Datum 17 maart 2010 -
Onderwerp Ouderen en mobiliteit
1
Geachte voorzitter,
In deze brief informeer ik u over de stand van zaken ten aanzien van de
toezeggingen die ik heb gedaan in mijn brief Ouderen en Mobiliteit op 2 november
2009 (Kamerstuk 31 305, nr. 158) en tijdens het Algemeen Overleg
Verkeersveiligheid op 16 december 2009 (Kamerstuk 29398, nr. 203). Het gaat
om de volgende onderwerpen:
a. Initiatieven oprichten van rijvaardigheidscentra.
b. Aanbieden kennismakingspakketten OV.
c. Overleg Fietsersbond over staat van onderhoud van fietspaden.
d. Resultaten gebruikersonderzoek scootmobielen, inclusief voertuigeisen.
Verkeersveiligheid betekent dat mensen blijven thuiskomen. Dat is in het verkeer
helaas nog steeds niet vanzelfsprekend. Daarom zet ik me samen met de andere
overheden en tal van maatschappelijke organisaties in voor een blijvende
verbetering van de verkeersveiligheid. Twee lijnen staan daarin centraal:
bescherming van de kwetsbaren en aanpak van de veroorzakers.
Ouderen horen bij de kwetsbaren. De aandacht voor deze kwetsbare groep
verkeersdeelnemers richt zich naast bescherming vooral op voorlichting, educatie
en ondersteuning.
Daarom hecht ik ook veel waarde aan het meerjarenprogramma Blijf Veilig Mobiel
(BVM), waar de ANBO, Veilig Verkeer Nederland, de Fietsersbond, PCOB, Unie
KBO, ANWB, Viziris en de werkgroep SenioOren samen aan een veilige mobiliteit
voor ouderen werken. Ik ben blij u te kunnen berichten dat in 2010 ook de
Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland bij BVM gaat aansluiten. Zo
kunnen krachten worden gebundeld en maatregelen effectief en integraal in gang
worden gezet.
De BVM partners hebben afgelopen maanden met mijn financiële steun de
behoeftes van ouderen en de rollen van de diverse (maatschappelijke) partijen
onderzocht. De rapportage van het onderzoek belicht de onderwerpen
rijvaardigheidscentra, kennismakingpakketten OV en scootmobielen. Hierbij was
ik nauw betrokken. Over de resultaten en de vervolgstappen kan ik u het
volgende berichten.
a
agina 1 van 4
P
Datum
a. Initiatieven oprichten van rijvaardigheidscentra.
Ons kenmerk
Ik heb toegezegd u te informeren over de initiatieven die ik onderneem met het VENW/DGMO-2010/832
oog op het mogelijk oprichten van rijvaardigheidscentra voor ouderen.
Het doel van rijvaardigheidscentra moet zijn om aan individuele oudere
verkeersdeelnemers informatie, advies en/ of ondersteuning aan te bieden die
betrekking heeft op hun mobiliteit. Dit doel gaat verder dan het doel van
rijvaardigheid alleen: juist als ouderen niet meer rijvaardig of rijgeschikt zijn om
een voertuig te gebruiken is het zaak hen te verleiden over te stappen op een
ander voertuig en daarmee hun mobiliteitsperspectief te verbreden.
Deze behoefte in maatwerk wordt door het gebruikersonderzoek en de BVM
partners bevestigd. De BVM partners hebben mij geadviseerd om in eerste
instantie geen nieuw centrum op te richten, maar aan te gaan sluiten bij
bestaande organisaties, zoals consultatiebureaus voor ouderen en
gezondheidscentra. Indien ouderen een consultatiebureau of gezondheidscentrum
bezoeken komt nu al de mobiliteit zowel binnenshuis als buitenshuis op een
natuurlijke wijze aan de orde. Ook zijn diverse testmogelijkheden beschikbaar,
zoals oog- en gehoortest, en is er medische en paramedische kennis voorhanden.
