Kamerbrief inzake verlenging Nederlandse militaire bijdrage aan de
EU-geleide troepenmacht in Bosnië-Herzegoniva, operatie 'EUFOR Althea"
Kamerbrief Kamerbrief inzake verlenging Nederlandse militaire bijdrage aan
de EU-geleide troepenmacht in Bosnië-Herzegoniva, operatie 'EUFOR Althea"
Kamerbrief | 23 maart 2010
Hierbij informeren wij u conform artikel 100 lid 1 van de Grondwet en
aan de hand van het Toetsingskader over het besluit van de regering om
de Nederlandse bijdrage van 85 militairen aan de EU-geleide
troepenmacht in Bosnië-Herzegovina, operatie EUFOR Althea (hierna
EUFOR genoemd) voort te zetten tot 1 maart 2011. In juni 2009
verlengde de regering de Nederlandse bijdrage met een jaar. In het
Algemeen Overleg daarover zegde zij toe u te informeren, zodra een
besluit tot omvorming van operatie EUFOR was genomen, over de gevolgen
daarvan voor de Nederlandse bijdrage.
Zoals eerder met Uw Kamer gewisseld, heeft op 25 januari 2010 de Raad
Buitenlandse Zaken besloten tot een hybride taakstelling voor EUFOR:
naast de bestaande executieve taak zal de missie zich vanaf juni 2010
ook toeleggen op capaciteitsopbouw en training 1 . De training moet de
Bosnische strijdkrachten zelf in staat stellen om de veiligheid en
stabiliteit van Bosnië-Herzegovina te garanderen en vormt daarmee
eveneens een exit-strategie voor het executieve deel van de missie van
EUFOR. De taken zoals vastgelegd in de Dayton-akkoorden worden in
ieder geval voortgezet tot na de algemene verkiezingen in
Bosnië-Herzegovina van oktober 2010.
Het beëindigen van het executieve mandaat van EUFOR na de verkiezingen
wordt later dit jaar door de EU opnieuw afgewogen en besproken op
basis van een evaluatie van de politieke en veiligheidssituatie.
Het recente besluit van de Raad komt tegemoet aan het standpunt van
Nederland dat de EU een verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de
garantie van de stabiliteit in Bosnië-Herzegovina en daarmee de regio.
Besluitvorming over beëindiging van de executieve capaciteit moet
daarom zorgvuldig gebeuren. De EU kan zich in de Westelijke Balkan en
Bosnië-Herzegovina niet veroorloven dat hernieuwde spanningen tot
instabiliteit aanleiding zijn. Militaire executieve aanwezigheid is
noodzakelijk, zeker zolang de Hoge Vertegenwoordiger ondersteuning
nodig heeft en de politieke en veiligheidssituatie in
Bosnië-Herzegovina fragiel is. Het moment voor beëindiging van de
executieve taken lijkt zich niet eerder voor te doen dan na de
verkiezingen van oktober 2010.
De regering heeft daarom besloten het mandaat voor de Nederlandse
bijdrage te verlengen tot 1 maart 2011. Nederland zal met maximaal 85
militairen, gelijk aan de huidige maximale Nederlandse deelname, aan
het executieve en het trainingsdeel van de missie bijdragen. Naar
verwachting zal eind van dit jaar duidelijk zijn of en in welke vorm
het noodzakelijk is dat EUFOR aanwezig blijft. Om de gevolgen alsdan
voor de Nederlandse bijdrage te bezien en uw Kamer daarover tijdig te
informeren, houdt de regering de datum van 1 maart 2011 aan voor
beëindiging het huidige mandaat.
In het onderstaande wordt, aan de hand van de aandachtspunten van het
Toetsingskader, nader ingegaan op de afwegingen die ten grondslag
liggen aan het besluit over de verlenging van deze missie.
Politieke aspecten
Politieke risico-analyse
De situatie in Bosnië-Herzegovina is momenteel vele malen stabieler
dan vijftien jaar geleden, maar grote politieke spanningen blijven het
land in zijn greep houden. De politieke verhouding tussen de drie
bevolkingsgroepen wordt gekenmerkt door nationalistische en etnische
retoriek en de spanningen zullen in aanloop naar de verkiezingen in
oktober vermoedelijk verder toenemen. Vooralsnog heeft het gespannen
politieke klimaat in Bosnië-Herzegovina niet geleid tot een
verslechterde veiligheidssituatie, maar evenmin is sprake van de
noodzakelijke vooruitgang. De EU is echter eensgezind over het feit
dat in de aanloop naar de Bosnische verkiezingen geen onverantwoorde
risico's moeten worden genomen.
