Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Onderwijstijd in het

voortgezet onderwijs

Resultaten van het
inspectieonderzoek naar het

schooljaar 2008/2009

Utrecht, januari 2010

















INHOUD

Samenvatting 7
Inleiding 9

1 Het onderzoek 11

1.1 Inrichting 11

1.2 Uitvoering 11

1.2.1 Geprogrammeerde onderwijstijd 11

1.2.2 Gerealiseerde onderwijstijd 13

1.3 Beoordelingscriteria onderwijstijd 14
2 Resultaten 17

2.1 Resultaten 17

2.1.1 Geprogrammeerde onderwijstijd 18

2.1.2 Gerealiseerde onderwijstijd 23

2.1.3 Verschil geprogrammeerde - gerealiseerde onderwijstijd 26
2.2 Overige resultaten 27
2.2.1 'Andere activiteiten' 27
2.2.2 Horizontaal overleg 28

3 Conclusies 31

3.1 Vergelijking met eerdere schooljaren 31 3.2 Overige conclusies 33

BIJLAGE(N)

BEOORDELINGSKADER 2008/2009 39









Samenvatting

In vervolg op de onderzoeken in 2006, 2007 en 2008 heeft de inspectie ook in 2009 onderzoek gedaan naar de naleving van de wettelijke vereisten rond de onderwijstijd in het voortgezet onderwijs. Dit onderzoek is op 75 scholen in twee delen uitgevoerd: in het voorjaar is de geprogrammeerde onderwijstijd over het schooljaar 2008/2009 onderzocht en in september - oktober de gerealiseerde onderwijstijd over datzelfde schooljaar.

De resultaten van het onderzoek geven nog geen aanleiding tot algehele tevredenheid, omdat ondanks de inspanningen van de scholen op een krappe meerderheid van de scholen voor voortgezet onderwijs nog niet wordt voldaan aan de geldende wettelijke vereisten. Daardoor krijgt een behoorlijk deel van de leerlingen in het voortgezet onderwijs nog te weinig onderwijsuren. De inspectie gaat dan ook op de scholen die niet aan de norm voldoen over tot verscherpt toezicht.

In vergelijking met voorgaande jaren is er daarentegen wel een behoorlijke vooruitgang geboekt in de programmering en realisatie van de onderwijstijd. Bijna negen tiende van de scholen had in alle leerjaren voldoende onderwijstijd geprogrammeerd; op iets meer dan tweevijfde deel van de scholen voldeed de gerealiseerde onderwijstijd aan de wettelijke vereisten.

In september 2009 heeft de staatssecretaris de scholen op de hoogte gesteld van nieuwe wettelijke vereisten voor de onderwijstijd vanaf het schooljaar 2011/2012. Hiertoe behoort een verlaging van de minimale onderwijstijd voor de onderbouw, van 1.040 klokuren naar 1.000 klokuren; deze verlaging ging onmiddellijk in. Afgezet tegen deze `nieuwe' norm voldoet op ruim negen tiende van de scholen de geprogrammeerde onderwijstijd aan de vereisten en de gerealiseerde onderwijstijd op bijna zeven tiende deel van de scholen.

In vergelijking met de eerdere schooljaren vanaf 2006/2007 steken de resultaten over het schooljaar 2008/2009 gunstig af:


· het aantal scholen dat voldoende onderwijstijd heeft geprogrammeerd is ruim verviervoudigd;

· het aantal scholen dat voldoende onderwijstijd heeft gerealiseerd is in diezelfde periode verzesvoudigd;

· de registratie en verantwoording van de geprogrammeerde en gerealiseerde onderwijstijd is sterk verbeterd;

· er zijn gemiddeld meer klokuren onderwijstijd geprogrammeerd en gerealiseerd;

· het aantal scholen in het onderzoek dat ver onder de norm blijft (meer dan 150 klokuren onder de norm), is aanzienlijk gedaald: van vijftien scholen (20 procent) in het schooljaar 2006/2007 naar drie scholen (vier procent) in 2007/2008 naar geen scholen in 2008/2009.

Bij dit alles moet worden aangetekend dat de wettelijke vereisten tussen 2006 en 2008 enkele keren zijn aangepast. De interessantste vergelijking is die tussen het schooljaar 2007/2008 en het schooljaar 2008/2009, gezien vanuit dezelfde, `oude' norm. De vooruitgang in de resultaten blijkt zich dan door te zetten. Van ruim 60





procent voldoende bij de geprogrammeerde onderwijstijd naar bijna 90 procent; van ruim een kwart voldoende bij de gerealiseerde onderwijstijd, naar bijna de helft.

De resultaten van de beoordeling aan de hand van de `nieuwe' norm laten zien dat daarmee het aantal scholen dat aan de wettelijke vereisten voldoet fors stijgt. Voor een kwart van de onderzochte scholen betekent de `nieuwe' norm dat daarmee wordt voldaan aan het aantal klokuren voor alle leerjaren. De conclusie is dus gerechtvaardigd dat door deze aanpassing van de norm veel scholen daadwerkelijk beter in staat zijn aan de wettelijke verplichtingen te voldoen.

Een andere aanpassing van de wettelijke vereisten rond de onderwijstijd betreft het criterium dat het onderwijs door een inspirerend en uitdagend karakter moet bijdragen aan een zinvolle invulling van de totale studielast van leerlingen. Over de vraag wat inspirerende en uitdagende onderwijsactiviteiten zijn, dient op school een horizontale dialoog te worden gestart tussen de school en de ouders en leerlingen. Op vragen hierover van de inspectie heeft ongeveer een kwart van de scholen, vrijwel uitsluitend vmbo's, aangegeven dat er een vorm van horizontale dialoog heeft plaatsgevonden met een deel van de belanghebbenden of met alle belanghebbenden. De conclusie is dat de horizontale dialoog nog volop aandacht moet krijgen van en in de scholen.

Samengevat kan het volgende worden geconcludeerd.
Het beleid van de overheid is er op gericht dat alle scholen met hun gerealiseerde onderwijstijd aan de wettelijke vereisten gaan voldoen. Er is op dit punt in de afgelopen jaren forse vooruitgang geboekt en met de toepassing van de nieuwe norm voldoet op dit moment tweederde deel van de scholen. Enerzijds toont dit aan dat het dus mogelijk is om aan de wettelijke vereisten te voldoen. Anderzijds blijkt dat een minderheid van de scholen nog een inspanning zal moeten leveren, maar met een gemiddeld tekort van 27 klokuren ten opzichte van de `oude' norm (23 klokuren ten opzichte van de `nieuwe' norm) zou dat op korte termijn te halen moeten zijn.
De inspectie zal op deze laatste groep scholen verscherpt toezicht uitoefenen, zo nodig kan dit leiden tot bekostigingssancties.





Inleiding

In de periode 2006 - 2008 is de Inspectie van het Onderwijs in diverse onderzoeken op scholen voor voortgezet onderwijs nagegaan hoe het staat met de naleving van de wettelijke vereisten rond onderwijstijd. Dit onderwerp heeft in media en maatschappij, maar vooral in het onderwijsveld, nadrukkelijk de aandacht. In deze onderzoeken kwam naar voren dat slechts een minderheid van de scholen in het voortgezet onderwijs erin slaagt voldoende onderwijstijd te realiseren. In vervolg op de onderzoeken in 2006, 2007 en 2008 heeft de inspectie ook over het schooljaar 2008/2009 onderzoek gedaan naar zowel de geprogrammeerde als gerealiseerde onderwijstijd op scholen voor voortgezet onderwijs.

In de beleidsreactie van de minister op de resultaten van de onderzoeken uit 2006 - 2008 is intensief toezicht door de inspectie in het vooruitzicht gesteld. Dit intensief toezicht bestaat uit:


· een aanscherping van het toezicht op de onderwijstijd binnen het reguliere, risicogerichte toezicht;

· verscherpt toezicht op scholen die in eerdere onderzoeken onvoldoende onderwijstijd hadden geprogrammeerd en/of gerealiseerd;
· een nieuw representatief onderzoek onder scholen die niet eerder onderzocht werden, eerst naar de geprogrammeerde onderwijstijd en vervolgens ook naar de gerealiseerde onderwijstijd binnen het voortgezet onderwijs.

Over het laatste aspect van dit toezicht gaat deze rapportage.

In hoofdstuk 1 wordt de opzet van het onderzoek toegelicht. Hoofdstuk 2 beschrijft de resultaten van de onderzoeken op de scholen voor voortgezet onderwijs. Hoofdstuk 3 bevat de conclusies.

Pagina 9 van 42





Pagina 10 van 42






1 Het onderzoek

1.1 Inrichting

Het onderzoek naar de naleving van de wettelijke bepalingen rond de onderwijstijd strekte zich uit over 75 scholen voor voortgezet onderwijs. Deze 75 scholen vormen een representatieve landelijke steekproef. Geen van de vestigingen heeft eerder deel uitgemaakt van een inspectieonderzoek naar de onderwijstijd.

De inspectie heeft bij het trekken van de steekproef van iedere school willekeurig één onderwijssoort (een leerweg vmbo, havo, vwo) gekozen. Op deze onderwijssoort heeft het onderzoek zich gericht. De onderzoeken zijn als volgt over de onderwijssoorten verdeeld:


· vmbo: 53 afdelingen

· havo: 8 afdelingen

· vwo: 14 afdelingen

Het onderzoek naar de geprogrammeerde onderwijstijd is op de geselecteerde scholen/onderwijssoorten voor voortgezet onderwijs uitgevoerd in de periode februari tot en met juni 2009.
Voor dit onderzoek heeft de inspectie een protocol ontwikkeld, met daarin de richtlijnen voor de uitvoerende inspecteurs en de benodigde onderzoeksinstrumenten.

