Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Datum 26 maart 2010

Brief minister Klink aan kamer betreffende Wubhv

Geachte voorzitter,

Op uw verzoek om te reageren op uw brief van 4 maart 2010 (kenmerk 142873.08u) ga ik gaarne in.

Het verheugt mij dat de onduidelijkheid over de aangifteplicht is weggenomen. Ik constateer tot mijn genoegen ook dat er tussen uw commissie en mij geen verschil van mening bestaat over het feit dat de bepalingen over geheimhouding, voortvloeiende uit de Wubhv, voorrang hebben op de Wob. Ik merk daarbij op dat de regels betreffende het beroepsgeheim in de rechtspraak gezien worden als lex specialis ten opzichte van de Wob1.

Voor de volledigheid meld ik dat de IGZ met informatie die niet verkregen is uit hoofde van het inzagerecht op grond van de Wubhv, niet op andere wijze mag omgaan dan tot nu toe het geval is. De Wubhv richt zich niet op regeling van dergelijke informatie.

Uw oordeel over de openbaarmaking van gegevens op geaggregeerd niveau onderschrijf ik. Ik merk daarbij op, dat indien toch sprake is van medische gegevens die te herleiden zijn tot een persoon, bijvoorbeeld door het unieke karakter van die gegevens, er geen openbaarmaking zal plaatsvinden.

Concluderend merk ik op dat ik het eens ben met de strekking van uw brief van 4 maart jl. dat de privacy van patiënten niet in het geding is. Ik vertrouw erop u met deze brief afdoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink


1 Zie het overzicht in E.J. Daalder, Toegang tot overheidsinformatie (diss. Leiden), Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2005, p. 138-149.