgens UPC zo wie zo niet goed meer in deze tijd zou passen). Daarbij zou een handmatige oplossing een fasering en migratie naar release 2 in de weg staan.


58 Randnummer 450 van het ontwerp implementatiebesluit UPC.
59 Randnummer 452 van het ontwerp implementatiebesluit UPC.
60 Randnummer 453 van het ontwerp implementatiebesluit UPC. OPENBARE VERSIE 70




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


367.
Het college constateert ook hier dat UPC haar bezwaar baseert op de veronderstelling dat in release 1 de volledige orderinterface gereed zou moeten zijn, waar echter in het ontwerpbesluit na- drukkelijk is gesteld dat het dient te gaan om de orderinterface in een vorm waarmee release 1 order- baar is. UPC gaat zodoende voorbij aan het feit dat het aantal ordertypes in release 1 sterk is beperkt ten opzichte van de ordertypes die in de volledige implementatie geïmplementeerd moeten zijn. Te- vens laat UPC na om inzichtelijk te maken welke concrete belemmeringen aan de implementatie van de orderinterface in de weg staan. UPCs bezwaar blijft daarom ook hier steken op een ,,kan niet, waarmee het bezwaar naar het oordeel van het college niet voldoende aannemelijk is gemaakt.
368.
Met betrekking tot het voor release 1 lager vastgestelde clean order percentage,61 stelt UPC dat hiervoor een rechtvaardiging ontbreekt, temeer daar UPC wel allerlei activiteiten dient te realiseren zonder dat daarvoor een coulance regeling geldt.

369. t bezwaar van UPC is naar het oordeel van het college ongegrond: duidelijk is dat de recht- Di
vaardiging voor het in eerste instantie lagere clean order percentage is gelegen in de korte termijn waarbinnen release 1 dient te zijn geïmplementeerd, en in het rudimentaire en voorlopige karakter van release 1. Daarbij heeft ook in relatie tot door UPC uit te voeren activiteiten een vergelijkbare afweging plaatsgevonden, waarvan het resultaat bijvoorbeeld blijkt uit de in eerste instantie lagere service le- vels.62

370. ls een overgestapte eindgebruiker tijdens de looptijd van release 1 besluit om zijn abonnement A
bij de WLR-afnemer op te zeggen, dan moet dit betekenen dat voor die eindgebruiker ook de who- lesale relatie tussen die WLR-afnemer en UPC moet worden verbroken.63 Ten aanzien van deze be- paling merkt UPC op dat dit een extra uitbreiding is op de voor release 1 gewenste functionaliteit, die binnen de gestelde termijn niet realiseerbaar is. UPC stelt dat de orderflow voor opzeggingen afwij- kend is van die van de normale orderflow. UPC voegt hier aan toe dat ook een orderstroom vanuit UPC naar de WLR-afnemer moet worden ondersteund, indien de eindgebruiker terug wil overstappen naar UPC.

371. aar UPC stelt dat het hier gaat om een extra uitbreiding op de voor release 1 gewenste functio- W
naliteit, is het college van oordeel dat de mogelijkheid dat een eindgebruiker zijn abonnement opzegt inherent is aan zijn keuze om een dienst af te nemen. Als een klant van een WLR-afnemer er voor kiest om zijn abonnement bij die WLR-afnemer op te zeggen, dan impliceert dat de noodzaak dat met betrekking tot die klantaansluiting ook de relatie tussen de WLR-afnemer en UPC wordt beëindigd; zou dit niet zo zijn, dan zou de WLR-afnemer aan UPC het wholesale tarief moeten blijven betalen terwijl daar geen retail inkomst meer tegenover staat. De hier door het college gedefinieerde functio- naliteit binnen release 1 is daarom inherent aan de WLR-C dienstverlening, en niet, zoals UPC be- toogt, een ,,extra uitbreiding.

372.
Het ontwerp implementatiebesluit UPC bepaalt dat UPC in release 1 de service levels ten aan- zien van ordering dient te hanteren die uiteindelijk ook in release 2 operationeel moeten zijn, inclusief die daarbij te verschaffen rapportages (zij het dat die service levels in release 1 in eerste instantie op


61 Randnummer 455 van het ontwerp implementatiebesluit UPC.
62 Randnummer 462 van het ontwerp implementatiebesluit UPC.
63 Randnummer 460 van het ontwerp implementatiebesluit UPC. OPENBARE VERSIE 71




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

een lager niveau zijn vastgesteld).64 Ten aanzien van deze bepaling geeft UPC aan dat het ontwikke- len van SLA rapportages voor wederverkoop vanuit de residentiële producten voor UPC een volledig nieuw terrein is. [VERTROUWELIJK
], en is daarmee niet realiseerbaar in release 1.
373.
Met betrekking tot deze zienswijze van UPC verwijst het college naar paragraaf 3.23 van deze nota, waar in de randnummers 231 en 233 is uitgelegd dat er op grond van de implementatiebesluiten geen service level is vereist ten aanzien van de beschikbaarheid van het netwerk en de analoge rtv- dienst, en derhalve daarvoor ook geen rapportageplicht geldt. Gegeven dat UPC dit anders begrepen leek te hebben, gaat het college er vanuit dat dit in zichzelf al UPCs bezwaar nuanceert. Tevens merkt het college op dat de in release 1 te hanteren service levels zich eveneens niet uitstrekken tot andere in release 2 wel te hanteren service levels, zoals die met betrekking tot servicing, de weder- verkoopinterface en de informatiedienst; release 1 is wat betreft de operationalisering van service levels beperkt tot het orderings- en leveringsproces. Naar het oordeel van het college is dit een in- spanning die in het kader van release 1 en de daarvoor te gelden implementatietermijn van UPC mag worden verwacht.

374. het ontwerp implementatiebesluit UPC is bepaald dat in het kader van release 1 de servicing In
(storingsafhandeling en onderhoud) geheel in het domein van UPC blijft. Dit betekent dat in principe alle aspecten van de servicing door UPC uitgevoerd blijven worden, als ware de betreffende eindge- bruiker niet overgestapt op een WLR-afnemer. Een overgestapte eindgebruiker zal zijn storing dan ook bij UPC moeten melden, en op de voor UPC klanten beschikbare wijze (i.c. het bellen van 0900-
1580), en zal ook door de WLR-afnemer daarop gewezen moeten worden (in het geval de eindgebrui- ker in eerste instantie contact met de WLR-afnemer opneemt).65
375.
De reactie van UPC op het onderwerp servicing betreft echter niet zozeer het voorgaande, als wel het punt dat in het ontwerpbesluit is aangegeven dat het ook zo moet zijn dat de WLR-afnemer na- mens zijn klant contact met UPC op kan nemen (bijvoorbeeld om een storing te melden). UPC geeft aan dat de processen van UPC niet faciliteren dat de WLR-afnemer anders dan via de wederverkoop portal, de WSD, en de orderinterface met UPC contact opneemt. Om dit aan te passen, zouden grote aanpassingen in bestaande processen nodig zijn. UPC voert hierbij aan dat in de uitvraagscripts eind- gebruikerspecifieke vragen worden gesteld (die door de WLR-afnemer niet zouden kunnen worden beantwoord).

376.
Het college is door UPC overtuigd van de complexiteit die zou samenhangen met de mogelijk- heid dat ook de WLR-afnemer, namens diens klant, inzake servicing contact met UPC kan opnemen, aangezien daarbij redelijkerwijs een omschrijving van de storing en de reeds geprobeerde oplossin- gen van de eindgebruiker nodig zijn. Het college is van oordeel dat de hiertoe benodigde inspannin- gen niet te rechtvaardigen zijn in de context van de implementatie van een voorlopige en rudimentaire versie van WLR-C. In het kader en gedurende de looptijd van release 1 kan worden volstaan met de figuur waarin het de klant van de WLR-afnemer is die zelf contact met UPC opneemt (al dan niet na eerder contact tussen die klant en de betreffende WLR-afnemer waarin de klant op deze procedure gewezen is). Het college zal de implementatiebesluiten op dit punt aanpassen.