Het vervolgonderzoek naar de gerealiseerde onderwijstijd is uitgevoerd op dezelfde onderwijssoorten van dezelfde scholen als in het onderzoek naar de geprogrammeerde onderwijstijd.
Ten behoeve van de uitvoering van dit onderzoek hebben de 75 scholen digitaal, via hun Internet Schooldossier (ISD), in september 2009 een vragenlijst ingevuld, met de gegevens over de gerealiseerde onderwijstijd van de aangewezen onderwijssoort in het schooljaar 2008/2009.
Over de inhoud en vormgeving van deze vragenlijst heeft de inspectie bij het onderzoek in 2008 overleg gevoerd met de VO-Raad. In 2009 is nagenoeg dezelfde vragenlijst gebruikt.
Op acht scholen (10 procent van de gehele steekproef) heeft de inspectie een verificatieonderzoek op de door de scholen aangeleverde gegevens uitgevoerd. Deze verificatieonderzoeken hebben in de maanden oktober en november 2009 plaatsgevonden.


1.2 Uitvoering

1.2.1 Geprogrammeerde onderwijstijd

In dit rapport wordt gesproken over `scholen' en `onderwijssoorten'. Voor de term `scholen' is gekozen, omdat deze het meest herkenbaar is. Hierbij moet worden aangetekend dat het strikt genomen om vestigingen van scholen gaat. Het onderzoek heeft zich op een school uit de steekproef gericht op één onderwijssoort binnen die school. Onder `onderwijssoort' wordt verstaan een leerweg binnen het vmbo, havo of vwo-. In de steekproef waren geen scholen of afdelingen voor praktijkonderwijs opgenomen. Pagina 11 van 42





Het deelonderzoek naar de geprogrammeerde onderwijstijd is schriftelijk aangekondigd. Van iedere te onderzoeken onderwijssoort zijn in de onderbouw (en indien van toepassing in leerjaar 3 van havo en vwo) in alle leerjaren zo mogelijk alle leerlingen in het onderzoek betrokken. Dit gebeurde door een onderzoek van één klas per leerjaar met een extrapolatie naar de overige klassen van dat leerjaar. Extrapolatie is toegepast, indien de inspectie ervan overtuigd was dat de te extrapoleren klassen over gelijke kenmerken beschikten als de onderzochte klas. Als de extrapolatie niet mogelijk was, is het onderzoek in dat leerjaar beperkt tot (de leerlingen van) één klas. In de bovenbouw vmbo zijn op dezelfde manier als in de onderbouw in alle leerjaren alle leerlingen betrokken. In de bovenbouw havo en vwo zijn per leerjaar twintig leerlingen onderzocht, namelijk per profiel vijf leerlingen. Indien voor deze vijf leerlingen binnen een profiel verschillende aantallen klokuren zijn geprogrammeerd, is het gemiddelde aantal klokuren genomen.

De inspectie heeft bij dit onderzoek verder als uitgangspunt gehanteerd dat de school zich moet verantwoorden over de geprogrammeerde en gerealiseerde onderwijstijd. Dat betekent dat het aan de school/het bevoegd gezag van de school is om te berekenen, te analyseren en te laten zien hoeveel onderwijstijd er is geprogrammeerd. De inspectie is nagegaan of de verantwoording valide en betrouwbaar is. Kloppen de aangeleverde berekeningen? Zijn de uitgevoerde en meegerekende onderwijsactiviteiten, activiteiten overeenkomstig de bepalingen in de wet? Tot welke conclusie over de geprogrammeerde uren leidt dit?

Het onderzoek op de school startte met een gesprek met de schoolleiding. Hierbij kwamen als eerste de opzet van het onderzoek en de wijze waarop de school zich verantwoordt over de geprogrammeerde onderwijstijd aan de orde. In het gesprek heeft de inspectie tevens aangekondigd dat het onderzoek naar de geprogrammeerde onderwijstijd zal worden vervolgd met een onderzoek naar de gerealiseerde onderwijstijd.
Na dit gesprek met de schoolleiding is het onderzoek gestart naar de schooldocumenten en registratiesystemen die inzage geven in de geprogrammeerde onderwijstijd met betrekking tot de opleiding(en) en leerjaren die onderzocht zijn.

Na afloop van het onderzoek op de school heeft de inspectie een eerste berekening gemaakt van de geprogrammeerde onderwijstijd en deze besproken met de schoolleiding. Daarbij heeft de inspectie aan de schoolleiding de mogelijkheid geboden de bevindingen nader te becommentariëren en onduidelijkheden van aanvullende informatie te voorzien.

De bevindingen en conclusies van het onderzoek zijn na afloop van het schoolbezoek, in de vorm van een verslagbrief, aan de school (aan het schoolbestuur, in kopie aan de schoolleiding) toegestuurd. Daarbij is de school/het bevoegd gezag tien werkdagen de gelegenheid geboden schriftelijk te reageren. Bij afwezigheid van een reactie heeft de school een brief ontvangen waarin de conclusies uit de conceptbrief als het definitieve rapport over het onderzoek zijn vastgesteld.

In een aantal gevallen heeft het schoolbestuur een reactie gestuurd. De inspectie heeft de inhoud van de reactie onderzocht en beoordeeld, en heeft in enkele gevallen het oordeel over onderwijstijd bijgesteld. Vervolgens is de definitieve rapportagebrief aan het schoolbestuur en de schoolleiding gestuurd.

Pagina 12 van 42






1.2.2 Gerealiseerde onderwijstijd

Het onderzoek naar de gerealiseerde onderwijstijd is op de 75 scholen uitgevoerd aan de hand van door de school aangeleverde gegevens. Via hun ISD hebben deze scholen op verzoek van de inspectie een vragenlijst ingevuld, met de gegevens over de gerealiseerde onderwijstijd van de aangewezen onderwijssoort. Hiertoe heeft de school zowel per brief als via aanwijzingen bij de vragenlijst een instructie ontvangen.

De school heeft voor de onderbouw per leerjaar van één (door de inspectie bepaalde) groep/klas, dezelfde als die in het onderzoek naar de geprogrammeerde onderwijstijd betrokken is, aangegeven:


· welk leerjaar het betreft;

· hoeveel leerlingen de klas telt;
· hoeveel klokuren onderwijstijd er in het schooljaar 2008/2009 zijn gerealiseerd.

Voor het vmbo zijn voor de bovenbouw dezelfde gegevens aangeleverd.

Voor de bovenbouw havo/vwo heeft de school per leerjaar van dezelfde groep als die uit het onderzoek naar de geprogrammeerde onderwijstijd van twintig leerlingen de gegevens aangeleverd, namelijk per profiel vijf leerlingen. Indien voor deze vijf leerlingen binnen een profiel verschillende aantallen klokuren zijn gerealiseerd, dan heeft de school het gemiddelde aantal klokuren opgegeven. Het oordeel over een leerjaar is vervolgens door de inspectie bepaald, op grond van het gemiddelde van de vier profielen.

Aan alle scholen is tevens gevraagd om op te geven of er in het schooljaar
2008/2009 nog andere onderwijsactiviteiten zijn uitgevoerd die niet vallen binnen de wettelijke criteria en daarom niet zijn meegeteld. Dit verzoek heeft te maken met de beleidsvoornemens die in paragraaf 1.3 verder worden toegelicht. Als die onderwijsactiviteiten hebben plaatsgevonden, dan heeft de inspectie aanvullend gevraagd naar de omvang ervan en of over deze activiteiten overleg tussen de school en de ouders en docenten heeft plaatsgevonden.

Verificatieonderzoek
Om de betrouwbaarheid van de aangeleverde gegevens over de gerealiseerde onderwijstijd over het schooljaar 2008/2009 te controleren, heeft de inspectie op acht van de scholen uit het onderzoek een verificatieonderzoek uitgevoerd. In deze acht onderzoeken is de inspectie nagegaan of de school de aangeleverde gegevens over de gerealiseerde onderwijstijd overtuigend kan verantwoorden, of de opgegeven klokuren correct zijn berekend en of het gaat om onderwijsactiviteiten die voldoen aan de criteria voor onderwijstijd. Het verificatieonderzoek is vooraf (zowel telefonisch als schriftelijk per e-mail) aangekondigd. Over de rapportage van het onderzoek heeft hoor en wederhoor plaatsgevonden.

De bevindingen uit de verificatieonderzoeken zijn als volgt.


· Op vier van de acht scholen (50 procent) heeft de inspectie geconcludeerd dat alle aangeleverde gegevens correct zijn en heeft er in geen enkel leerjaar een bijstelling plaatsgevonden; Pagina 13 van 42






· Op vier van de acht scholen (50 procent) is als resultaat van het verificatieonderzoek de gerealiseerde onderwijstijd in één of meer leerjaren bijgesteld;

· Op de acht scholen zijn in totaal 37 leerjaren geverifieerd o in acht leerjaren (23 procent) van vier scholen is de gerealiseerde tijd bijgesteld;
o per school varieerde het aantal leerjaren waarin de tijd werd bijgesteld van een bijstelling in één leerjaar (dit kwam voor op twee scholen) tot een bijstelling in alle vier de leerjaren (op een school).
· In de acht leerjaren op de vier scholen waar de gerealiseerde tijd is bijgesteld, was de bijstelling in alle gevallen naar boven c.q. de school bleek na verificatie meer klokuren te hebben gerealiseerd;
· De bijstellingen naar boven varieerden van één klokuur tot 30 klokuren, met een gemiddelde van acht klokuren;

· De bijstellingen hadden in geen enkel geval consequenties voor het al dan niet voldoen aan de norm voor het desbetreffende leerjaar. Daardoor bleef ook op schoolniveau in alle (vier) gevallen het eindoordeel over de onderwijstijd gelijk.

Naar de mening van de inspecteurs die de verificatieonderzoeken hebben uitgevoerd, zijn de bijstelling geen gevolg van het bewust aanleveren van verkeerde gegevens door de scholen. In alle gevallen hadden de inspecteurs de indruk dat slordigheid dan wel vergissingen de redenen waren.

Op grond van de verificatieonderzoeken concludeert de inspectie dat de aangeleverde gegevens van de 75 scholen over de gerealiseerde onderwijstijd als betrouwbaar kunnen worden beschouwd. Het onderzoek wijst uit dat de resultaten ruimschoots binnen de gehanteerde norm voor betrouwbaarheid blijven:
- Op ruim minder dan 40 procent van de geverifieerde leerjaren zijn bijstellingen gedaan, te weten op 23 procent;
- Deze bijstellingen zijn slechts in één geval substantieel, namelijk meer dan een lesweek (27 uur), te weten 30 uur.


