Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Inspectierapport
Datum 17 maart 2010
Betreft Beleidsreactie inspectieonderzoek Onderwijstijd VO 2008-2009
1. Inleiding
Met deze brief bied ik u het rapport `Onderwijstijd in het voortgezet onderwijs,
resultaten van het inspectieonderzoek naar het schooljaar 2008-2009' aan,
waarop ik mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
reageer. De ontwikkelingen zijn zonder meer positief te noemen: ca. tweederde
deel (68%) van de scholen voor voortgezet onderwijs heeft in het schooljaar
2008-2009 voldoende onderwijstijd gerealiseerd. Gemiddeld werden er zelfs 50
klokuren meer verwerkelijkt dan de norm van 1000 uur. Er is duidelijk sprake van
een stijgende lijn als het gaat om de realisatie van onderwijstijd, maar we zijn er
nog niet!
De discussies rondom Onderwijstijd zijn begonnen met klachten van ouders over
de hoge lesuitval op de scholen van hun kinderen, door het jaar heen, maar ook
rondom de zomervakantie. Door onderzoek van de Inspectie is bevestigd dat er in
het schooljaar 2005-2006 nagenoeg geen enkele school was die de vereiste
onderwijstijd realiseerde. Daarom is besloten om vanaf het schooljaar 2006-2007
een scherpere handhaving van de wettelijke bepalingen rondom onderwijstijd in
te stellen. In het najaar van 2007 vond er een landelijke scholierendemonstratie
in Amsterdam plaats. Ook waren er diverse debatten over het onderwerp in uw
Kamer. Het belangrijkste kritiekpunt van de leerlingen was dat door de sterke
nadruk op de naleving van kwantitatieve voorschriften de kwalitatieve invulling
van onderwijstijd in het gedrang kwam. Dit signaal heb ik zeer serieus genomen.
Daarom heb ik in april 2008 een onafhankelijke onderzoekscommissie onder
leiding van de heer Cornielje ingesteld, om mij verder over het onderwerp
onderwijstijd te adviseren.
Het advies van deze commissie heb ik integraal overgenomen. De belangrijkste
punten hierbij waren dat:
· ik de voorgestelde verlaging van de kwantitatieve norm naar 1000 uur
voor alle leerjaren (m.u.v. het examenjaar waar een norm van 700 uur
geldt) per ommegaande in het toezicht- en handhavingsbeleid heb laten
opnemen;
· de definitie van onderwijstijd vanaf het schooljaar 2011-2012 verruimd
wordt;
· ik ernaar streef dat het primaat voor deze kwalitatieve invulling van de
norm vanaf 1 augustus 2011 bij de school ligt.
a
na 1 van 3
Pagi
Ook heb ik in mijn beleidsreactie aangegeven dat ik de Inspectie heb gevraagd Datum
om in ieder geval tot en met het schooljaar 2010-2011 nog themaonderzoeken te
verrichten op het gebied van onderwijstijd. Het zal hierbij niet alleen gaan over de Onze referentie
naleving van de kwantitatieve vereisten rondom onderwijstijd. De Inspectie zal VO/OK/193411
nadrukkelijk ook aandacht besteden aan de vorderingen rondom de kwalitatieve
invulling van de onderwijstijd en de wijze waarop de belanghebbenden (de school,
leraren, ouders en leerlingen) daarbij zijn betrokken. Scholen zijn
verantwoordelijk voor het tot stand brengen van deze horizontale dialoog en
verantwoording.
Zoals al eerder aangegeven in mijn brief van 27 maart 2009, wordt bij de
handhaving uitgegaan van de nieuwe norm van 1000 uur. Als overigens gekeken
wordt naar de oude norm van 1040 uur, dan is de ontwikkeling van het aantal
scholen dat aan de norm voldoet (een stijging van 28% naar 43%) ook zeer
positief te noemen.
2. Reactie op het rapport
In het bijgevoegde rapport zijn met name de kwantitatieve
onderzoeksbevindingen van de Inspectie van het Onderwijs naar de realisatie van
onderwijstijd over het schooljaar 2008-2009 weergegeven. De Inspectie heeft
haar onderzoek op 75 geselecteerde scholen uitgevoerd. Daarnaast heeft de
Inspectie de scholen ook bevraagd over hun onderwijsactiviteiten die buiten het
huidige beoordelingskader vallen.
In het eindrapport van de commissie Cornielje is betoogd dat het voor kwalitatief
goed onderwijs van belang is dat er voldoende onderwijstijd gerealiseerd wordt.
