Kamerbrief inzake Turkije
Kamerbrief | 12 maart 2010
Hierbij komt u de Kabinetsreactie toe op het verzoek van de vaste
Kamercommissie Buitenlandse Zaken, 28 december jl., om een brief over
Turkije, die de politieke ontwikkelingen, mensenrechten en regionale
situatie bespreekt.
1) Algemeen
Nederland en Turkije onderhouden - door intensieve handel, culturele
samenwerking, toerisme en een omvangrijke Turks-Nederlandse
gemeenschap - goede bilaterale relaties. Het Nederlandse buitenlandse
beleid onderkent daarbij het geopolitieke belang van Turkije.
Strategisch gelegen op het kruispunt van Midden-Oosten, Kaukasus en
Balkan, speelt het land een belangrijke rol in de vrede en veiligheid
van de (wijdere) regio. Omwille van onze bilaterale relatie, de Turkse
EU-aspiratie en ons beider NAVO-lidmaatschap is Nederland gebaat bij
intensieve samenwerking en verbondenheid met Turkije. Juist in een
multipolaire wereld waar China, Brazilië, Rusland en India steeds meer
hun plek opeisen.
Het in 2005 gestarte EU-toetredingsproces is in dit verband van
belang. Nederland is voorstander van Turks EU-lidmaatschap, mits
voldaan wordt aan alle criteria. Verbetering van onder meer de
mensenrechten en godsdienstvrijheid zijn terugkerende aandachtspunten.
Nederland ondersteunt de Turkse hervormingen concreet door
MATRA-projecten te financieren op het terrein van JBZ, mensenrechten &
media, civiel-militaire relaties, onderwijs en volkshuisvesting, en is
ook betrokken bij verscheidene Europese twinning-projecten.
De bilaterale samenwerking krijgt jaarlijks een impuls door politieke
en ambtelijke consultaties in de `Wittenburg'-conferentie. Economie en
handel vormen een belangrijke pijler in de relaties tussen Nederland
en Turkije. De succesvolle handelsmissies in 2008 en 2009 illustreren
dit. Nederland was in 2009 één van de grotere investeerders in de
Turkse groeimarkt. De wederzijdse handel steeg de afgelopen jaren snel
tot ongeveer EUR4,1 miljard in 2008. Beide landen hebben daarnaast
ambities als `energie-hub' aan weerszijden van de Europese markt.
Nederland en Turkije vieren in 2012, tot slot, 400 jaar diplomatieke
betrekkingen, waarbij stil zal worden gestaan bij de nauwe
verbondenheid tussen beide samenlevingen.
Hieronder worden de geostrategische betekenis van Turkije voor de EU
en Nederland, het Turkse `geen conflicten'-beleid ten aanzien van de
(wijdere) regio, de binnenlandspolitieke ontwikkelingen en, daarmee
samenhangend, het EU-toetredingsproces behandeld.
2) Geostrategische betekenis van Turkije
Turkije is een cruciale speler en partner bij het oplossen van
problemen aan de grenzen van de EU. Het land is omringd door buren die
om een actief en betrokken buitenlands beleid vragen. Turkije is een
solide en betrouwbare NAVO-bondgenoot en ruimhartig deelnemer aan
civiele en militaire EU-missies. Het is daarbij betrokken bij de
stabilisatie en maatschappelijke ontwikkeling van de Oostelijke
partners, Balkan-landen en Zuidelijke buren. Regio's die grenzen aan
de EU en direct effect hebben op de veiligheid van haar lidstaten.
Turkije was eerder partij bij regionale conflictbeheersing in Libanon,
Syrië, Georgië, Afghanistan. De Turkse buurlanden zijn tevens van
belang voor de EU-energievoorziening, alsmede bestrijding van illegale
migratie en drugssmokkel.
Het seculiere Turkije vervult daarnaast een brugfunctie in de dialoog
van het Westen met de islamitische wereld over vrijheid, democratie en
tolerantie. Turkije draagt met z'n overwegend islamitische bevolking,
streng seculiere traditie en kompas op het Westen constructief bij aan
die dialoog. Zo is Turkije een actief lid van de Organisatie van de
Islamitische Conferentie (OIC), waarvan het de Secretaris-Generaal
levert, en is het initiatiefnemer van de `Alliantie der Beschavingen'.
