De Nederlandse Bank

Speech president Wellink 'Utopia in zicht? De toekomst van het prudentiële toezicht'

Speech

Datum 26 maart 2010
Tijd 15:16 uur
Lokatie Afscheidssymposium Arnold Schilder als hoogleraar van de UvA Spreker Dr. A.H.E.M. Wellink, president van de Nederlandsche Bank

Inleiding

Het thema van vandaag is de toekomst van het financiële toezicht. Gegeven de academische setting waarin wij verkeren, ben ik zo vrij dit thema breed te interpreteren en ook naar het verleden te kijken. Ik neem u graag mee naar het jaar 1516. In dat jaar verscheen een controversieel boek. Hoewel het door een Engelse geleerde was geschreven, werd het uitgegeven in de Lage Landen, zoals de meeste controversiële boeken van die tijd. De Engelsman droeg de naam Thomas More en het boek de titel 'Utopia'. Aan de hand van een aantal ideeën in dit boek wil ik met u naar het heden en de toekomst van het financiële toezicht kijken.

Het boek Utopia bestaat uit twee delen. Het eerste deel vormt een aanklacht tegen de politieke en economische situatie van het Engeland in die tijd. More wijst op een kleine, elitaire bovenlaag in de samenleving die vooral bezig is zichzelf te verrijken. Hij signaleert corruptie en tirannie en een neiging van heersers om oorlogen te voeren om hun macht en aanzien te vergroten. Dit alles ten koste van een grote onderlaag. Merk op dat de economie van begin zestiende eeuw voornamelijk uit landbouw bestond. De kleine, elitaire bovenlaag waarover More schrijft, bestond dan ook uit grootgrondbezitters. Wanneer wij landbouw echter vervangen door financiële dienstverlening, duiken zekere parallellen op met hoe tegenwoordig soms over de financiële elite wordt gedacht.

In het tweede deel van het boek schetst More de contouren van een ideale samenleving die hij Utopia noemt. Het woord Utopia is een samentrekking van twee Griekse woorden die samen "goede plek" betekenen. De mensen leven daar harmonieus en in vrede met elkaar samen. Dit wordt onder andere bereikt door democratie in te voeren en privébezit af te schaffen. Ik leg dit weer op de situatie van vandaag. Democratie is inmiddels ingevoerd, dus daar ga ik verder niet op in. Met de afschaffing van privébezit heb ik wat meer moeite. Het tijdelijke publieke eigendom van de aandelen van een aantal financiële instellingen heeft weliswaar geholpen de gevolgen van de financiële crisis te verzachten, maar ik zie dit niet als een wenselijke lange termijn oplossing. Noch wordt dit internationaal zo gezien. In welke richting de toekomst van het financiële toezicht wel gezocht moet worden en of ons dit naar een Utopia van financieel toezicht brengt, is onderwerp van de rest van mijn betoog.

Een viertal aanpassingen in het financiële toezicht

Er wordt hard gewerkt aan aanpassingen in het financiële toezicht. Ik maak hier een onderscheid in ontwikkelingen op vier verschillende vlakken. Het eerste vlak betreft aanpassingen van de bestaande toezichtkaders. In internationaal verband werken regelgevers aan verzwaring van de kapitaals - en liquiditeitseisen voor financiële instellingen. Simpel gezegd, instellingen moeten in de toekomst meer buffers aanhouden voor de risico's die ze nemen. Voor het bankentoezicht richten deze aanscherpingen zich vooral op de risico's voortkomende uit securitisaties, off-balance vehikels en posities in het handelsboek. Daarnaast heeft het Bazelse Comité - het wereldwijde standaardzettende forum voor bankentoezichthouders - de eisen voor de kwaliteit van de kapitaalbuffer verhoogd. Ook introduceert het een ongewogen leverage ratio. Dit betreft de verhouding tussen het eigen vermogen en de totale activa van een instelling. Mogelijk wordt hier op termijn een hard minimum aan verbonden, in aanvulling op de reeds bestaande risicogewogen kapitaaleis.

