Universiteit Twente


* 3D-stadsmodellen

UT onderzoekers ontwikkelen methode om snel 3D-stadsmodellen te maken

25 maart 2010

Er is steeds meer vraag naar driedimensionale stadsmodellen. Het vervaardigen van dergelijke modellen is echter duur en arbeidsintensief. Shi Pu en Sander Oude Elberink van de Universiteit Twente ontwikkelden beide een methode om de ontwikkeling grotendeels te automatiseren. Ze gebruikten hiervoor topografische informatie uit het kadaster en lasermeetgegevens. Pu en Oude Elberink promoveren op 26 maart aan de faculteit ITC.

Van de meeste steden hebben we tweedimensionale kaarten waarop precies te vinden is waar wegen en gebouwen zich bevinden. Toch is er steeds meer vraag naar driedimensionale kaarten van steden, omdat je er meer inzicht mee kan geven in de stedelijke ontwikkelingen. Zo kunnen architecten in een 3D-model bijvoorbeeld eenvoudig zien wat een nieuw gebouw met de lichtinval in een wijk doet. Ook maakt het model het mogelijk om de gevolgen van wateroverlast in kaart te brengen en kun je de modellen gebruiken voor een virtuele tour door een stad. Het handmatig ontwikkelen van deze driedimensionale stadsmodellen is echter zeer arbeids- een tijdsintensief. Shi Pu en Sander Oude Elberink van de faculteit ITC van de Universiteit Twente onderzochten daarom hoe je op een zo geautomatiseerd mogelijke manier deze modellen kunt creëren. Hierbij hanteerden ze twee verschillende methoden. Beide maakten gebruik van topografische informatie uit het kadaster en lasermeetgegevens. Waar eerst nog alle gegevens handmatig ingevoerd moesten worden, neemt de computer nu het grootste gedeelte van het werk over.

Vanaf de grond
Shi Pu maakte in zijn onderzoek gebruik van terrestrische laserscanners. Dit zijn apparaten die vanaf de grond laserstralen projecteren op een gebouw en hier opnamen van maken. Met deze methode is het mogelijk om op een gedetailleerde manier objecten te reconstrueren. Om de computer te leren om gebouwen of delen ervan te herkennen, legde Pu eerst een kennisbank aan met daarin de belangrijkste gebouwkenmerken, zoals deuren, muren en erkers. De computer vergelijkt de meetgegevens met de bekende gebouwkenmerken en probeert zo te duiden wat wat is. Vervolgens combineerde Pu deze informatie met tweedimensionale topografische informatie uit het kadaster, om er voor te zorgen dat er driedimensionale modellen ontstaan. Met de methode van Pu is het nog steeds nodig om handmatig enkele gebouwkenmerken te duiden, maar zijn methode is meer dan tien keer zo snel als de traditionele aanpak. Daar komt nog bij dat de methode steeds sneller wordt, want de kennisbank leert met elk handmatige aanpassing weer bij.

Vanuit de lucht
Ook Sander Oude Elberink maakte in zijn onderzoek gebruik van laserdata en tweedimensionale topografische informatie uit het kadaster. Zijn laserdata kwamen echter niet van de grond, maar van bovenaf. De laserscanner werd vanuit het vliegtuig ingezet. Een van de uitdagingen binnen het onderzoek van Oude Elberink was de kaarten ook kloppend te krijgen voor gebieden waarop je geen zicht hebt van bovenaf. Denk hier bijvoorbeeld aan verschillende wegen die over elkaar heen lopen.
De methode van Oude Elberink is het meest nauwkeurig voor beelden van bovenaf, terwijl de methode van Pu juist nauwkeuriger is voor beelden vanaf straatniveau. Gelukkig zijn de modellen van de twee onderzoekers eenvoudig te combineren waarbij nog nauwkeurigere modellen ontstaan.