Het kan daarom, als voorbeeldfunctie, een stabiliserende en matigende
(religieuze) invloed hebben op islamitische landen.
Tegen deze achtergrond maakt de verankering in multilaterale
structuren zoals de NAVO (sinds 1952), Raad van Europa (sinds 1949),
OESO (medeoprichter), OVSE, G20 en VN Veiligheidsraad (lid in
2009-2010) van Turkije een solide en waardevolle gesprekspartner voor
de EU en Nederland. Turkije doet ertoe.
3) `Geen conflicten'-beleid Turkije t.a.v. de (wijdere) regio
Het Turkse buitenlandse beleid heeft al decennialang een oriëntatie op
het Westen (NAVO-lid; EU-aspiraties), waarbij tegelijk naar
stabiliteit aan de eigen grenzen wordt gestreefd. Het `geen
conflicten'-beleid van de regering-Erdogan gaat verder en impliceert
een verschuiving naar meer actieve regionale betrokkenheid waarbij
veiligheid, anti-terrorisme, energie, handel en de positie in de
islamitische wereld de inzet vormen. Ontwikkelingen in de (wijdere)
regio beïnvloeden vitale Turkse belangen - intern én extern.
De onlangs door Turkije ingezette visumliberalisatie voor de
buurlanden toont aan dat dit `geen conflicten'-beleid meer is dan
symboliek. De Koerdische kwestie, en daarmee samenhangende PKK-acties,
nopen in Turkse optiek tot goede relaties met Iran, Irak en Syrië. De
aanwezigheid van minderheden in Turkije uit buurlanden (Syriërs,
Armeniërs, Azeris, Abchazen) verklaart eveneens de nauwe Turkse
betrokkenheid. Verder zijn er economische belangen die Turkije
aansporen tot hechte samenwerking met landen in de regio. Turkije ziet
economische integratie als een factor in het oplossen van regionale
conflicten.
Dit `geen conflicten'-beleid betekent in de praktijk dat Turkije zich
inzet voor behoud van de territoriale eenheid van buurland Irak. Mede
ook vanwege zijn directe belang bij Noord-Irak en bestrijding van
PKK-aanvallen uit dit gebied. Verder heeft Turkije belang bij
energiesamenwerking en handel met Irak. Wat Syriëbetreft, is Ankara de
afgelopen jaren succesvolle diplomatieke betrekkingen aangegaan en
heeft het in het verleden discreet bemiddeld tussen Syrië en Israël.
In Libanonheeft Turkije in 2006 de nationale verzoening tussen
religieuze en etnische facties bevorderd, alsmede actief
geparticipeerd in UNIFIL. Het is traditioneel één van de weinige
landen in de regio, die een strategisch partnerschap onderhouden met
Israël. Sinds de Gaza-crisis is er echter sprake van verwijdering. De
Turkse regering benadrukt niettemin dat Israël nog steeds een duurzame
partner is.
Turkije probeert in de relatie met Iraneen eigenstandige koers te
varen. Het uitgangspunt is territoriale integriteit van Iran en
dialoog over het nuclaire dossier: Ankara meent de `E3+3'-inspanningen
(VK, Frankrijk, Duitsland, VS, Rusland, China) te kunnen versterken
door Teheran ervan te overtuigen af te zien van nucleaire wapens en
onverkort te kiezen voor een diplomatieke oplossing. Niet onbelangrijk
daarbij is de groeiende handel tussen beide landen en de samenwerking
op energiegebied; nu is Turkije erg afhankelijk van Russische gas.
De Turkse regering luidde in 2008, door een historisch bezoek van
President Gül, de toenadering tot Armeniëin. Op 10 oktober 2009
ondertekenden beide regeringen protocollen over herstel van
diplomatieke betrekkingen, heropening van de grenzen en een dialoog
over de Armeense genocidekwestie. Het is echter de vraag wanneer
ratificatie hiervan plaatsvindt. Toch is deze toenadering van belang,
omdat het leidt tot grotere stabiliteit in de regio en mogelijk ook
tot een oplossing van het conflict Nagorno Karabach - een betwiste
regio met Azerbeidzjan. Turkije is, vanwege etnische en religieuze
verwantschap, een bondgenoot van Azerbeidzjan. De omvangrijke
gasreserves die in de toekomst de (Turkse) Nabucco-pijplijn moeten
bevoorraden, spelen daarbij tevens een rol.
