Academisch Medisch Centrum Universiteit van Amsterdam


Embargo tot het uitspreken van de rede op vrijdag 12 maart om 14.30 uur


Medicalisering van zwangerschappen slecht voor moeder en kind


De tendens om ook normaal verlopende zwangerschappen onder de hoede van gynaecoloog en ziekenhuis te brengen, leidt tot nodeloze gezondheidsschade. In haar inaugurele rede waarschuwt Simone Buitendijk, hoogleraar Eerstelijns Verloskunde en Ketenzorg in het AMC, tegen de medicalisering die 'het geweldige Nederlandse systeem van geboortezorg' uitholt. De leerstoel Eerstelijns Verloskunde en Ketenzorg is ingesteld door de Koninklijke Organisatie van Verloskundigen (KNOV).
Bevallen in het ziekenhuis verhoogt de kans op medische interventies, stelt Buitendijk, met alle gevaren van dien. Zo lopen baby's van zwangeren die 'op verzoek' en niet vanwege medische risico's een keizersnede ondergaan een bijna driemaal zo hoog overlijdensrisico als baby's waarvan de moeder vaginaal bevalt. Bovendien bieden thuisbevallingen met voorsprong de beste kansen voor een 'positieve bevallingservaring' en een goede start als moeder. In plaats van zich als rivalen op te stellen, zouden gynaecologen en verloskundigen de handen ineen moeten slaan om samen met de Nederlandse vrouwen de traditionele zorgpraktijk te verdedigen.


Zwangere vrouwen met een gewoon - dus laag - risico krijgen in Nederland prenatale zorg van een zelfstandig werkende verloskundige, die ze ook helpt bij de bevalling. Vrouwen die tijdens hun zwangerschap een risico ontwikkelen of medicamenteuze pijnstilling wensen, worden begeleid door de gynaecoloog. Aan die zorgformule, uniek in de Westerse wereld, danken we het hoge percentage thuisbevallingen. Maar de afgelopen tientallen jaren is dat percentage snel afgenomen. Lag het aandeel thuisbevallingen een halve eeuw geleden nog op zeventig procent, inmiddels is het gezakt tot ongeveer dertig.
Tegelijkertijd valt een toename te constateren van het percentage bevallingen dat gepaard gaat met medische interventies. Momenteel wordt bij eenderde van de Nederlandse vrouwen de bevalling ingeleid, tien procent krijgt een ruggenprik en tien procent een vacuüm- of tangverlossing. De recente bevinding dat de sterfte rond de geboorte in Nederland tot de hoogste van Europa hoort, lijkt die medicalisering nog verder in de hand te werken.


Hoogleraar Simone Buitendijk noemt dat een zorgwekkende ontwikkeling. De veronderstelling dat eigenlijk nooit genoeg vrouwen naar de gynaecoloog verwezen kunnen worden - onder het motto 'baat het niet, dan schaadt het niet' - is namelijk pertinent onjuist. Recent onderzoek wijst uit dat de fysieke nabijheid van een gynaecoloog de kans op doorverwijzen en medische ingrepen vergroot. Zulke ingrepen kunnen schadelijke neveneffecten hebben voor moeder en kind. Met name keizersneden zonder medische reden blijken riskant: volgens Amerikaans onderzoek heeft de baby daarbij bijna driemaal zoveel kans op overlijden als bij vaginale geboorte. Bovendien geldt: hoe makkelijker keizersneden worden gepland, hoe vaker het kind ongezond vroeg - zelfs vóór 37 of 38 weken - wordt gehaald.
'We moeten ons realiseren dat bij niet meer dan 3,5 procent van de doorverwijzingen naar de gynaecoloog sprake is van 'spoed', benadrukt Buitendijk. 'In alle andere gevallen is de gezondheid van moeder en kind niet in het geding. Dan gaat het om bijvoorbeeld het niet vorderen van de ontsluiting of de wens tot pijnstilling.' Recent Nederlands onderzoek leert dat thuis bevallen of in het ziekenhuis bij normale zwangerschappen geen verschil maakt als het gaat om de kans op ernstige complicaties bij het kind.


Buitendijk beklemtoont dat de hoge perinatale sterfte serieus genomen moet worden, maar stelt vast dat het overgrote deel daarvan niet optreedt bij normale zwangerschappen en bevallingen. Vijfentachtig procent van alle babysterfte in Nederland hangt samen met vroeggeboorte, groeivertraging en aangeboren afwijkingen. En van de 1700 baby's die jaarlijks rond de geboorte overlijden, is de bevalling maar in ongeveer 3,5 procent van de gevallen begonnen bij de verloskundige. 'Er zit dus potentieel heel weinig winst in het verplaatsen van alle bevallingen naar de gynaecoloog', aldus Buitendijk.
Ze stelt dat echte winst vooral te behalen is door vroeg in de zwangerschap - en liefst nog daarvoor - de omstandigheden voor de baby in de baarmoeder te verbeteren. 'Daarvoor moeten onder andere sociale achterstanden worden verkleind en ongezonde leefgewoonten aangepakt, een taak die beter bij de verloskundige past dan bij de gynaecoloog.'


Daarnaast wijst Buitendijk erop dat de toenemende medicalisering het proces van de bevalling en de beleving daarvan ingrijpend verandert. Een goede bevallingservaring geeft een betere binding met de baby en een positievere beleving van het moederschap. Uit onderzoek blijkt dat voor zo'n ervaring een gevoel van controle bij de vrouw de belangrijkste voorwaarde is, met 'behandeld worden als een individu, in je waarde worden gelaten' als goede tweede. 'Voor alles moeten vrouwen de geboorte in hun beleving zélf kunnen doen', stelt de hoogleraar.
Ook pijn is een belangrijk element in de bevallingservaring. Veel pijn kan de ervaring negatief beïnvloeden, maar afwezigheid van pijn - bijvoorbeeld door een ruggenprik - vermindert het gevoel van eigen controle. Cruciaal is volgens Buitendijk dat vrouwen zelf zeggenschap over die pijnbestrijding krijgen en dat ze ook op dat vlak door verloskundigen kunnen worden bijgestaan.
Al die factoren in aanmerking genomen ligt het voor de hand dat thuisbevallingen de positiefste ervaringen opleveren, en de cijfers bevestigen dat ook.


Terwille van moeder en kind mogen we de traditionele geboortezorgpraktijk niet laten versloffen, concludeert Buitendijk. Ook gynaecologen zouden bij vrouwen met een ongecompliceerde zwangerschap expliciet de voorkeur moeten geven aan thuisbevalling en begeleiding door verloskundigen. Ze besluit haar oratie met een oproep aan gynaecologen en verloskundigen om het bedreigde Nederlandse systeem gezamenlijk 'te omarmen, onderhouden en verdedigen'.


Noot voor de redactie (

Academisch Medisch Centrum Universiteit van Amsterdam