de verwerking in Frankrijk van bestraalde splijtstofelementen
Kamerbrief inzake de verwerking in Frankrijk van bestraalde
splijtstofelementen
Kamerbrief | 15 maart 2010
De Vaste commissie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer heeft gevraagd uiteen te zetten wat de consequenties zijn
als het wetsvoorstel voor het bovengenoemde verdrag met Frankrijk
inzake de verwerking in Frankrijk van bestraalde splijtstoffen
(Kamerstukken II, 2008/09, 32 042, nrs. 2-3) controversieel wordt
verklaard. Mede namens mijn collega's van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Economische Zaken antwoord
ik als volgt.
Nederland heeft sinds 1979 een verdrag met Frankrijk over het opwerken
in Frankrijk van bestraalde splijtstoffen (zie Trb. 1979, 116). In dit
verdrag garandeert Nederland de terugname naar Nederland van
radioactieve afvalstoffen die ontstaan of overblijven na het opwerken
in Frankrijk van de bestraalde splijtstoffen die uit Nederland
afkomstig zijn. Sinds juni 2006 vereist nieuwe, Franse milieuwetgeving
voor het laten opwerken van bestraalde splijtstoffen in Frankrijk een
verdrag waarin niet alleen wordt gegarandeerd dat de resterende
radioactieve afvalstoffen worden teruggenomen door het land van
herkomst, maar tevens dat de termijnen worden vastgelegd waarbinnen
dit zal geschieden. Aangezien het verdrag van 1979 niet aan het tweede
vereiste voldoet, is voor verdere opwerking in Frankrijk van
bestraalde splijtstoffen uit de bestaande kerncentrale in Borssele een
aanvulling van het verdrag van 1979 nodig. De essentie van het nu ter
goedkeuring voorliggende verdrag is voorzien in die termijnen. Het
gaat hier alleen om het vastleggen van termijnen van de uitvoering van
reeds bestaande afspraken, waarvan het nu, door gewijzigde wetgeving
in Frankrijk, nodig is dat ze in het verdrag worden vastgelegd.
Daarbij merk ik op dat het nu voor goedkeuring voorliggende verdrag
alleen betrekking heeft op de lopende opwerkingsovereenkomst van EPZ
(vergunninghouder van de kerncentrale Borssele) met Aréva tot en met
2015. Daarmee ziet het enkel op splijtstoffen die tot en met 2015 in
de kerncentrale Borssele worden bestraald. Het verdrag van 2009 loopt
daarmee niet vooruit op toekomstige beslissingen over opwerken.
Indien de goedkeuringswet controversieel wordt verklaard, betekent dit
een vertraging van de behandeling ervan met ten minste drie maanden.
In de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II,
2009/2010, 32 042, nr. 6, pag. 1) is aangegeven dat het voor een
ongehinderde bedrijfsvoering van de kerncentrale Borssele nodig is dat
de parlementaire goedkeuring van het verdrag medio 2010 is afgerond.
In de brief van 16 september 2008 aan de Voorzitter van de Tweede
Kamer (kamerstukken II, 30 429, nr. 14, pag. 3) hebben wij hierover
opgemerkt:
"Omdat afvoer van gebruikte splijtstofelementen naar Frankrijk thans
niet mogelijk is, vreest EPZ dat als de overeenkomst tussen Nederland
en Frankrijk niet tijdig wordt aangepast, de ongestoorde
bedrijfsvoering van de KCB in gevaar komt en dat financiële schade zal
worden geleden. EPZ zal die naar alle waarschijnlijkheid op de Staat
der Nederlanden trachten te verhalen. Inmiddels heeft EPZ deze
intentie in brieven aan de Minister van VROM tot uitdrukking gebracht
en daarbij juridische stappen aangekondigd als niet tijdig voortgang
met de goedkeuring van de aan te passen overeenkomst wordt bereikt."
Voor de goede orde kan ik u mededelen dat Frankrijk inmiddels zijn
parlementaire procedures voor de goedkeuring van het verdrag heeft
voltooid. De formalisering in Frankrijk krijgt zijn beslag in een
decreet dat zal worden uitgevaardigd als de Nederlandse ratificatie is
afgerond.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Ministerie van Buitenlandse Zaken