Algemene Rekenkamer: Zorgleerlingen, IND, Kustwacht en Groene energie

25/03/2010 15:00

Algemene Rekenkamer

Vier terugblikrapporten over zorgleerlingen, IND, Kustwacht en subsidieregelingen groene energie

Traditiegetrouw publiceert de Algemene Rekenkamer tegelijkertijd met het eigen jaarbericht Verslag 2009 ook een aantal zogenoemde Terugblikken. In deze onderzoeken is nagegaan tot welke maatregelen de rijksoverheid is gekomen naar aanleiding van conclusies en aanbevelingen uit eerder onderzoek van de Algemene Rekenkamer. Hieronder toelichting op de terugblikken Functioneren Kustwacht (oorspronkelijk gepubliceerd in april 2005 en maart 2007), Zorgleerlingen in primair en voortgezet onderwijs (uit januari 2005), Subsidieregeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (uit mei 2007) en Immigratie- en Naturalisatiedienst (uit september 2005).

IND levert beter werk, maar uitgaven nog boven budget

Het functioneren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is na het Rekenkamerrapport uit 2005 duidelijk verbeterd. Maar nog niet alle beoogde doelstellingen zijn door de IND bereikt.

Twinning met de Sociale Verzekeringsbank heeft bijgedragen aan een flink aantal verbeteringen binnen de IND. De IND is telefonisch beter bereikbaar, het aantal klachten is aanzienlijk minder en de tevredenheid van de klanten is toegenomen.

De meeste bezwaarschriften zijn in 2009 weliswaar sneller afgehandeld dan het geval was in 2004, maar nog steeds niet tijdig genoeg. Ook is de vreemdelingenketen vereenvoudigd. Met sommige partners moeten de afspraken nog worden vastgelegd, bijvoorbeeld met de Koninklijke Marechaussee.

Keerzijde van de verbeteringen van afgelopen jaren is dat de uitgaven van de IND nog steeds boven budget zijn. Het exploitatietekort in 2009 is uitgekomen op 34 miljoen euro. Opbrengsten via leges dekken nog maar ruim een derde deel van de kosten (was tweederde in 2004). Aanpassing van de legestarieven is slechts beperkt mogelijk.

De IND verwacht met een nieuw veelomvattend ICT-programma op termijn per jaar 45 miljoen euro te kunnen besparen. Volgens de Algemene Rekenkamer staat nog niet vast of dit INDIGO-programma volledig op tijd (in 2011) operationeel is.

Reactie minister van Justitie en nawoord Algemene Rekenkamer

De minister van Justitie heeft op dit onderzoek gereageerd. De bewindsman verwacht dat met verdere maatregelen de IND uiteindelijk bezwaarprocedures binnen de wettelijke termijn kan afhandelen. Deze termijn wordt binnenkort naar verwachting verlengd. De kritiek op de samenwerkingsafspraken deelt de minister niet geheel. Volledige kostendekkendheid van de IND is volgens de minister niet mogelijk. De Algemene Rekenkamer stelt in haar nawoord dat door afspraken binnen de vreemdelingenketen de kans verkleind kan worden dat ten onrechte visa worden afgegeven.

Geen inzicht in effecten van beleid voor zorgleerlingen

Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) kan nog steeds niet beoordelen of zorgleerlingen het onderwijs krijgen dat bij hen past. Dat concludeert de Algemene Rekenkamer in de Terugblik Zorgleerlingen in het primair en voortgezet onderwijs.

Door het ontbreken van systematische evaluatie van het beleid kan het ministerie ook niet beoordelen of het geld voor zorgleerlingen efficiënter en effectiever besteed had kunnen worden. Positief punt is dat het Ministerie van OCW het toezicht op het zorgbeleid van scholen voor deze groep leerlingen structureel heeft versterkt.

In Nederland zijn er volgens de Inspectie van het Onderwijs circa 300.000 leerlingen in primair en voortgezet onderwijs die extra zorg nodig hebben, 270.000 van hen met een indicatie voor een vorm van speciaal onderwijs. Voor onderwijs aan deze leerlingen is op basis van drie verschillende regelingen in totaal ongeveer 2,2 miljard euro per jaar beschikbaar.

In het Terugblikrapport heeft de Algemene Rekenkamer onderzocht of de aanbevelingen uit de rapporten uit 2005 'Weer Samen Naar School; Zorgleerlingen in het primair onderwijs' en 'Zorgleerlingen in het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs' zijn opgevolgd door OCW. In dat jaar concludeerden we dat de minister van OCW geen inzicht had in de effecten van het beleid voor zorgleerlingen. De minister kon geen relatie leggen tussen de gestelde doelen, de behaalde resultaten en de financiële middelen die hiervoor nodig waren. Ook stelden wij in 2005 dat het toezicht op de uitvoering van het beleid onvoldoende was.

Toezicht op zorgbeleid samenwerkingsverbanden ontbreekt

Uit het terugblikonderzoek blijkt dat de minister van OCW nog steeds niet kan beoordelen of het beleid voor zorgleerlingen bijdraagt aan het daarvoor gestelde doel, namelijk dat leerlingen die zonder extra zorgbegeleiding niet of moeilijk mee kunnen komen toch het onderwijs krijgen dat bij hen past, zodat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen. Terwijl het toezicht op het zorgbeleid van scholen is versterkt, ontbreekt nog steeds inhoudelijk toezicht op het functioneren van samenwerkingsverbanden van scholen. Deze samenwerkingsverbanden verdelen na invoering van de nieuwe plannen in totaal minstens 775 miljoen euro van het beschikbare bedrag en moeten gezamenlijk tot een zorgplan en de verdeling van de financiële middelen komen.