1.3 Beoordelingscriteria onderwijstijd

Voor het voortgezet onderwijs zijn de onderwijstijden per 1 augustus 2006 aangepast. Per schooljaar geldt er voor de onderbouw van alle onderwijssoorten en het derde leerjaar havo/vwo een minimale onderwijstijd van 1.040 klokuren. De bovenbouw vmbo, havo en vwo horen minimaal 1.000 klokuren onderwijs per schooljaar te volgen. Ook voor alle leerjaren van het praktijkonderwijs geldt minimaal 1.000 klokuren. In de examenjaren vmbo, havo en vwo dient er minimaal
700 klokuren onderwijs per schooljaar gevolgd te worden. De urennormen, zoals voorgeschreven, geven de ondergrens aan van de minimaal te plannen/programmeren en te realiseren onderwijsuren in de verscheidene leerjaren. De naleving ervan geldt als een bekostigingsvoorwaarde en vormt een belangrijk aspect van de kwaliteit van het onderwijs.

In haar brief van 3 september 2009 heeft de staatssecretaris mevrouw Van Bijsterveldt-Vliegenthart de scholen op de hoogte gesteld van nieuwe wettelijke vereisten, met ingang van het schooljaar 2011/2012. In deze nieuwe wettelijke vereisten heeft zij de adviezen van de commissie Onderwijstijd onder leiding van de heer Cornielje integraal overgenomen. Dat betekent voor de minimale onderwijstijd in de onderbouw een verlaging van het aantal klokuren van 1.040 naar 1.000. De staatssecretaris heeft in haar brief afgekondigd dat deze nieuwe norm door de Pagina 14 van 42





inspectie met onmiddellijke ingang wordt gehanteerd. In dit rapport is als gevolg van dit besluit weliswaar als uitgangspunt de `oude' norm (van 1.040 klokuren) gehanteerd, maar is daarnaast ook met de `nieuwe' norm (van 1.000 klokuren) gewerkt.

Criteria
Onderwijsactiviteiten moeten volgens de wettelijke bepalingen van 1 augustus 2006 aan de volgende criteria voldoen om te kunnen meetellen als onderwijstijd:


1. Het moet gaan om begeleid onderwijs, dat wil zeggen dat de leerlingen aanspraak kunnen maken op begeleiding;

2. Het onderwijs moet deel uitmaken van het door de school geplande en voor die leerlingen verplichte onderwijsprogramma;
3. Het onderwijs moet onder verantwoordelijkheid van een bekwame leraar worden verzorgd die wettelijk met die werkzaamheden mag worden belast.

Samengevat dient de geprogrammeerde onderwijstijd minimaal te voldoen aan de voorgeschreven wettelijke minimumnormen per opleiding en per leerjaar, én de klokuren moeten daadwerkelijk worden uitgevoerd.

In haar voornoemde brief van september 2009 heeft staatssecretaris Van Bijsterveldt ook een verandering van deze criteria aangekondigd. Het eerste criterium hierboven komt in de nieuwe wettelijke vereisten te vervallen en wordt vervangen door het criterium dat het onderwijs door een inspirerend en uitdagend karakter moet bijdragen aan een zinvolle invulling van de totale studielast van leerlingen. Over de vraag wat inspirerende en uitdagende onderwijsactiviteiten zijn, dient op school een dialoog te worden gestart tussen de school en de ouders, leerlingen en docenten.
Ook deze bijstelling is een vervolg op het advies van de commissie Onderwijstijd.

De inspectie heeft deze bijstelling betrokken in dit onderzoek, door aan de scholen te vragen op te geven of er nog andere onderwijsactiviteiten zijn uitgevoerd die niet vallen binnen de `oude' wettelijke criteria en daarom niet zijn meegeteld. Als die onderwijsactiviteiten hebben plaatsgevonden, dan heeft de inspectie aanvullend gevraagd naar de omvang ervan en of over deze activiteiten overleg met de ouders en leerlingen heeft plaatsgevonden.

Maatwerk
In het kader van de Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs die in november 2007 is uitgekomen, hebben het ministerie van OCW en de VO-Raad een aanvullende maatregel afgesproken.
Deze maatregel houdt in dat scholen voor respectievelijk onderbouw, bovenbouw en examenjaar, per schooljaar respectievelijk ten minste 1.000/960, 960 en 660 klokuren voor alle leerlingen verplichte onderwijstijd moeten realiseren. Daarboven kan, binnen de wettelijke norm, voor maximaal veertig klokuren per schooljaar een kwalitatief hoogwaardig aanbod van maatwerkactiviteiten meetellen als onderwijstijd. Deze maatwerkactiviteiten zijn toegankelijk voor alle leerlingen, ook al hoeven ze niet door alle leerlingen te worden gevolgd. De invulling van deze maximaal veertig klokuren wordt vastgesteld na overleg met de medezeggenschapsraad.
Wellicht ten overvloede: als de maatwerkactiviteiten niet het maximum omvatten, maar bijvoorbeeld twintig klokuren in de onderbouw, dan moeten 1020/980 klokuren voor alle leerlingen verplichte onderwijstijd worden gerealiseerd. De totale norm van respectievelijk 1.040/1.000, 1.000 en 700 klokuren per schooljaar blijft daarmee gehandhaafd.
Pagina 15 van 42





Dit betekent dat de school moet kunnen aantonen dat er onderwijsactiviteiten voor deze (maximaal) veertig klokuren gepland staan en op welke manier bepaalde (groepen) leerlingen van dit aanbod gebruik kunnen maken.

Maatschappelijke stage
Ook kunnen voor iedere leerling gedurende zijn of haar schoolloopbaan in het voortgezet onderwijs in totaal 72 klokuren maatschappelijke stage meetellen als onderwijstijd.
In een bepaald schooljaar kunnen de klokuren worden meegeteld die de leerlingen in dat schooljaar daadwerkelijk aan de maatschappelijke stage hebben besteed.

Regiocorrectie
Bij het bepalen of een school deze norm heeft gehaald, wordt rekening gehouden met de gevolgen van de vakantiespreiding.
Dit betekent dat in het schooljaar 2008/2009 voor de scholen in de regio Midden de bovenstaande urennormen moeten worden verminderd met 27 klokuren, hetgeen neerkomt op 1.013/973 klokuren (in plaats van 1.040/1.000), 973 klokuren (in plaats van 1.000 klokuren) respectievelijk 673 klokuren (in plaats van 700 klokuren).

Beoordeling en verantwoording
Bij de beoordeling of een activiteit van de school tot onderwijstijd kan worden gerekend, is de verantwoording van de school het uitgangspunt. Het gaat er dus vooral om of de school zelf de activiteit tot haar onderwijs rekent. Dat betekent dat de activiteit moet passen bij de visie en het (onderwijs)doel van de school; dat de activiteit is/wordt opgenomen in schooldocumenten, dat de activiteit door de school voorzien is van een doel, een programma/invulling en een vorm van reflectie. De school moet de realisatie van het aantal onderwijsuren kunnen verantwoorden, anders telt het aantal klokuren, dat niet deugdelijk verantwoord wordt, niet mee. De inspectie heeft tijdens de onderzoeken naar de geprogrammeerde onderwijstijd en tijdens de verificatieonderzoeken beoordeeld of de door de school aangegeven onderwijsactiviteiten aan de hier genoemde criteria én aan de drie eerder genoemde criteria voldoen en of de onderwijstijd correct is berekend. In de bijlage bij dit rapport is het beoordelingskader opgenomen dat de inspectie hierbij gebruikt.

Pagina 16 van 42






2 Resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de geprogrammeerde en gerealiseerde onderwijstijd weergegeven. Vervolgens worden deze resultaten aangevuld met gegevens over de aangekondigde veranderingen in de kwalitatieve definitie van onderwijstijd en over het horizontale overleg. Deze gegevens zijn eveneens tijdens het onderzoek verzameld.
2.1 Resultaten

Overeenkomstig de brief van de minister van OCW aan de instellingen voor voortgezet onderwijs van 7 september 2006 hanteert de inspectie de volgende criteria, waar onderwijsactiviteiten aan moeten voldoen om te kunnen meetellen als onderwijstijd:


1. het moet gaan om begeleid onderwijs, dat wil zeggen dat de leerlingen aanspraak kunnen maken op begeleiding;
2. het onderwijs moet deel uitmaken van het door de school geplande en voor die leerlingen verplichte onderwijsprogramma;
3. het onderwijs moet onder verantwoordelijkheid van een bekwame leraar worden verzorgd die wettelijk met die werkzaamheden mag worden belast.

Bij de beoordeling heeft de inspectie dus nog niet de consequenties van de brief van september 2009 van staatssecretaris Van Bijsterveldt betrokken, waarin een verandering van deze criteria is aangekondigd. Het eerste criterium hierboven is dus nog gebruikt bij de beoordeling en is niet vervangen door het criterium dat het onderwijs door een inspirerend en uitdagend karakter moet bijdragen aan een zinvolle invulling van de totale studielast van leerlingen.
Wel is gerapporteerd over de resultaten van de vraag aan de scholen om op te geven of er nog andere onderwijsactiviteiten zijn uitgevoerd die niet vallen binnen de `oude' wettelijke criteria en daarom niet zijn meegeteld (zie paragraaf 2.2). Deze rapportage is bedoeld als een eerste verkenning van de mate waarin deze extra activiteiten voorkomen en van de wijze waarop daar op scholen overleg over wordt gevoerd.

Bij de beoordeling van de geprogrammeerde onderwijstijd gaat de inspectie uit van het geplande aantal klokuren onderwijstijd voor het schooljaar als geheel. Dat betekent dat een school voldoende klokuren heeft gepland als, na aftrek van de te voorziene, structurele lesuitval, het aantal klokuren op of boven de wettelijke vereisten uitkomt. Structurele lesuitval is lesuitval die wordt veroorzaakt door proefwerkweken, schoolexamens, studiedagen, rapportvergaderingen, jaaropening en jaarsluiting. Het gaat hier om gebeurtenissen die vooraf zijn (te) voorzien en die ingecalculeerd (kunnen) worden.
Bij de gerealiseerde onderwijstijd gaat het om de tijd die gebruikt is voor de daadwerkelijk uitgevoerde onderwijsactiviteiten. Hierin is dus de incidentele lesuitval verrekend. Incidentele lesuitval is uitval die wordt veroorzaakt door onverwachte situaties waarin geen vervanging kan worden geregeld, zoals ziekte van een docent.