De Turkse regering heeft zich in de Kaukasus ook actief bemoeid met
het conflict tussen Georgiëen Rusland in 2008. Hiertoe heeft het in de
nasleep ervan het `Caucasus Stability and Co-operation Platform'
(CSCP) opgericht. Doel is vrede, veiligheid en stabiliteit in de
Zuidelijke Kaukasus te bevorderen. Afgewacht moet worden of dit
initiatief daadwerkelijk vruchten zal afwerpen. Georgië is voor
Turkije tevens relevant vanwege de doorvoer van energie rondom de
Zwarte Zee.
De Turkse samenwerking met Ruslandis evenzeer vermeldenswaard. Deze is
sinds kort ingebed in een strategisch kader waarbij premier Erdogan en
president Medvedev elkaar minstens één keer per jaar ontmoeten. Tot op
heden was dit, vanuit Moskou bezien, voorbehouden aan Duitsland,
Frankrijk, Italië en het VK. De wederzijdse belangen liggen op het
terrein van energie (olie, gas en aanleg kerncentrales), handel
(Rusland grootste handelspartner Turkije) en toerisme (3 miljoen
Russische toeristen naar Turkije in 2009). Daarnaast delen ze
buitenlandspolitieke belangen zoals stabiliteit in de Kaukasus, het
Midden-Oosten Vredesproces en het Iraanse nucleaire vraagstuk. Wat de
kwestie Cyprus en het conflict over Nagorno Karabach betreft, wordt
nog verschillend gedacht.
Turkije draagt eveneens actief bij aan veiligheid en democratisering
in Afghanistanen Pakistan. Het neemt deel aan ISAF (International
Security Assistance Force) en investeert bijvoorbeeld in de Afghaanse
onderwijs- en gezondheidssector. Daarnaast is Turkije medeoprichter
van de zogenaamde `Friends of Democratic Pakistan'. Ook organiseerde
het, nog voor de recente Afghanistan-conferentie, de vierde
trilaterale top tussen Afghanistan, Pakistan en Turkije, alsmede een
bijeenkomst over regionale samenwerking tussen Afghanistan, Pakistan,
Iran, Tadzjikistan, China, Turkmenistan, Oezbekistan.
Het Turkse `geen conflicten'-beleid lijkt, tot slot, te zijn ingegeven
door politiek-strategische overwegingen. De islamitische identiteit
van de AKP-regering speelt daarbij nauwelijks een rol. Deze is eerder
een vehikel om hechte banden aan te gaan met landen in de regio en
zodoende de brugfunctie met het Westen te kunnen vervullen. Vaak
spoort de Turkse agenda met de EU, maar over de wijze waarop deze
wordt gerealiseerd, is soms verschil van mening. Van belang is dat het
Turkse regionale activisme voor de EU en Nederland kansen biedt om
problemen (veiligheid, anti-terrorisme, illegale migratie,
drugsbestrijding) te helpen oplossen, die vragen om een gezamenlijke
en geïntegreerde aanpak. Dit Turkse beleid is daarom
buitenlandspolitiek van strategische betekenis en noopt ons te blijven
investeren in goede en intensieve contacten met Ankara: bilateraal én
zeker ook in NAVO- en EU-verband.
4) Binnenlandspolitieke ontwikkelingen
De Nederlandse regering heeft veel aandacht voor het
binnenlandspolitieke hervormingsproces, met name de ontwikkeling van
rechtsstaat en democratie naar Europees niveau en bevordering van de
mensenrechten. Daarbij is de inzet, in zowel de bilaterale contacten
als in EU-verband, voortdurend geweest om nadrukkelijk aandacht te
vragen voor de Koerdische kwestie, positie van religieuze minderheden,
vrouwenrechten en de civiel-militaire relaties. Zoals hieronder wordt
beschreven, heeft Turkije op deze terreinen nog een lange weg te gaan.