64 Randnummers 461 en 462 van het ontwerp implementatiebesluit UPC.
65 Randnummer 463 van het ontwerp implementatiebesluit UPC. OPENBARE VERSIE 72




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


377.
Met betrekking tot storingsafhandeling stelt UPC nog dat door WLR-afnemers eisen gesteld wor- den aan de facturatie van de wederverkoop servicing. De voor UPC gebruikelijke wijze van facturering zal hier niet altijd aan voldoen. UPC noemt in dit verband het voorbeeld het feit dat UPC voorrijkosten factureert indien de klant niet thuis is.

378.
Het college mist de relevantie van deze reactie: in het ontwerpbesluit is bepaald dat UPC de storingsafhandeling voor haar rekening neemt en daarvoor dezelfde tarieven in rekening brengt als in het geval de betreffende eindgebruiker nog klant van UPC zou zijn geweest. Omdat in release 1 de retail factuur wordt ,,geheradresseerd aan de WLR-afnemer, dient de WLR-afnemer in eerste instantie de betreffende kosten aan UPC te voldoen. In de uiteindelijke verrekening tussen de WLR-afnemer en UPC worden deze retail tarieven gecrediteerd tegen de corresponderende wholesale tarieven die zijn bepaald in het tariefbesluit WLR-C.66 In dat tariefbesluit is bijvoorbeeld het wholesale tarief te vinden voor de voorrijvergoeding in het geval de eindgebruiker niet thuis wordt aangetroffen.
4.1.15 Facturering

379.
UPC stelt dat de voor release 1 opgelegde facturering haaks staat op de in het marktbesluit UPC opgelegde verplichting waarin uitgangspunt is dat de facturering wordt verricht door de WLR-afnemer. Volgens UPC bestaat voor de voor release 1 opgelegde constructie67 geen grondslag in het marktbe- sluit UPC, is met de daarmee gepaard gaande kosten geen rekening gehouden in het kostentoereke- ningssysteem, en stuit ze op operationele bezwaren.
380. t de door UPC gepresenteerde weergave van de voor release 1 te hanteren facturering, leidt Ui
het college af dat UPC de betreffende bepaling in het implementatiebesluit niet juist heeft geïnterpre- teerd. UPC blijkt te veronderstellen dat van UPC wordt verwacht dat zij ten behoeve van de WLR- afnemer de retail abonnementsfactuur voor diens eindgebruiker dient op te stellen, en vervolgens op die factuur de adresgegevens van die klant dient te vervangen door die van de WLR-afnemer.
381. t is echter een onjuiste voorstelling van zaken: randnummer 439 van het implementatiebesluit Di
UPC stelt nadrukkelijk dat UPC het mogelijk dient te maken dat het adres van de abonnementsfactuur van de eindgebruiker wordt veranderd in het adres van de WLR-afnemer die de desbetreffende eind- gebruiker van UPC heeft overgenomen. Dit kan niet anders dan geïnterpreteerd worden dan dat de factuur die ­ zolang de eindgebruiker klant was van UPC ­ een rol speelde in de retail relatie tussen UPC en haar eindgebruiker, in release 1 gaat fungeren als de factuur in de wholesale relatie tussen UPC en de WLR-afnemer. Voor zover er bij UPC onduidelijkheid heeft kunnen ontstaan, had UPC dit op deze manier uit dit randnummer en de samenhang daarvan met andere randnummers (bijv. rand- nummers 440 en 446 van het ontwerp implementatiebesluit UPC) kunnen en moeten opmaken. De interpretatie van UPC is daarenboven gekunsteld en ligt daarom niet voor de hand, en het college is van oordeel dat deze interpretatie niet is te wijten aan de formulering van de bepaling. Voor zover zich dat laat nagaan, is UPC overigens ook de enige partij die deze bepaling onjuist heeft begrepen.


66 Tariefbesluit WLR-C, OPTA/AM/2010/200749.

67 Inclusief de verrekening tussen UPC en WLR-afnemer door middel van een creditfactuur (randnummer 441 van het ontwerp implementatiebesluit UPC).
OPENBARE VERSIE 73




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


382.
De bepaling inzake de voor release 1 opgelegde facturering is daarmee aanzienlijk minder ver- gaand dan in de interpretatie van UPC. In dit licht gaat het college er van uit dat de op dit punt door UPC aangevoerde bezwaren niet langer relevant zijn.
383. en aanzien van de facturering voert UPC verder nog aan dat zij de balance-forward methode T
hanteert, wat inhoudt dat openstaande factuurbedragen bij de klant worden vastgehouden en op de volgende factuur worden gepresenteerd. De voor release 1 opgedragen facturering betekent volgens UPC dat daarmee ook de betalingsachterstand naar de WLR-afnemer wordt doorgezet, en dat het daarmee voor UPC niet meer mogelijk is om dit bedrag te incasseren. Andersom is het volgens UPC zo dat lopende betalingen van de klant niet meer kunnen worden verwerkt. UPC merkt in dit verband ook nog op dat zij klanten die alleen het analoge standaardpakket afnemen voor een periode van drie maanden vooruit factureert. Als een klant dan halverwege een periode van drie maanden overstapt, dan bestaat volgens UPC niet de mogelijkheid om het teveel betaalde bedrag van UPC terug te krij- gen.

384.
Het college kan UPC niet volgen in de conclusie dat het gegeven dat een retail betalingsachter- stand (van de voormalige klant van UPC) zichtbaar wordt op de wholesale factuur (van UPC aan de WLR-afnemer) impliceert dat UPC het openstaande bedrag niet meer zou kunnen incasseren. UPC blijft de betreffende vordering op die eindgebruiker immers houden, en UPC kan de gebruikelijke mid- delen inzetten om die vordering alsnog te innen. Indien en voor zover het nodig zou zijn om hiervoor een aanpassing in administratieve systemen door te voeren, mag worden verwacht dat deze van der- mate beperkte omvang is dat deze binnen de gestelde implementatietermijn kan worden gerealiseerd. UPC heeft in ieder geval niet onderbouwd waarom dit niet zo zou kunnen zijn. De constatering dat de betalingsachterstand een ,,retail vordering betreft (en niet een ,,wholesale vordering tussen UPC en de WLR-afnemer) acht het college overigens de verantwoordelijkheid van de WLR-afnemer.
385.
Met betrekking tot lopende betalingen ziet het college niet in waarom deze niet meer door UPC zouden kunnen verwerkt: UPC blijft in release 1 immers in staat om binnenkomende betalingen te koppelen aan een bestaand klantaccount, gegeven dat in release 1 het bestaande klantaccount niet beëindigd wordt. Andersom geldt dit ook voor de situatie waarin een eindgebruiker na diens overstap op een WLR-afnemer een ,,betalingsoverschot bij UPC heeft (bijvoorbeeld omdat de vooruitbetaalde periode van drie maanden op dat moment nog niet om is): ook dan is het zo dat het betalingsover- schot blijkt uit het klantaccount van de betreffende eindgebruiker, en kan UPC tot terugbetaling over- gaan. Aangenomen mag worden dat dit feitelijk geen andere situatie is dan wanneer een klant van UPC besluit om zijn abonnement op het analoge pakket te beëindigen; ook dan zal UPC het teveel betaalde aan de betreffende eindgebruiker restitueren.
386.
UPC merkt op dat de in release 1 veronderstelde door UPC uit te voeren creditfacturering68 niet door UPC is voorzien in haar kostentoerekening. Daarbij verhoudt deze creditering zich in operatio- neel opzicht niet met het feit dat UPC het analoge pakket op kwartaalbasis vooraf factureert; de verre- kening naar de WLR-afnemer en de eindgebruiker wordt volgens UPC voor die periode bijzonder complex. Voor niet geharmoniseerde tarieven moet volgens UPC een apart verrekeningssysteem worden gebouwd om op eindgebruikerniveau de creditering te kunnen bepalen, wat niet binnen de gestelde termijn realiseerbaar is.


