Centrale Raad van Beroep
Bevoegdheidsverdeling CIZ en Bureau jeugdzorg bij indicatiestelling
van jeugdigen
De Raad leidt uit het samenstel van de artt. 9a en 9b AWBZ, art. 2
Zorgindicatiebesluit, art. 4, 5 en 7 Wet op de Jeugdzorg en art. 9
Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg af dat, indien een jeugdige
vanwege een psychiatrische aandoening of beperking, een
gedragsprobleem of een psychisch of psychosociaal probleem is
aangewezen op AWBZ-zorg, de Stichting het bevoegde bestuursorgaan is
om een indicatiebesluit af te geven op grond waarvan aanspraak op die
AWBZ-zorg bestaat, voor zover deze zorg verband houdt met genoemde
aandoeningen of problemen. CIZ is uitsluitend bevoegd, wat betreft het
indiceren van jeugdigen, ter zake van zorg die geen verband houdt met
een psychiatrische aandoening of beperking, een gedragsprobleem of een
psychisch of psychosociaal probleem.
De werkafspraak dat CIZ een besluit op een aanvraag neemt, indien er
sprake is van een dubbele grondslag, is in strijd met de in artikel
9b, eerste en vierde lid van de AWBZ en artikel 5, tweede lid, aanhef
en onder b van de WJZ gegeven bevoegdheidsverdeling tussen CIZ en de
Stichting. Aan deze bevoegdheidsverdeling ligt ten grondslag dat de
door de Stichtingen in stand gehouden bureaus jeugdzorg juist zijn
toegerust voor de beoordeling van de problematiek van geestelijke
gezondheidszorg voor jeugdigen, in welk kader onder meer jeugdzorg
en/of zorg als bedoeld in artikel 2 van het Zorgindicatiebesluit kan
worden geïndiceerd.
Het feit dat deze bevoegdheidsverdeling bij jeugdigen met een dubbele
grondslagproblematiek in de uitvoering op praktische bezwaren stuit
(twee onderzoeken, dubbele besluiten, mogelijke doublures in
geïndiceerde functies) kan aan de uit de wet voortvloeiende
bevoegdheidsverdeling niet afdoen. Onder verwijzing naar inmiddels
vaste jurisprudentie van deze Raad, waarin is overwogen dat een
indicatiebesluit gelet op de samenhang tussen de - mogelijk - te
indiceren zorgfuncties, één en ondeelbaar is (vergelijk de uitspraak
van de Raad van 28 november 2007, LJN BB9311), acht de Raad bij een
dubbele grondslagproblematiek onderlinge afstemming van de
besluitvorming door CIZ en de Stichting aangewezen. De Raad merkt
daarbij op dat het om genoemde praktische bezwaren te ondervangen
mogelijk is om ter zake van de benodigde zorg gezamenlijk onderzoek te
verrichten en/of gezamenlijk een besluit te nemen, ieder voor de zorg
waarvoor hij bevoegd is te indiceren.
LJ Nummer
BL7152
Zie het origineel
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 15 maart 2010 Naar boven