Raad voor de Journalistiek

Uitspraken vastgesteld d.d. 12 maart 2010
door mr. C.A. Streefkerk, voorzitter, mw. A.C. Diamand, T.R. Harkema, mw. drs. M.G.N. Mathot en mw. drs. P.C.J. van Schaveren, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. P.J. Blok, plaatsvervangend secretaris.

Go South Reizen B.V. / `Kassa' (VARA)
Uitspraak: ongegrond
Naar aanleiding van klachten van een aantal consumenten over het busvervoer tijdens een door klaagster georganiseerde reis, aan welke klachten verweerder aandacht wilde besteden in de rubriek `De Belbus' van het televisieprogramma `Kassa', heeft de redactie een onaangekondigd bezoek gebracht aan het adres waarop klaagster in het handelsregister staat ingeschreven. Daarna heeft de redactie ook nog enkele keren per e-mail en telefoon contact gezocht met de directeur van klaagster. In de uitzending van `Kassa' komen twee consumenten aan het woord en worden foto's getoond die zij tijdens de reis hebben gemaakt. Daarnaast is te zien dat een medewerkster van Stichting De Ombudsman samen met de twee consumenten naar een woonhuis loopt en aanbelt. De deur wordt open gedaan en terwijl de medewerkster zich voorstelt, antwoordt degene die open doet dat hij aan het werk is, waarna de deur wordt gesloten. Dit alles is van enige afstand opgenomen. Kern van de klacht is dat klaagster zich onheus bejegend voelt door verweerder en het handelen van verweerder ter voorbereiding op de uitzending onacceptabel acht.
Verweerder heeft gemotiveerd aangevoerd dat met de rubriek `De Belbus' wordt beoogd aan de orde te stellen dat consumenten in geval van een klacht niet altijd worden gehoord en bij veel organisaties bot vangen. Verweerder hanteert daarbij naar eigen zeggen als belangrijk criterium dat de betrokken consument zelf reeds alles in het werk heeft gesteld om met de organisatie tot een oplossing te komen. De Raad overweegt ter zake dat het maatschappelijk relevant en journalistiek geboden kan zijn om journalistiek onderzoek te verrichten naar de wijze waarop organisaties omgaan met klachten van consumenten. Verder heeft verweerder gemotiveerd naar voren gebracht dat hij de klacht over de werkwijze van klaagster geschikt achtte voor de rubriek `De Belbus'. Aannemelijk is geworden dat er voor verweerder voldoende grondslag bestond om in `De Belbus' aandacht te besteden aan de klacht van de betrokken consumenten en klaagster daarmee te confronteren. De Raad ziet voorts geen grond voor het oordeel dat klaagster in dit geval niet op de door verweerder gekozen manier benaderd had mogen worden. In beginsel kan het onvoorbereid met draaiende camera aan een betrokkene vragen om een reactie - vanwege het intimiderende karakter ervan - niet worden aangemerkt als een serieuze manier tot het bieden van een gelegenheid tot wederhoor (vgl. RvdJ 2009/40). Verweerder heeft dan ook terecht opgemerkt dat deze werkwijze terughoudend moet worden toegepast. Hij heeft aannemelijk gemaakt dat er geen andere mogelijkheid was om met klaagster in contact te komen. Klaagster is herhaaldelijk de gelegenheid geboden haar reactie te geven op de door de consumenten gestelde klacht, maar weigerde stelselmatig van die gelegenheden gebruik te maken. Ter zitting heeft klaagsters directeur nog erkend dat hij niet in contact treedt met belangenbehartigers van consumenten. Die handelwijze komt voor rekening en risico van klaagster, en brengt mee dat verweerder - voordat naar het adres van klaagster werd gegaan - geen wederhoor bij klaagster heeft kunnen toepassen.
De omstandigheid dat verweerder klaagsters directeur op een privéadres heeft bezocht, is evenmin journalistiek ontoelaatbaar. Het is aan klaagster te bepalen op welk adres zij zakelijk is gevestigd. Het staat verweerder vervolgens vrij gebruik te maken van dat adres, dat staat vermeld in een openbaar register. Voorts heeft verweerder, toen duidelijk werd dat het adres een privéwoning betrof, terughoudendheid betracht door de camera op afstand te houden toen de medewerkster van Stichting De Ombudsman en de twee consumenten aanbelden. Ook de verwijten van klaagster over de pogingen om telefonisch en per e-mail contact te leggen met haar directeur zijn zonder goede grond. Het verwijt van klaagster dat verweerder niet heeft gereageerd op haar schriftelijke klacht is eveneens ongegrond. Verweerder heeft onweersproken aangevoerd dat daarop direct is gereageerd per e-mail, welke e-mail ook per gewone post naar klaagster is verzonden. Dat klaagster die e-mail wellicht niet heeft ontvangen omdat zij inmiddels het e-mailadres had geblokkeerd, komt voor haar eigen rekening en risico. (zie punten 1.2., 1.3. en 2.3.1. van de Leidraad van de Raad) De Raad constateert dat de klacht niet is gericht tegen de inhoud van de uitzending van `Kassa'. Daarom wijst de Raad slechts ten overvloede op het feit dat de redactie per e-mail heeft bevestigd hetgeen zij tevoren met klaagsters directeur telefonisch had besproken, onder meer betreffende de wijze waarop in de uitzending aandacht aan de kwestie zou worden besteed, en dat klaagsters directeur niet meer op dat e-mailbericht heeft gereageerd.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: camera-overvaltechniek, hoor en wederhoor
Publicatie op www.rvdj.nl/2010/13