68 Randnummer 441 van het ontwerp implementatiebesluit UPC. OPENBARE VERSIE 74




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


387.
Met betrekking tot de hier door UPC geformuleerde operationele bezwaren acht het college on- voldoende door UPC onderbouwd waarom deze een inspanning zouden vergen die zich niet met de voor release 1 opgelegde implementatietermijn zou verhouden. De creditering veronderstelt niet meer dan een actie waarin het bedrag bepaald en gefactureerd wordt dat het verschil is tussen enerzijds UPCs retail tarief en anderzijds UPCs wholesale WLR-C tarief, maal het aantal naar een WLR- afnemer overgestapte eindgebruikers. Niet aannemelijk is dat hiervoor complexe systemen of sys- teemaanpassingen benodigd zijn, laat staan dat hiervoor additionele kosten gemaakt zouden moeten worden.69 Dat UPC het analoge pakket driemaandelijks vooraf factureert, is daarbij naar het oordeel van het college in het kader van de creditering in zichzelf niet complicerend maar betekent slechts dat het voor de hand ligt dat ook de creditering op driemaandelijkse basis geschiedt. De complicering dat UPC in een zevental gemeenten niet haar geharmoniseerde tarief kan vragen, is een realiteit waar UPC ook nu al in haar operationele omgeving mee om moet gaan en zou alleen al daarom ook in het kader van release 1 inpasbaar moeten zijn.

388.
UPC constateert dat zij in het kader van release 1 een overzicht dient bij te houden van de eind- gebruikers waarvan het factuuradres is overgezet naar een WLR-afnemer (en die dus voor hun analo- ge rtv-pakket zijn overgestapt). Naar de mening van UPC zou het echter de WLR-afnemer moeten zijn die een dergelijke database opzet en bijhoudt, gegeven dat het hier gaat om diens klanten. Tevens wijst UPC op de privacy regelgeving die eraan in de weg zou staan dat UPC een dergelijke database zou bijhouden. Ook merkt UPC in dit verband op dat de bedoelde informatie ook in UPCs eigen klant- administratiesysteem bijgehouden zal moeten worden, gegeven dat deze informatie ook voor gerela- teerde systemen binnen UPC beschikbaar moet zijn. Ten slotte geeft UPC nog aan dat voor de on- derhavige bepaling geen grond bestaat in het marktbesluit UPC, dat UPC met de bepaling geen reke- ning heeft kunnen houden in haar kostentoerekeningssysteem, dat de bepaling stuit op operationele bezwaren, en dat OPTA heeft nagelaten hiernaar onderzoek te doen hetgeen onzorgvuldig is.
389. reactie op dit punt benadrukt het college het doel dat is beoogd, namelijk dat de migratie van In
tijdens release 1 overgestapte eindgebruikers naar release 2 zo eenvoudig en probleemloos mogelijk verloopt. Het college wil echter niet uitsluiten dat het door het college opgedragen middel, i.c. de data- base, hiertoe niet de meest geëigende oplossing is. Het college kan UPC daarom volgen voor zover UPC met haar zienswijze op dit punt bedoelt dat de voor een soepele migratie benodigde informatie ook op andere wijze binnen UPC beschikbaar is of beschikbaar kan worden gemaakt. Het implemen- tatiebesluit zal daarom op dit punt worden aangepast, waarbij het college volstaat met de bepaling dat UPC in release 1 de voorzieningen dient te treffen die nodig zijn om de tijdens release 1 overgestapte eindgebruikers eenvoudig, probleemloos en zo snel als mogelijk naar release 2 te migreren.
390.
Met betrekking tot het door UPC aangevoerde kostenargument zij hier verwezen naar randnum- mer 146 van deze nota.

391.
Meer in algemene zin stelt UPC dat de manier waarop release 1 moet worden ingericht met zich brengt dat het onmogelijk zal zijn om eindgebruikers zomaar om te zetten naar release 2. De reden hiervoor is dat de inrichting van release 2 principieel anders is. UPC ziet als enige optie dat eindge- bruikers handmatig worden afgesloten en opnieuw worden ingevoerd, met alle praktische problemen van dien.


69 Met betrekking tot het kostenargument van UPC zij hier ook verwezen naar randnummer 146 van deze nota. OPENBARE VERSIE 75




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


392.
Naar het oordeel van het college gaat UPC er hier ten onrechte aan voorbij dat het ontwerp im- plementatiebesluit UPC in beginsel de ruimte laat om binnen de grenzen van het redelijke een migra- tieperiode te definiëren waarin het overzetten van tijdens release1 overgestapte eindgebruikers naar release 2 gerealiseerd kan worden. Zodoende is UPC de vrijheid gelaten om een werkbaar migratie- proces te bepalen, waarin de met de migratie samenhangende aspecten adequaat kunnen worden geadresseerd. Tevens wijst het college op het voordeel dat UPC kan behalen wanneer zij release 2 zo snel mogelijk operationaliseert en daarmee het aantal overstappen in release 1 beperkt.
393. ouCa doet in haar zienswijze een viertal voorstellen met betrekking tot de in release 1 door UPC Y
en Ziggo richting de WLR-afnemers te hanteren inrichting van de factuur (i.c. de ,,geheradresseerde retail factuur). In dit verband volstaat het college met de reactie dat de geheradresseerde factuur in beginsel identiek zal zijn aan de vóór de overstap van de betreffende eindgebruiker door UPC en Zig- go aan die eindgebruiker gerichte retail factuur; het rudimentaire karakter van release 1 in combinatie met de gedefinieerde implementatietermijn laat geen ruimte voor complicering van de tijdens release 1 door UPC en Ziggo toe te passen facturering.

394. evens komt YouCa met voorstellen tot nadere detaillering van het in release 1 tussen UPC en T
Ziggo en WLR-afnemers te hanteren wholesale facturatieproces. Ten aanzien van deze voorstellen is het college van oordeel dat de hiermee beoogde mate van detail te ver reikt om in de implementatie- besluiten in de specifieke context van release 1 aan UPC en Ziggo voorgeschreven te worden. De bestaande bepaling dat UPC en Ziggo de ter beschikkingstelling van de facturen zo efficiënt en prak- tisch mogelijk dienen in te richten, strekt naar het oordeel van het college ver genoeg, zeker in sa- menhang met het feit dat UPC en Ziggo gehouden zijn om de met release 1 aangeboden versie van WLR-C zo veel als redelijkerwijs mogelijk dienen aan te bieden conform de aan hen in de marktbeslui- ten opgelegde toegangsverplichtingen. De opmerking van YouCa dat zij er van uitgaat dat alle gefac- tureerde bedragen conform de Nederlandse wetgeving inclusief BTW zijn neemt het college ter ken- nisgeving aan.

395.
Met betrekking tot het onderwerp van de facturering in het kader van release 1 voert Te- le2&Online aan dat de WLR-afnemer geen invloed heeft op de kasstromen van en naar de klant en hij hier volledig afhankelijk is van de welwillendheid van UPC en Ziggo om tijdig aan zijn betalingen te voldoen. Tele2&Online zijn derhalve van mening dat OPTA duidelijke aanwijzingen moet geven voor de door UPC en Ziggo te hanteren betalingstermijnen en ­voorwaarden, onder meer inhoudende dat de betaling van de WLR-afnemer aan UPC en Ziggo steeds op basis van onderlinge verrekening kan plaatsvinden. Naar het oordeel van het college is een en ander voldoende in de ontwerp implementa- tiebesluiten geadresseerd, en het college vindt in deze zienswijze geen aanleiding om de bestaande bepalingen aan te vullen. Voor zover nog nodig zullen UPC en Ziggo en WLR-afnemers in de tussen hen te sluiten overeenkomst nadere bepalingen kunnen opnemen.70
4.1.16 Overige zienswijzen release 1

396. our.TV gaat in haar zienswijze nader in op het door Ordina beschreven zogenoemde ,,groeimo- Y
del. Your.TV acht dit model, met enige aanscherpingen, een zeer goed uitgangspunt voor de operati- onalisering, gegeven dat door gebruik te maken van de standaardprocessen en aanwezige systemen


70 Zie ook randnummer 444 van het ontwerp implementatiebesluit UPC. OPENBARE VERSIE 76




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

de implementatietijd enorm wordt verkort en de implementatiekosten beperkt. Als grootste nadeel van het model noemt Your.TV de situatie dat UPC en Ziggo hiermee inzicht houden in de klantgegevens van WLR-afnemers, vanwege het feit dat WLR-afnemers bediend worden vanuit de bestaande klant- administratie. Your.TV is van mening dat dit niet acceptabel is en heeft een alternatief uitgewerkt waarin sprake is van een centraal ordersysteem.