Ik zal dit in mijn contacten met Turkse counterparts zeker aan de orde
blijven stellen.
Koerdische gemeenschap
De regering-Erdogan geeft hoge prioriteit aan verbetering van de
positie van de Koerden in Turkije. Hiertoe zijn in 2009 onder de
noemer van `Democratische Opening' bemoedigende initiatieven genomen,
waaronder het gebruik van het Koerdisch op commerciële zenders en in
gevangenissen, en de amnestieverlening voor een (beperkt) aantal
PKK-strijders. Eind 2009 kreeg deze toenadering gevoelige tegenslagen
te verwerken vanwege de op 11 december jl. door het Turkse
Constitutionele Hof verordonneerde sluiting van de pro-Koerdische DTP
en royering van twee DTP-parlementsleden. Hetzelfde geldt voor de
arrestatie op 24 december jl. van een groot aantal vertegenwoordigers
van de Koerdische minderheid. Inmiddels hebben 19 DTP-parlementariërs
een nieuwe parlementaire groep, onder de partijnaam BDP (Partij voor
Vrede en Democratie), gevormd.
Zoals de regering u reeds antwoordde op vragen van Kamerlid Van Bommel
(29 januari jl.), is de Nederlandse regering zeer bezorgd over het
besluit van het Constitutionele Hof om de DTP te verbieden. Ontbinding
van politieke partijen is een uitzonderlijke maatregel die slechts met
de grootst mogelijke terughoudendheid zou mogen worden genomen.
Verbetering van de sociale, economische en culturele rechten van de
Koerdische minderheid is gebaat bij een politieke stem in het Turkse
parlement. Nederland heeft de Turkse regering opgeroepen de dialoog in
het kader van de `Democratische Opening' voort te blijven zetten.
Turkije dient ook de vereiste grondwetswijzigingen door te voeren,
opdat de Turkse wet op de politieke partijen in overeenstemming komt
met de aanbevelingen van de zogenaamde Venetië Commissie (Raad van
Europa) en het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens. Nederland
steunt daarom een breed scala aan ngo's zoals de pro-Koerdische Human
Rights Association.
Positie van religieuze minderheden
De vrijheid van godsdienst wordt in beginsel gerespecteerd. Turkije
maakt serieus werk van de uitvoering van de Wet op de Stichtingen. Het
Kabinet is echter van oordeel dat aanvullende maatregelen vereist
zijn. Turkije dient onder andere eigendomsrechten van alle niet-moslim
gemeenschappen te respecteren en non-discriminatie van religieuze
minderheden bij wet vast te leggen. De autoriteiten dienen voorts
beter samen te werken met de OVSE Hoge Vertegenwoordiger voor
Nationale Minderheden. Positief is de ingezette dialoog met de
Alevieten in het kader van de `Democratische Opening'. Na een reeks
van rondetafelgesprekken, zal de Turkse regering nu met concrete
aanbevelingen moeten komen.
Nederland volgt de kwestie van godsdienstvrijheid in Turkije op de
voet. Dit gebeurt bijvoorbeeld via de Raad van Europa en het volgen
van zaken in de Turkse gerechtshoven zoals in het geval van het
klooster Mor Gabriel. Maar het is tevens een terugkerend thema in
directe contacten met onze Turkse collega's. Kwesties zoals heropening
van het Halki-seminarie komen daarin ook aan bod.
Vrouwenemancipatie
De emancipatie van vrouwen is in bepaalde maatschappelijke sectoren,
met name in de grote steden, ver gevorderd. Toch blijft
gendergelijkheid reden tot zorg. Zo dient een gendergelijkheidslichaam
(een vereiste volgens het EU-acquis) nog te worden opgericht. Wel
heeft Turkije een parlementaire gelijkheidscommissie opgericht, die
ontwikkelingen inzake gendergelijkheid monitort en advies geeft over
wetgevingsvoorstellen. Voorts is de vrouwenparticipatie op de
arbeidsmarkt nog laag en is er sprake van huiselijk geweld, eerwraak
en gedwongen huwelijken op jonge leeftijd. In slechts weinig gevallen
wordt aangifte gedaan bij de politie. Bewustwording is daarom
noodzakelijk. Tot slot dient een effectievere dialoog van ngo's met de
overheid over gender-issues te worden ontwikkeld.