Stichting Woekerpolis Claim / R. Lukassen en `RTL Nieuws' Uitspraak: gegrond
In een uitzending van `RTL Nieuws' is aandacht besteed aan stichtingen zoals klaagster, die opkomen voor mensen die benadeeld zijn door een zogeheten woekerpolis. Op de website www.rtlnieuws.nl is onder de kop "Advocaten maken woekerwinsten op woekerpolissen" een bericht gepubliceerd met een vergelijkbare strekking als de uitzending. Dat bericht is later aangepast, waarbij de kop is gewijzigd in "Woekerpolissen-schikkingen zijn big business". Kern van de klacht is dat de uitzending en het bericht op de website van verweerders ernstige beschuldigingen aan het adres van klaagster bevatten, zonder deugdelijke grondslag en zonder toepassing van deugdelijk wederhoor, waardoor de integriteit van klaagster ernstig is aangetast. In de gewraakte publicaties wordt de suggestie gewekt dat klaagster en haar advocaten grote winsten maken ten koste van de gedupeerden van woekerpolissen die zij vertegenwoordigen. De Raad overweegt ter zake dat het maatschappelijk relevant en journalistiek geboden kan zijn om journalistiek onderzoek te verrichten naar (vermeend) onoorbaar handelen van klaagster. Het is immers een taak van de pers om misstanden aan de kaak te stellen.
Dat neemt niet weg dat een journalist bij zijn onderzoek zorgvuldig te werk moet gaan. Zo dient hij bij het publiceren van beschuldigingen te onderzoeken of voor de beschuldigingen een deugdelijke grondslag bestaat en wederhoor toe te passen bij betrokkenen. (zie punt 2.3.1. van de Leidraad van de Raad) In dit verband overweegt de Raad verder dat, indien aan een betrokkene om een reactie wordt gevraagd, die betrokkene niet steeds vooraf volledig behoeft te worden geïnformeerd over de inhoud van de publicatie. Volstaan kan worden met aan betrokkene voldoende duidelijk mee te delen, waarop het te geven commentaar betrekking moet hebben. Daarbij is de mate waarin een journalist opening van zaken moet geven afhankelijk van de aard van het te publiceren bericht. (vgl. onder meer RvdJ 2009/57) Uit de stukken blijkt dat voorafgaand aan de uitzending een aantal keren contact heeft plaatsgevonden tussen verweerders en klaagster. Voldoende aannemelijk is geworden dat verweerders klaagster wel om informatie hebben gevraagd omtrent een aantal punten, maar haar niet, althans onvoldoende hebben geïnformeerd over de beschuldigingen die jegens haar in de publicaties zouden worden geuit. Gelet op de ernst van die beschuldigingen en de wijze waarop klaagster als gevolg daarvan wordt gediskwalificeerd, had het op de weg van verweerders gelegen klaagster de gelegenheid te geven op die concrete beschuldigingen in te gaan.
Daarbij komt dat de door klaagster verschafte informatie niet of nauwelijks in de uitzending is verwerkt. De voorzitter van klaagster heeft in een e-mail aan Lukassen uitgebreide informatie verstrekt over de wijze waarop een schikking tot stand komt. Verweerders zijn zowel in de uitzending als bij de publicatie op de website aan deze informatie voorbijgegaan, waardoor de feiten onevenwichtig zijn gepresenteerd. Ook overigens is niet gebleken dat er voor verweerders voldoende grondslag in de feiten bestond om te komen tot de door hen geuite ernstige beschuldigingen aan het adres van klaagster. De Raad is dan ook van oordeel dat verweerders aldus journalistiek onzorgvuldig hebben gehandeld.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2010/14

---