Voor de onderzochte 75 scholen is vastgesteld of de geprogrammeerde en de gerealiseerde onderwijstijd in het schooljaar 2008/2009 voor de onderzochte leerlingen voldoet aan de wettelijke eisen.

Pagina 17 van 42





De wettelijke minimumnormen voor de totale onderwijstijd zijn vanaf 1 augustus 2006 als volgt:

Leerjaar Aantal klokuren Onderbouw (leerjaar 1 en 2 vmbo, leerjaar 1 t/m
3 havo en leerjaar 1 t/m 3 vwo) 1.040/1.000 Bovenbouw (leerjaar 3 vmbo, leerjaar 4 havo, leerjaar 4 en 5 vwo) 1.000 Examenjaar (leerjaar 4 vmbo, leerjaar 5 havo, leerjaar 6 vwo) 700 Praktijkonderwijs (alle leerjaren) 1.000


2.1.1 Geprogrammeerde onderwijstijd

De onderzoeken naar de geprogrammeerde onderwijstijd zijn in de periode februari tot en met juni 2009 uitgevoerd op de geselecteerde 75 scholen voor voortgezet onderwijs.
Het onderzoek geeft een representatief beeld van het voortgezet onderwijs als geheel.

De resultaten van de beoordeling van de geprogrammeerde onderwijstijd op de onderzochte scholen zijn weergegeven in onderstaande grafiek. Hierbij zijn zowel de `oude' norm van 1.040 klokuren in de onderbouw betrokken, als de `nieuwe' norm van 1.000 klokuren (zie 1.3 en 2.1)

Grafiek 2.1.1a Geprogrammeerde onderwijstijd op vo-scholen in het schooljaar 2008/2009 100
90
80
70
60 onvoldoende 50 voldoende 40
30
20
10
0
totaal totaal vmbo vmbo havo 'oude' havo vwo 'oude' vwo 'oude' norm 'nieuwe' 'oude' norm 'nieuwe' norm 'nieuwe' norm 'nieuwe' norm norm norm norm

In haar brief van 3 september 2009 heeft de staatssecretaris mevrouw Van Bijsterveldt- Vliegenthart afgekondigd dat de nieuwe norm voor de onderbouw door de inspectie met onmiddellijke ingang wordt gehanteerd. In dit rapport is daarom zowel met de `oude' norm (van 1.040 klokuren) als met de `nieuwe' norm (van 1.000 klokuren) gewerkt.
Pagina 18 van 42





Bij het hanteren van de `oude' norm van 1.040 klokuren in de onderbouw voldoet op ruim viervijfde deel van de onderzochte scholen (86 procent) de geprogrammeerde onderwijstijd in alle leerjaren aan de wettelijke vereisten. Op bijna een vijfde van de onderzochte onderwijssoorten (14 procent) voldoet volgens deze norm de geprogrammeerde onderwijstijd niet in alle leerjaren aan de wettelijke vereisten. Voor deze onderwijssoorten geldt, dat bij bijna een kwart van de onderwijssoorten (22 procent van het totaal) in één leerjaar onvoldoende tijd is geprogrammeerd en bij ruim driekwart (78 procent van het totaal) in twee tot vijf leerjaren.

Bij het hanteren van de `nieuwe' norm van 1.000 klokuren in de onderbouw voldoet op ruim negen tiende van de scholen (91 procent) de geprogrammeerde onderwijstijd in alle leerjaren aan de wettelijke vereisten.

Op de onderzochte vmbo's voldoet met de `oude' norm ruim viervijfde deel (85 procent) aan de wettelijke vereisten aangaande de onderwijstijd; met de `nieuwe' norm is dat op ruim negen tiende van de vmbo's (91 procent) het geval. Op het havo voldoet zowel volgens de `oude' als volgens de `nieuwe' norm viervijfde deel (80 procent) aan de wettelijke vereisten. Op de onderzochte vwo's is de conclusie dat zowel volgens de `oude' als volgens de `nieuwe' norm ruim negen tiende deel (92 procent) voldoende tijd heeft geprogrammeerd.

De leerjaren waarin de onderzochte onderwijssoorten onvoldoende onderwijstijd hebben geprogrammeerd, bevinden zich in het vmbo meer in de onderbouw dan in de bovenbouw, op de vwo's in onder- en bovenbouw in gelijke mate en op de havo's iets meer in de bovenbouw.

Nadere analyse van de resultaten aan de hand van de `oude' norm

In tabel 2.1.1a is weergegeven hoeveel klokuren onderwijstijd de onderzochte scholen hebben geprogrammeerd, in relatie tot de `oude' norm van 1.040 klokuren.

Tabel 2.1.1a Gemiddeld verschil van geprogrammeerde onderwijstijd ten opzichte van de `oude' norm per leerjaar en onderwijssoort.
Onderwijs- leerjaar Gemiddeld aantal
soort uren verschil
Vmbo 1 39

2 40
3 82
4 137 Totaal 77

Havo 1 36

2 34
3 38
4 30
5 70 Totaal 42

Vwo 1 53
2 33
3 50
Pagina 19 van 42






4 47
5 55
6 56 Totaal 49

totaal 66

De tabel laat zien dat er gemiddeld 66 klokuren meer zijn geprogrammeerd dan de `oude' norm. Vooral in het vmbo is meer geprogrammeerd (gemiddeld 77 klokuren, vooral in het examenjaar); in het havo is het verschil met de norm het kleinst (gemiddeld 42 klokuren).

In tabel 2.1.1b gaat het alleen over leerjaren waarin een tekort is geconstateerd. In de tabel is weergegeven hoeveel klokuren er te weinig zijn geprogrammeerd in (uitsluitend) die leerjaren waarin het aantal klokuren onder de `oude' norm blijft.

Tabel 2.1.1b Onvoldoende klokuren geprogrammeerde tijd ten opzichte van de `oude' norm Onderwijssoort leerjaar Aantal leerjaren Gemiddeld aantal onvoldoende uren te weinig vmbo 1 6 -24 2 6 -29 3 3 -11 4 1 -31 Totaal 16 -24

Havo 1 . . 2 . . 3 . . 4 1 -24 5 . . Totaal 1 -24

Vwo 1 . . 2 1 -5 3 . . 4 1 -63 5 1 -66 6 . . Totaal 3 -45

totaal 20 -27

Nadere analyse van de resultaten aan de hand van de `nieuwe' norm

In tabel 2.1.1c is weergegeven hoeveel klokuren onderwijstijd de scholen op de onderzochte onderwijssoorten hebben geprogrammeerd, in relatie tot de `nieuwe' norm van 1000 klokuren.

Tabel 2.1.1c Gemiddeld verschil van geprogrammeerde onderwijstijd ten opzichte van de `nieuwe' norm per leerjaar en onderwijssoort.
Onderwijs- leerjaar Gemiddeld aantal
soort
Pagina 20 van 42





uren verschil
Vmbo 1 79
2 80
3 82
4 137
Totaal 95

Havo 1 76
2 74
3 78
4 30
5 70
Totaal 65

vwo 1 93
2 73
3 90
4 47
5 55
6 56
Totaal 69

totaal 86

De tabel laat zien dat er gemiddeld 86 klokuren meer zijn geprogrammeerd dan de `nieuwe' norm. Ook ten opzichte van de `nieuwe' norm is in de onderbouw van het vmbo en het vwo meer geprogrammeerd; in het havo is het verschil iets kleiner. De `nieuwe' norm ligt alleen voor de onderbouw 40 klokuren lager dan de `oude' norm. Dat verklaart waarom er `slechts' 20 klokuren meer verschil zit tussen de geprogrammeerde tijd versus de `nieuwe' norm (86 klokuren) en de geprogrammeerd tijd versus de `oude' norm (66 klokuren).

In tabel 2.1.1d gaat het alleen over leerjaren waarin een tekort is geconstateerd. In de tabel is weergegeven hoeveel klokuren er te weinig zijn geprogrammeerd in (uitsluitend) die leerjaren waarin het aantal klokuren onder de `nieuwe' norm blijft.

Tabel 2.1.1d Onvoldoende klokuren geprogrammeerde tijd ten opzichte van de `nieuwe' norm Onderwijssoort leerjaar Aantal Gemiddeld aantal uren leerjaren te weinig onvoldoende vmbo 1 2 -8 2 2 -12 3 3 -11 4 1 -31 Totaal 8 -13

havo 1 . . 2 . . 3 . . 4 1 -24 5 . . Totaal 1 -24

Pagina 21 van 42





vwo 1 . . 2 . . 3 . . 4 1 -63 5 1 -66 6 . . Totaal 2 -65

totaal 11 -23

Overige resultaten onderzoek geprogrammeerde onderwijstijd

Registratie
In het onderzoek is de registratie van de geprogrammeerde en gerealiseerde onderwijstijd van de school procesmatig beoordeeld, dat wil zeggen op het feit of de registratie de mogelijkheid biedt tot een adequate verantwoording van de geprogrammeerde en gerealiseerde onderwijstijd.

Op veruit de meeste van de onderzochte scholen was dat op orde; op 96 procent van de scholen is de registratie als adequaat beoordeeld.

Overleg en overeenstemming met de medezeggenschapsraad De scholen mogen, binnen de wettelijke norm, voor maximaal veertig klokuren per schooljaar een kwalitatief hoogwaardig aanbod van maatwerkactiviteiten meetellen als onderwijstijd. Deze maatwerkactiviteiten zijn toegankelijk voor alle leerlingen, ook al hoeven ze niet door alle leerlingen te worden gevolgd. De invulling van deze maximaal veertig klokuren wordt vastgesteld na overleg met de medezeggenschapsraad.

In het onderzoek is nagegaan of er overleg is geweest tussen de school en de medezeggenschapsraad over het schoolbeleid ten aanzien van de onderwijstijd en over de invulling daarvan, inclusief de invulling van de maatwerkuren. Op 71 procent van de onderzochte scholen heeft dat overleg plaatsgevonden. Op 19 procent is geen overleg geweest. Op de overige scholen (10 procent) heeft de inspectie hierover geen betrouwbare informatie gekregen. In de meeste gevallen (85 procent) waarin overleg met de medezeggenschapsraad is geweest, is er ook overeenstemming bereikt.

