Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht
PB010-023
26 maart 2010

Werknemers op hogere leeftijd met pensioen

· Forse daling pensioengangers jonger dan 60 jaar · Daling pensioengangers onder 60 jaar het grootst bij de overheid · Mannen gaan een half jaar later met pensioen dan vrouwen · Opleiding speelt nauwelijks een rol

Werknemers gaan later met pensioen. In 2007 is de gemiddelde pensioenleeftijd gestegen tot 62 jaar. Vooral bij het openbaar bestuur en overheidsdiensten gaan minder werknemers voor hun 60e met pensioen. Mannen gaan later met pensioen dan vrouwen. Dit blijkt uit nieuwe CBS cijfers.
In 2007 gingen bijna 68 duizend werknemers met pensioen. De gemiddelde leeftijd waarop werknemers met pensioen gingen was in de jaren 2000 tot en met 2006 steeds 61 jaar. In 2007 steeg die gemiddelde leeftijd naar 62 jaar door de invoering van wetswijzigingen en regelgeving gericht op inperking van vervroegde pensioenregelingen in 2006. Daardoor is het aantal werknemers dat vóór het 60e levensjaar met pensioen ging, sterk afgenomen. Gingen tussen 2004 en 2006 jaarlijks nog ongeveer 18 duizend werknemers voor hun 60e met pensioen, in 2007 waren dat er nog maar krap 8 duizend. In de bedrijfstak openbaar bestuur en overheidsdiensten is de uitstroom van werknemers jonger dan 60 jaar naar een pensioenuitkering het sterkst afgenomen. In 2006 gingen hier nog 5 200 werknemers voor hun 60e met pensioen tegen 900 in 2007. In lijn hiermee steeg de gemiddelde pensioenleeftijd in 2007 van krap 60 naar ruim 61 jaar, terwijl het totale aantal pensioengangers in deze bedrijfstak fors af nam, van 10 duizend in 2006 tot 4 duizend in 2007. Ondanks de stijging van de pensioenleeftijd was de ln.... gemiddelde pensioenleeftijd in deze bedrijfstak in 2007 nog steeds relatief laag. In de zorg was de gemiddelde pensioenleeftijd voor werknemers in 2007 met nog geen 61 jaar het laagst; in de landbouw en visserij met ruim 64 jaar sbc.... het hoogst.
Van 2000 tot en met 2006 gingen mannelijke en vrouwelijke werknemers gemiddeld op dezelfde leeftijd met pensioen. Bij mannen is het aantal w werknemers dat voor hun 60e met pensioen ging tussen 2006 en 2007 sterk afgenomen. Daardoor is in 2007 de gemiddelde pensioenleeftijd bij mannen w meer gestegen dan bij vrouwen. Mannen gingen in 2007 gemiddeld een half jaar later met pensioen dan vrouwen (mannen 62,1 jaar en vrouwen 61,6 w jaar).
CBS Persbericht PB010-023 pagina 1 van 3




Bij werknemers was er in 2007 nauwelijks verschil in de gemiddelde pensioenleeftijd tussen lager opgeleiden en hoger opgeleiden.

Gemiddelde pensioenleeftijd werknemers naar bedrijfstak, 2007 Totaal
Gezondheids- en welzijnszorg
Openbaar bestuur en overheidsdiensten
Bouwnijverheid
Vervoer, opslag en communicatie
Industrie, delfstoffen en energie
Financiële instellingen
Onderwijs
Handel en reparatie
Mlieu, cultuur, recreatie, ov. dienstverlening
i
Zakelijke dienstverlening
Horeca
Landbouw en visserij
57 58 59 60 61 62 63 64 65 Bron: CBS Gemddelde pensioenleeftijd i Technische toelichting
Dit zijn enkele bevindingen uit de nieuwe Statlinepublicatie Van arbeid naar pensioen; personen van 55 jaar of ouder 1999-2007, van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Uitgesplitst naar een groot aantal kenmerken beschrijft deze tabel het aantal ouderen dat jaarlijks de overstap maakt van werk als voornaamste inkomstenbron naar pensioen en andere uitkeringen en de gemiddelde leeftijd waarop dit gebeurt.
Van arbeid naar pensioen
Alle personen van 55 jaar of ouder die eind september van een jaar arbeid als voornaamste inkomstenbron hadden en een jaar later niet meer. Zij kunnen daarbij de overgang maken van arbeid als voornaamste inkomstenbron naar pensioen, uitkering of geen pensioen/uitkering. Deze personen behoorden aan het begin van de periode tot de bevolking van Nederland. Voornaamste inkomstenbron
Onder inkomstenbronnen worden inkomsten uit arbeid, pensioen en uitkering verstaan. Om de voornaamste inkomstenbron te bepalen worden de maandinkomsten in de maand van het peilmoment van de verschillende inkomstenbronnen die iemand op het peilmoment heeft, met elkaar CBS Persbericht PB010-023 pagina 2 van 3




vergeleken. Het hoogste bedrag is in principe bepalend voor de bepaling van de voornaamste inkomstenbron.