Algemene politieke situatie
De meeste politieke partijen in Bosnië-Herzegovina zijn op etnische
basis georganiseerd en concentreren hun activiteiten op hun achterban
waarbij het overkoepelend nationale belang nauwelijks een rol speelt.
Dit bemoeilijkt het politieke proces op velerlei terreinen. Het
noodzakelijke hervormingsproces voor Euro-Atlantische integratie
stagneert sinds de vorige algemene verkiezingen van 2006; deze
status-quo lijkt de belangen van de politieke leiders te dienen. Er is
vooralsnog weinig reden aan te nemen dat het politieke klimaat op
korte termijn - en in aanloop naar de verkiezingen- zal verbeteren.
Herziening van de Grondwet is noodzakelijk om van Bosnië-Herzegovina
een efficiënte en functionele staat te maken die aan de verplichtingen
van toetreding tot de EU kan voldoen. Het Dayton Vredesakkoord is
succesvol gebleken om de vrede te bewaren in Bosnië-Herzegovina, maar
het heeft niet tot een functionele staatsindeling en -instellingen
geleid. Daarbij komt dat het een discriminerende Grondwet is, zoals in
december jl. ook het Hof in Straatsburg heeft geoordeeld (`Sejdic en
Finci arrest'). Naar aanleiding van de uitspraak zijn de Bosnische
autoriteiten verplicht om de Grondwet en de verkiezingswet aan te
passen aan de Europese Conventie voor de Rechten van de Mens.
De grootste problemen die de Grondwet oplevert betreffen de verdeling
van bevoegdheden tussen de staatsniveaus, de mogelijkheid om het
wetgevingsproces te saboteren uit `etnisch belang' en de grote en dure
bureaucratie die de vele bestuurslagen met zich meebrengen. Het
resultaat is een zwakke centrale staat, een sterke Republika Srpska en
een versnipperde Moslim-Kroatische Federatie met tien kantons die
ieder een eigen regering hebben. De EU Speciaal Vertegenwoordiger
(EUSV) heeft een faciliterende rol ten aanzien van de
grondwetsherziening. Bovendien is de grondwetsherziening aangeduid als
een belangrijke korte termijn prioriteit in het Europese Partnerschap.
De internationale gemeenschap blijft druk uitoefenen om te komen tot
een functionele staatsstructuur, maar uiteraard moet een oplossing van
de Bosniërs zelf komen.
Premier Dodik van Republika Srpska dreigt geregeld met een referendum
over afscheiding, hetgeen de spanningen verder aanwakkert. Recentelijk
is de referendumwet van Republika Srpska aangepast, zodat ook een
referendum gehouden kan worden over zaken die de Bosnische staat (en
niet alleen Republika Srpska) aangaan. Er zijn momenteel geen concrete
aanwijzingen dat er ook daadwerkelijk op korte termijn een referendum
over afscheiding wordt georganiseerd, al heeft de premier wel
aangekondigd dat hij er één zal organiseren over het recente besluit
van de Hoge Vertegenwoordiger om het mandaat van de internationale
rechters en openbaar aanklagers te verlengen.
Hoge Vertegenwoordiger en Speciaal Vertegenwoordiger van de EU
De Oostenrijker Valentin Inzko is sinds maart 2009 zowel de Hoge
Vertegenwoordiger (HV) als de EUSV in Bosnië-Herzegovina. De
internationale gemeenschap wil het kantoor van de HV sluiten. De Peace
Implementation Council, het orgaan dat toezicht houdt op de uitvoering
van de civiele kant van het Dayton Vredesakkoord en de Hoge
Vertegenwoordiger, heeft hiervoor een benadering gekozen gebaseerd op
doelstellingen (zie aparte paragraaf over de "5 + 2 conditionaliteit")
2 . Deze transitie legt de verantwoordelijkheid voor verdere
ontwikkeling van Bosnië-Herzegovina bij de Bosniërs en is voorwaarde
voor de verdere integratie van het land in de Euro-Atlantische
structuren. Zo heeft de Europese Commissie aangegeven dat er geen
sprake kan zijn van het in behandeling nemen van een
kandidaat-lidmaatschapsaanvraag, zolang de HV in functie is. Na de
eventuele sluiting van de OHR, vervalt eveneens de functie van de Hoge
Vertegenwoordiger en dient het mandaat van de huidige EUSV verruimd en
aangescherpt worden. Nederland acht een operationeel en sterk mandaat
dan wenselijk, opdat de toekomstige EU- vertegenwoordiger voldoende
instrumenten tot zijn of haar beschikking heeft om het
hervormingsproces actief te blijven bevorderen.
