uitvoering motie Voordewind en Ortega-Martijn
Kamerbrief inzake uitvoering motie Voordewind en Ortega-Martijn
Kamerbrief | 17 maart 2010
In vervolg op onze brief van 16 juni j.l. en de brief van de
Staatssecretaris van Economische Zaken van 9 december j.l. willen wij
u met deze brief graag nader informeren over de uitvoering van de
motie Voordewind (31 263 Nr. 16) en de motie Ortega Martijn (31 700
Nr. 38).
Ter operationalisering van de Kamerbrief van 16 juni is met de direct
betrokken uitvoeringsinstanties een plan van aanpak opgesteld.
Bij het opstellen van het plan van aanpak is gebleken dat voor wat
betreft het opleggen van een boete in een wettelijke grondslag
voorzien dient te worden.
Inmiddels wordt aansluiting gezocht bij een interdepartementale
werkgroep van het Ministerie van Financiën die al werkt aan een
wetsvoorstel dat beoogt een bestuurlijke boete binnen het Rijksbrede
Subsidiekader mogelijk te maken. De inzet van ondergetekenden is erop
gericht om in dat kader te voorzien in de mogelijkheid om een
bestuurlijke boete op te leggen wegens overtreding van
subsidieverplichtingen die strekken tot het tegengaan van kinderarbeid
en dwangarbeid of van subsidieverplichtingen die een vergelijkbaar
belang dienen.
Voor het terugvorderen van de subsidies bestaat reeds een wettelijke
grondslag. Deze mogelijkheden tot terugvordering zullen ruim worden
toegepast. Dat betekent dat niet alleen de bedrijven die willens en
wetens hun verplichtingen op dit terrein schenden of die door
vergaande achteloosheid de kwade kans dat hun eerste toeleverancier
gebruik maakt van kinderarbeid of dwangararbeid op de koop toenemen,
worden geconfronteerd met terugvordering. Bij de aanvraag van de
subsidie dient een bedrijf te verklaren dat bij de productie
(inclusief eerste toeleveranciers) geen gebruik wordt gemaakt van de
ergste vormen van kinderarbeid. Als blijkt dat er toch gebruik is
gemaakt van kinderarbeid dan zal de subsidie worden teruggevorderd.
Teneinde dit duidelijk kenbaar te maken aan bedrijven die een subsidie
aanvragen, zal in de afzonderlijke subsidiebeschikkingen een
verplichting tot het voorkomen van kinderarbeid worden opgenomen en
zal een beleidsregel worden gepubliceerd met de strekking dat
overtreding van dit voorschrift tot terugvordering zal leiden.
Zoals beschreven in de brief van 16 juni 2009 kiest het kabinet voor
de naleving van de twee overige fundamentele arbeidsnormen, vrijheid
van vakvereniging en collectief onderhandelen en non-discriminatie,
voor de benadering van het in de SER ingezette proces inzake
Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.
In dit licht wil ik u ook opmerkzaam maken op de al bestaande
mogelijkheid die het Nederlandse Nationaal Contactpunt biedt om
klachten over mogelijke overtredingen van ILO bepalingen t.a.v.
kinder- en dwangarbeid in te dienen. De zaken die hier worden
aangemeld worden gepubliceerd op website van het NCP:
www.oesorichtlijnen.nl en ook op de website www.oecdwatch.org.
Met deze stappen meent het kabinet op adequate wijze uitvoering te
geven aan zijn Kamerbrief van 16 juni, en daarmee aan de moties van uw
Kamer.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De minister van Economische Zaken,
Maria J.A. van der Hoeven
Ministerie van Buitenlandse Zaken