Tussenuren
In het onderzoek heeft de inspectie aan de schoolleiding gevraagd of de tussenuren dit schooljaar zijn ingevuld met verplichte activiteiten voor leerlingen. Het gaat hierbij om de reguliere programmering, niet om de invulling van incidentele lesuitval.

Bijna negen op de tien onderzochte onderwijssoorten (88 procent) heeft geen tussenuren op deze manier ingevuld.
Op 7 procent van de onderwijssoorten zijn tussenuren wel op deze manier ingevuld. Het betrof dan meestal twee tussenuren per week, waarbij de invulling met activiteiten zodanig is dat deze voldoet aan de criteria voor onderwijstijd. Op 4 procent van de onderwijssoorten heeft de inspectie geen betrouwbare informatie gekregen over of tussenuren dit schooljaar zijn `opgevuld' en zo ja, op welke wijze.

Pagina 22 van 42





2.1.2 Gerealiseerde onderwijstijd

De onderzoeken naar de gerealiseerde onderwijstijd zijn uitgevoerd op 75 geselecteerde scholen voor voortgezet onderwijs. Op iedere school is het onderzoek op één onderwijssoort uitgevoerd.

Het onderzoek geeft een representatief beeld van het voortgezet onderwijs als geheel. De resultaten van de beoordeling van de gerealiseerde onderwijstijd op de 75 scholen zijn weergegeven in onderstaande grafiek. Hierbij zijn zowel de `oude' norm van 1.040 klokuren in de onderbouw betrokken, als de `nieuwe' norm van 1.000 klokuren (zie hierboven in de paragrafen 1.3 en 2.1)

Grafiek 2.1.2b Gerealiseerde onderwijstijd op vo-onderwijssoorten in het schooljaar 2008/2009 100
90
80
70
60 onvoldoende 50 voldoende 40
30
20
10
0
0 m rm m m m rm 104 e' nor e' nor norm e' nor e' no orm de' no e' nor ude' ' n 'nieuw 'ou 'nieuw o 'oud nieuw al 'oude bo vw o ' taal vm bo 'nieuwhavo 'o vo vw to vm ha tota

Bij het hanteren van de `oude' norm van 1.040 klokuren in de onderbouw voldoet op bijna de helft van de onderzochte 75 scholen(43 procent) de gerealiseerde onderwijstijd in alle leerjaren aan de wettelijke vereisten. Op de overige onderzochte onderwijssoorten voldoet volgens deze norm de gerealiseerde onderwijstijd niet in alle leerjaren aan de wettelijke vereisten. Voor deze onderwijssoorten geldt, dat bij ongeveer een vijfde deel in één leerjaar onvoldoende tijd is gerealiseerd (dat is 11 procent van het totaal aantal onderzochte onderwijssoorten) en bij ongeveer vier vijfde deel (47 procent van het totaal) in twee tot vijf leerjaren.

Bij het hanteren van de `nieuwe' norm van 1.000 klokuren in de onderbouw voldoet op ruim tweederde deel van de scholen (68 procent) de gerealiseerde onderwijstijd in alle leerjaren aan de wettelijke vereisten.

Op de onderzochte vmbo's voldoet met de `oude' norm bijna de helft (45 procent) aan de wettelijke vereisten aangaande de onderwijstijd; met de `nieuwe' norm is dat op bijna driekwart van de vmbo's (74 procent) het geval. De situatie op de onderzochte havo's is anders: 13 procent heeft voldoende tijd gerealiseerd afgezet tegen de `oude' norm, op driekwart van de havo's (75 procent) is ten opzichte van deze norm in twee of meer leerjaren onvoldoende tijd Pagina 23 van 42





gerealiseerd. Bij de `nieuwe' norm stijgt het percentage havo's dat voldoende onderwijstijd heeft gerealiseerd significant (naar 63 procent). Zowel bij de `oude' als bij de `nieuwe' norm heeft de helft van de vwo's voldoende onderwijstijd gerealiseerd.

Nadere analyse van de resultaten aan de hand van de `oude' norm

In tabel 2.1.2a is weergegeven hoeveel klokuren onderwijstijd de onderzochte scholen hebben gerealiseerd, in relatie tot de `oude' norm.

Tabel 2.1.2a Gemiddeld verschil van gerealiseerde onderwijstijd ten opzichte van de `oude' norm per leerjaar en totaal
Onderwijs- leerjaar Gemiddeld
soort aantal uren
verschil
vmbo 1 1
2 3
3 45
4 98
Totaal 38

havo 1 26
2 -6
3 -6
4 1
5 43
Totaal 10

vwo 1 23
2 11
3 20
4 18
5 19
6 30
Totaal 20

totaal 30

De tabel laat zien dat er gemiddeld 30 klokuren meer zijn gerealiseerd dan de `oude' norm. Vooral in het vmbo is meer gerealiseerd (gemiddeld 38 klokuren, vooral in de hogere leerjaren); in het havo en het vwo is gemiddeld meer dan de norm gerealiseerd (10 klokuren respectievelijk 20 klokuren gemiddeld boven de norm, in het havo met name in het examenjaar).

Voor tabel 2.1.2b zijn alleen de leerjaren geselecteerd waarin een tekort is geconstateerd.
In de tabel is weergegeven hoeveel klokuren er te weinig zijn gerealiseerd in (uitsluitend) die leerjaren waarin het aantal klokuren onder de `oude' norm blijft.

Tabel 2.1.2b Onvoldoende klokuren gerealiseerde tijd ten opzichte van de `oude' norm Onderwijssoort leerjaar Aantal leerjaren Gemiddeld aantal onvoldoende uren te weinig Vmbo 1 24 -41 Pagina 24 van 42





2 24 -39 3 11 -43 4 2 -31 Totaal 61 -40

Havo 1 . . 2 6 -16 3 5 -22 4 3 -28 5 . . Totaal 14 -21

Vwo 1 3 -27 2 5 -30 3 4 -40 4 4 -32 5 4 -45 6 1 -44 Totaal 21 -35

Totaal 96 -37

In aanvulling op de tabel kan worden gesteld dat op geen enkele van de onderzochte onderwijssoorten in één of meer leerjaren meer dan 150 klokuren te weinig zijn gerealiseerd.

Nadere analyse van de resultaten aan de hand van de `nieuwe' norm

In tabel 2.1.2c is weergegeven hoeveel klokuren onderwijstijd de onderzochte scholen hebben gerealiseerd, in relatie tot de `nieuwe' norm.

Tabel 2.1.2c Gemiddeld verschil van gerealiseerde onderwijstijd ten opzichte van de `nieuwe' norm in leerjaar en totaal
Onderwijs- leerjaar Gemiddeld aantal
soort uren verschil
Vmbo 1 41 2 43 3 45 4 98 Totaal 57

Havo 1 66 2 34 3 34 4 1 5 43 Totaal 34

De cesuur van 150 klokuren is hier aangehouden om een vergelijking te kunnen maken met de voorgaande jaren. In het sanctiebeleid van de staatssecretaris van OCW over de schooljaren 2006/2007 en 2007/2008 is deze cesuur gebruikt voor de gerealiseerde onderwijstijd.
Pagina 25 van 42





Vwo 1 63 2 51 3 60 4 18 5 19 6 30 Totaal 40

totaal 75 50

De tabel laat zien dat er gemiddeld 50 klokuren meer zijn gerealiseerd dan de `nieuwe' norm. Vooral in het havo en het vwo is in de onderbouw meer gerealiseerd, in het vmbo is het verschil minder groot.

Voor tabel 2.1.2d zijn alleen de leerjaren geselecteerd waarin een tekort is geconstateerd. In de tabel is weergegeven hoeveel klokuren er te weinig zijn gerealiseerd in (uitsluitend) die leerjaren waarin het aantal klokuren onder de `nieuwe' norm blijft.

Tabel 2.1.2d Onvoldoende klokuren gerealiseerde tijd ten opzichte van de `nieuwe' norm Onderwijssoort leerjaar Aantal Gemiddeld leerjaren aantal uren te onvoldoende weinig Vmbo 1 8 -42 2 7 -54 3 11 -43 4 2 -31 Totaal 28 -45

havo 1 . . 2 . . 3 . . 4 3 -28 5 . . Totaal 3 -28

vwo 1 1 -18 2 2 -14 3 2 -31 4 4 -32 5 4 -45 6 1 -44 Totaal 14 -33

Totaal 45 -40

2.1.3 Verschil geprogrammeerde - gerealiseerde onderwijstijd

Ten slotte brengt de inspectie in deze paragraaf het verschil tussen de geprogrammeerde en de gerealiseerde onderwijstijd in kaart.

Pagina 26 van 42





In tabel 2.1.3a is te zien hoe groot het verschil is tussen de geprogrammeerde en de gerealiseerde onderwijstijd in aantal klokuren.

Tabel 2.1.3a Totaal en gemiddeld verschil van gerealiseerde onderwijstijd ten opzichte van geprogrammeerde onderwijstijd
Onderwijs- leerjaar Gemiddeld
soort aantal uren
verschil
Vmbo 1 -41 2 -41 3 -38 4 -39 Totaal -40

Havo 1 -14 2 -33 3 -50 4 -40 5 -25 Totaal -33

vwo 1 -27 2 -18 3 -23 4 -25 5 -27 6 -27 Totaal -24

totaal -35

Uit de tabel valt af te leiden dat op de onderzochte scholen gemiddeld 35 klokuren minder zijn gerealiseerd dan er waren geprogrammeerd. Het verschil is het kleinst in het vwo, iets boven het gemiddelde in het havo en ruim boven het gemiddelde in het vmbo.

2.2 Overige resultaten

Tijdens het onderzoek heeft de inspectie ook gegevens verzameld over de aangekondigde veranderingen in de kwalitatieve definitie van onderwijstijd en over het overleg tussen de school en de ouders, leerlingen en docenten. De resultaten hiervan worden hieronder weergegeven.