Dit zijn voorbeelden van verzwaring van de bestaande regels, waarvan een groot deel vrij zeker zal worden doorgevoerd. Op internationaal niveau buigen regelgevers zich ook over de vraag of de reikwijdte van de regelgeving moet toenemen. Enerzijds wordt daarbij gedacht aan het onder toezicht plaatsen van een aantal marktpartijen die nu nog niet onder toezicht staan, zoals hedge funds. Anderzijds gaat het om het reguleren van de handel in bepaalde financiële producten. Met name staan constructies in de belangstelling waarmee marktpartijen kunnen speculeren op de neergang van andere partijen.

Deze aanpassingen zijn belangrijk en noodzakelijk. Maar ze nemen helaas niet alle problemen weg. Met regelgeving is niet alles te vangen, omdat je niet alles kunt voorzien. Innovaties blijven plaatsvinden. Die kunnen welvaartsverhogend van aard zijn, maar naarmate de toezichtdruk toeneemt, neemt ook het gevaar van toezichtarbitrage en ontduiking toe.

Een tweede vlak waarop aanpassingen plaatsvinden betreft de wijze waarop toezichthouders hun werk uitvoeren. De eerder deze maand uitgekomen 'Visie DNB Toezicht 2010-2014' beschrijft de vernieuwde toezichtaanpak van DNB. In een notendop bevat die onder andere de volgende aspecten. In ons toezicht zullen we meer dan voorheen vanuit een instellingsoverstijgend perspectief handelen. De achterliggende les uit de crisis is dat de verwevenheid tussen instellingen onderling en met de reële economie groter is gebleken dan gedacht. DNB gaat in haar toezicht daarom in sterkere mate handelen vanuit een macro-oriëntatie en een focus op risicogebieden en toezichtthema's. Concrete toepassingen hiervan zijn het structureel uitvoeren van sectorale analyses en het onderling benchmarken van instellingen. Om meer vanuit risicogebieden te kunnen denken en handelen, wordt de specialistische kennis binnen het toezicht vergroot.

Een andere les is dat de snelheid is toegenomen waarmee ontwikkelingen in de financiële sector zich voordoen en tot een crisis kunnen leiden. Daarom maken we het toezicht meer vooruitblikkend door de bedrijfscultuur en de strategie van instellingen systematisch in onze beoordelingen mee te nemen. Deze aspecten liggen wat verder weg van de traditionele beoordeling van solvabiliteit en liquiditeit, maar vormen potentiële bronnen voor problemen op langere termijn.

Verder verstevigen we het contact met bij de instellingen betrokken partijen, zoals de RvC, externe accountants, actuarissen en vermogensbeheerders. Dit helpt ons een bredere blik op de ontwikkelingen in instellingen en financiële markten te krijgen.

Al deze aanpassingen maken de uitvoering van het toezicht beter, maar leiden niet tot waterdichte garanties. Onze vrijemarkteconomie stelt grenzen aan wat een toezichthouder kan en mag doen. Zo past het eenvoudigweg niet om achter elke bestuurder een toezichthouder te plaatsen. Zelfs met de beste toezichtaanpak blijft het zicht op wat zich in de instellingen afspeelt hierdoor in zekere mate altijd beperkt.

Het derde vlak waarop aanpassingen in de maak zijn, is nog het minst gevorderd, maar leidt mogelijk tot de meest verstrekkende veranderingen. Het gaat dan over aanpassingen in de structuur van de financiële sector. De analyse lijkt simpel. Sommige financiële instellingen lijken te groot, te complex of te internationaal verweven om in problemen te geraken zonder dat er grote brokken ontstaan voor het hele financiële systeem. De dreiging van een mogelijk faillissement is echter belangrijk. Zonder dit risico missen managers, aandeelhouders en vreemd vermogen verschaffers voor een groot deel de prikkel om de instelling behoedzaam te monitoren en op koers te houden. De oplossingen lijken even eenvoudig. Limiteer de omvang van instellingen. Belast instellingen zwaarder naarmate ze groter zijn. Maak een knip tussen veilige consumentenbanken en risicovolle zakenbanken. Leg het grensoverschrijdende karakter aan banden. Laat instellingen een `living will' opmaken, waaruit blijkt hoe ze problemen kunnen opvangen of bij te grote problemen eenvoudig ontbonden kunnen worden langs nationale lijnen.

