Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
2010Z02656/2010D09596
Datum 23 maart 2010
Reactie Bond KBO n.a.v. brief staatssecretarissen van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap over de financiering LCG WMS
Uw Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft mij op 18
februari 2010 verzocht om te reageren op de brief van de Bond KBO van 9
februari jl. (kenmerk jgob/92293) en de brief van de Vereniging voor Openbaar
Onderwijs (hierna:VOO) van 26 juni 2009 (kenmerk 310/RL/en). Beide brieven
hebben als onderwerp de financiering van de Landelijke Commissie Geschillen als
bedoeld in de Wet medezeggenschap op scholen (hierna: LCG WMS). Een reactie
op de brief van de VOO heb ik reeds gegeven in de brief aan uw Kamer van 9 juli
2009 (Kamerkenmerk 2009D35688). Op deze plaats volsta ik kortheidshalve met
een verwijzing naar die brief. Hieronder zal ik ingaan op het verzoek van uw
commissie om te reageren op de brief van de bond KBO.
Op grond van de WMS is er nog maar één geschillencommissie, de LCG WMS,
waarbij alle scholen voor primair en voortgezet onderwijs zijn aangesloten. Van
oudsher is een vergoedingscomponent opgenomen in de lumpsum voor de
materiële instandhouding die scholen compenseert voor de kosten van aansluiting
bij een geschillencommissie. Mede omdat elke school verplicht is aangesloten bij
de LCG WMS hebben de toenmalige staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap besloten om de LCG WMS direct te bekostigen en de
vergoedingscomponent overeenkomstig te verlagen met 0,17 per leerling in het
primair onderwijs. Voor de aansluitingskosten ontving een bevoegd gezag 0,38.
Van dit bedrag gaat 0,17 direct naar de LCG WMS en blijft 0,21 in de
materiële lumpsum. De vergoedingscomponent in de materiële lumpsum is in die
zin bij ministeriële regeling begrotingsneutraal bijgesteld. Achtergrond van de
directe bekostiging van de LCG WMS is dat deze vorm van bekostiging het
rondpompen van geld en onnodige administratieve lasten voorkomt. Daarnaast
heeft de LCG WMS daardoor niet meer te maken met inningskosten. De directe
bekostiging leidt dus tot doelmatigheidswinst en kostenefficiency die ten goede
komen aan de scholen. Vandaar dat een bedrag van 0,21 per leerling in de
materiële lumpsum kan worden gelaten.
Over de financiering van de LCG WMS heeft de heer J.J. van Dijk van de CDA-
fractie vragen gesteld in het Algemeen Overleg van 25 november 2009
(Kamerstukken II 2009/10, 29 736, nr. 51). De toenmalige staatssecretarissen
hebben deze vragen beantwoord in een brief aan uw Kamer van 18 december
2009 (Kamerstukken II 2009/10, 29 736, nr. 50). In reactie op de vraag of er een
a
na 1 van 2
Pagi
juridische basis is voor de tussentijdse onttrekking van de financiën aan de Datum
lumpsum gaven de staatssecretarissen het volgende aan.
"De aanpassing van het bedrag in het programma van eisen abb die was PO/BS/
aangekondigd in de brief van 9 juli jl. is juridisch gebaseerd op het bepaalde in
artikel 113 van de WPO. Dit artikel geeft de minister onder andere de
bevoegdheid om (tussentijds) wijzigingen aan te brengen in programma's van
eisen. In dit geval betreft de wijziging een aanpassing van het
vergoedingsbedrag. Deze aanpassing hangt samen met een zorgvuldige besteding
en aanwending van publieke middelen in het licht van de toestand van de
Rijksfinanciën. Een dergelijke aanpassing kan alleen bij ministeriële regeling, die
vóór 1 oktober van het betreffende vergoedingsjaar wordt gepubliceerd. Dit is
gebeurd. De ministeriële regeling is op 16 september 2009 (kenmerk PO/FenV-
2009/151703) gepubliceerd. De regeling is op 18 september 2009 voorgehangen
bij Tweede Kamer. Daarbij is van de zijde van de Kamer binnen de gestelde
termijn van vier weken, niet de wens geuit daarover met ons in overleg te treden.
De regeling is dan ook inmiddels in werking getreden."
De Bond KBO vindt dit antwoord ontoereikend en blijft van mening dat voor het
tussentijds wijzigen van het vergoedingsbedrag in het programma van eisen
administratie, beheer en bestuur (abb) bij ministeriële regeling geen juridische
basis is. De bond acht deze wijziging dan ook in strijd met de WPO.
De Bond KBO heeft vervolgens zijn leden opgeroepen om een bezwaarschrift in te
dienen tegen beschikkingen op basis van eerdergenoemde ministeriële regeling
en heeft daarvoor een model-bezwaarschrift ter beschikking gesteld. De termijn
voor een bevoegd gezag van een school om dat bezwaarschrift in te dienen is op
3 maart jl. verlopen. Binnen deze termijn heeft de Dienst Uitvoering Onderwijs 52
gelijkluidende bezwaarschriften ontvangen. Deze bezwaarschriften zullen conform
de bezwaarschriftenprocedure bij mijn ministerie worden behandeld. Omdat deze
procedure nog gaande is, kan ik in deze brief niet juridisch inhoudelijk ingaan op
de argumenten van de Bond KBO. Na behandeling van de bezwaarschriften zal ik
uw commissie informeren over de uitkomst daarvan.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
mr. A. Rouvoet
Pagina 2 van 2