2.2.1 'Andere activiteiten'

In haar reeds eerder vermelde brief van 3 september 2009 heeft de staatssecretaris mevrouw Van Bijsterveldt-Vliegenthart de scholen op de hoogte gesteld van nieuwe wettelijke vereisten, met ingang van het schooljaar 2011/2012. Deze veranderingen betreffen ook de definitie van onderwijstijd. Het criterium `afdwingbare begeleiding' uit 2006 wordt in de nieuwe definitie vervangen door het criterium dat het onderwijs door een inspirerend en uitdagend karakter moet bijdragen aan een zinvolle invulling van de totale studielast van leerlingen. Pagina 27 van 42





De inspectie heeft daarom aan alle scholen gevraagd om samen met de gerealiseerde onderwijstijd op te geven of er in het schooljaar 2008/2009 nog andere onderwijsactiviteiten zijn uitgevoerd die niet vallen binnen de `oude' wettelijke criteria en daarom niet zijn meegeteld, maar wellicht wel binnen de nieuwe definitie.
Als die onderwijsactiviteiten hebben plaatsgevonden, dan heeft de inspectie aanvullend gevraagd naar de omvang ervan en of over deze activiteiten overleg met de ouders heeft plaatsgevonden.

Met name de vmbo-scholen hebben aangegeven ook andere onderwijsactiviteiten te hebben uitgevoerd. Het gaat hierbij om ongeveer een kwart van de vmbo's (23 procent). Het betrof in alle gevallen activiteiten in de onderbouw, in omvang variërend van 12 klokuren tot 768 klokuren, met een gemiddelde van 164 klokuren. Een havo heeft aangegeven andere onderwijsactiviteiten te hebben uitgevoerd, in de bovenbouw, gedurende 200 klokuren.
Geen van de onderzochte vwo's heeft andere onderwijsactiviteiten opgegeven.

De andere activiteiten betroffen volgens de opgave van de scholen vooral buitenschoolse activiteiten (ruim 50 procent), e-learning (bijna 10 procent) en een diversiteit aan overige activiteiten, zoals huiswerkklassen, steunlessen, keuzemodules en loopbaanoriëntatie.

De inspectie is niet nagegaan of deze activiteiten volgens de `oude' of `nieuwe' criteria zouden mogen worden meegerekend bij de onderwijstijd. Als de hier zo genoemde andere activiteiten evenwel worden meegerekend bij de beoordeling van de gerealiseerde onderwijstijd dan stijgt het aantal scholen dat aan de wettelijke vereisten voldoet.
Voor alle onderzochte onderwijssoorten stijgt het aantal scholen dat aan de wettelijke vereisten voldoet van 43 naar 47 procent ten opzichte van de `oude' norm. Bij de `nieuwe' norm is er geen verschil. Bij de onderzochte vmbo's is de stijging van 45 naar 51 procent ten opzichte van de `oude' norm.
Voor de havo's en vwo's is er geen verschil.

2.2.2 Horizontaal overleg

Over de vraag wat inspirerende en uitdagende onderwijsactiviteiten zijn, dient op school een horizontale dialoog te worden gestart tussen de school en de ouders en leerlingen.
Van de 23 procent van de vmbo's en van de ene havo die hebben aangegeven andere onderwijsactiviteiten te hebben uitgevoerd, heeft de inspectie informatie gevraagd over de manier waarop over de inhoud en omvang van deze activiteiten met de belanghebbenden is gesproken. Het gaat hierbij om de vragen:
- Zijn de belanghebbenden betrokken bij het overleg hierover?
- Hebben zij een stem gehad in het besluit of de andere activiteiten een zinvolle invulling van de onderwijstijd zijn?
- Is het oordeel van de belanghebbenden vastgelegd? Dit om een eerste indruk te krijgen van de horizontale dialoog op deze scholen.

In alle gevallen hebben de desbetreffende scholen overleg gehad met de belanghebbenden. In ongeveer een kwart van de gevallen is dat gedeeltelijk gebeurd (niet alle belanghebbenden zijn betrokken of niet alle activiteiten zijn aan Pagina 28 van 42





de orde geweest). In ruim driekwart van de gevallen was dat wel volledig aan de orde.
Op alle desbetreffende onderwijssoorten zijn de docenten gehoord. Op driekwart van de onderwijssoorten was daarnaast ook de MR betrokken, bij een op de vijf onderwijssoorten zijn de ouders en soms de leerlingen bevraagd.

Bij het besluit om over te gaan tot de andere activiteiten is de mening van de belanghebbenden over de zinvolheid van de invulling van de onderwijstijd in alle gevallen betrokken. In een enkel geval betrof het de mening van een deel van de belanghebbenden, maar in vrijwel alle gevallen alle geraadpleegden.

Het oordeel van de belanghebbenden is in ruim de helft van de gevallen (54 procent) gedeeltelijk vastgelegd en in een enkel geval niet vastgelegd. In vier van de tien gevallen is het oordeel wel vastgelegd.
In driekwart van de gevallen is het oordeel vastgelegd in het verslag of de notulen van het MR-overleg en daarnaast in het verslag van het docentenoverleg. In een kwart van de gevallen betrof het andere manieren van verslaglegging, zoals in beleidsplannen of in een verslag van een kwaliteitspanel.

Pagina 29 van 42





Pagina 30 van 42





3 Conclusies

De resultaten in dit rapport geven een landelijk beeld van de geprogrammeerde en gerealiseerde onderwijstijd in het voortgezet onderwijs als geheel. Uit de resultaten van de groep van 75 onderzochte scholen kan het volgende worden geconcludeerd.

De resultaten geven nog geen aanleiding tot algehele tevredenheid, omdat de inspanningen van de scholen op een krappe meerderheid van de scholen nog niet tot voldoende rendement in relatie tot de `oude' wettelijke vereisten hebben geleid. Daardoor krijgt een behoorlijk deel van de leerlingen in het voortgezet onderwijs nog te weinig onderwijsuren.
De inspectie gaat dan ook op de scholen die niet aan de norm voldoen over tot verscherpt toezicht.

Op bijna negen tiende van de onderzochte scholen voldoet in het schooljaar 2008/2009 de geprogrammeerde onderwijstijd in alle leerjaren aan de wettelijke vereisten. Daarnaast blijft op 3 procent het niet voldoen aan de geprogrammeerde onderwijstijd beperkt tot één leerjaar.
Als bij de beoordeling de `nieuwe' norm voor de onderbouw wordt gehanteerd, dan voldoet ruim negen tiende van de scholen daaraan.

Gemiddeld hebben de 75 onderwijssoorten 66 klokuren meer geprogrammeerd dan de wettelijke (`oude') norm. Op de onderwijssoorten waar in één of meer leerjaren te weinig onderwijstijd is geprogrammeerd, bevindt zich het aantal uren gemiddeld 27 klokuren onder de norm.

Op iets meer dan tweevijfde deel van de onderzochte scholen voldoet de gerealiseerde onderwijstijd bij de `oude' norm aan de wettelijke vereisten. Op 11 procent van de onderwijssoorten blijft het niet voldoen, beperkt tot één leerjaar. Als er te weinig tijd wordt gerealiseerd, dan is dat gemiddeld 35 klokuren onder de norm.
Voor de gerealiseerde onderwijstijd geldt dat bij hanteren van de `nieuwe' norm voor de onderbouw bijna zeven tiende deel van de scholen aan de wettelijke vereisten voldoet.

Gemiddeld hebben de 75 onderwijssoorten dertig klokuren meer gerealiseerd dan de `oude' wettelijke norm.
Gemeten vanuit het gemiddelde verschil tussen de geprogrammeerde en de gerealiseerde onderwijstijd, kan verder worden vastgesteld dat er 35 klokuren minder zijn gerealiseerd dan geprogrammeerd.

3.1 Vergelijking met eerdere schooljaren

De resultaten steken in het algemeen, mede door de bijstelling van de norm, gunstig af ten opzichte van eerdere onderzoeken van de inspectie.

De resultaten van dit onderzoek over het schooljaar 2008/2009 laten bijvoorbeeld zien dat ten opzichte van de schooljaren 2006/2007 en 2007/2008:

Pagina 31 van 42






· het aantal scholen dat voldoende onderwijstijd heeft geprogrammeerd tussen voorjaar 2007 en voorjaar 2009 ruim is verviervoudigd;
· het aantal scholen dat voldoende onderwijstijd heeft gerealiseerd in diezelfde periode is verzesvoudigd;

· de registratie en verantwoording van de geprogrammeerde en gerealiseerde onderwijstijd bij nagenoeg alle scholen in het schooljaar 2007/2008 en 2008/2009 adequaat was, tegenover ongeveer de helft van de scholen in het schooljaar 2006/2007;

· gemiddeld meer klokuren onderwijstijd zijn geprogrammeerd en gerealiseerd;
· de uitval in het schooljaar 2008/2009 iets meer was dan in het schooljaar 2007/2008 (35 klokuren, tegenover gemiddeld 29 klokuren in 2007/2008);
· het aantal scholen uit het onderzoek dat ver onder de op dat moment geldende norm blijft (meer dan 150 klokuren onder de norm) aanzienlijk is gedaald, van vijftien scholen (20 procent) in het schooljaar 2006/2007 naar drie scholen (vier procent) in 2007/2008 naar geen scholen in 2008/2009.

Dit alles blijkt onder andere uit onderstaande grafiek en tabel.

Grafiek 4 Geprogrammeerde onderwijstijd in inspectieonderzoeken (schooljaren 2005/2006 t/m 2008/2009)
100
90
80
70
60 onvoldoende 50
40 voldoende 30
20
10
0
voorjaar quick voorjaar voorjaar voorjaar voorjaar 2006 scan 2007 2008 2009 2009 najaar norm norm 2006 1040 1000

Tabel 4 Vergelijking resultaten onderzoeken schooljaren 2006/2007, 2007/2008 en 2008/2009 2006/2007 2007/2008 2008/2009 76 scholen 77 scholen 75 scholen Voldoende geprogrammeerd 21% 61% 86 % `oude' norm resp. 91 % `nieuwe' norm Voldoende gerealiseerd 7% 28% 43 % `oude' norm resp. 68% `nieuwe' norm Scholen met >100 uur te weinig 15 scholen 3 scholen 0 scholen geprogrammeerd of >150 uur te
weinig gerealiseerd (20%) (4%) (0%)

Bij deze conclusies moeten de volgende kanttekeningen worden geplaatst.