Het stellen van een ondergrens is een randvoorwaarde om te kunnen waarborgen
dat het onderwijs ook kwalitatief gezien op orde is. Vanuit dit besef ben ik zeer
verheugd te constateren dat er sprake is van een stijgende lijn als het gaat om de
realisatie van onderwijstijd. Het interventiebeleid rondom onderwijstijd heeft haar
vruchten afgeworpen: leerlingen krijgen door de bank genomen daadwerkelijk
meer `les' (onderwijstijd). Uit de opkomst en inzet bij de onlangs gehouden
conferenties Onderwijstijd voor met name schoolleiders en bestuurders bleek dat
ook zij van het belang van voldoende en kwalitatief goede onderwijstijd
doordrongen zijn. Leerlingen hebben daar recht op.
Voor de schooljaren 2006-2007 en 2007-2008 heb ik alleen de scholen die de
vereiste onderwijstijd bij lange na niet haalden een financiële interventie,
gecombineerd met verscherpt toezicht door de Inspectie, opgelegd. Het ging
hierbij om ernstige normonderschrijdingen van meer dan 150 uur. Dit was een
zeer redelijke en billijke cesuur. Zoals gezegd heeft er inmiddels een groeiproces
plaatsgevonden. Dit groeiproces wil ik niet onnodig frustreren door plotseling voor
het schooljaar 2008-2009 geen enkel tekort meer te tolereren. Dit is echter wel
de ambitie voor het schooljaar 2009-2010. Ik vind dat scholen nu echt voldoende
tijd hebben gehad om hun onderwijs in kwantitatieve zin op orde te brengen.
Voor het schooljaar 2008-2009 heeft de Inspectie mij geadviseerd om een cesuur
van 75 uur te hanteren; dit advies neem ik over. Scholen die in 2008-2009 meer
dan 75 uur te weinig onderwijstijd hebben gerealiseerd, worden onder verscherpt
toezicht van de Inspectie geplaatst en krijgen te maken met een financiële
interventie. In het schooljaar 2008-2009 heeft de Inspectie op 75 scholen voor
het eerst de onderwijstijd onderzocht en 68 scholen zijn onderzocht die vorig jaar
Pagina 2 van 3
niet aan de norm voldeden. Negen van al die onderzochte scholen hebben de Datum
norm van 1000 uur met meer dan 75 uur overschreden. Voordat echter
daadwerkelijk tot een financiële interventie wordt overgegaan, zal de Inspectie Onze referentie
eerst nog de door de school zelf aangeleverde gegevens verifiëren. VO/OK/193411
4. Kwalitatieve invulling
Zoals gezegd is ook de definitie van onderwijstijd verbreed. Het totale
onderwijsprogramma moet zo inspirerend en uitdagend zijn dat leerlingen de
invulling van hun studielast als zinvol ervaren. Natuurlijk blijven er ook altijd
activiteiten over die leerlingen niet als `leuk' ervaren maar die gewoon gedaan
moeten worden. Het is daarom belangrijk dat het gesprek tussen alle belang-
hebbenden (de school, leraren, ouders en leerlingen) over de vraag wat wel als
onderwijstijd kan worden aangemerkt en wat niet, verder op gang gebracht
wordt. De bevindingen van de Inspectie in het voorliggende rapport lijken ook op
dit terrein hoopvol: op dit moment vinden er op een deel van de scholen al
diverse activiteiten op het gebied van de genoemde horizontale verantwoording
en dialoog plaats. Ter ondersteuning hiervan heb ik ook een pilot: `horizontale
verantwoording onderwijstijd' gestart. De eerste fase van deze pilot is bijna
afgerond. Over de resultaten zal de Kamer, conform eerdere toezegging,
geïnformeerd worden. Pas als de horizontale verantwoording en dialoog goed op
orde is, kan tot een wettelijke verankering van onderwijstijd worden overgegaan.
5. Afsluiting
Alvorens over te gaan op de nieuwe wet- en regelgeving is het van belang dat aan
de randvoorwaarden is voldaan. Allereerst moet het overgrote deel van de
scholen voldoen aan de nieuwe norm van 1000 uur. Daarnaast is het cruciaal dat
de vormgeving van de horizontale verantwoording en dialoog door scholen
geborgd is. Hierbij is sprake van een groeiproces: scholen krijgen de komende
periode de tijd om hun nieuwe verantwoordelijkheden rondom de horizontale
verantwoording en dialoog over de kwalitatieve invulling van onderwijstijd, vorm
te geven. Horizontale verantwoording vergt wederzijds vertrouwen en het is een
uitdaging om dat in wetgeving neer te laten slaan.
Daarop vooruitlopend wordt nu al in het toezicht- en handhavingbeleid
gedeeltelijk rekening gehouden met het advies van de Commissie Onderwijstijd,
o.a. door een norm van 1000 uur te hanteren. Daarnaast zal de Inspectie in
verband met de beoogde verbreding van de definitie van onderwijstijd meer dan
in het verleden bij de handhaving ruimte geven voor dialoog op schoolniveau.
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
Pagina 3 van 3