Ik ben voornemens binnen BVM een pilot te starten waarbij wordt onderzocht of
en in hoeverre met adequate toerusting een bestaande organisatie individuele
mobiliteitsadviezen aan ouderen kan verstrekken. Voor deze pilot zal een locatie
worden gezocht die ouderen effectief bereikt en waar voldoende
verwijsmogelijkheden zijn op het gebied van mobiliteit, zoals BROEMritten en
scootmobielcursussen. De wijze waarop mobiliteitsadviezen verstrekt en
vervolgens door ouderen opgevolgd worden, zal door BVM worden gemonitord.
Een belangrijke bouwsteen om ouderen veilig mobiel te kunnen houden is het
testen van de rijgeschiktheid. De vraag of iemand rijvaardig is, strookt immers
niet in alle gevallen met de vraag of iemand zowel fysiek als ook cognitief
rijgeschikt is. Voor het ontwikkelen van expertise om de rijgeschiktheid van
oudere verkeersdeelnemers te testen ga ik in overleg met de SWOV en de
Rijksuniversiteit Groningen. Deze expertise is van belang voor alle overheden en
organisaties die gericht zijn op (oudere) verkeersdeelnemers.
Ik hoop ouderen zo te stimuleren om veilig aan het verkeer te blijven deelnemen,
hun verkeersveilige mobiliteit te vergroten en te verleiden om zo nodig
veranderingen aan te brengen in hun mobiliteitswijze. Op basis van de
pilotresultaten zal ik bezien of een landelijke uitrol mogelijk en wenselijk is.
b. Aanbieden kennismakingspakketten OV.
Ik heb toegezegd de mogelijkheid van het aanbieden van
kennismakingspakketten voor ouderen in het OV te gaan bezien. Uit het
gebruikersonderzoek blijkt dat er een wens bestaat naar algemene informatie
over het OV, bijvoorbeeld het gebruik van de kaartautomaat, chipkaart en over
vertrek- en aankomsttijden. Binnen het actieplan Groei op het Spoor speel ik in
op deze behoefte. Met de maatregel Ik spoor worden senioren geïnformeerd over
het gebruik van de trein, het voor- en natraject ervan met het regionale
agina 2 van 4
P
openbaar vervoer, het plannen van een reis en het vinden van hun weg door
Datum
het station door middel van workshops, instructie DVD, informatiestandjes op
beurzen en door training op het station zelf, met behulp van treinambassadeurs Ons kenmerk
uit dezelfde leeftijdsgroep. VENW/DGMO-2010/832
In het kader van deze treintraining is tot nu toe een grote groep opgeleid van
meer dan 80 treinambassadeurs, waarvan er 50 actief trainingen geven. Zij
hebben de afgelopen maanden al bijna 9.000 senioren weten te bereiken. In de
komende jaren is de verwachting dat dit aantal zal groeien naar zo'n 50.000
senioren. Met deze activiteiten gericht op het informeren van ouderen over het
gebruik van het OV ga ik ervan uit aan de gesignaleerde behoefte te hebben
voldaan.
c. Overleg Fietsersbond over staat van onderhoud van fietspaden.
De Fietsersbond heeft met mijn financiële steun nader onderzoek gedaan naar de
correlatie tussen onderhoud fietspaden en ongevalrisico van fietsende ouderen.
Hiervoor hebben zij bestaande databronnen aan elkaar gekoppeld, zoals
bijvoorbeeld het MobiliteitsOnzderzoekNederland (MON), de ongevalcijfers van de
SWOV en de Fietsbalans.
In het onderzoek kon geen direct verband worden gevonden tussen het
ongevalrisico voor oudere fietsers en het onderhoud van fietspaden. Wel is er een
duidelijk verband tussen het risico voor oudere fietsers op ongevallen in relatie tot
geluid en verkeershinder. Naarmate er meer geluid is op straat of hoe hoger de
hinder door andere verkeersdeelnemers des te hoger het risico voor oudere
fietsers.
