ChristenUnie


Kamerbijdrage Cynthia Ortega plenair debat Wet openbare lichamen Bonaire, St Eustatius en Saba

Kamerbijdrage Cynthia Ortega plenair debat Wet openbare lichamen Bonaire, St Eustatius en Saba

donderdag 04 maart 2010 10:00

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Vandaag voeren wij het afrondende plenaire debat over het eerste pakket wetsvoorstellen dat erop gericht is, de staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden te wijzigen, en de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbare lichamen in te richten. In de afgelopen jaren hebben wij veelvuldig met elkaar overlegd over de beoogde wijzigingen. Meer dan eens ging het er heftig aan toe, en werden kritische vragen gesteld. Terecht, want het opstellen en behandelen van wetgeving met zulke vérstrekkende gevolgen als de onderhavige, dient op een juiste en zorgvuldige wijze te gebeuren.

Ik dank de staatssecretaris voor haar beantwoording van de vragen die door mijn fractie zijn gesteld. Hoewel ik tevreden ben met veel van de gegeven antwoorden blijft naar onze mening nog een aantal zaken onduidelijk, en zijn niet al onze zorgen weggenomen. Door de staatssecretaris is aangegeven dat na de transitie zoveel mogelijk de bestaande Nederlands-Antilliaanse wetgeving van toepassing blijft. In een aantal gevallen is er echter voor gekozen, deze wetgeving aan te passen, dan wel reeds bestaande Nederlandse regelgeving in te voeren op de eilanden. Het is mijn fractie tot op heden niet duidelijk of dit pakket aan wet- en regelgeving permanent, of slechts tijdelijk van kracht zal blijven op de BES-eilanden. Dit aangezien uit de woorden van de staatssecretaris kan worden opgemaakt dat het kabinet zoveel mogelijk streeft naar integratie. Is het de bedoeling dat uiteindelijk wordt aangesloten bij de Nederlandse wetgeving, en dat deze volledig van toepassing wordt verklaard op de BES-eilanden? Zo ja, op welke termijn, zo nee, waarom niet?

Al een aantal keren is door de fractie van de ChristenUnie duidelijk gemaakt dat zij haar bedenkingen heeft bij de huidige evaluatiebepaling van de WOLBES. Op dit moment is namelijk slechts sprake van een enkele evaluatiebepaling, zonder dat hieraan toetsingscriteria ten grondslag liggen. Het moge duidelijk zijn dat een dergelijke lege bepaling, waarvan thans sprake is, weinig dwingend is. Het bevreemdt ons nogal dat tot op heden door de staatssecretaris niet kan worden aangegeven, aan welke criteria deze wet vijf jaar na inwerkingtreding zal worden getoetst.

De heer Remkes (VVD): De collega van de ChristenUnie stelt vragen aan de staatssecretaris, maar waarin ik ook ben geïnteresseerd, is in opvattingen van haar fractie over de toepasbaarheid van regelgeving op de BES-eilanden. Moet naar haar opvatting binnen afzienbare tijd onze regelgeving op het terrein van de sociale zekerheid, of op fiscaal gebied, ook daar van toepassing zijn?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Dat is afhankelijk van de gemaakte afspraken. Wij vinden dat ook moet worden gekeken naar de eigenheid van de eilanden, de geografische ligging, de cultuur et cetera. De staatssecretaris heeft ervoor gekozen om een aantal Nederlandse-Antilliaanse wetten van toepassing te verklaren op de eilanden. Mijn simpele vraag is: zal dat gewoon zo blijven, of gaan we op een gegeven moment over tot het van toepassing verklaren van alle Nederlandse wetgeving, omdat ik zie dat sprake zal zijn integratie? Gelet op de eenheid van wetgeving tussen de eilanden en Nederland is dat aan te bevelen.

De heer Remkes (VVD): Ik constateer dat ik niet echt een antwoord op mijn vragen heb gekregen. Ook ik ben overigens benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris op de gestelde vragen over beide terreinen.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Ik kan mij niet voorstellen dat pas over enkele jaren criteria zullen worden geformuleerd. Dat zou namelijk betekenen dat er op dit moment blijkbaar niet zoiets is als een eindperspectief waar de komende jaren naartoe zal worden gewerkt. Hoewel de leden van de ChristenUnie-fractie nog steeds van mening zijn dat het opnemen van een horizonbepaling tot meer duidelijkheid zou kunnen leiden, kunnen wij ons ook vinden in een helder onderbouwde evaluatiebepaling. Mijn fractie verzoekt de staatssecretaris dan ook om alsnog enkele toetsingscriteria op te stellen.

In de artikelen 2 tot en met 4 van de WolBES is neergelegd dat Bonaire, Sint Eustatius en Saba na opheffing van de Nederlandse Antillen ophouden te bestaan en de status van openbaar lichaam krijgen. Of dat voor Bonaire ook doorgaat, hangt echter nog af van de uitslag van het referendum dat binnen afzienbare tijd zal worden gehouden op dit eiland en dat betrekking heeft op de vraag of dit eiland deel moet gaan uitmaken van het land Nederland. Nu onze Grondwet geen mogelijkheden biedt voor vrije associatie kunnen de gevolgen van een eventuele keuze voor zelfstandigheid verstrekkend zijn. Op grond van aan het Handvest van de Verenigde Naties ontleende regelingen kan namelijk niet zomaar voorbij worden gegaan aan een rechtsgeldig referendum met betrekking tot zelfbestuur van beheerde gebieden. De ChristenUnie-fractie is dan ook van mening dat er in de WolBES een regeling moet worden opgenomen ingeval de uitslag van het referendum negatief uitpakt. Graag een reactie van de staatssecretaris indien zij vindt dat dit niet nodig is. Als wij daarop geen bevredigende reactie krijgen, overwegen wij om dit in een amendement neer te leggen.

Aan het begin van mijn betoog gaf ik al aan dat de leden van de ChristenUnie-fractie er veel waarde aan hechten dat de behandeling van de BES-wetgeving op een juiste en zorgvuldige wijze geschiedt. De datum waarop de Antillen worden opgeheven, 10-10-'10, komt echter al akelig dichtbij. De plenaire afhandeling van de onderhavige wetgeving is inmiddels bijna een feit. De Eerste Kamer moet daarna vanzelfsprekend nog beginnen met de behandeling van deze wetgeving. Is de staatssecretaris ervan overtuigd dat de datum 10-10-'10 haalbaar is?