Venrayse moordzaak moet opnieuw worden behandeld
De kern van de uitspraak is dat de Hoge Raad de uitspraak van het hof
Den Bosch vernietigt. Volgens de Hoge Raad heeft het hof de vrijspraak
niet goed gemotiveerd.
Achtergrond
De verdachte Erik E. wordt ervan verdacht op 15 maart 2006 thuis in
Venray zijn echtgenote met 70 messteken om het leven te hebben
gebracht. De rechtbank Roermond had de verdachte op 5 november 2007
(LJN BB7563) veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf wegens doodslag.
In hoger beroep is de verdachte door het gerechtshof Den Bosch op 8
oktober 2008 (LJN BF7166) vrijgesproken van de beschuldiging van moord
of doodslag.
De verdachte ontkent zijn vrouw te hebben gedood. Volgens het hof
bevat het dossier slechts twee soorten bewijsmiddelen die min of meer
rechtstreeks wijzen op de verdachte als dader. Dit zijn sporen van
bloed van de vrouw, aangetroffen in een toilet van een woning waar
verdachte, na het vermoedelijke tijdstip van overlijden van zijn
vrouw, werkzaamheden heeft verricht en een schoenspoor in de
echtelijke woning waarvan deskundigen hebben gezegd dat het mogelijk
afkomstig is van de linkerschoen van de verdachte. Voor het aantreffen
van het bloed heeft verdachte 1½ jaar na de dood van zijn vrouw en na
het bekend worden van de resultaten uit het opsporingsonderzoek een
verklaring afgelegd. De verdachte verklaarde dat hij die avond thuis
werd overvallen door twee mannen, die wilden dat hij voor hen
meterkasten ging ombouwen voor hennepplantages. Toen zijn vrouw
tussenbeide kwam, duwden de indringers haar weg en liep ze een
hoofdwond op. Volgens de verdachte heeft hij de mannen weggejaagd en
is hij na een kopje koffie volgens afspraak gaan klussen. De mannen
zijn toen teruggekomen en hebben zijn echtgenote vermoord, aldus de
verdachte.
Volgens het hof passen de bloedsporen op het klusadres in de versie
van de gebeurtenissen van zowel het openbaar ministerie als de
verdachte. De versie van de verdachte is op voorhand niet zeer
onwaarschijnlijk, meende het hof, en het openbaar ministerie had
daarom moeten zorgen voor bewijsmiddelen die die versie konden
weerleggen. Zulke bewijsmiddelen ontbreken. Daarom heeft het hof de
verdachte vrijgesproken.
Het cassatieberoep bij de Hoge Raad
Het openbaar ministerie is tegen de vrijspraak in cassatie gekomen bij
de Hoge Raad.
De raadsman van de verdachte, mr. A.C.J. Lina, advocaat in Venlo,
heeft het cassatieberoep tegengesproken.
Op 3 november 2009 heeft advocaat-generaal mr. A.J.M Machielse in zijn
conclusie de Hoge Raad uiteindelijk geadviseerd de uitspraak van het
hof in stand te laten.
De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof Den Bosch. Volgens de
Hoge Raad heeft het hof de vrijspraak niet goed gemotiveerd. Als de
verdachte een alternatieve lezing van de gebeurtenissen geeft, hoeft
die niet altijd door bewijsmiddelen te worden weerlegd. Het kan zijn
dat de alternatieve toedracht ongeloofwaardig is en daarom terzijde
kan worden gesteld.
Het kan ook zijn dat de lezing van de verdachte zo onwaarschijnlijk is
dat die niet uitdrukkelijk hoeft te worden weerlegd.
De Hoge Raad verwijst de zaak naar het hof Arnhem. Dit hof moet de
zaak opnieuw beoordelen.
Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 16 maart
2010. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak
is laatstgenoemde beslissend.
Persraadsheer mr. W.A.M. van Schendel zal op dinsdag 16 maart van
12.30 - 14.00 uur (via onderstaand telefoonnummer) bereikbaar zijn
voor het geven van een toelichting.
Den Haag, 16 maart 2010
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236
LJ Nummer
BK3359
Zie het origineel
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 16 maart 2010 Naar boven
Hoge Raad der Nederlanden