Vijf doelstellingen en twee voorwaarden voor sluiting OHR
Tijdens de laatste vergadering van de Peace Implementation Council op
24 en 25 februari jl. werd onvoldoende voortgang geconstateerd t.a.v.
de "5+2 conditionaliteit" om tot sluiting van de OHR te kunnen
besluiten. De doelstellingen op het gebied van staatseigendom en
defensiebezittingen blijven het meest problematisch. De OHR heeft de
afgelopen tijd hard gewerkt om een inventaris van staatseigendom op te
stellen; het is nu aan de autoriteiten om tot een intergouvernementeel
akkoord over toedeling te komen, maar de regering van Republika Srpska
heeft de inventaris verworpen. Een intergouvernementeel akkoord over
de verdeling van defensie-eigendommen is nodig voor de tweede
doelstelling. De regeling van de status van Brcko is bijna voltooid;
Republika Srpska moet enkel nog een elektriciteitswet aanpassen. De
doelstellingen op het gebied van verdeling van belastinginkomsten en
een functionerende rechtstaat kunnen als grotendeels voltooid worden
beschouwd, al blijven er zaken die aandacht behoeven op beide
terreinen (uitblijven benoeming directeur Indirect Taxation Authority
en leden van de National Fiscal Council enerzijds en de uitvoering van
de National Strategy for Dealing with War Crimes en de National
Justice Sector Reform Strategy anderzijds).
De aankomende verkiezingen en het gepolariseerde politieke klimaat in
het algemeen in ogenschouw nemend, is het onwaarschijnlijk dat nog
voor de verkiezingen van oktober 2010 het besluit tot sluiting van de
OHR genomen kan worden.
Initiatieven internationale gemeenschap
In het najaar van 2009 is het toenmalige EU Voorzitterschap (Zweden),
samen met de VS en de EU instellingen, een initiatief gestart dat het
"Butmir proces" werd gedoopt. Het doel was om de impasse te doorbreken
en te komen tot vervulling van de conditionaliteit voor OHR-sluiting
en grondwettelijke wijzigingen. Partijen zijn elkaar echter nog niet
genaderd. Besprekingen op technisch niveau gaan verder, maar de kans
is klein dat dit proces alsnog tot resultaten zal leiden; de visies
van de drie partijen op de staatsinrichting liggen te ver uiteen
terwijl de posities verharden in aanloop naar de verkiezingen.
Voor het Spaanse Voorzitterschap is Bosnië-Herzegovina een prioritair
aandachtsgebied. Het Voorzitterschap heeft aangegeven in juni een
bijeenkomst op hoog niveau over de regio te organiseren en in april
een informeel seminar over Bosnië-Herzegovina.
Turkije zet zich sinds kort actief in om de stabiliteit van
Bosnië-Herzegovina te verbeteren. Zo organiseerde Ankara trilaterale
bijeenkomsten met de Kroatische en de Bosnische ministers van
Buitenlandse Zaken en met de Servische en Bosnische ministers. Een
resultaat daarvan was de agrément-verlening aan de Bosnische
ambassadeur in Belgrado, een kwestie die al twee jaar vast zat. Ook
heeft Turkije aangegeven een `Bosnia-Herzegovina Group of Friends' op
te willen richten.
Samenwerking met het ICTY
Het ICTY constateert dat Bosnië-Herzegovina samenwerkt met het
Tribunaal, al blijft de kritiek gelden dat deze samenwerking vooral
wordt gestuurd door verzoeken van het ICTY en niet door een actieve
opstelling van de Bosnische autoriteiten zelf. Het is bekend dat er in
Bosnië-Herzegovina nog ondersteuningsnetwerken voor Mladic bestaan. De
internationale gemeenschap blijft benadrukken dat de autoriteiten in
Bosnië-Herzegovina volledig met het ICTY dienen te blijven
samenwerken.
In december heeft de Hoge Vertegenwoordiger het mandaat van de
internationale rechters en openbaar aanklagers die voor het Staatshof
werken verlengd met drie jaar. Deze internationale staf werkt aan
zaken op het gebied van oorlogsmisdaden. Hiertoe besloot hij, tot
onvrede van met name premier Dodik van Republika Srpska, omdat het
Bosnische parlement het niet eens werd over de verlenging van het
mandaat.