Civiel-militaire relaties
De Europese Commissie heeft in haar laatste voortgangsrapportage
kritiek geuit op de formele positie van de strijdkrachten binnen de
Turkse samenleving en de politieke beïnvloeding, al dan niet via
publieke uitspraken, die leden van de generale staf nastreven. Daarbij
werd ook de tekortschietende controlerende macht van het parlement op
de militaire begroting genoemd. De Commissie gaf tegelijkertijd aan
dat er enige voortgang is geboekt, met name door het aannemen van een
wet vorige zomer, die het mogelijk maakt om militairen voor een
civiele rechtbank te dagen. Het Turkse Constitutionele Hof heeft
recentelijk echter geoordeeld dat deze wet in strijd is met de Turkse
grondwet.
Er zijn aanwijzingen dat de invloed van het leger onder de huidige
AKP-regering is afgenomen. Zo wordt een aanzienlijk aantal voormalige
hoge militairen in de spraakmakende Ergenekon-zaak verdacht van het
beramen van een staatsgreep en terroristische aanslagen. Nederland zal
het justitieel onderzoek naar dit mogelijk criminele netwerk
nauwlettend blijven volgen.
5) EU-toetredingsproces
Met uw Kamer is de laatste maanden intensief overleg gevoerd
(schriftelijk en mondeling) over het EU-toetredingsproces 1 . Deze
brief beperkt zich daarom tot een aantal hoofdpunten. Het doel van de
toetredingsonderhandelingen met Turkije is EU-lidmaatschap. Dit is
conform het onderhandelingsraamwerk van oktober 2005. Het
onderhandelingstraject is evenwel een proces met een open einde,
waarvan de uitkomst niet op voorhand kan worden gegarandeerd. Turkije
is aan zet.
Sinds de start van de onderhandelingen (oktober 2005) is bijna
éénderde deel van de 35 onderhandelingshoofdstukken geopend 2 ,
waarvan nu één hoofdstuk (wetenschap) voorlopig is gesloten. Met de
Europese Commissie stelt het Kabinet vast dat de Turkse regering
gecommitteerd blijft aan het EU-integratieproces. Illustratie hiervan
is de aanname van het Nationaal Plan voor aanvaarding van het
EU-acquis, benoeming van een EU-onderhandelaar, de succesvolle
uitvoering van pre-accessieprojecten 3 door Turkije en uitbreiding van
het Turkse Secretariaat-Generaal voor EU-zaken. Indrukken opgedaan
tijdens het bezoek van de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken aan
Den Haag (7 oktober jl.), alsmede van Staatssecretaris Timmermans aan
Turkije (25 januari jl.), sterken het Kabinet in dit oordeel.
Echter, zoals ook gesteld in onze brief van 30 oktober 2009, het
Kabinet verwacht meer van Turkije. Na een veelbelovende start, zijn de
hervormingen de afgelopen jaren vertraagd. Het tempo moet daarom
omhoog. Dit geldt zowel voor de politieke Kopenhagen-criteria als voor
de uitstaande, meer technische onderhandelingskwesties. Mede op
aandringen van Nederland heeft de Raad Algemene Zaken (7 dec. jl.) in
zijn conclusies expliciet gewezen op het belang van vrijheid van
meningsuiting, godsdienstvrijheid, alsook de naleving van vrouwen- en
kinderrechten. Ik wil dan ook benadrukken dat zolang Turkije niet
voldoet aan de politieke criteria, het geen lid van de EU kan worden.
