Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



Datum 24 maart 2010 Uw brief
2 februari 2010

Kamervragen over dakloze gezinnen

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Joldersma (CDA) over dakloze gezinnen (2010Z01984).

Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink





Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Joldersma over dakloze gezinnen. (2010Z01984)


1
Heeft u kennisgenomen van het tv-programma waaruit blijkt dat voor een toenemend aantal dakloze gezinnen geen plek is in de maatschappelijke opvang?
1)

Ja.


2
Deel u de analyse dat de maatschappelijke opvang nog te weinig oog heeft voor de doelgroep van dakloze gezinnen, of ziet u een andere reden waarom dakloze gezinnen moeilijk toegang tot de maatschappelijke opvang krijgen?

Ik deel deze analyse niet. De maatschappelijke opvang heeft wel degelijk oog voor de doelgroep van dakloze gezinnen. De inzet is vooral gericht op preventie van dakloosheid bij gezinnen, omdat gezinnen eigenlijk niet thuishoren in de maatschappelijke opvang. Instellingen voor maatschappelijke opvang begeleiden gezinnen vaak thuis in het kader van het voorkomen van huisuitzettingen of in het kader van nazorg na crisisopvang. Wel heeft de Federatie opvang signalen dat voor gezinnen geschikte capaciteit soms schaars is (zie hiervoor de antwoorden op latere vragen).


3
Is het waar dat noodopvang van dakloze gezinnen crisisopvang is, en dat een gemeente een dakloos gezin daarom vanwege de afwezigheid van regiobinding niet mag en kan weigeren?

De begrippen noodopvang en crisisopvang zijn in de Wet maatschappelijke ondersteuning niet gedefinieerd. Centrumgemeenten kunnen beide termen gebruiken voor hetzelfde aanbod of voor een verschillend aanbod. De centrumgemeenten zijn bezig met het maken van afspraken over regiobinding. Deze afspraken houden onder meer in dat aan elk persoon, los van de regiobinding, die acuut dakloos is toegang tot de laagdrempelige opvang (dag- en nachtopvang en crisisopvang) wordt geboden.


4
Deelt u de opvatting dat het ontbreken van inkomen geen reden kan en mag zijn om geen crisisopvang voor een dakloos gezin te regelen?

Zie het antwoord op de vorige vraag. Volgens de afspraken die gemeenten maken in het kader van de regiobinding moet aan elk persoon die acuut dakloos is, toegang tot de laagdrempelige opvang worden geboden. Dat geldt ook voor gezinnen zonder inkomen.


5
Geven de gepresenteerde gegevens over opvang van dakloze gezinnen u nu wel aanleiding de gemeenten hierop aan te spreken? 2)

Naar aanleiding van de uitzending heb ik de quick scan opgevraagd van de Federatie Opvang, de MOGroep en de Ombudsman. Uit de gegevens van deze quick scan is het lastig conclusies trekken. De signalen en gegevens die ik krijg zijn tegenstrijdig van aard. Uit het door VWS gefinancierde, onderzoek uit 2009





door de Federatie Opvang, en waar ik in eerdere Kamervragen op gewezen heb, kan niet geconcludeerd worden dat er sprake is van een toename. Ik heb de Federatie Opvang daarom gevraagd de uitspraken in de uitzending van de Ombudsman te onderbouwen met feiten en cijfers. Op basis daarvan zal ik bepalen of en hoe ik centrumgemeenten zal aanspreken.


6
Kan uit de toename van het aantal dakloze gezinnen in middelgrote gemeenten worden afgeleid dat de stedelijke kompassen dreigende dakloosheid nog onvoldoende voorkomen?

Er is mij geen onderzoek bekend waaruit geconcludeerd kan worden dat er een toename is van het aantal dakloze gezinnen in middelgrote gemeenten. Uit de gegevens van de quick scan, die in de uitzending wordt genoemd, is het zoals gezegd moeilijk conclusies te trekken. Ik kan op basis van de gegevens dan ook nog niet constateren dat de Stedelijke Kompassen dreigende dakloosheid nog onvoldoende voorkomen.


7
Op welke wijze gaat u via het ondersteuningsprogramma voor de stedelijke kompassen bevorderen dat dreigende dakloosheid van gezinnen in de gemeentelijke praktijk wordt tegengegaan?

Het ondersteuningsprogramma van de VNG is gericht op het helpen van centrumgemeenten bij de uitvoering van de Stedelijke Kompassen. Ik laat afhangen van de reactie van de Federatie Opvang op mijn verzoek om concrete feiten of het nodig is dat in het ondersteuningsprogramma specifiek aandacht besteed moet worden aan de dreigende dakloosheid van gezinnen. Overigens heeft het Rijk onlangs met de vier grote steden een intentieverklaring getekend voor de tweede fase van het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang. Dat plan wordt nu geschreven en het voorkomen van dakloosheid bij gezinnen met kinderen vormt daarvan een onderdeel.


1) De Ombudsman, 29 januari 2010

2) Kamerstuk 29 325, nr. 33
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009-2010, nr. 368






---- --