Tot 1 augustus 2006 ging het om andere dan de huidige wettelijke normen en dus om een andere beoordeling door de inspectie.

Pagina 32 van 42





In het voorjaarsonderzoek 2007 van de inspectie bleek dat een vijfde van de scholen voldoende onderwijstijd had geprogrammeerd voor het schooljaar 2006/2007 en dat één op de vijftien scholen voldoende onderwijstijd heeft gerealiseerd. Dit resultaat is beduidend minder dan de resultaten over de schooljaren 2007/2008 en 2008/2009. Maar hierbij geldt dat maatwerk, maatschappelijke stage en regiocorrectie niet golden voor de onderwijstijd in het schooljaar 2006/2007.

De interessantste vergelijking is die tussen het schooljaar 2007/2008 en het schooljaar 2008/2009, gezien vanuit dezelfde, `oude' norm. De vooruitgang in de resultaten blijkt zich dan door te zetten. Van ruim 60 procent voldoende bij de geprogrammeerde onderwijstijd naar bijna 90 procent; van ruim een kwart voldoende bij de gerealiseerde onderwijstijd, naar bijna de helft.

Wat ten slotte meer in detail opvalt is dat het aantal vwo's dat voldoende heeft geprogrammeerd flink is gestegen ten opzichte van de vmbo's en havo's. In het schooljaar 2007/2008 bleven de vwo's nog achter, maar dat is in het schooljaar 2008/2009 niet meer het geval.

Samengevat kan het volgende worden geconcludeerd. Het beleid van de overheid is er op gericht dat alle scholen met hun gerealiseerde onderwijstijd aan de wettelijke vereisten gaan voldoen. Er is op dit punt in de afgelopen jaren forse vooruitgang geboekt en met de toepassing van de nieuwe norm voldoet op dit moment tweederde deel van de scholen. Enerzijds toont dit aan dat het dus mogelijk is om aan de wettelijke vereisten te voldoen. Anderzijds blijkt dat een minderheid van de scholen nog een inspanning zal moeten leveren, maar met een gemiddeld tekort in de geprogrammeerde onderwijstijd van 27 klokuren ten opzichte van de `oude' norm (23 klokuren ten opzichte van de `nieuwe' norm) zou dat op korte termijn te halen moeten zijn. De inspectie zal op deze laatste groep scholen verscherpt toezicht uitoefenen, zo nodig kan dit leiden tot bekostigingssancties.

3.2 Overige conclusies

De gevolgen van de `nieuwe' norm
In dit onderzoek heeft de inspectie naast de `oude' norm voor de onderbouw ook de `nieuwe' norm betrokken. In haar brief van 3 september 2009 heeft de staatssecretaris mevrouw Van Bijsterveldt-Vliegenthart aangekondigd dat voor de minimale onderwijstijd in de onderbouw een verlaging van het aantal klokuren van
1.040 naar 1.000 plaats gaat vinden. De staatssecretaris heeft in haar brief duidelijk gemaakt dat deze nieuwe norm door de inspectie met onmiddellijke ingang wordt gehanteerd, en dat daarmee niet wordt gewacht tot de invoering van een aantal aanpassingen van de wettelijke vereisten met ingang van het schooljaar 2011/2012. De resultaten van de beoordeling van het geprogrammeerde en gerealiseerde aantal klokuren aan de hand van de `nieuwe' norm (van 1.000 klokuren) voor de onderbouw, laten zien dat daarmee het aantal scholen dat aan de wettelijke vereisten voldoet fors stijgt. Voor een kwart van de onderzochte scholen betekent de `nieuwe' norm dat daarmee wordt voldaan aan het aantal klokuren voor alle leerjaren.
De conclusie is dus gerechtvaardigd dat door deze aanpassing van de norm veel scholen daadwerkelijk beter in staat zijn aan de wettelijke verplichtingen te voldoen.

Overleg tussen de school en de ouders, leerlingen en docenten Pagina 33 van 42





Een andere aanpassing van de wettelijke vereisten rond de onderwijstijd betreft de definitie. Bij de definitie wordt het criterium betrokken dat het onderwijs door een inspirerend en uitdagend karakter moet bijdragen aan een zinvolle invulling van de totale studielast van leerlingen. Over de vraag wat inspirerende en uitdagende onderwijsactiviteiten zijn, dient op school een horizontale dialoog te worden gestart tussen de school en de ouders en leerlingen.
Ten aanzien van deze horizontale dialoog kan dit onderzoek een bescheiden eerste conclusie trekken. Deze conclusie dient met terughoudendheid te worden bezien, omdat slechts een klein deel van de onderzochte scholen een reactie heeft gegeven.

Het is begrijpelijk dat op de meeste scholen in het schooljaar 2008/2009, dus ruim voor de aankondiging van de staatssecretaris, nog niet gesproken is over andere onderwijsactiviteiten dan die in het beoordelingskader van de inspectie aan de hand van de `oude' definitie staan vermeld.
Ongeveer een kwart van de scholen, vrijwel uitsluitend vmbo's, heeft aangegeven dat soort andere activiteiten wel te hebben uitgevoerd, maar niet te hebben meegerekend.
Het is opmerkelijk dat in alle gevallen er een vorm van een dialoog heeft plaatsgevonden met ten minste een deel van de belanghebbenden en in de meerderheid van de gevallen met alle belanghebbenden. De mening van de belanghebbenden is gehoord en bij de besluitvorming betrokken, en de mening is in veel gevallen ook vastgelegd.
Er valt overigens nog wel het nodige te verbeteren in de horizontale dialoog, zoals in het betrekken van alle belanghebbenden bij alle onderwerpen en bij het vastleggen van die mening, maar op de kleine groep scholen die het betreft, zijn de eerste aanzetten hoopvol.

Opvallend is overigens wel dat bij het hanteren van de `nieuwe' norm, het aantal scholen dat voldoet aan de wettelijke vereisten niet stijgt als de andere onderwijsactiviteiten worden meegeteld. De andere activiteiten vinden dus plaats op scholen die toch al voldeden aan de `nieuwe' norm. Voor deze scholen is deze aanpassing dus geen verlichting ten opzichte van de kwantitatieve eisen, maar moet de aanpassing een impuls voor de kwalitatieve invulling zijn. Deze scholen kunnen bijvoorbeeld andere keuzes gaan maken voor onderwijsactiviteiten die zij willen meetellen bij het voldoen aan de wettelijke vereisten van de onderwijstijd.

Pagina 34 van 42





Pagina 35 van 42





Pagina 36 van 42





LITERATUUR

Aronson, J., J. Zimmerman en L. Carlos (1999). Improving student achievement by extending school: Is it just a matter of time? Washington, DC: Office of Educational Research and Improvement ERIC Document Reproduction Service No. ED 435 127).

Commissie Onderwijstijd (2008). De waarde van een norm. Advies van de Commissie Onderwijstijd. Den Haag.

Grift, W. van de (2004). `International comparative analysis of learning and teaching. Review of research on the quality of teaching and learning.' Interne publicatie inspectie van het onderwijs d.d. 21-2-2004.

Inspectie van het Onderwijs (2006a). 850 uren in de bve. Onderzoek naar het voldoen aan de urennorm. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.

Inspectie van het Onderwijs (2006b). Onderwijstijd in het vo. Onderzoek naar de naleving van de minimale onderwijstijd in het voortgezet onderwijs. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.

Inspectie van het Onderwijs (2007a). Klachten studentenorganisaties. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.

Inspectie van het Onderwijs (2007b). Onderwijstijd in het hoger onderwijs. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.

Inspectie van het Onderwijs (2007c). Onderwijstijd in vo en bve. Resultaten van het inspectieonderzoek in het voorjaar van 2007. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.

Inspectie van het Onderwijs (2008). Onderwijstijd in het voortgezet onderwijs. Resultaten van het inspectieonderzoek naar het schooljaar 2007/2008. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.

Inspectie van het Onderwijs (2009). Onderwijstijd bve 2009. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.

Pagina 37 van 42





Pagina 38 van 42





BIJLAGE I

BEOORDELINGSKADER 2008/2009

Voor het voortgezet onderwijs zijn de onderwijstijden per 1 augustus 2006 aangepast. Per schooljaar is er voor de onderbouw vo en het derde leerjaar havo/vwo een minimale onderwijstijd van 1.040 klokuren. De bovenbouw vmbo, havo en vwo horen minimaal 1.000 klokuren onderwijs per schooljaar te volgen. Ook voor alle leerjaren van het praktijkonderwijs geldt minimaal 1.000 klokuren. In de examenjaren vmbo, havo en vwo dient er minimaal 700 klokuren onderwijs per schooljaar gevolgd te worden.
De urennormen zoals voorgeschreven geven de ondergrens aan van de minimaal te plannen/programmeren en te realiseren onderwijsuren in de verscheidene leerjaren. De naleving ervan geldt als een bekostigingsvoorwaarde en vormt een belangrijk aspect van de kwaliteit van het onderwijs.

Onderwijsactiviteiten moeten aan de volgende criteria voldoen om te kunnen meetellen als onderwijstijd:


1. het moet gaan om begeleid onderwijs, dat wil zeggen dat de leerlingen aanspraak kunnen maken op begeleiding;
2. het onderwijs moet deel uitmaken van het door de school geplande en voor die leerlingen verplichte onderwijsprogramma;
3. het onderwijs moet onder verantwoordelijkheid van een bekwame leraar worden verzorgd die wettelijk met die werkzaamheden mag worden belast.

De realisatie van het aantal onderwijsuren moet de instelling kunnen verantwoorden, anders telt het aantal niet mee. Samengevat dient de geprogrammeerde onderwijstijd minimaal te voldoen aan de voorgeschreven wettelijke minimumnormen per opleiding, én de klokuren moeten daadwerkelijk worden uitgevoerd.
Bij de beoordeling of een activiteit van de school tot onderwijstijd kan worden gerekend, is de verantwoording van de school het uitgangspunt. Het gaat er dus vooral om of de school zelf de activiteit tot haar onderwijs rekent. Dat betekent dat de activiteit moet passen bij de visie en het (onderwijs)doel van de school; dat de activiteit is/wordt opgenomen in schooldocumenten, dat de activiteit door de school voorzien is van een doel, een programma/invulling en een vorm van reflectie.