Defensiehervorming
De voormalige entiteitlegers worden sinds juli 2007 als één
krijgsmacht onder één commando aangestuurd. Deze centralisatie heeft
gezorgd voor een stabielere organisatie, die nog steeds als voorbeeld
mag dienen voor andere instituties en waarbinnen in ieder geval geen
sprake is van een merkbaar etnisch antagonisme. De integratie op lager
niveau moet echter nog haar beslag krijgen. De strijdkrachten van
Bosnië-Herzegovina worden daarnaast geconfronteerd met grote
uitdagingen: budgettaire beperkingen, verouderd en overtollig
materieel en de noodzakelijke uitstroom van 2500 militairen. Het
proces van verdere aanpassing aan NAVO-structuren (waaronder de
realisatie van de Partnership Goals) wordt intensief begeleid door het
in Sarajevo gevestigde NATO Advisory Team.
Politiehervorming
De politie boekt incidenteel successen, zoals tijdens een recente
grote gezamenlijke politieactie in het noorden van Bosnië-Herzegovina
(Operatie Gornja Maoca) waarbij invallen werden gedaan bij vermeende
moslimterroristen. Over het algemeen echter opereert de Bosnische
politie nog steeds versnipperd en de overeengekomen hervorming moet
verder worden uitgevoerd. De internationale gemeenschap blijft o.a.
met EUPM druk uitoefenen om tot volgende stappen te komen. Voor de
langdurige stabiliteit is de uitwerking van de politiewetgeving immers
van groot belang. Het gaat hier met name om operationalisering van
agentschappen. De directeuren daarvan zijn onlangs benoemd, hetgeen
een welkome voortgang is. Daarnaast hebben de voorwaarden voor
EU-visumliberalisatie ook betrekking op het functioneren van de
politie op het gebied van openbare orde en veiligheid en
grensbewaking. Of Bosnië-Herzegovina aan de gestelde voorwaarden voor
visumliberalisatie op deze gebieden voldoet, zal moeten blijken uit
het assessment-rapport van de Europese Commissie, dat in het voorjaar
van 2010 verschijnt.
EU Police Mission Bosnië-Herzegovina (EUPM)
Op 8 december 2009 is het mandaat van de civiele EUPM verlengd met
twee jaar tot 31 december 2011. De doelstelling van de missie is niet
gewijzigd. EUPM heeft de opdracht in Bosnië-Herzegovina een duurzame
politiestructuur tot stand te brengen die aan de internationale
standaarden voldoet. De missie richt zich daarbij op capaciteitsopbouw
van het politieapparaat, met speciale aandacht voor ondersteuning van
de bestrijding van corruptie en de georganiseerde misdaad. Vooral de
samenwerking tussen de politie en de justitiesector krijgt de
aandacht. Het streven is dat de Europese Commissie de activiteiten van
EUPM na 2011 overneemt. Nederland neemt aan EUPM deel met zes civiele
politiefunctionarissen, vier functionarissen van de Koninklijke
marechaussee en een medewerker van het ministerie van Justitie.
Rol internationale militaire en politie presentie in het politieke
proces
Uit onderzoek is gebleken dat de aanwezigheid van EUFOR een
geruststellend effect heeft op de bevolking. Belangrijker nog is dat
de executieve aanwezigheid van EUFOR in deze periode van oplopende
spanning een matigende werking heeft op degenen die het politieke
proces willen verstoren. Daarnaast wordt de veiligheidssituatie in
Bosnië-Herzegovina nauwlettend in de gaten gehouden in het kader van
de bredere stabiliteit op de Balkan en kan, indien nodig, militair
worden ingegrepen. Alhoewel de situatie momenteel kalm is, kan er nog
niet op vertrouwd worden dat deze stabiel blijft in aanloop naar de
verkiezingen.
Naast de etnische verdeeldheid bedreigen ook de georganiseerde misdaad
(die zich onder meer met mensenhandel, drugshandel en wapenhandel
bezighoudt) en corruptie het politieke proces. Tot slot is
Bosnië-Herzegovina, als bekend, een doorvoerland voor de
georganiseerde misdaad (onder andere mensenhandel, drugs en wapens).
De verwevenheid tussen politiek en georganiseerde misdaad blijft,
zoals overal op de Balkan, een probleem. De internationale gemeenschap
(OHR, EUFOR en EUPM) stellen alles in het werk om dit te bestrijden.