397. dit verband merkt het college op dat hij de inrichting van een centrale orderafhandelingsomge- In
ving buiten UPC en Ziggo om, en die beheerd zou moeten worden door een onafhankelijke partij, niet verenigbaar acht met het rudimentaire karakter van release 1. Met name de complexiteit van de inrich- ting van een van UPC en Ziggo (en WLR-afnemers) onafhankelijke entiteit, belast met de orderafhan- deling, ziet het college als een te groot risico voor de wenselijke zo spoedig mogelijke effectuering van de toegangsverplichting WLR-C. Deze variant van het door Ordina gesuggereerde groeimodel heeft het college dan ook niet gevolgd.

398. ouCa stelt dat in de ontwerp implementatiebesluiten is aangegeven dat in release 1 de interfa- Y
ces met betrekking tot het verkoop- en orderproces niet noodzakelijkerwijs elektronisch en real-time zijn en mogelijk via een portalconcept gaan werken. Volgens YouCa werpt dit onoverkomelijke discri- minatoire drempels op, en YouCa verzoekt om aanpassing op dit punt. Tevens pleit YouCa er voor dat het in release 1 mogelijk is dat een naar YouCa overgestapte eindgebruiker zijn van YouCa afgeno- men dienst kan meeverhuizen naar een adres buiten het dekkingsgebied van UPC dan wel Ziggo.
399. oor het college is het onduidelijk waaruit YouCa afleidt dat in release 1 geen sprake zou moe- V
ten zijn van een elektronische interface. De kern van release 1 bestaat er juist uit dat WLR-C in relea- se 1 beperkt blijft tot ,,analoog-only, gegeven de daaraan inherente beperking van de impact van de operationalisering op UPC en Ziggo, maar dat met name de elektronische orderinterface ook al in release 1 wel in hoge mate de uitvoering moeten kennen die zij uiteindelijk in release 2 ook moeten hebben. De door YouCa gewenste verhuismogelijkheid acht het college in tegenspraak met het rudi- mentaire karakter van release 1.

400. ouCa verzoekt OPTA om er op toe te zien dat op het moment van publicatie van de finale im- Y
plementatiebesluiten de functionele en technische detailspecificaties gereed zijn en door UPC en Zig- go aan YouCa worden opgeleverd, samen met de technische test- en acceptatiecriteria. Daarbij vraagt YouCa om te bepalen dat er aan de interfaces geen specificatiewijzigingen mogen plaatsvin- den zonder wederzijds goedvinden. In reactie hierop merkt het college op dat de hier door YouCa gevraagde mate van detail onderwerp is van de operationalisering van WLR-C, waartoe UPC en Zig- go niet eerder dan vanaf de datum van publicatie van de finale implementatiebesluiten gehouden kun- nen worden.

401. our.TV verzoekt om kostenonderbouwing. Ten aanzien hiervan verwijst het college naar het Y
tariefbesluit WLR-C.71


71 Tariefbesluit WLR-C, OPTA/AM/2010/200748
OPENBARE VERSIE 77




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


4.1.17 Release 2

402.
Met betrekking tot de in het ontwerp implementatiebesluit UPC opgedragen release 2,72 voert UPC het volgende aan. Volgens UPC gaat het college voorbij aan het feit dat de operationalisering van release 1 en release 2 volgtijdelijke activiteiten zijn, wat betekent dat de voor release 1 gebruikte competenties en middelen pas weer kunnen worden ingezet als die is afgerond. Daarbij is release 1 slechts beperkt herbruikbaar en zal de migratie extra kosten en inspanningen met zich meebrengen. Daarnaast zullen de met de stapsgewijze implementatie samenhangende extra inspanningen niet terugverdiend kunnen worden, en daarmee direct leiden tot vertraging van de levering van release 2. Het parallel uitvoeren van de ontwikkeling van release 1 en release 2 is volgens UPC om verschillen- de redenen niet mogelijk. UPC stelt dan ook dat zij verwacht dat de planning van release 2 vrijwel geheel mee schuift vanaf afronding van release 1. Invoering van release 1 heeft daarmee volgens UPC een navenante vertraging van het te bereiken einddoel tot gevolg. Ziggo maakt een opmerking van vergelijkbare strekking, naast de (overigens verder ongemotiveerde) stellingname dat ook release
2 een aanzienlijk risico van problemen in zich zou bergen.
403.
Naar het oordeel van het college gaat UPC (en in feite ook Ziggo) met haar reactie ten onrechte voorbij aan het gegeven dat al ten behoeve van release 1 een aantal voor de levering van WLR-C benodigde bouwstenen tot ontwikkeling moeten worden gebracht die de basis bieden voor release 2. Te denken valt aan de wederverkoop portal, de WSD en de orderinterface. De stelling dat deze bouw- stenen slechts beperkt herbruikbaar zouden zijn, acht het college onvoldoende door UPC onderbouwd (zowel hier als elders in haar zienswijze), en in zichzelf ook onaannemelijk. Dit geldt eveneens voor de stelling van UPC als zou de migratie tussen release 1 en release 2 in zichzelf al een dermate grote inspanning vergen dat die zonder meer leidt tot een vertraging in de levering van release 2. UPC be- steedt bijvoorbeeld geen aandacht aan de mogelijkheid van een geleidelijke migratie, die pas van start gaat op het moment waarop release 2 geoperationaliseerd is. Daarnaast gaat UPC voorbij aan het positieve effect op de implementatie van release 2 dat zal uitgaan van de ervaring opgedaan met de implementatie van release 1, met de feitelijke aansluiting van WLR-afnemers, alsmede met de feitelij- ke levering van WLR-C. Het college verwijst hier ook naar zijn reactie op de bezwaren van UPC tegen release 1.

404. en slotte merkt het college hier op dat de zienswijze van UPC wat betreft release 2 met name T
ingaat op het effect van de introductie van release 1 op de totale doorlooptijd van de operationalise- ring van WLR-C, en niet op de door het college voor de implementatie van release 2 gedefinieerde implementatietermijn van maximaal twintig weken.

405.
Met betrekking tot release 2 verzoekt YouCa te specificeren dat UPC en Ziggo de overstap van eindgebruikers niet mogen blokkeren op basis van het gegeven dat de betreffende eindgebruikers bij UPC of Ziggo een bundel aan diensten afnemen.73 Ten aanzien van dit onderwerp merkt het college op dat OPTA tijdens het proces van de IG-besprekingen hierover reeds informeel heeft geadviseerd. De strekking van dat advies was dat WLR-C niet afdoet aan het gegeven dat een eindgebruiker die van UPC of Ziggo een gebundeld pakket diensten afneemt, gehouden is aan de bepalingen met be- trekking tot de beëindiging van de betreffende overeenkomst.


72 Paragraaf B.4.4 van het ontwerp implementatiebesluit UPC; idem voor Ziggo.
73 YouCas wijzigings-/detailleringsvoorstel 27. OPENBARE VERSIE 78




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


406. evens verzoekt YouCa om een nadere specificatie van de binnen release 2 te gelden mijlpalen T
en termijnen en waarvoor samenspraak is benodigd met WLR-afnemers.74 In dit verband merkt het college op dat UPC en Ziggo WLR-C dienen te operationaliseren binnen de daartoe door het college gestelde randvoorwaarden en termijnen. Dit impliceert dat UPC en Ziggo zelf de verantwoordelijkheid hebben om binnen die randvoorwaarden en termijnen een planning te formuleren op grond waarvan WLR-C door hen wordt geïmplementeerd. Op het moment waarop het college blijkt dat UPC of Ziggo aan de gestelde randvoorwaarden en termijnen geen gevolg geven, zal het college in beginsel over- gaan tot het nemen van handhavende maatregelen. Voor het overige wijst het college hier op de aan UPC en Ziggo opgelegde verplichting om te komen tot een nadere planning en met een tweewekelijk- se voortgangsrapportage.75

4.2 Consequenties voor de opgedragen operationalisering
4.2.1 Inleiding

407. an de orde is de vraag of en in hoeverre de in het voorgaande geadresseerde zienswijzen moe- A
ten leiden tot een nadere aanpassing van de in de ontwerp implementatiebesluiten aan UPC en Ziggo opgedragen operationalisering van WLR-C.

