Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Datum 22 maart 2010
Toezeggingen wetsvoorstel accreditatie
Afgelopen dinsdag en donderdag, 16 en 18 maart jl., heeft uw Kamer het
wetsvoorstel "wijziging van de wet hoger onderwijs en onderzoek in verband met
aanpassing van het accreditatiestelsel" (II, 2009-10, 32 210) behandeld. In het
debat heb ik een aantal toezeggingen gedaan. Ten aanzien van een tweetal
onderwerpen heb ik toegezegd u voor de stemmingen te informeren.
De eerste toezegging betreft mijn zienswijze op het amendement van dhr.
Harbers (VVD, kamerstuk II, 32 210, nr. 12) waarin hij voorstelt om bij de
voorwaardelijke instellingstoets de uitgebreide opleidingsaccreditatie voor te
schrijven in plaats van de beperkte. In het wetsvoorstel is geregeld dat in het
geval de instellingstoets onder voorwaarden wordt gegeven, het beperkte regime
van toepassing is op de accreditatie en de toets nieuwe opleiding. Opleidingen die
via het beperkte regime opleidingsaccreditatie hebben ontvangen, behouden hun
accreditatie.
De heer Harbers stelt voor dat gedurende het jaar van de instellingstoets onder
voorwaarden het beperkte regime niet van toepassing is, maar het uitgebreide. In
het debat heb ik aangegeven dat ik begrip heb voor zijn behoefte aan
duidelijkheid en heldere eisen ten aanzien van de instellingstoets kwaliteitszorg.
Tegelijkertijd heb ik gewezen op de functie die het nieuwe systeem heeft om de
kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. De mogelijkheid om aan een oordeel
voorwaarden te verbinden beoogt de risicomijdende en defensieve reacties in het
huidige stelsel te vermijden en instellingen en beoordelingscommissies te
stimuleren om verbeterpunten helder te benoemen. Daarbij geldt het oordeel
"onder voorwaarden" alleen als er in principe sprake is van vertrouwen. Om deze
redenen ontraad ik het amendement. Dat neemt niet weg dat ik mij kan
voorstellen dat tussenvarianten ook werkbaar kunnen zijn. Te denken valt aan
een regeling vergelijkbaar met de procedure bij de versnelde invoering. Als de
instelling niet voldoet aan de voorwaarden van de voorwaardelijke
instellingstoets, dan geldt dat de opleidingen die in dat jaar voor accreditatie of
toets nieuwe opleiding zijn ingediend, aanvullend worden beoordeeld.
Ten tweede heb ik toegezegd u nadere informatie te geven over de onderscheiden
oordelen `voldoende', `goed', `excellent'. Dhr. J.J. van Dijk (CDA) stelde de vraag
of de NVAO in staat zou zijn om op betrouwbare en toetsbare wijze
gedifferentieerde oordelen te geven over de kwaliteit van de opleidingen. Hij
a
na 1 van 3
Pagi
vroeg zich af of dergelijke oordelen dermate consistent en vergelijkbaar kunnen Datum
zijn, dat zij ook in eventuele bezwaar- en beroepzaken houdbaar zijn. Daarbij
verwees hij naar de criteria met betrekking tot dit onderdeel in het door de NVAO Onze referentie
opgestelde concept-beoordelingskader, dat bij het wetsontwerp was gevoegd. De
formulering van de criteria voor het onderscheid tussen voldoende, goed en
excellent boden naar zijn mening nog onvoldoende houvast voor betrouwbare
oordeelsvorming. In het overleg heb ik toegezegd de NVAO nadere onderbouwing
te vragen. Hierbij treft u aan de brief van de NVAO van 22 maart, die op deze
vragen ingaat. De NVAO meldt dat al veel ervaring is opgedaan met het geven
van meer gedifferentieerde kwaliteitsoordelen. In het huidig accreditatiestelsel is
het gebruikelijk om op elk facet een oordeel uit te spreken op een vierpuntschaal.
Ook kan de NVAO op aanvraag het predicaat "bijzondere kwaliteit" toekennen.
Deze beoordelingssystematiek heeft goede resultaten opgeleverd. Nieuw in het
wetsvoorstel is dat het oordeel niet alleen over de afzonderlijke facetten wordt
gegeven maar over de gehele opleiding. Hiermee zijn in de pilots van het nieuwe
model goede ervaringen opgedaan. Zoals toegezegd in het overleg op 18 maart
zal de NVAO in het nieuwe accreditatiekader de criteria en beslisregels voor
gedifferentieerde beoordeling verder aanscherpen en onderbouwen. Ik zal het
accreditatiekader niet eerder goedkeuren dan na voorhang in Eerste en Tweede
Kamer.
De nadere informatie van de NVAO versterkt mijn vertrouwen dat de NVAO goed
in staat is om de nieuwe taak van gedifferentieerde kwaliteitsoordelen op
betrouwbare wijze uit te voeren. De vastgelegde procedure geeft de Kamer en mij
voldoende gelegenheid om de verdere vormgeving goed te volgen, door middel
van het accreditatiekader en de toegezegde evaluatie van het accreditatiestelsel.
Ten derde heb ik toegezegd dat ik twee jaar na de invoering van het nieuwe
accreditatiestelsel de werking ervan zal laten evalueren. Daarbij zullen in ieder
geval het effect op de administratieve lasten en de werking van het
gedifferentieerd oordeel (voldoende, goed, excellentie) worden betrokken. Over
de uitkomsten van deze evaluatie wordt de Kamer geïnformeerd.
Ten vierde is het onderzoek ter sprake gekomen dat is uitgevoerd naar aanleiding
van de motie van dhr. J.J. van Dijk c.s. over het gebruik van begrippen als
`universiteit' en `university' (Kamerstukken II, 2008-2009, 31 821, nr. 41). Er is
onderzoek verricht of, en zo ja op welke wijze in andere landen dergelijke
begrippen worden voorbehouden aan erkende instellingen voor hoger onderwijs.
Ik heb u toegezegd dit rapport vergezeld van mijn beleidsreactie op korte termijn
toe te sturen
Ten vijfde is opgemerkt dat de ontwikkeling van het accreditatiesysteem van
Nederland en Vlaanderen niet in hetzelfde tempo verloopt. Dat heeft er mee te
maken dat het accreditatiestelsel in Vlaanderen later is gestart waardoor de
eerste cyclus nog niet is afgerond. Mocht het onverhoopt zo zijn, dat er in de
toekomst grote verschillen tussen het Nederlandse en het Vlaamse
accreditatiesysteem gaan ontstaan, zal ik uw Kamer tijdig informeren.
Pagina 2 van 3
Datum
Tot slot merk ik op dat de gedragscode voor de commissies van deskundigen, die
in het overleg aan de orde kwam, toegevoegd wordt aan het accreditatiekader. In Onze referentie
het wetsontwerp is geregeld dat het accreditatiekader voorhangt bij uw Kamer.
Ik vertrouw erop dat ik hiermee in voldoende mate aan mijn toezeggingen ben
tegemoet gekomen.
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
Pagina 3 van 3