Perspectief op toetreding Euro-Atlantische structuren
Nederland blijft de landen in de Westelijke Balkan steunen in hun
ambities om verdere aansluiting te vinden bij de EU en de NAVO,
waarbij de landen tegelijkertijd worden aangesproken op de hiertoe
gestelde voorwaarden. Een verdere integratie van de regio in de
Euro-Atlantische structuren is immers één van de belangrijkste
instrumenten voor het bevorderen van duurzame stabiliteit in de regio.
De in juni 2008 getekende Stabilisatie- en Associatie Overeenkomst is
inmiddels door uw Kamer goedgekeurd. De EU assisteert
Bosnië-Herzegovina via Pre-Accessie Fondsen (ruim EUR 100 miljoen per
jaar) om wetgeving aan te passen aan EU-normen. Circa een derde van de
fondsen wordt aangewend voor projecten in de sfeer van Justitie en
Binnenlandse Zaken.
In april 2008 ging de NAVO de Intensified Dialogue(ID) aan met
Bosnië-Herzegovina. Bosnië-Herzegovina heeft vervolgens in oktober
2009 Membership Action Plan (MAP)-status aangevraagd. Daarover is
tijdens de NAVO BZ-ministeriële in december 2009 lang gesproken. Het
gebrek aan voortgang op het gebied van essentiële hervormingen was
echter een struikelblok. Besloten is dat Bosnië-Herzegovina pas aan
MAP zal kunnen deelnemen zodra het land de noodzakelijke voortgang
bereikt in hervormingen. Essentie van dit besluit is dat de NAVO het
eens is over MAP als volgende stap, maar dat het tijdstip van een
positief besluit van de Noord-Atlantische Raad in handen ligt van de
leiders in Bosnië-Herzegovina zelf. De NAVO-ambassadeurs hebben de
opdracht gekregen de voortgang die Bosnië-Herzegovina boekt op het
gebied van hervormingen actief te blijven volgen. In dit kader staat
op 23 maart 2010 een reis van de NAR naar BiH op de agenda. Naar
verwachting zal het onderwerp tijdens de komende informele
NAVO-bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken in Talin (april
2010) opnieuw aan de orde komen.
Regionale ontwikkelingen
De landen in de regio rondom Bosnië-Herzegovina spelen een belangrijke
rol voor de stabiliteit van het land. Het eerder genoemde Turkse
initiatief om Servië en Kroatië nauwer bij Bosnië-Herzegovina te
betrekken is daarom zeer lovenswaardig. Over het algemeen spelen
Kroatië en Servië, als belangrijke buurlanden, een constructieve rol
hetgeen ook past in de voorwaarde voor EU-toetreding van goed
nabuurschap.
Kroatië en Macedonië zijn de enige EU-kandidaatlidstaten op de
Westelijke Balkan. Met Kroatië werden EU-toetredingsonderhandelingen
aangevangen in 2005. De overige Balkanlanden worden aangemerkt als
potentiële kandidaat-lidstaat: Albanië, Bosnië-Herzegovina,
Montenegro, Servië en Kosovo.
Ontwikkelingsaspecten
Economische situatie
De economische indicatoren voor Bosnië-Herzegovina zijn weinig
hoopgevend. De verwachting is dat de economie in 2010 krimpt met 3%.
Geregistreerde werkloosheid lag in november 2009 rond 43%.
Buitenlandse investeringen, industriële productie en de
belastingheffing daalden fors. Sinds juli 2009 heeft het IMF
Bosnië-Herzegovina ondersteund om de financiële crisis het hoofd te
bieden met een stand-by arrangement van ongeveer EUR1 miljard. De
Wereldbank stelt een zachte lening van $100 miljoen ter beschikking.
De aan het stand-by arrangement gekoppelde voorwaarden (gericht op het
inperken van het begrotingstekort) leveren goede resultaten op. Eind
februari keurde het parlement van de Federatie de noodzakelijke
wetgeving met betrekking tot bezuinigingen goed, zodat de tweede
tranche betaald zou kunnen worden door het IMF.