De Fietsersbond beveelt aan, om het fietsgebruik vooral onder ouderen tot 74
jaar te promoten, fietsen is namelijk gezond en houdt mobiel. Het stimuleren en
promoten van veilig fietsgebruik onder ouderen zal integraal binnen BVM worden
opgepakt. Hierbij gaat het enerzijds om het verstrekken van extra informatie over
verschillende fietsproducten en anderzijds om de mogelijkheid bijzondere fietsen,
zoals de lage instapfiets en de driewielerfiets, te testen.
Aanvullende maatregelen die ik zal nemen om het aantal verkeersgewonden,
waaronder oudere fietsers, terug te dringen worden op dit moment met
maatschappelijke organisaties en decentrale partners uitgewerkt. Hierover zal ik
uw Kamer zoals toegezegd binnenkort nader berichten.
d. Resultaten gebruikersonderzoek scootmobielen, inclusief
voertuigeisen.
Ik heb toegezegd u te informeren over de resultaten van het gebruikersonderzoek
naar scootmobielen en zal hierbij ook de voertuigeisen meenemen.
In opdracht van BVM zijn aan ruim 1.000 ouderen met een gehandicaptenvoertuig
vragen voorgelegd over de belemmeringen in het gebruik van hun voertuig,
bekendheid met het bestaande aanbod aan trainingen, en hun behoefte en wen-
sen aan informatie en ondersteuning bij het gebruik van hun voertuig. Het betreft
ouderen in de leeftijdscategorie 65- 75 jaar respectievelijk 75 jaar en ouder. De
grootste belemmeringen om (vaker) op pad te gaan zien scootmobielgebruikers
agina 3 van 4
P
zelf vooral in zich `niet fit' voelen, de weersomstandigheden en slechte
Datum
infrastructuur. Zij noemen in mindere mate knelpunten die direct op het voertuig
betrekking hebben. Ik verwacht dat het kwalitatieve onderzoek dat de ANBO en Ons kenmerk
CG-raad voor mij in het kader van de motie Roefs, Koopmans en Cramer1 op dit VENW/DGMO-2010/832
moment aan het uitvoeren zijn meer zicht geeft op belemmeringen die direct
verband houden met de scootmobiel en andere gehandicaptenvoertuigen.
Naast de gebruiker zelf zijn ook decentrale overheden en (maatschappelijke)
organisaties ondervraagd naar het aanbod aan scootmobieltrainingen, de
ingeschatte behoefte onder ouderen aan ondersteuning en hun standpunt over
het opzetten van een uniforme scootmobielcursus. Hierbij ging het zowel om een
basiscursus als ook een opfriscursus.
Omdat breed draagvlak is voor een uniforme basis- en opfriscursus en de
noodzaak hiervoor door de BVM partners is benadrukt ben ik voornemens dit
binnen BVM op te pakken. Deze uniforme cursussen worden met alle belangrijke
stakeholders gezamenlijk ontwikkeld en zijn voor alle geïnteresseerde partijen
beschikbaar.
Hiernaast zal BVM de basiscursus aan alle gemeenten aanbieden met een
dringend beroep om deze wederom aan beginnende scootmobielgebruikers aan te
bieden. De effecten van deze cursus zullen door BVM worden gemonitord. De BVM
partners vinden vooralsnog een verplichte scootmobielcursus te ver gaan. Hierbij
sluit ik mij graag aan.
Samen met de maatschappelijke organisaties en decentrale overheden houd ik de
ouderen veilig mobiel. Ik vertrouw er op u hiermee voldoende geïnformeerd te
hebben.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
ir. Camiel Eurlings
1 Kamerstuk 31 700 XII, motie nr. 40
agina 4 van 4
P
Ministerie van Verkeer en Waterstaat