Beleidsmaatregelen
In de beschouwde periode zijn tal van maatregelen genomen om de arbeidsparticipatie van ouderen te verhogen en voortijdige uitstroom van ouderen uit de arbeidsmarkt te beperken. Zo werd in 2006 de fiscale bijdrage aan vervroegde uittredings- (VUT) en prepensioenregelingen afgeschaft en is eerder de fiscale arbeidskorting van werkende ouderen verhoogd. Daar staat tegenover dat bijvoorbeeld bij het `openbaar bestuur en overheidsdiensten' als gevolg van de zogeheten `Remkes-regeling' in 2005 in versterkte mate ambtenaren (voortijdig) zijn uitgestroomd.
De gegevens zijn afkomstig uit het Sociaal Statistisch Bestand (SSB) van het CBS. De gegevens in deze tabel zijn vrijwel geheel gebaseerd op integrale tellingen en kennen daarom geen steekproefmarges. Alleen voor het opleidingsniveau is gebruik gemaakt van steekproeven. Tabel 1
Van arbeid als werknemer naar pensioen, 2005-2007
Aantal met pensioen gegaan Gemiddelde pensioenleeftijd 2005 2006 2007 2005 2006 2007 x 1000 jaar Totaal 55 jaar of ouder 71,7 65,8 67,5 60,9 61,0 62,0 Leeftijd
55 tot 60 jaar 18,5 17,2 7,5 57,6 57,6 57,7 60 tot 65 jaar 42,5 37,9 45,7 60,9 61,0 61,1 65 jaar of ouder 10,6 10,7 14,3 66,7 66,8 66,9 Mannen 50,0 44,0 44,4 60,9 61,0 62,1 w.v.
55 tot 60 jaar 13,2 12,2 4,3 57,7 57,6 57,7 60 tot 65 jaar 29,9 25,1 30,6 61,0 61,1 61,2 65 jaar of ouder 6,9 6,8 9,5 67,0 67,0 67,2 Vrouwen 21,7 21,8 23,0 60,9 61,1 61,6 w.v.
55 tot 60 jaar 5,3 5,0 3,2 57,5 57,6 57,7 60 tot 65 jaar 12,7 12,9 15,1 60,8 60,9 60,9 65 jaar of ouder 3,7 3,9 4,8 66,3 66,4 66,4 Bedrijfstak
A,B Landbouw en visserij 0,9 0,9 1,1 63,5 63,4 64,2 C Winning van delfstoffen 0,1 0,1 0,1 60,2 61,1 61,6 D Industrie 10,9 8,2 9,7 60,8 61,3 61,7 E Energie- en waterleidingbedrijven 1,0 1,8 0,3 58,8 58,0 60,3 F Bouwnijverheid 5,2 3,4 5,5 60,6 60,8 61,1 G Handel en reparatie 7,0 5,9 7,4 61,8 62,4 62,5 H Horeca 0,6 0,7 0,9 62,4 62,1 63,1 I Vervoer, opslag en communicatie 5,5 5,2 4,7 60,3 60,1 61,7 J Financiële instellingen 2,2 2,3 3,4 60,4 60,6 61,8 K Zakelijke dienstverlening 6,0 5,0 7,2 61,9 62,2 63,0 L Openbaar bestuur en overheidsdiensten 10,4 10,4 4,3 59,7 59,6 61,1 M Onderwijs 7,1 7,8 5,7 61,0 60,9 61,9 N Gezondheids- en welzijnszorg 9,9 9,5 11,8 60,4 60,6 60,8 O Milieu, cultuur, recreatie, ov. dienstverlening 2,2 2,1 2,7 61,4 61,7 63,0 Hoogst behaalde opleidingsniveau
Lager opleidingsniveau 24,2 21,5 24,0 61,0 61,5 62,0 Middelbaar opleidingsniveau 26,7 24,6 25,8 60,8 60,8 61,8 Hoger opleidingsniveau 20,9 19,6 17,6 60,7 60,9 62,0 Bron: CBS
CBS Persbericht PB010-023 pagina 3 van 3






---- --