Wederopbouw en humanitaire aspecten
Nederland voert een bilateraal ontwikkelingssamenwerkingsprogramma uit
in Bosnië-Herzegovina voor een totaal bedrag per jaar van circa EUR10
miljoen. In 2007 besloot de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
dit programma over een periode van vier jaar uit te faseren. 3 Het
meerjarenprogramma van de ambassade voor de periode 2008 tot en met
2011 geeft vorm aan deze uitfasering en is gericht op het bevorderen
van goed bestuur en mensenrechten, economische ontwikkeling,
vluchtelingenterugkeer en Srebrenica-gerelateerde activiteiten. Op het
gebied van corruptie steunt Nederland financieel de organisatie
Transparency International die rapporteert over de mate van
transparantie van het openbare bestuur en die zich de afgelopen jaren
kritisch heeft uitgelaten over de privatiseringen van staatsbedrijven
in Republika Srpska. Tevens dringt Nederland bij de Europese Commissie
aan om meer anticorruptie-projecten te financieren onder de EU
Pre-Accessie Fondsen.
Nederland besteedt in dit jaar van de parlementsverkiezingen extra
aandacht aan het ondersteunen van organisaties die zich bezighouden
met het monitoren van het verkiezingsproces, die kiezers informeren
over partijprogramma's en partijbeloften (alsmede de mate waarin die
beloften tijdens de afgelopen vier jaar daadwerkelijk zijn ingelost)
en die zich inspannen voor vrije en onafhankelijke media. Waar
mogelijk wordt hierbij samenwerking gezocht met andere donoren.
Nederlandse financiering van projecten in dit kader zal echter beperkt
zijn in verband met de uitfasering van de ontwikkelingsrelatie.
In overeenstemming met de toezegging van de minister van Buitenlandse
Zaken tijdens het debat over het rapport van de enquêtecommissie
Srebrenica op 18 juni 2003 wordt jaarlijks minimaal EUR5 miljoen aan
Srebrenica gerelateerde projecten besteed. Dit zal na de uitfasering
van de bilaterale ontwikkelingsrelatie worden voortgezet.
Mandaat en rechtsbasis
Het mandaat en de rechtsbasis voor het optreden van EUFOR blijven van
kracht. De VN-Veiligheidsraad resolutie 1575 onder Hoofdstuk VII van
het VN-Handvest is de basis voor dit optreden. EUFOR is
verantwoordelijk voor de handhaving van de militaire aspecten van
annex 1A en Annex 2 van de Dayton akkoorden. Dit betekent dat EUFOR
nog steeds toezicht moet houden op het staakt-het-vuren en de
ontwapening van de voormalige Bosnische strijdkrachten en
verantwoordelijk is voor een veilige omgeving waarin de internationale
gemeenschap haar werk kan doen. Voorts ondersteunt EUFOR het ICTY, met
inbegrip van de opsporing van `Persons Indicted for War Crimes'
(PIFWCs). Daarnaast ondersteunt EUFOR de Hoge Vertegenwoordiger. De
trainingstaken worden onder hetzelfde mandaat uitgevoerd. De
VN-veiligheidsraad heeft op 18 november 2009 met resolutie 1895 het
mandaat van EUFOR met 12 maanden verlengd.
Militaire aspecten
Veiligheidssituatie
Op dit ogenblik is de veiligheidssituatie in Bosnië-Herzegovina kalm.
Ondanks hun breed uitgemeten tegenstellingen is er weinig sprake van
openlijke confrontaties tussen de bevolkingsgroepen. Wel bestaan er
nog steeds gebieden waar meer spanningen heersen dan in andere
gebieden. Dit zijn de gebieden waar verschillende bevolkingsgroepen
gezamenlijk leven, of waar tijdens de oorlog hevig is gevochten, zoals
in Mostar en de voormalige Moslimenclaves in de oostelijke delen van
de Republika Srpska. Van een constructieve vrede is dan ook geen
sprake. Voor de uitgezonden militairen bestaat geen directe
veiligheidsbedreiging.
Militair vermogen
Sinds de reductie van EUFOR in 2007 van 6000 naar 2500 militairen en
in 2008 verder naar circa 2100, is het operatiegebied in vijf regio's
verdeeld. In de vijf regio's bestaat de militaire aanwezigheid van
EUFOR uit Liaison and Observation Teams (LOT) en mobiele Human
Intelligence (HUMINT-)teams. Daarnaast heeft EUFOR nog een
multinationaal manoeuvrebataljon dat is gelegerd in Sarajevo en twee
compagnieën Militaire Politie ten behoeve van de Integrated Police
Unit (IPU).
De nadruk van de Nederlandse EUFOR-bijdrage ligt op de LOTs. De teams
bestaan elk uit acht militairen en opereren in specifiek toegewezen
gebieden. Zij vergaren informatie over de veiligheidssituatie en over
de sociale, politieke en economische ontwikkelingen in het
inzetgebied. Eventuele spanningen worden zo snel zichtbaar en kunnen
in de kiem gesmoord worden. Bovendien opereren de teams als link
tussen EUFOR en de internationale organisaties in Bosnië-Herzegovina.