De EU dringt daarnaast, net als Nederland, aan op uitvoering van het
Ankara-protocol. Turkije heeft immers, ondanks herhaalde aansporingen,
de Douane-unie met de EU nog altijd niet van toepassing verklaard op
Cyprus 4 . Hierdoor worden de acht bevroren hoofdstukken 5 (2006) niet
in de onderhandelingen betrokken en kan geen enkel hoofdstuk voorlopig
worden gesloten. Daarnaast zijn er, als gevolg van uiteenlopende
politieke bezwaren van enkele lidstaten, nog maar vier hoofdstukken
waarop geen de facto blokkade ligt (sociaal beleid, mededinging,
aanbesteding en fytosanitaire zaken). Turkije benadeelt zichzelf dus
zeer door het Ankara-protocol niet uit te voeren. Ook de nieuwe
EU-commissaris voor Uitbreiding, Stefan Füle, heeft in zijn hearings
met het Europees Parlement Turkije gewezen op de noodzaak dit protocol
uit te voeren.
6) Tot besluit
De kern van deze brief is dat de EU, Nederland en Turkije vitale
belangen delen en elkaar nodig hebben om, in deze multipolaire wereld,
gezamenlijk een rol van betekenis te kunnen spelen. Turkije is een
belangrijke schakel in het bevorderen van stabiliteit, veiligheid,
bestrijding van illegale migratie en drugssmokkel en
energievoorziening in de grensgebieden van de EU. De EU-inspanningen
ten aanzien van de Balkan, Oostelijke partners, Zuidelijke buren, het
Midden-Oosten en de Zuidelijke Kaukasus zijn daarom gebaat bij een
actief en betrokken Turkije. Het Turkse `geen conflicten'-beleid
draagt daar in belangrijke mate aan bij. De hechte verankering in
multilaterale structuren zoals de NAVO en de OVSE, alsook het
traditionele kompas op het Westen maken van Turkije een solide en
betrouwbare partner voor de EU en Nederland. Denk daarbij aan de
genoemde dialoog met de islamitische wereld over vrijheid, democratie
en tolerantie.
Cruciaal in dit verband is dat Turkije zich politiek en
sociaal-economisch blijft hervormen. Het EU-integratieproces is
daarbij van onschatbare waarde. Het is momenteel het meest geschikte
instrument om te bereiken dat Turkije op den duur dezelfde Europese
normen onderschrijft. Daartoe zal Turkije de binnenlandspolitieke
hervormingen voortvarend moeten voortzetten. Niet alleen vanwege een
eventueel EU-lidmaatschap, maar vooral ook omdat verbetering van
bijvoorbeeld de mensenrechten en godsdienstvrijheid een eigenstandig
Turks belang dient. Immers, juist de politieke Kopenhagen-criteria
voorzien in de noodzakelijke versterking van democratie en rechtsstaat
in Turkije. Het EU-toetredingsproces zal dan ook onomkeerbare
hervormingen in Turkije te weeg moeten brengen. Nederland zal hieraan,
bilateraal én via de EU, z'n steentje blijven bijdragen.
Minister van Buitenlandse Zaken
Drs. M.J.M. Verhagen
1 We verwijzen hiervoor naar de algemene brieven over EU-uitbreiding
van 6 juli 2009 (kamerstuk 23987, nr. 96) en 30 oktober jl. (kamerstuk
23987, nr. 103) evenals de verslagen en geannoteerde agenda's van de
Raad Algemene Zaken, ondermeer het verslag van de Raad van 10 december
2009 (kamerstuk 21501-02 nr. 939).
2 11 hoofdstukken, te weten: vrij verkeer van kapitaal,
vennootschapsrecht, intellectueel eigendom, informatiemaatschappij en
media, belasting, statistiek, ondernemings- en industriebeleid,
transeuropese netwerken, wetenschap en onderzoek, milieu, bescherming
consumenten en gezondheid, financiële controle
3 Zie rapport van de Rekenkamer d.d. 13 januari 2010 (ISSN 1831-0915).
4 De Turkse regering vindt dat de EU eerst haar belofte van april 2004
moet nakomen om het isolement van Noord-Cyprus op te heffen door onder
meer directe handel mogelijk te maken. Vooralsnog blokkeert Cyprus een
akkoord over deze directe handelsverordening.
5 In 2006 zijn 8 hoofdstukken bevroren: vrij verkeer van goederen;
transport; douane unie; landbouw; visserij; externe betrekkingen; vrij
verkeer van vestiging en diensten; financiële diensten
Ministerie van Buitenlandse Zaken