De werkelijkheid laat zich echter niet vangen in simpele analyses en oplossingen. Ook kleine instellingen kunnen tot grote problemen leiden. De Amerikaanse verzekeraar AIG heeft zo'n 180 miljard dollar steun gekregen om overeind te blijven. 180 miljard dollar is heel veel geld. Nu is die verzekeraar een grote instelling, maar de problemen ontstonden hier bij de afdeling waar men in speciale producten handelde. Die afdeling was zo marginaal van omvang dat hierop niet eens toezicht plaatsvond. Zo ook klinkt het op het eerste gezicht aanlokkelijk om een knip te maken tussen veilige, simpele banken en risicovolle zakenbanken. Het is echter nog maar zeer de vraag of het traditionele bankbedrijf een synoniem is voor veilige activa en de zakenbank synoniem voor onveilige activa. Ook het traditionele bankbedrijf is in het verleden risicovol gebleken. Nederlandse spaarbanken waren enige decennia geleden ook niet rendabel genoeg om op eigen kracht verder te gaan. Bovendien is de knip niet hard te maken. De verwevenheid blijft altijd bestaan. Het langs nationale lijnen organiseren van financiële instellingen, waarin een effectieve living will resulteert, vermindert ten slotte synergie- en schaalvoordelen.

Het vierde vlak van aanpassingen sluit aan op het laatst gemaakte punt. In plaats van instellingen te beperken in hun grensoverschrijdende activiteiten, kan ook het internationale toezicht op een hoger plan worden gebracht. Binnen de Europese Unie heeft dit onder andere al geleid tot de oprichting van toezichtcolleges. Voor elke internationaal opererende instelling binnen de EU dient sinds 1 januari van dit jaar een samenwerkingsverband tussen de relevante toezichthouders te zijn opgericht. Per komende januari worden daarbij drie European Supervisory Authorities gecreëerd die het recht krijgen te bemiddelen bij onenigheid binnen toezichtcolleges.

Is dit genoeg? Nee. Het zijn stappen in de goede richting, maar ze lossen het probleem niet op dat internationale samenwerking lastig is in kritieke situaties wanneer nationaal belastinggeld aan de orde is. Dit probleem kan alleen worden opgelost door de invoering van Europese, of als u wilt, een internationale toezichthouder met bindende bevoegdheden, een regeling voor internationale lastenverdeling tussen landen en een gezamenlijk depositogarantiestelsel. Hiervoor is een overdracht van nationale bevoegdheden aan een internationaal orgaan nodig. Het is teleurstellend dat de politieke wil voor deze stap op dit moment ontbreekt.

Een drietal aanpassingen rondom het financiële toezicht

Met deze aanpassingen van het financiële toezicht is de lijst nog niet compleet. Ook op gebieden die nauw verwant zijn aan het financiële toezicht vinden wijzigingen plaats die van belang zijn voor de toekomst van het financiële toezicht. Ik noem er drie en daarna sluit ik af. De twee eerste raken overigens aan andere kerntaken van DNB. Naast financieel toezichthouder is DNB, zoals u weet, ook bewaker van de financiële stabiliteit en uitvoerder van het monetaire beleid.

De eerste betreft het nu breed erkende belang van macro-economisch en monetair beleid voor financieel toezicht. Onevenwichtigheden op macro-economisch en monetair gebied gaven in aanloop tot de financiële crisis onder andere aanleiding tot lage rentes, risicozoekend gedrag en belvorming op vermogensmarkten. Deze elementen hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de crisis. Om dit in de toekomst te voorkomen wordt thans veel onderzoek verricht naar de verwevenheden tussen macro-economische, monetaire en financiële grootheden. Een concrete stap is de op handen zijnde oprichting van de European Systemic Risk Board. Deze ESRB komt tussen de Europese Centrale Bank en de eerder genoemde Europese toezichtautoriteiten te hangen en heeft tot doel tot betere macroprudentiële risicoafwegingen te komen voor de monetaire en toezichtautoriteiten.