De LOTs opereren vanuit woongemeenschappen en zijn gehuisvest te
midden van de lokale bevolking. Daarmee vormen zij voor de Bosnische
bevolking het meest zichtbare deel van EUFOR. Nederland is
verantwoordelijk voor het bemannen van de vier LOT-huizen in Travnik,
Mrkonjic Grad, Drvar en Livno. Nederland is in Regio 1 ook
verantwoordelijk voor de bemanning van het Regionaal Coördinatie
Centrum, (RCC- 1) in Banja Luka. In Regio 1 werkt Nederland nauw samen
met Bulgarije, Chili, Roemenië en Zwitserland.
De Nederlandse bijdrage aan de IPU van EUFOR bestaat uit een
detachement van de Koninklijke marechaussee. De European Gendarmerie
Force geeft leiding aan het hoofdkwartier van de IPU. De Nederlandse
functionarissen worden ingezet voor recherchetaken (georganiseerde
misdaad en oorlogsmisdaden) en het analyseren van inlichtingen.
Daarnaast ondersteunen zij op verzoek van de Bosnische autoriteiten de
politie bij het verrichten van onderzoek en het uitvoeren van acties.
De twee Nederlandse IPU Investigation Teams opereren in het gehele
operatiegebied van EUFOR. Bovendien zijn zes Nederlandse
functionarissen geplaatst in de staf van de IPU.
Tot slot levert Nederland elf staffunctionarissen aan het
hoofdkwartier van EUFOR. Allen zijn geplaatst in Sarajevo. De
ondersteuning van de Nederlandse militairen in Bosnië-Herzegovina
wordt verzorgd door een Nederlands `National Support Element' op Camp
Butmir in Sarajevo.
Trainingscapaciteit voor het Bosnische leger
EUFOR zal vanaf half juni ondersteuning bij capaciteitsopbouw en
training aan de Bosnische strijdkrachten gaan bieden. De afgelopen
periode heeft EUFOR samen met de Bosnische autoriteiten dit programma
opgezet. Dit programma sluit aan bij het programma van de NAVO, dat
zich specifiek richt op het hoogste segment van het Bosnische leger.
Het trainingsprogramma is gericht op het opzetten van een robuuste en
duurzame trainingsstructuur in Bosnië-Herzegovina (het `train de
trainer`-concept). De thema's waar dit programma zich op richt, liggen
op het vlak van het militair onderwijs, training en doctrine,
communicatie- en informatiesystemen, standaardisatie en
interoperabiliteit, logistiek, onderhoud, mijnenruiming en
rampenbestrijding. De voortgang zal door EUFOR worden gemonitord op
basis van vast te stellen benchmarks.
Het hoofdkwartier van EUFOR creëert veertig nieuwe functies om deze
nieuwe taak verder vorm te geven en bij de uitvoering te ondersteunen.
De taken worden uitgevoerd in samenspraak met de Bosnische
strijdkrachten. De eigenlijke trainingen worden uitgevoerd door
zogenaamde Mobile Training Teams (MTT's). Deze MTT's worden ingesteld
voor alle verschillende thema's. Ze variëren in omvang en worden,
afhankelijk van het deelonderwerp, voor langere of kortere tijd
uitgezonden. In totaal wordt rekening gehouden met een personele
bezetting van 70 militairen voor alle MTT's samen.
Nederland wil zes militairen bijdragen aan het hoofdkwartier, in de
nieuwe afdeling die zich richt op capaciteitsopbouw en training van de
Bosnische strijdkrachten. Daarnaast wil Nederland vijf militairen gaan
plaatsen in de MTT's. De MTT's waaraan Nederland zal gaan bijdragen
richten zich op rampenbestrijding, mijnenruiming, adviseren over EU-
en NAVO-doctrine, `interoperabiliteit, standaardisatie & training' en
tot slot op training op het gebied van communicatie- en
informatiesystemen. De functies worden naar verwachting eind maart of
begin april 2010 definitief toegewezen.
De totale Nederlandse bijdrage aan het executieve deel en aan de
trainingstaken van EUFOR zal niet hoger zijn dan 85 militairen.