Reactie minister van OCW en nawoord Algemene Rekenkamer

De minister voert aan dat het nieuwe beleidsconcept Passend Onderwijs de oplossing is voor deze tekortkomingen. Met de opzet van dit concept is het ministerie in 2005 gestart, maar van invoering is nog geen sprake. De Algemene Rekenkamer vindt het van groot belang dat de aanpak van tekortkomingen niet langer uitgesteld wordt en niet afhankelijk wordt gemaakt van toekomstig beleid en dringt aan op actie.

Kustwacht succesvol omgebouwd tot eenheid

In de tweede terugblik die de Algemene Rekenkamer uitbrengt na het oorspronkelijk onderzoek naar het functioneren van de Kustwacht Nederland in april 2005 (eerste terugblik is in 2007 gepubliceerd) wordt geconstateerd dat dit samenwerkingsverband van zes ministeries inmiddels is omgezet in één organisatie. Met dit besluit van het kabinet uit 2006 en geleidelijke invoering is de wens om de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden helder te krijgen ingevuld.

Een adviesbureau heeft op verzoek van de directeur van de Kustwacht en vertegenwoordigers van de ministeries van Verkeer en Water en van Defensie in december 2009 vastgesteld dat de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer uit 2005 opvolging hebben gekregen. Dat onderschrijft de Algemene Rekenkamer, net als de vaststelling dat de conclusies van de Algemene Rekenkamer uit 2007 ter hand zijn genomen. Knelpunten zijn opgelost. Beleid en prestaties zijn inmiddels helder vastgelegd. Er is sprake van een grote verbetering in de wijze waarop de Kustwacht de noodzakelijke mensen en middelen (schepen en vliegtuigen) verkrijgt, aanwendt en verantwoordt. Het gezamenlijk optreden is bevorderd door alle ambtenaren, ongeacht van welk ministerie zij afkomstig zijn, de bevoegdheid te geven om toezicht te houden en op te sporen.

Nog onzekerheden bij subsidies voor groene energie

De Algemene Rekenkamer stelt onzekerheden vast bij twee subsidieregelingen voor groene energie.

Volgens deze subsidieregelingen krijgt het bedrijf of de burger een gegarandeerde opbrengst voor opgewekte elektriciteit (en bij SDE ook gas). De hoogte van de subsidie hangt af van de energieprijs. In mei 2007 concludeerde de Algemene Rekenkamer dat het toezicht op de subsidieregeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) tekort schoot. Deze subsidie uit juli 2003 strookte bovendien niet geheel met het Nederlandse beleid voor een betrouwbare, schone en betaalbare energievoorziening. Zo is biomassa niet altijd even duurzaam (bijvoorbeeld winning van palmolie) en ontvingen stroomproducenten voor onder meer windmolens soms te veel MEP-subsidie. De minister van Economische Zaken (EZ) sloot het loket voor nieuwe subsidieaanvragen MEP plots in augustus 2006, omdat het vooraf vastgestelde milieudoel in 2010 zeker gehaald zou worden (tot 2017 wordt nog stroom opgewekt met hulp van MEP-subsidie). De Algemene Rekenkamer stelde in 2007 dat het niet zeker is of het beleidsdoel - in Nederland 9 % van de benodigde elektriciteit duurzaam produceren - in 2010 gehaald wordt. Dit doel lijkt inmiddels binnen bereik. Welke bijdrage de MEP-regeling hieraan geleverd heeft kan pas later vastgesteld worden.

SDE opvolger van regeling MEP

In april 2008 stelde de minister van EZ als opvolger de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) in. SDE is geen zogenaamde openeinderegeling, wat de MEP nog wel was. De informatie over hoeveel geld naar MEP-subsidies en hoeveel naar SDE-subsidies gaat, kan transparanter.

Verder heeft het kabinet besloten dat vanaf 2011 of 2012 de MEP en SDE gefinancierd worden via een opslag die burgers en bedrijven bij de afname van stroom en gas moeten betalen. Hoe de verdeling tussen bedrijven en burgers gaat uitvallen, moet nog worden besloten. Financiering via deze opslag (heffing) geeft volgens het kabinet meer zekerheid over de betaalbaarheid van beide subsidieregelingen. De gevolgen voor de koopkracht zijn echter een politiek punt van discussie; in 2006 werd besloten deze wijze van financiering van de MEP-regeling los te laten aangezien deze te zwaar drukte op de koopkracht. Een heffing

brengt het risico met zich mee dat voor de Tweede Kamer het zicht op de financiële gevolgen van deze regelingen nog minder zal zijn.

Of op een duurzamere wijze biomassa ingezet wordt, moet deels blijken als eind dit jaar nieuwe EU-criteria van kracht worden. De minister kan daadkracht tonen bij het maken van afspraken over deze criteria. Die criteria gelden voor vloeibare biomassa en alleen voor nieuwe subsidietoekenningen, en zeggen dus niets over het 'groene' karakter van projecten die al eerder MEP- of SDE-subsidie hebben gekregen. De minister kan voortvarender vastleggen hoe accountants controle moeten uitoefenen op deze subsidieregelingen, zodat achteraf op uniforme wijze kan worden vastgesteld of er op voldoende duurzame wijze energie is geproduceerd.

Rapport Stand van zaken integriteitszorg Rijk 2009 en Verslag 2009

Op 25 maart 2010 publiceert de Algemene Rekenkamer, naast de vier bovengenoemde terugblikrapporten, ook het rapport Stand van zaken integriteitszorg Rijk 2009, het Verslag 2009, het Werkprogramma 2010 en de Strategie 2010-2015. Zie separaat persbericht.