In het kader van de kwaliteitsagenda voortgezet onderwijs die in november 2007 is uitgekomen, hebben het ministerie van OCW en de VO-Raad een aanvullende maatregel afgesproken. Deze maatregel houdt in dat scholen voor respectievelijk onderbouw, bovenbouw en examenjaar, per schooljaar respectievelijk ten minste
1.000, 960 en 660 klokuren voor alle leerlingen verplichte onderwijstijd realiseren. Daarboven kan, binnen de wettelijke norm, voor maximaal veertig klokuren per schooljaar een kwalitatief hoogwaardig aanbod van maatwerkactiviteiten meetellen als onderwijstijd. Deze maatwerkactiviteiten zijn toegankelijk voor alle leerlingen, ook al hoeven ze niet door alle leerlingen te worden gevolgd. De invulling van deze Pagina 39 van 42





maximaal veertig klokuren wordt vastgesteld na overleg met de medezeggenschapsraad.
Wellicht ten overvloede: als de maatwerkactiviteiten niet het maximum omvatten, maar bijvoorbeeld twintig klokuren in de onderbouw, dan moeten 1.020 klokuren voor alle leerlingen verplichte onderwijstijd worden gerealiseerd. De totale norm van respectievelijk 1.040, 1.000 en 700 klokuren per schooljaar blijft daarmee gehandhaafd.


· Dit betekent dat de school moet kunnen aantonen dat onderwijsactiviteiten voor deze (maximaal) veertig klokuren gepland staan, en op welke manier bepaalde (groepen) leerlingen van dit aanbod gebruik kunnen maken. Bij het beoordelen van de gerealiseerde onderwijstijd mag blijken dat niet alle leerlingen waarvoor deze activiteiten bedoeld waren, ook aan de activiteiten hebben deelgenomen.

Ook kunnen voor iedere leerling gedurende zijn of haar schoolloopbaan in het voortgezet onderwijs, in totaal 72 klokuren maatschappelijke stage meetellen als onderwijstijd.


· In een bepaald schooljaar kunnen de klokuren worden meegeteld die de leerlingen in dat schooljaar daadwerkelijk aan de maatschappelijke stage hebben besteed.

Bij het bepalen of een school deze norm heeft gehaald wordt rekening gehouden met de gevolgen van de vakantiespreiding.


· Dit betekent dat in het schooljaar 2007/2008 voor de scholen in de regio Noord de bovenstaande urennormen moeten worden verminderd met 27 klokuren, hetgeen neerkomt op 1.013 klokuren (in plaats van 1.040), 973 klokuren (in plaats van 1.000 klokuren) respectievelijk 673 klokuren (in plaats van 700 klokuren).

Bij de beoordeling of een activiteit van de school tot onderwijstijd kan worden gerekend, is de verantwoording van de school het uitgangspunt. Het gaat er dus vooral om of de school zelf de activiteit tot haar onderwijs rekent. Dat betekent dat de activiteit moet passen bij de visie en het (onderwijs)doel van de school; dat de activiteit is/wordt opgenomen in schooldocumenten, dat de activiteit door de school voorzien is van een doel, een programma/invulling en een vorm van reflectie. Bovendien moet de activiteit (daarmee) verplicht zijn voor alle leerlingen uit de betreffende klas, leerjaar, bouw, profiel; dit betekent dat er ook een absentenadministratie moet zijn. Hierbij geldt natuurlijk wel het bovenstaande ten aanzien van de (maximaal) veertig maatwerkuren.

In de toezichtpraktijk is een aantal onderwijsactiviteiten naar voren gekomen, waarover discussie zou kunnen ontstaan bij het al dan niet meerekenen bij de onderwijstijd. Ten behoeve van eenduidigheid bij de beoordeling heeft de inspectie intern onderstaande tabel ontwikkeld. Hierin wordt een (niet limitatief) aantal activiteiten opgesomd, met de beoordeling van de inspectie of en hoe deze activiteiten onder het begrip `onderwijstijd' kunnen vallen (met inbegrip van de hierboven beschreven verantwoording door de school en het verplichte karakter dan wel maatwerkuren).

Pagina 40 van 42





Wat valt onder `onderwijstijd'?
Activiteit Nee Ja Toelichting
Pauzetijd · Het is denkbaar dat bij het praktijkonderwijs een pauze functioneel is (meer afwisseling, vergroten van de concentratie, e.d.), maar de school moet dat wel in een plan met doelstellingen, beoordeling op realisatie doelstellingen enz. opnemen. Proefwerkweek en · Een proefwerkweek/-dag telt in beginsel voor 50 procent schoolexamens mee als een lesweek/-dag. Indien er echter meer dan twee (uitgebreide) proefwerken op één dag of twee proefwerken en daarnaast nog één of meer lessen worden afgenomen/gegeven in een proefwerkweek/- dag, telt die dag als een gehele lesdag mee. Excursie · De werkelijk benodigde tijd, inclusief reistijd Werkweek · Uitgangspunt is de tijd die de school hiervoor heeft geprogrammeerd (niet het feit dat de inspectie zegt: `U mag hiervoor zoveel uren rekenen.') Aanvaardbaar is het aantal dagen x acht uur per dag. Eventuele avondprogramma's moeten om daarnaast mee te tellen een duidelijke invulling hebben. (Het slapen is geen onderwijstijd.) Stage · De werkelijke tijd (zonder reistijd). Bij uitzonderlijke situaties geldt tevens het bovenstaande bij `Werkweek'. Projectweek e.d. · Telt in beginsel als een gewone lesweek mee (met inbegrip van bovenstaande opmerkingen bij `Excursies'). Activiteiten begin en · Boeken ophalen/inleveren, rapporten ophalen, roosters einde schooljaar ophalen e.d worden afgerond op een dagdeel (drie uur). Verkort lesrooster · De werkelijke tijd. Afstandsonderwijs · Telt niet mee, omdat er voor leerlingen geen (ook wel: e-learning) afdwingbare begeleiding is én omdat het verplichte karakter ervan voor de leerling niet kan worden gecontroleerd door de school. Zelfstandig werken · Telt mee onder de volgende condities (die alle moeten (ook wel: zijn gerealiseerd): keuzewerktijd, · de opdrachten zijn verstrekt door de/een bandbreedte-uren, docent; e.d.) · voor de leerlingen is begeleiding door een docent (evt. op afroep) afdwingbaar;
· de begeleiding is realiseerbaar binnen een redelijke termijn, dus er is een docent-leerling ratio van ten minste 1:35;
· verplicht;
· er is aanwezigheidscontrole. Examens · De tijd die leerlingen besteden aan het afleggen van de examens wordt meegerekend bij de onderwijstijd. Voor de dagen waarop de leerlingen examens hebben, hoeft de school geen lesuitval te berekenen. `Wisseltijd' · Als een school apart tijd als wisseltijd heeft opgevoerd (`migratie- (dus los van de lestijd), dan wordt deze wisseltijd voor momenten') = tijd max. vijf tot tien minuten meegerekend als tussen de lessen onderwijstijd. De pauzetijd beschouwen we niet als wisseltijd.
Gevolgen van · Scholen waarbij het jaar bestaat uit 39 weken, worden vakantiespreiding. hiervoor 39/40 deel gecompenseerd. Verplichte keuze · Als alle leerlingen in een bepaalde stroom een vakken/ plusklassen keuzepakket kunnen samenstellen, moet dit onder de `gewone' onderwijstijd vallen (bij de 1.000 uur). Is er geen verplichting, dan vallen de lessen onder de `veertig' uur.
(maximaal) veertig · Scholen mogen in overleg met de uur maatwerk medezeggenschapsraad een kwalitatief hoogwaardig aanbod aan maatwerkactiviteiten vaststellen, voor maximaal veertig uur. Deze maatwerkactiviteiten zijn toegankelijk voor alle leerlingen, maar hoeven niet door alle leerlingen te worden gevolgd. Te denken valt aan:
· mentoruren Pagina 41 van 42






· leerlingbegeleiding
· - loopbaanactiviteiten Maatschappelijke · De maatschappelijke stage is voor maximaal 72 uur stage onderdeel van de onderwijstijd. Het betreft uren die gespreid over de gehele schoolperiode kunnen worden gemaakt. De inspectie telt deze uren alleen mee in het jaar waarin de stage plaatsvindt.

Wanneer is een registratie deugdelijk?
Bij mogelijkheden tot verantwoording horen vormen van registratie, anders is verantwoording onmogelijk. De vormgeving daarvan is geheel een zaak van de school. Voor de inspectie geldt de vraag of de aanwezige methoden de school voldoende mogelijkheden bieden zich te verantwoorden. Er zijn algemene criteria die voor dergelijke methoden gelden om dat te kunnen doen. Bij het beoordelen van de vraag of de school zich kan verantwoorden, is het van belang die in acht te nemen. Het betreft de volgende criteria:

a. Systematiek/inzichtelijkheid en borging registratie Een registratie is systematisch als er een goede beschrijving is wat er op welke wijze geregistreerd wordt. Daarbij moet duidelijk zijn welke functionaris er voor verantwoordelijk is. Verder moet er naast de beschrijving van de werkwijze ook een borging zijn voor de correcte uitvoering.

b. Frequentie
De frequentie van een registratie dient toegesneden te zijn op het doel en maakt onderdeel uit van de systematiek. Bijvoorbeeld: verzuimregistratie vraagt een eigen frequentie, registratie van lesuitval wellicht een andere. Verder kan van belang zijn hoe de registratie georganiseerd is. Wordt bijvoorbeeld de lesuitval voor de gehele school in één systeem opgeslagen, of gebeurt dit per opleiding of per vestiging.

c. Verantwoordingsdata
Voor borging van de urennorm zijn verantwoordingsdata nodig waarmee het management het proces kan volgen en bijsturen. Deze verantwoordingsdata moeten inzichtelijk, actueel en betrouwbaar te zijn.

Pagina 42 van 42