Ook dit helpt, maar met mate. Het besef bij monetaire beleidsmakers dat een lage inflatie soms niet voldoende is, is één. Hoe dit te vertalen is in concreet beleid is nog een tweede. Het mandaat van de monetaire autoriteiten hoeft daarbij niet te worden gewijzigd. Wanneer financiële instabiliteit optreedt, dreigt een te lage inflatie of zelfs deflatie. In die zin is er geen tegenstelling tussen prijsstabiliteit en financiële stabiliteit. Wel moet er in de monetaire analyse van de ECB meer aandacht komen voor financiële variabelen en dient er verder vooruit gekeken te worden. De huidige horizon van twee jaar is te kort. Financiële spanningen kunnen zich immers over een relatief lange periode opbouwen.

Het tweede terrein van aanpassingen betreft de faillissementswetgeving en het crisisinstrumentarium dat autoriteiten kunnen inzetten bij financiële instellingen in nood. Een belangrijk aspect van de voorstellen op dit terrein is hoe moral hazard bij vreemd vermogen verschaffers kan worden verminderd. In de recente crisis ontsprongen aandeelhouders maar vooral ook obligatiehouders van in problemen geraakte instellingen voor een groot deel de dans door het reddende ingrijpen van de overheid. De voorstellen beogen bevoegdheden voor autoriteiten te creëren om in kritieke situaties bijvoorbeeld aandeelhouders te onteigenen of obligaties in aandelen om te zetten.

Ook deze aanpak is niet zonder maren. Het is van groot belang moral hazard te verminderen. De maatregelen betekenen echter een forse inbreuk op de eigendomsrechten van burgers. Dit vraagt om een zeer zorgvuldige aanpak. Praktische uitvoeringsproblemen zullen daarbij groot zijn, met name waar het internationaal opererende instellingen betreft.

Het laatste vlak waarop belangrijke aanpassingen plaatsvinden betreft ten slotte de accountingregels. Het is wellicht meer aan Arnold dan aan mij om hierover te spreken, dus ik houd het kort. Het belangrijkste punt hier is dat de marktwaardewaardering van een aantal balansposten bij financiële instellingen in de crisis een zichzelf versterkend effect had, leidend tot grote volatiliteit. Hier trad een procyclische werking op. De voorstellen op dit terrein richten zich dan ook op vermindering van die procycliciteit.

Een optimale oplossing is hier ook niet mogelijk. Uiteindelijk komt het neer op een afruil tussen de wens enerzijds zo up-to-date mogelijke informatie over prijzen te gebruiken en anderzijds onnodig destabiliserende volatiliteit weg te nemen. Cyclisch gedrag zal bovendien nooit uit het systeem weg te nemen zijn, omdat het een onderdeel is van het menselijke gedrag.

Conclusie

Ik heb u een overzicht gegeven van initiatieven die lopen om het financiële toezicht in de toekomst robuuster te maken. Op veel terreinen worden belangrijke stappen in de goede richting gezet, maar in zekere zin zal het nooit genoeg zijn. De paradox van dit moment is dat het toezicht thans stevig wordt aangescherpt, maar dat we tegelijkertijd bescheidener dan ooit moeten zijn over wat dat ons brengt in termen van een veilig financieel systeem. Een Utopia is op dit terrein niet te bereiken.
Ook More geloofde daar overigens niet in. Het woord 'Utopia' heeft een dubbele betekenis. Het betekent zowel een 'goede plek' als een 'onbereikbare plek'. Als ik dit een laatste maal mag vertalen naar het financiële toezicht, betekent dit niet meer of minder dan dat we realistische verwachtingen van het financiële toezicht moeten hebben. De huidige crisis zal niet de laatste zijn. Het omzetten van de lessen van de huidige crisis in betere regelgeving, een effectievere toezichtaanpak en een stabielere structuur van de financiële sector leidt er wel toe dat we op een crisis als deze in de toekomst een stuk beter voorbereid zullen zijn.

Links


* Visie op Toezicht

---