Geweldsinstructie
De door de EU opgestelde Rules of Engagement (ROE) voor EUFOR zijn
gebaseerd op de machtiging van EUFOR onder Hoofdstuk VII van het
VN-Handvest. Het door Nederland, op basis van de ROE opgestelde
Nederlandstalige aide-mémoire voor het kader, en een Instructiekaart
Geweldgebruik voor alle militairen, blijven gehandhaafd.
Overige militaire aspecten
Het grootse deel van de troepenleverende landen zal evenals Nederland
aan EUFOR blijven deelnemen. Het betreft hier onder andere Oostenrijk,
Duitsland, Hongarije, Roemenië en Turkije. In 2010 zullen Spanje,
Polen en Ierland zich terugtrekken uit EUFOR. Deels zullen andere
lidstaten, zoals Oostenrijk, deze gaten vullen. Deels zal de missie op
andere wijze moeten worden ingericht om het mandaat te kunnen
realiseren. Dit zal binnenkort met de lidstaten worden besproken. In
totaal nemen twintig EU-lidstaten en vijf niet EU-landen deel aan de
missie.
Op 4 december 2009 heeft de Oostenrijkse generaal-majoor Bernhard Bair
het commando over EUFOR overgenomen van de Italiaanse generaal-majoor
Stefano Castagnotto. De regelingen over commandovoering en de
samenwerking tussen de EU en de NAVO in deze operatie zijn niet
gewijzigd. De samenwerking tussen de NAVO en de EU in
Bosnië-Herzegovina verloopt goed. Thans zijn voor EUFOR géén aparte
operationele en strategische EU-reserves voorzien. EUFOR kan, indien
nodig, een beroep doen op de door de EU en de NAVO gedeelde Over the
Horizon Reserve Forces (ORF) en Strategic Reserve Forces (SRF) van de
NAVO en op de tactische reserve van de NAVO-missie in Kosovo, KFOR,
dat als een reserve fungeert voor EUFOR.
Financiële gevolgen
De additionele uitgaven die gemoeid zijn met de verlenging van de
Nederlandse bijdrage, van 1 juni 2010 tot en met 1 maart 2011, aan de
EUFOR missie in Bosnië-Herzegovina worden geraamd op EUR5,4 miljoen
(EUR4,1 miljoen in 2010 en EUR1,3 miljoen in 2011). De Nederlandse
bijdrage zal bestaan uit maximaal 85 militairen. Voor de periode tot 1
juni 2010 was EUR3,5 miljoen in de begroting opgenomen. De totale
Nederlandse bijdrage aan deze missie voor geheel 2010 wordt geraamd op
EUR7,6 miljoen en voor 2011 (tot 1 maart 2011) op EUR1,3 miljoen.
Voor de ondersteuning van partnerlanden in de LOT-huizen (onder meer
Chili) doet Nederland extra uitgaven. De middelen die Nederland van
deze partnerlanden terug ontvangt worden voor 2010 geraamd op EUR0,8
miljoen en voor 2011 (tot 1 maart 2011) op EUR0,2 miljoen.
De additionele uitgaven komen ten laste van de structurele voorziening
'uitvoeren crisisbeheersingsoperaties' van de Homogene Groep
Internationale Samenwerking (HGIS) op de defensiebegroting. Ook de
ontvangsten worden op deze voorziening verantwoord.
De minister van Buitenlandse Zaken, De minister van Defensie,
Drs. M.J.M. Verhagen E. van Middelkoop
1 TK 21501-02, nr. 944 en TK 21501-02, nr. 942
2 In februari 2007 besloot de Peace implementation Council een
zogenaamde `tijdsgebonden aanpak' te vervangen door het identificeren
van vijf doelstellingen waar aan voldaan moet worden voordat de OHR
kan sluiten.
De overeengekomen doelstellingen zijn: 1) verdeling van staatseigendom
(onroerend goed) over het centrale niveau en entiteiten; 2) oplossing
voor overdracht, inventarisatie en management van defensiebezittingen;
3) duurzame regeling voor de status van Brcko; 4) akkoord over
verdeling van de belastinginkomsten; 5) werkende rechtsstaat;
Tevens zijn ondertekening van de Stabilisatie en Associatie
Overeenkomst en een positieve beoordeling van de situatie in
Bosnië-Herzegovina door de Peace Implementation Council Steering Board
noodzakelijk voordat de OHR gesloten kan worden; de twee
`voorwaarden'. Vandaar 5 + 2.
3 Zie ook Kamerbrief inzake Uitfaseringsstrategieën Partnerlanden van 3
april 2009 (2008-2009, 31250, nr. 56, Tweede Kamer).
Ministerie van Buitenlandse Zaken