408. ort gezegd stellen UPC en Ziggo zich blijkens hun zienswijzen op het standpunt dat de operati- K
onalisering van WLR-C door middel van de door het college gedefinieerde release 1 in praktisch op- zicht niet mogelijk is, en dat, ware release 1 wel mogelijk geweest, deze niet implementeerbaar is binnen de hiertoe door het college gestelde termijn. Met betrekking tot release 2 geeft UPC maar met name Ziggo aan dat ook de hiervoor gestelde implementatietermijn te kort is, terwijl zowel UPC als Ziggo opmerken dat de introductie van een stapsgewijze operationalisering als uiteindelijk gevolg heeft dat het gehele operationaliseringsproces langer duurt.
409. otentiële WLR-afnemers verwelkomen in beginsel de geïntroduceerde stapsgewijze operationa- P
lisering en de met release 1 bewerkstelligde bespoediging van de afneembaarheid van WLR-C.
410.
Het college heeft in de voorgaande paragrafen geconstateerd dat de door UPC en Ziggo aange- voerde bezwaren voor een belangrijk deel te weerleggen zijn of op zijn minst genuanceerd kunnen worden. Daarbij laat zich vaststellen dat de vanuit UPC en Ziggo aangevoerde bezwaren in veel ge- vallen ook zijn terug te voeren op een andere waardering van het belang van een zo spoedig mogelij- ke afneembaarheid van WLR-C, met name indien gewogen ten opzichte van het belang van de eigen onderneming of het door UPC en Ziggo veronderstelde belang van de eindgebruiker.
411.
Desalniettemin ziet het college in het samenstel van de door UPC en Ziggo kenbaar gemaakte zienswijzen voldoende aanleiding om de in de ontwerp implementatiebesluiten opgelegde operationa- lisering op onderdelen te heroverwegen. De belangrijkste overweging van het college hierbij is dat niet voorbij kan worden gegaan aan het gegeven dat de feitelijke operationalisering van een opgelegde toegangsverplichting toch in eerste instantie het primaat is van de onderneming in kwestie; het is im- mers de onderneming zelf die de meeste kennis heeft van de eigen bedrijfsvoering en van de impact van de operationalisering op die bedrijfsvoering. Redenerend vanuit dit primaat ziet het college zich


74 YouCas wijzigings-/detailleringsvoorstel 28.
75 Ontwerp implementatiebesluit UPC, rn. 427 en 428; Ontwerp implementatiebesluit Ziggo, rn. 372 en 373. OPENBARE VERSIE 79




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

gehouden om in de als finaal op te dragen operationalisering rekening te houden met in ieder geval de strekking van de door UPC en Ziggo kenbaar gemaakte bezwaren, zoals die hiervoor in randnummer
408 is samengevat.

412. paragraaf 4.2.2 staat het college in de eerste plaats stil bij de inhoud van release 1. Paragraaf In

4.2.3 gaat vervolgens in op de voor de operationalisering van release 1 door UPC en Ziggo te realise- ren implementatietermijn, en paragraaf 4.2.4 op de implementatietermijn voor release 2.
4.2.2 Release 1: definitie
Ziggo

413. het kader van de inhoud van release 1 wijst het college hier in de eerste plaats op de volgende In
zienswijze van de kant van Ziggo:
"Indien OPTA nader onderzoek had gedaan en Ziggo had betrokken bij haar kennelijke wens een simpel en zeer rudimentair alternatief voor de door Ordina robuust en realistisch beoor- deelde implementatie te vinden, dan had zij kunnen vaststellen dat een dergelijke rudimentaire wederverkoopdienst hoogstens te realiseren is met de beperking dat deze dienst alleen be- schikbaar is voor bestaande klanten van Ziggo die alleen maar de basis rtv-dienst afnemen en ook geen geactiveerde smartcard hebben, en voor nieuwe klanten binnen de randvoorwaar- den van het RA."

414. t deze inbreng leidt het college in de eerste plaats af dat Ziggo het mogelijk acht dat door Ziggo Ui
een rudimentaire versie van WLR-C wordt geoperationaliseerd. Daarnaast constateert het college dat de door Ziggo hier naar voren gebrachte inhoud van een dergelijk rudimentair alternatief grote over- eenkomsten vertoont met de door het college in de ontwerp implementatiebesluiten opgedragen re- lease 1, zo niet daaraan in ieder geval op hoofdlijnen identiek is. Immers, ook de door het college gedefinieerde rudimentaire versie van WLR-C beperkt zich tot bestaande klanten van UPC en Ziggo die daarbij alleen het analoge rtv-pakket afnemen.
415.
Het belangrijkste bezwaar van Ziggo tegen de door het college opgedragen operationalisering lijkt hiermee te zijn dat OPTA heeft nagelaten om Ziggo te betrekken "bij haar kennelijke wens een simpel en zeer rudimentair alternatief voor de door Ordina robuust en realistisch beoordeelde implementatie te vinden".
UPC

416. de tweede plaats wijst het college op de door UPC ingebrachte zienswijze, verwoord in para- In
graaf 4.3.5 van de rapportage van Ernst&Young:
"UPC geeft aan dat, indien OPTA vasthoudt aan een gefaseerde implementatie, dat mogelijk een alternatief kan worden gevonden in een voorstel bestaande uit twee onderdelen waarmee release 1 meer in lijn komt met de door UPC zelf voorgestelde eindoplossing.

OPENBARE VERSIE 80




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

Bij omschakeling van een CATV klant van UPC naar een WLR-afnemer dient UPC een nieuw account aan te maken in plaats van een adresaanpassing op het bestaande account door te voeren.
Deze oplossing voorziet er in dat de aan de WLR-afnemer gekoppelde portefeuille be- ter geïsoleerd kan worden binnen de UPC databestanden; Deze oplossing sluit rechtstreeks aan bij de opzet van Release 2. Er zijn geen data- migraties nodig om de aan de WLR-afnemer gekoppelde klanten klaar te maken voor Release 2 aangezien het ontwerp nauw aansluit bij de beoogde eindoplossing; Bij deze oplossing is het door OPTA beschreven crediteringsproces van de WLR- afnemers overbodig.

Bij Release 1 wordt uitgegaan van losse facturen welke worden doorgeleid naar de WLR- afnemer; een verzamelfactuur inclusief elektronisch databestand is voor UPC en WLR- afnemer praktischer in gebruik.
Ongeacht of er sprake is van losse facturen of van een verzamelfactuur zal UPC in het geautomatiseerde proces moeten ingrijpen om de facturatie te isoleren; UPC heeft een bestaand proces waarbij een verzamelfactuur wordt gegenereerd voorzien van een elektronisch bestand met de specificatie; Het vergt relatief weinig inspanning om de facturatie ­ zodra deze is geïsoleerd ­ om te leiden naar het bestaande proces om een verzamelfactuur te genereren."


417. paragraaf 4.3.6 stelt Ernst&Young vervolgens: In
"In geval de OPTA toch besluit vast te houden aan een gefaseerde implementatie dan geeft UPC de voorkeur aan de hiervoor beschreven door UPC opgestelde alternatieve benadering. Deze benadering vraagt meer capaciteit en doorlooptijd binnen UPC, maar is bestendiger en betrouwbaarder in de uitwerking. Door beter gebruik te maken van bestaande processen is voor alle UPC functionarissen binnen de organisatie duidelijker vast te stellen dat het een aansluiting binnen de portefeuille van de WLR-afnemer betreft. Deze informatie helpt bijvoor- beeld monteurs om zich als vertegenwoordiger van de WLR-afnemers te presenteren en ver- sterkt de mogelijkheden van de front- en backoffice om fouten in de verwerking gerelateerd aan nog bestaande verschillen tussen WLR-afnemers en UPC (denk aan verkoop van digitale producten) te ondervangen."

