Radboud Universiteit Nijmegen


Bemoeizorg nodig voor probleemschoppers met laag IQ

Datum bericht: 11 maart 2010

In het kort
Jongeren en volwassenen met een laag IQ en ernstige gedrags- en psychische problemen zouden met âbemoeizorgâ, min of meer opgedrongen hulpverlening, van de straat geplukt en begeleid of zelfs behandeld moeten worden. Door drang en bemoeizorg komt er weer structuur in hun leven en nog enigszins perspectief, stelt Robert Didden, bijzonder hoogleraar Orthopedagogiek aan de Radboud Universiteit Nijmegen, in zijn oratie op 25 maart.

Didden komt op voor een kwetsbare groep van vijf- tot zevenduizend mensen, die qua behandeling tussen wal en schip valt. Hulpverleners moeten meer bekend raken met de onderliggende problemen van deze groep en leren de beperkingen te herkennen. Vervolgens is diagnostiek op maat nodig, toegesneden op het begripsniveau en de leefomstandigheden van de cliënt. Robert Didden is de eerste hoogleraar in Nederland met het aandachtsveld zorg en behandeling van licht verstandelijk gehandicapten met gedragsproblemen.

Met het merendeel gaat het goed, maar ze redden het niet alleen Nederland telt naar schatting 400.000 mensen met een licht verstandelijke beperking (IQ 50-70) of zwakbegaafdheid (IQ 70-80) waarvan tenminste 10.000 ernstige gedrags- en psychische problemen hebben. Voor allemaal geldt: ze redden het niet alleen in de samenleving. Ze hebben allemaal op enigerlei wijze hulp nodig. Met het grootste deel van hen gaat het goed: degenen die bijvoorbeeld uit hechte gezinnen komen, dagbesteding of werk hebben en ondersteuning krijgen. Zij kunnen later met hulp van buiten ook zelfstandig wonen.

Didden: âHet moeilijkst voor de cliënt zelf en de omgeving is het erkennen van de verstandelijke beperking. Erkennen dat je veel dingen niet kunt en ook niet zult bereiken. Accepteren en leren dat je het alleen niet redt. Hulp accepteren.â

Kwetsbare groep tussen wal en schip
Didden richt zich op de kwetsbare groep die vaak niet behandeld wordt: degenen met ernstige gedragsproblemen. De omgeving doet een te groot beroep op hun denken en doen. Vroeger werden deze mensen vaak ondersteund door familie of vonden ze een plek in gezinsvervangende tehuizen. Die vangnetten zijn weggevallen en de overheid vindt dat we steeds meer zelfstandig, al dan niet met hulp en mantelzorg, moeten regelen.

Didden: âDe maatschappij wordt steeds ingewikkelder. Kun je dat niet bijhouden dan mis je de aansluiting.â Daarnaast vinden beleidsmakers participatie in de maatschappij ook steeds belangrijker. En niet in de laatste plaats: reguliere hulpverlening is niet toegerust voor mensen met meervoudige problematiek, dus mensen met verstandelijke beperkingen en sociale en psychische problemen.â

Hulpverlening niet toegesneden op probleemmakers De groep waarmee het niet goed gaat is vaak opgegroeid in kansarme omstandigheden: ouders met psychiatrische problemen of een verstandelijke beperking, armoede, werkloosheid. Ze zijn door hun levensgeschiedenis vaak getraumatiseerd, minder weerbaar, hebben foute vrienden, geen werk of dagbesteding, laten zich makkelijk op sleeptouw nemen, komen in aanraking met drugs en criminaliteit, hebben nauwelijks perspectief in de samenleving. Een aantal pleegt (herhaaldelijk) delicten en komt in detentie terecht. Ze willen geen hulp of zetten zich af tegen hulpverlening.

Juist dat zijn degenen die op straat vaak amok maken en die met drang en bemoeizorg geholpen moeten worden, meent Didden. Een deel van hen komt vroeg of laat terecht bij de gevestigde hulpverlening: de orthopedagogische behandelcentra, verstandelijk-gehandicaptenzorg, verslaafdenzorg, de Riaggs. Die weten vaak niet goed raad met deze cliënten, die, streetwise geworden, hun beperking camoufleren, waardoor de verstandelijke beperking of zwakbegaafdheid niet wordt opgemerkt en een behandeling ook niet van de grond komt of niet aanslaat. Als de beperking al wordt onderkend, is diagnostiek en behandeling vervolgens lastig en is de hulpverlening onvoldoende toegesneden op de complexe problematiek.

Behandeling op maat
Hulpverleners in de eerste-, tweede- en derdelijnszorg moeten meer bekend raken met de onderliggende problemen van deze groep. Het gaat vaak niet alleen om enkelvoudige stoornissen als een verslaving, angsten of agressie, maar om een ingewikkelde combinatie van problemen. Belangrijk punt is het herkennen van de beperking.

Vervolgens is diagnostiek op maat nodig, toegesneden op het begripsniveau en leefomstandigheden van de cliënt. De reguliere behandelprogrammaâs zijn niet geschikt omdat ze een te groot beroep doen op inzicht en zelfredzaamheid. Didden: âBehandelaars moeten hun therapieën aanpassen. Minder inzetten op gesprekstechniek en waar mogelijk de omgeving van de cliënt bij de behandeling betrekken. â

Bestaande interventies moeten dus aangepast worden, waarbij een van de belangrijkste taken van hulpverleners is cliënten te motiveren dat ze hulp leren accepteren. In de gemeente Rotterdam is onlangs een initiatief genomen om groepen mensen die op straat leven aan te spreken en zorg op te dringen. âEen goed initiatiefâ, vindt Didden. âHet is een kans om het ook voor hen als individu beter te kunnen maken.â

Kenniscentrum Trajectum
In Nijmegen zal prof. Didden samen met zijn collegaâs methodieken ontwikkelen voor diagnostiek en begeleiding en behandeling. Hierbij wordt nadrukkelijk gezocht naar samenwerking met instellingen uit andere sectoren (GGZ, verslavingszorg) en reguliere verstandelijk gehandicaptenzorg.

Prof. Didden is gz-psycholoog en hoofd van het kenniscentrum van Trajectum, aangesloten bij De Borg, een organisatie bestaand uit twee van de vijf landelijke instellingen in Nederland voor behandeling en begeleiding van mensen met een lichte verstandelijke beperking en onbegrepen en risicovol gedrag. Trajectum doet in samenwerking met de Radboud Universiteit en andere instellingen en kenniscentra wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van behandelprogrammaâs voor ernstige gedragsstoornissen, waaronder agressief gedrag en problematisch middelengebruik.

Prof. dr. Robert Didden is bijzonder hoogleraar Orthopedagogiek van de Radboud Universiteit Nijmegen en verbonden aan het Behavioural Science Institute en vakgroep Orthopedagogiek. In deze functie combineert hij onderzoek naar gedrags- en psychische stoornissen bij mensen met verstandelijke beperkingen met onderwijs aan studenten op dit gebied.Â

Oratie prof. dr. R. Didden: Tussen wal en schip. Behandeling van mensen met lichte verstandelijke beperkingen en ernstige gedragsstoornissen. Donderdag 25 maart, 15.45 uur, Aula Comeniuslaan 2, Nijmegen.Â