418.
Deze inbreng van de kant van UPC leidt het college tot de conclusie dat UPCs bezwaren primair de door het college gedefinieerde modaliteit van release 1 betreffen die inhoudt dat UPC het mogelijk moet maken dat het adres van de abonnementsfactuur van de eindgebruiker wordt veranderd in het adres van de WLR-afnemer die de betreffende eindgebruiker van UPC heeft afgenomen (inclusief de in dat verband benodigde creditering).76 Immers, de rapportage van Ernst&Young leert dat ­ in de situatie waarin UPC gehouden blijft aan een stapsgewijze implementatie ­ UPC op basis van de ge- suggereerde alternatieve benadering wel degelijk mogelijkheden ziet om aan een rudimentaire versie van WLR-C praktische uitwerking te geven. In dit opzicht verschilt de zienswijze van UPC niet funda- menteel van die van Ziggo.


76 Zie met name de randnummer 439, 440 en 441 van het ontwerp implementatiebesluit UPC. OPENBARE VERSIE 81




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


419.
Het college merkt daarbij op dat UPC in haar zienswijze niet nog voor andere modaliteiten van release 1 een alternatieve benadering suggereert. Het college leidt mede hieruit af dat de door Ernst&Young voor UPC geformuleerde alternatieve benadering mag worden opgevat als het door UPC voorgestelde alternatief voor de door het college in het ontwerp implementatiebesluit opgedra- gen release 1.
Operationeel overleg

420. dit verband acht het college tevens relevant dat hij van UPC, Ziggo en [VERTROUWELIJK In
] als potentiële WLR-afnemer heeft begrepen dat er tussen en UPC en en Ziggo reeds nu ­ vooruitlopend op zowel de finale implementatiebe- sluiten als een formeel toegangsverzoek van ­ operationeel overleg wordt gevoerd inzake de operationalisering van WLR-C, en dat dit overleg zich (mede) richt op de operatio- nalisering van release 1. Ook hieruit leidt het college af dat voor UPC en Ziggo de operationalisering van een rudimentaire versie van WLR-C ­ indien zij daartoe door het college gehouden blijven ­ be- spreekbaar is.

421. an de kant van ­ en volgens mede na- V
mens UPC en Ziggo ­ is nog aangegeven dat het wat betreft deze drie partijen wenselijk is dat al in release 1 wordt gewerkt vanuit een nieuw aan te maken wholesale account, waarmee de door UPC voorgestelde alternatieve benadering (zoals geformuleerd door Ernst&Young en hiervoor in rand- nummer 416 geciteerd) in feite gezamenlijk wordt onderschreven. Conclusie

422.
Het voorgaande leidt het college tot de conclusie dat de inhoud van release 1 dient te worden aangepast zodanig dat deze de ruimte laat voor de door UPC ingebrachte (en blijkbaar door Ziggo onderschreven) alternatieve benadering. Naar het oordeel van het college wordt zodoende de door UPC en Ziggo in hun zienswijzen betrokken stelling dat de operationalisering van WLR-C door middel van de door het college gedefinieerde release 1 in praktisch opzicht niet mogelijk is, in redelijkerwijs afdoende mate geadresseerd. De beide implementatiebesluiten zullen door het college in deze zin worden gewijzigd.

4.2.3 Release 1: implementatietermijn
Ziggo

423. en aanzien van de implementatietermijn benodigd voor het volgens Ziggo realiseerbare rudi- T
mentaire alternatief, merkt Ziggo in haar zienswijze het volgende op: "De beschikbaarheid van een dergelijke haalbare variant van Release I kan rond 1 april 2010 worden gerealiseerd. Dit heeft te maken met a) de voorbereidingstijd van het ontwerpen en bouwen van deze oplossing en b) het feit dat aanpassingen van IT-systemen en procedures via de maandelijkse releases moet plaatsvinden."
424. t deze inbreng wordt niet geheel duidelijk wat de door Ziggo voor release 1 bedoelde implemen- Ui
tatietermijn is, gegeven dat Ziggo niet aangeeft op welk moment de operationalisering zou starten. Redenerend vanuit het moment waarop Ziggo haar zienswijze heeft ingediend ­ 11 december 2009 ­ OPENBARE VERSIE 82




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

en rekening houdend met de vakantieperiodes, gaat het college hier uit van een implementatietermijn van ongeveer twaalf tot dertien weken.
UPC

425. haar rapportage stelt Ernst&Young het volgende met betrekking tot de voor UPCs variant van In
release 1 benodigde implementatietermijn:
"Deze variant van Release 1 kan sneller worden ingevoerd dan de volledige oplossing, omdat het aantal Use Cases kleiner van omvang is. Hierdoor is het ontwerp eenvoudiger en zijn ont- wikkel- test- en implementatiewerkzaamheden in een kortere tijdsperiode te realiseren. Het vraagt van UPC in de bouwfase echter wel een extra inspanning in vergelijk met de door OP- TA beschreven Release 1. UPC dient de tijdsplanning voor de realisatie van Release 1 en de boogde eindoplossing opnieuw in te stellen." Conclusie

426.
Het college heeft zich er rekenschap van gegeven dat de aanpassing van de inhoud van release
1 (zodanig dat release 1 ruimte biedt aan de door UPC gesuggereerde alternatieve benadering) moet betekenen dat voor de operationalisering van release 1 een ruimere implementatietermijn wordt ge- gund. In de overigens door UPC en Ziggo tegen release 1 en tegen de voor release 1 gedefinieerde implementatietermijn ingebrachte bezwaren ­ zoals geadresseerd in deze nota van bevindingen ­ vindt het college eveneens, zij het in beperkte mate, een grond tot verruiming van de gestelde termijn.
427. erbij heeft het college tevens in overweging genomen dat die bezwaren op onderdelen tot een Hi
verlichting van de opgedragen operationalisering hebben geleid. Het college doelt hierbij op de door- gevoerde aanpassing inzake servicing (randnummer 375 van deze nota) en het achterwege laten van een aparte database met tijdens release 1 overgestapte eindgebruikers (randnummer 388 van deze nota). Ten slotte heeft het college betrokken dat UPC en Ziggo enige ruimte dient te worden gelaten om zich een beeld te vormen van de impact van de wijzigingen in het finale implementatiebesluit ten opzichte van het ontwerpbesluit (randnummer 290 van deze nota).
428.
Derhalve komt het college hier tot een verruiming van de door UPC en Ziggo voor release 1 te realiseren implementatietermijn met vier weken. De gehele implementatietermijn voor release 1 komt hiermee op maximaal tien weken. Dit met dien verstande dat de WLR-afnemer-specifieke operationa- lisering van release 1 onveranderd nog twee aanvullende weken in beslag mag nemen. Uitgaande van de indiening van een redelijk toegangsverzoek in de periode tussen publicatie van de finale im- plementatiebesluiten en de afloop van de implementatietermijn van tien weken, betekent dit dat WLR- C binnen een periode van maximaal twaalf weken, en daarmee uiterlijk op 2 juni 2010, door de betref- fende WLR-afnemers(s) orderbaar dient te zijn.

429.
Naar het oordeel van het college wordt zodoende de door UPC en Ziggo in hun zienswijzen be- trokken stelling als zou release 1 niet implementeerbaar zijn binnen de hiertoe door het college ge- stelde termijn, in redelijkerwijs afdoende mate geadresseerd. De beide implementatiebesluiten zullen door het college dienovereenkomstig worden gewijzigd. OPENBARE VERSIE 83




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


4.2.4 Release 2

430.
Release 2 betreft de volledige operationalisering van WLR-C. Dit betekent dat op het moment waarop release 2 door UPC en Ziggo is geïmplementeerd de in het referentieaanbod gespecificeerde dienstverlening in al zijn aspecten voor WLR-afnemers orderbaar en afneembaar is. De ten aanzien van release 2 ontvangen zienswijzen raken, anders dan bij release 1, nagenoeg uitsluitend de door het college voor release 2 gedefinieerde implementatietermijn (en niet de inhoud van release 2). Deze zienswijzen geven het college aanleiding tot het volgende.
431.
De door UPC in haar operationaliseringsvoorstel gehanteerde implementatietermijn bedraagt tien maanden ( drieënveertig weken). Ziggo gaat uit van een implementatietermijn van acht maanden ( vijfendertig weken), waarbij Ziggo een marge hanteert van 50% (resulterend in een bandbreedte van vier tot twaalf maanden). De door het college in de ontwerp implementatiebesluiten gedefinieerde implementatietermijn, die zich met deze termijnen van UPC en Ziggo laat vergelijken, bedraagt acht- entwintig weken ( zes en een halve maand).77

432.
Naar aanleiding van de ten aanzien van release 2 van UPC en Ziggo ontvangen zienswijzen is het college tot de slotsom gekomen dat de in de ontwerp implementatiebesluiten voor release 2 gede- finieerde implementatietermijn herzien moet worden, in de zin dat deze termijn in redelijke mate wordt verruimd. Met als uitgangspunt de wenselijke zo spoedig mogelijke effectuering van de toegangsver- plichting WLR-C, is in de bepaling van de implementatietermijn van release 2 relevant dat met name release 1 ­ de rudimentaire en daarmee op korte termijn implementeerbare versie van WLR-C ­ tot doel heeft om de toegangsverplichting zo snel mogelijk in de markt te zetten.
433.
Naar het oordeel van het college impliceert dit voor de voor release 2 relevante implementatie- termijn ruimte om daarin de door UPC en Ziggo zelf voorgestelde implementatietermijnen als uit- gangspunt te kiezen, waarmee tegelijkertijd tegemoet gekomen kan worden aan de bezwaren van UPC en Ziggo ten aanzien van de in ontwerp gestelde termijn. Tevens wordt hiermee rekening ge- houden met de conclusie van Ordina, inhoudende dat de door UPC en Ziggo voorgestelde termijnen in beginsel niet onredelijk zijn (vermits beoordeeld binnen de context van de door UPC en Ziggo zelf voor de operationalisering gedefinieerde uitgangspunten). Met betrekking tot de bepaling van de rede- lijke verruiming van de termijn overweegt het college het volgende.
434. oals het college reeds in paragraaf 4.1.17 van deze nota van bevindingen uiteen heeft gezet, Z
kunnen UPC en Ziggo niet worden gevolgd in hun betoog dat de introductie van een stapsgewijze implementatie in zichzelf tot gevolg heeft dat de totale voor de operationalisering van WLR-C beno- digde termijn langer wordt dan door UPC en Ziggo zelf voorgesteld. Dit geldt eens te meer nu het college er voor heeft gekozen om in de invulling van release 1 de ruimte te laten voor de door UPC voor release 1 voorgestelde alternatieve benadering, waarmee, in de woorden van Ernst&Young, ,,re- lease 1 meer in lijn komt met de door UPC zelf voorgestelde eindoplossing. Hiermee kan release 1 nog meer dan volgens het college al het geval was gezien worden als binnen release 2 herbruikbare bouwsteen. Voor de totale implementatietermijn (i.c. de termijn die in de ontwerpbesluiten op achten- twintig weken is gesteld) betekent dit dat er naar het oordeel van het college geen reden is om - louter


77 Implementatietermijn release 1 van 6 weken plus 2 weken voor feitelijke aansluiting van de WLR-afnemers, plus implementa- tietermijn release 2 van 20 weken.
OPENBARE VERSIE 84




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

als gevolg van de introductie van een stapsgewijze operationalisering - deze nog verder te verruimen dan de door UPC en Ziggo zelf voorgestelde termijnen.
435.
Het college constateert dat er in principe geen groot verschil bestaat tussen de door Ziggo voor- gestelde implementatietermijn (van acht maanden) en de door UPC voorgestelde termijn van tien maanden. Daarbij overweegt het college dat in het ontwerp implementatiebesluit UPC is vastgesteld dat de door UPC in haar operationalisering onderscheiden voorbereidingsfase niet aan de orde kan zijn. Met die voorbereidingsfase definieert UPC immers nogmaals een periode die zou moeten worden besteed aan de voorbereiding van de operationalisering, terwijl mag worden verondersteld dat de betreffende activiteiten door UPC reeds tijdens de voorbereiding van haar operationaliseringsvoorstel zijn verricht.78 In randnummer 288 van onderhavige nota van bevindingen is vast komen te staan dat de hierop ontvangen zienswijzen geen aanleiding geven om het standpunt van het college aan te pas- sen.

436.
Het college acht het derhalve redelijk dat de door UPC aangevoerde implementatietermijn wordt geschoond van de door UPC begrootte voorbereidingsfase. De redelijke benadering hiervoor is naar het oordeel van het college dat de door UPC voor haar voorbereidingsfase begrootte vier maanden wordt gecorrigeerd voor de twee maanden die UPC na inwerkingtreding van het marktbesluit UPC heeft gehad om haar operationaliseringsvoorstel op te stellen. Een en ander resulteert voor UPC in een implementatietermijn van tien ­ (vier ­ twee) = acht maanden na het moment van inwerkingtre- ding van het finale implementatiebesluit UPC.

437.
Met betrekking tot de door Ziggo voorgestelde implementatietermijn van acht maanden, met de marge resulterend in een bandbreedte van vier tot twaalf maanden ( zeventien tot tweeënvijftig we- ken), is op te merken dat de door het college in het ontwerp implementatiebesluit Ziggo gedefinieerde implementatietermijn van achtentwintig weken aanzienlijk langer is dan de zeventien weken die Ziggo in het beste geval zou kunnen realiseren. Echter, gegeven dat de gewenste zo spoedig mogelijke effectuering van WLR-C al is bediend met de introductie van release 1, en rekening houdend met de bevinding van Ordina dat een termijn van acht maanden redelijk lijkt voor de door Ziggo voorgestelde operationalisering, is het college van oordeel dat in de bepaling van de redelijke verruiming van de implementatietermijn voor release 2 uitgegaan dient te worden van de door Ziggo voorgestelde termijn van acht maanden, en niet van de met onzekerheden omgeven bandbreedte.
438. p basis van de voorgaande overwegingen komt het college hier tot de conclusie dat ­ uitgaand O
van de door UPC en Ziggo voorgestelde termijnen - de totale implementatie van WLR-C zowel ten aanzien van UPC als ten aanzien van Ziggo een periode van maximaal acht maanden ( vijfendertig weken) in beslag mag nemen, startend vanaf de datum waarop de finale implementatiebesluiten zijn gepubliceerd en in werking zijn getreden. De hiertoe in de ontwerpbesluiten gedefinieerde termijn van achtentwintig weken is daarmee door het college met een periode van zeven weken verruimd (een verruiming met 20%). De voor de operationalisering van specifiek release 2 beschikbare termijn is zodoende drieëntwintig weken, een verruiming met 15%. De beide implementatiebesluiten zullen door het college dienovereenkomstig worden gewijzigd.


78 Ontwerp implementatiebesluit UPC, randnummers 418 t/m 420. OPENBARE VERSIE 85




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


4.3 Europese notificatie

4.3.1 Inleiding

439.
De ontwerp implementatiebesluiten WLR-C zijn op 12 november 2009 Europees genotificeerd.79 Bij brief gedateerd 20 november 2009 heeft de Europese Commissie naar aanleiding van de ontwer- pen in eerste instantie een aantal schriftelijke vragen aan het college gesteld (,,request for informati- on).80 Op 25 november 2009 heeft het college de vragen binnen de daartoe gestelde termijn van drie werkdagen schriftelijk beantwoord.81 Op 14 december 2009 ontving het college de reactie van de Eu- ropese Commissie op de ontwerpbesluiten (,,comments letter).82 Van andere NRAs is door het colle- ge geen reactie ontvangen.

440. p grond van de Europese Kaderrichtlijn83 en artikel 6b.2 Tw dient het college zoveel mogelijk O
rekening te houden met de opmerkingen van de Europese Commissie, kan het college de uiteindelijke ontwerpmaatregel goedkeuren, en dient het college deze in voorkomend geval aan de Europese Commissie mee te delen.

441.
De reactie van de Europese Commissie betreft uitsluitend de door het college in de ontwerp im- plementatiebesluiten aan UPC en Ziggo opgedragen operationalisering van WLR-C. In deze paragraaf gaat het college op deze reactie in. Bijzondere aandacht daarbij krijgt de vraag of naar aanleiding van de door het college in de opgedragen operationalisering doorgevoerde aanpassingen mag worden geconcludeerd dat met de opmerkingen van de Europese Commissie voldoende rekening is gehou- den.

4.3.2 De opmerkingen van de Europese Commissie


442. haar ,,comments letter van 12 december 2009 stelt de Europese Commissie het volgende: In
"Proportionaliteit van het voorgestelde implementatieproces voor WLR-C

De Commissie merkt op dat OPTA met de stapsgewijze operationalisering van de WLR-C- dienst tracht WLR-C zo snel mogelijk operationeel te maken en de volledige implementatie uit te stellen tot een later stadium. Rekening houdend met de aanbevelingen van het ICT-bureau Ordina bij de voorbereiding van de ter kennis gebrachte maatregel verplicht OPTA UPC en Ziggo een eerste WLR-C release binnen 6 weken uit te brengen. OPTA heeft bepaald dat re- lease 1 voldoende ordercapaciteit moet bieden, een basis moet bieden voor release 2 en tot zo min mogelijk extra kosten dient te leiden.


79 Zaaknummer NL/2009/1007. De met de Commissie gevoerde correspondentie is te vinden op de website van OPTA, www.opta.nl

80 Brief van de EC d.d. 20 november 2009, met als kenmerk eCCTF/RK/MW/kw D (2009) 150659.
81 OPTA/2009/AM/20335, 25 november 2009.

82 Brief van de EC d.d. 12 december 2009, met als kenmerk SG Greffe (2009) D/11232.
83 Richtlijn 2002/21/EG inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en dien- sten.
OPENBARE VERSIE 86




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen

De Commissie wijst er echter ook op dat OPTA in de ter kennis gebrachte maatregel geen beoordeling van de proportionaliteit verstrekt met betrekking tot het voorgestelde tijdschema voor release 1 en release 2 en niet toelicht waarom zij 6 en 20 weken toereikend acht om de vooropgestelde doelstellingen te bereiken. OPTA geeft evenmin technische of praktische de- tails over hoe release 1 een basis zou moeten bieden waarop release 2 kan voortbouwen. De Commissie neemt nota van het Ordina-model voor release 1, waarnaar door OPTA wordt verwezen en waarin de ontwikkeling van een centrale database wordt aanbevolen met een eenvoudige webinterface die WLR-C-afnemers toegang geeft tot de database. Volgens het Ordina-model dient de orderverwerking in eerste instantie handmatig te gebeuren.

De Commissie wijst OPTA erop dat overeenkomstig de Toegangsrichtlijn opgelegde verplich- tingen gebaseerd moeten zijn op de aard van het geconstateerde probleem en in het licht van de doelstellingen van artikel 8 van de kaderrichtlijn proportioneel moeten worden toegepast en gerechtvaardigd. In dit verband is de Commissie niet overtuigd van de proportionaliteit van de voorgestelde tijdschema's voor de implementatie van de WLR-C-verplichtingen, en is zij met name niet zeker of de periode van 6 weken voor de implementatie van de tussentijdse toe- gang tot WLR-C door de invoering van release 1 geen al te grote belasting vormt voor UPC en Ziggo. Opdat release 1 een basis kan vormen waarop release 2 kan voortbouwen, dienen UPC en Ziggo de vereiste IT instrumenten te ontwikkelen. Deze instrumenten moeten vervol- gens worden getest om te garanderen dat er voldoende ordercapaciteit is en om onnodige ri- sico's op fouten in de orderverwerking te voorkomen. Het WLR-C implementatieproces zal or- ganisatorische aanpassingen vergen op het vlak van de (her)toewijzing van zowel personele als financiële middelen. De Commissie merkt op dat UPC en Ziggo niet over een speciale wholesalestructuur lijken te beschikken, terwijl KPN hier wel over beschikte toen het WLR voor telefonie kreeg opgelegd.

De Commissie dringt er bij OPTA dan ook op aan in haar definitieve maatregel alle technische en praktische details te geven over hoe release 1 als basis voor release 2 kan worden be- schouwd. Voorts zou de Commissie OPTA eraan willen herinneren dat zij in haar definitieve maatregel beoordeelt en vaststelt in welke mate het tijdschema voor de implementatie van re- lease 1 en release 2, waarvoor Ziggo en UPC nieuwe procedures moeten invoeren, adequaat en realistisch is."

4.3.3 Reactie van het college

443.
Het college constateert dat de zorg van de Europese Commissie is gelegen in de proportionaliteit van de in de ontwerp implementatiebesluiten aan UPC en Ziggo opgedragen operationalisering. Cen- traal hierbij staat de vraag of en in hoeverre de voor release 1 en release 2 gestelde implementatie- termijnen geen al te grote belasting vormen voor UPC en Ziggo.
444.
Naar het oordeel van het college is met de door het college in de opgedragen operationalisering aangebrachte aanpassingen aan de zorg van de Europese Commissie tegemoet gekomen. De aan- passingen hebben immers tot gevolg dat release 1 in lijn is gebracht met de invulling van een rudi- mentaire versie van WLR-C die door UPC en Ziggo uitvoerbaar wordt geacht, gegeven dat nu in de aangepaste operationalisering de ruimte wordt gelaten voor de door UPC voor release 1 voorgestelde (en blijkbaar door Ziggo onderschreven) alternatieve benadering. OPENBARE VERSIE 87




Implementatiebesluit WLR-C: Nota van bevindingen


445.
De aanpassing van release 1 waarmee ruimte wordt gelaten voor de alternatieve benadering heeft daarbij als effect dat de inhoud van release 1 nog meer dan tevoren kan gelden als de in release
2 herbruikbare bouwsteen. Zoals UPC immers zelf al heeft aangegeven, sluit deze oplossing recht- streeks aan bij de opzet van release 2. Zo zijn er geen datamigraties nodig om de aan de WLR- afnemer gekoppelde klanten klaar te maken voor release 2, aangezien deze benadering nauw aan- sluit bij de beoogde eindoplossing. Ook overigens bood release 1 al de basis voor release 2, gegeven dat ten behoeve van release 1 een aantal elementen binnen de dienstverlening door UPC en Ziggo geïmplementeerd moeten worden die voor release 2 alleen nog maar verder hoeven te worden uitge- bouwd en gefinaliseerd. Te denken hierbij valt aan de benodigde interfaces, zoals de orderinterface en de wholesale desk.

446. et alleen is release 1 nu inhoudelijk zo gedefinieerd dat zij door UPC en Ziggo daadwerkelijk en Ni
op een verantwoorde manier in hun bedrijfsvoering inpasbaar is, ook is UPC en Ziggo met de verrui- ming van de voor release 1 beschikbare implementatietermijn vier weken extra gegeven om release 1 te implementeren. De hiermee resulterende implementatietermijn van ongeveer drie maanden moet verondersteld worden voldoende te zijn voor de operationalisering van de rudimentaire versie van een toegangsdienst als WLR-C, waarbij geen sprake is van een fysieke koppeling van netwerken maar slechts van de administratieve koppeling en inrichting van systemen. Een en ander te meer nu het college is gebleken dat UPC en Ziggo al voorafgaand aan de publicatie van de finale ontwerpbesluiten bereid zijn geweest om met operationeel overleg te voeren.
447.
Met betrekking tot de voor release 2 relevante implementatietermijn bestaat de doorgevoerde aanpassing er uit dat de eerder gestelde termijn van twintig weken is losgelaten, en dat nu wordt aan- gesloten bij de door UPC en Ziggo zelf ingediende voorstellen.
448.
Het geheel van de doorgevoerde aanpassingen resulteert er zo in dat UPC en Ziggo voor de vol- ledige operationalisering van WLR-C (release 2) een periode van acht maanden na publicatie van de finale implementatiebesluiten ter beschikking staat. Binnen die periode dienen UPC en Ziggo binnen twaalf weken een rudimentaire versie van WLR-C (release 1) voor ordering geschikt te hebben ge- maakt. Mede gegeven dat het college voor de invulling van release 1 heeft aangesloten bij de door partijen voorgestelde alternatieve benadering, daarbij de implementatietermijn voor release 1 bijna heeft verdubbeld, en dat voor de implementatietermijn van release 2 nu is uitgegaan van de door UPC en Ziggo zelf voorgestelde termijnen, is een operationalisering gedefinieerd die proportioneel is en de redelijke balans slaat tussen enerzijds de wenselijke zo spoedig mogelijke afneembaarheid van WLR- C en de uitvoerbaarheid voor UPC en Ziggo.
OPENBARE VERSIE 88